praktijkadviezen hantering voor kraamverzorgenden

Download Report

Transcript praktijkadviezen hantering voor kraamverzorgenden

PRAKTIJKADVIEZEN HANTERING VOOR KRAAMVERZORGENDEN
Inleiding:
Niet alle baby’s zijn gelijk; er zijn rustige, actieve, sterke en onrustige baby’s.
In de eerste levensweken zijn rug-, zij- en buikligging voor de jonge zuigeling de enig
mogelijke, vaak passieve, houdingen.
Het hoofdje ligt meestal naar een kant en komt gaandeweg steeds meer naar het midden.
Elk kind ondergaat intensieve ouderlijke hanteringen. Deze hanteringen hebben invloed op
zijn/haar ontwikkeling. Het kind past zich namelijk aan aan die manier van hanteren en de
ouder past zich aan aan de reacties van het kind op de wijze van hanteren.
Elke ouder heeft intuïtief de neiging om bij geringe hoofdbalans van een baby het hoofdje met
zijn/haar hand te ondersteunen. Door die, vaak overbodige, hulp wordt het voor de baby weer
moeilijker om zijn hoofdbalans te verbeteren.
In de dagelijkse verzorging zijn veel momenten in te bouwen, die van betekenis kunnen zijn
voor het stimuleren van de hoofdbalans. Deze hoofdbalans is weer nodig om zoveel mogelijk
een voorkeurshouding, eventueel in combinatie met een afplatting, te voorkomen.
Deze aanpak kost niet meer tijd en wordt door de baby’s als prettig ervaren.
Hantering van baby’s door kraamverzorgenden wordt door veel ouders na de kraamperiode
gekopieerd in dagelijks terugkerende situaties. Het voorbeeld dat kraamverzorgenden geven is
dan ook van essentieel belang.
Extra risico op het ontwikkelen van een voorkeurshouding bestaat er voor:
 Baby’s die zich overstrekken:
Een lichaamshouding waarin sprake is van teveel en te sterk strekken kan voorkomen bij te
vroeg geboren baby’s, bij baby’s met een te laag geboortegewicht en bij de te actieve baby.
Verzorgingsactiviteiten zoals aankleden, verluieren, baden, dragen en voeden worden erdoor
beïnvloed. Een voorkeurshouding van het hoofd in rugligging kan zich nu gemakkelijker
manifesteren, omdat overstrekken vaak samengaat met asymmetrie in de houding.
Overstrekken wordt in positieve zin beïnvloed door roterend hanteren.
 Baby’s met een te lage lichaamsspanning:
In diverse houdingen zijn ze overgeleverd aan de zwaartekracht en ze bewegen in het
algemeen weinig. Ontwikkelen van hoofdbalans komt later op gang, waardoor eerder een
voorkeurshouding kan ontstaan. Roterend hanteren stimuleert activiteit van hals- en
nekspieren.
Hanteringsadviezen ter stimulering van hoofdbalans en ter preventie van een
voorkeurshouding, eventueel in combinatie met schedelasymmetrie:
Belangrijk: beweeg en handel langzaam en rustig, zodat de baby de kans krijgt om te reageren
op de door een ander gemaakte bewegingen; de baby zal steeds meer gaan meehelpen in de
beweging en deze overnemen.
 Oppakken
Hoofdbalans kan gestimuleerd worden tijdens het oppakken door de baby met rotatie en
buiging op te pakken. Doe dit bij een pasgeborene door om de schoudertjes te pakken. Het
hoofd hoeft hierbij niet gesteund te worden.
Wissel het oppakken over de rechter zij af met oppakken over de linker zij.
Eventueel overstrekken wordt positief beïnvloed door rotatie.
Bij een slap kind stimuleer je activiteit van hals- en nekspieren.
 Neerleggen
Leg de baby op de zij neer en rol hem/haar terug naar de rug. Doe dit afwisselend via de
rechter en de linker zij. Ook nu hoeft het hoofd niet gesteund te worden.
 Dragen
Dragen is een wijze van contact hebben met de baby waarbij je geborgenheid kan bieden
en waardoor het kind zich van zijn lichaam bewust wordt.
Hoe kun je een baby dragen:
- over je schouder, steun onder billen, schouders en armen naar voren
- in je arm, tegen je borst, goed gesteund, hoofd vrij, schouders naar voren, een of beide
heupen gebogen
-
in buikligging op je arm, eventueel een arm tussen de benen door, schouders naar
voren, meer of minder horizontaal
-
in zijligging
bewegen tijdens het dragen geeft oefening van hoofdbalans

-
Op schoot
Houd de baby in gesteunde zit op schoot, schouders naar voren, hoofd vrij
In rugligging op schoot op je bovenbenen, waarbij je knieën hoger zijn dan je heupen

-
Voeden
Varieer de voedingshouding en voed afwisselend op de rechter en linker arm
In rugligging op schoot voeden, waarbij je knieën hoger zijn dan je heupen; eventueel
met behulp van een aankleedkussen

-
Verluieren
Leg de baby recht voor je neer, in de lengterichting van of dwars op het
aankleedkussen
-
Duw via de bovenbenen de heupen in buiging; trek niet aan de voeten

-
Aan- en uitkleden
Maak gebruik van rotaties van de baby, met zijn/haar bekken als aangrijpingspunt

-
In bad
Houd je arm voldoende gebogen in elleboog en pols en draai de baby naar je toe, in
buiging
Maak tijdens afdrogen gebruik van rotaties
-

-
Rugligging
in de box een kussen/handdoek onder het boxkleed ter hoogte van hoofd en schouders
leggen
een voedingskussen gebruiken
 Buikligging
Deze houding ervaren veel baby’s niet als prettig, evenals hun ouders. Hoofdbalans wordt
in deze houding echter juist gestimuleerd. Deze houding is te vergemakkelijken door:
- dragen in buikligging en de baby zo laten wennen aan deze houding, waarbij je steeds
meer naar de horizontaal toe kunt werken
- in buikligging op je borst, terwijl je zelf half zit of ligt
- dwars over je benen, met het hoofd van de baby aan de hoge zijde, armen van de baby
naar voren en eventueel een hand op de billen van de baby
 Zijligging
Bied deze houding aan tijdens wakkere momenten. Het bevordert het optillen van het
hoofd in zijwaartse richting. De heupen dienen gebogen te zijn en de armen naar voren.
Gebruik eventueel een zijligkussen.
 In de maxi cosi
Leg een opgerolde doek onder de bovenbenen van de baby