Bestandsgrootte: 137 Kb - Tijdschrift voor Begeleidingskunde

Download Report

Transcript Bestandsgrootte: 137 Kb - Tijdschrift voor Begeleidingskunde

KENNIS EN KUNDE
Intuïtie in
leerprocessen
AANVULLING OP DE BEGRIPSVORMING
Edward DE BOER
Inleiding
Intuïtie speelt een centrale, zo niet cruciale, rol in begeleiding en leerprocessen. In
het artikel ‘Het leren ontwikkeld-t’ van
Ruijters, Simons en Wallenaar wordt voorgesteld om het intuïtieve leren te benoemen als een afzonderlijke leervoorkeur
met specifieke kenmerken en begeleidingsbehoeften. In deze reactie lever ik
een bijdrage aan de begripsdifferentiatie
rond intuïtie.
Het begrip intuïtie is een boeiend, maar
ook een controversieel begrip. Glöckner
e.a. (2010) beschrijft in Foundations for
tracing intuition hoe verschillend intuïtie wordt omschreven; de definities lopen
uiteen wat betreft het mentale proces, de
wijze waarop het verschilt van de bewuste analyse en de manier waarop het gekoppeld wordt aan ervaring. Hogarth (2001)
benadrukt in zijn omschrijving dat we met
intuïtie ‘iets weten, zonder te weten waarom’. Klein (2003) omschrijft intuïtie met
12
name als de wijze waarop ervaringen worden vertaald naar conclusies en beslissingen. Sadler Smith (2008) verbindt intuïtie
ook aan een holistisch kenproces, waarbij
men in één keer zaken doorziet. Schneider
(2011) sluit zich in zijn definitie aan bij
Gigerenzer (2007) en omschrijft intuïtie als
een inzicht dat onverwachts in het bewustzijn opduikt, geen (directe) logische onderbouwing kent en zo sterk is dat we
ernaar handelen. Intuïtie stelt volgens
Schneider een leerproces en leerresultaten als voorwaarde en speelt een rol als de
resultaten uit dit leerproces in de loop der
tijd worden omgezet in gevoelsmatig handelen vanuit routine.
In veel gevallen gaat het intuïtieve inzicht
gepaard met een gevoel van evidentie dat
E.E. de Boer is als consultant, trainer en coach werkzaam vanuit Converse Consulting te Amsterdam. Hij
is redactielid van dit tijdschrift.
E-mail: [email protected].
Tijdschrift voor Begeleidingskunde, 3 (1), 12-15
REACTIE
zich uit in lichamelijke prikkels of gewaarwordingen (buikgevoel). Ook verschijnt de intuïtieve ervaring als een soort
flits van inzicht (aha-erlebnis). Zo kan een
begeleider in het contact met de cliënt tot
een spontaan inzicht komen en zeker weten wat hij moet doen. Op basis van kennis en ervaring, vanuit professionele competentie, kiest hij dan voor een interventie. De cliënt ervaart eveneens momenten van inzicht: betekenisvolle, spontane inzichten die leiden tot nieuwe keuzen en gedragsverandering op korte en
lange termijn.
Vormen van intuïtie
Er zijn in elk geval twee vormen van intuitie in professionele leerprocessen te onderscheiden, elk met een andere onderliggende dynamiek en een ander toepassingsgebied: intuïtie als paroonherkenning
en intuïtie als probleemoplossing of creatieve ingeving. Deze vormen van intuïtie
worden in de praktijk afwisselend gehanteerd, wat in de professionele dialoog
regelmatig tot misverstanden leidt; zie
bijvoorbeeld het - overigens zeer lezenswaardige - Het slimme onbewuste van
Dijksterhuis (2007). De twee vormen van
intuïtie zijn vergelijkbaar met wat Kahneman (2012) omschrijft als systeem-1- en
systeem-2-denken. Claxton (1997) sluit bij
deze tweedeling aan.
Intuïtie als patroonherkenning draait om
de kennis en kunde van de ervaren professional (Klein, 2003; Gitzinger, 2007; De
Boer, in druk). Door de tijd heen worden
competenties verworven die leiden tot wat
we vakmanschap noemen, volgens de bekende tienduizend-urenregel (Gladwell
www.tsvb.nl
e.a., 2008). Door een handeling heel vaak
te verrichten, gaat de professional aanvoelen wat er moet gebeuren. Dit kan ook een
cognitieve handeling zijn (zoals het herkennen van een patroon op het schaakbord). Dit aanvoelen is een vorm van intuïtie, gekoppeld aan patroonherkenning.
Technisch wordt dit omschreven als herkenningsheuristiek.
Klein (2003) omschrijft hoe een professional op basis van prikkels komt tot een inschatting van de context; deze inschatting
wordt vergeleken met (onbewuste) draaiboeken. Deze functioneren als leidende
principes, als richtlijnen die het handelen
bepalen. De professional verbindt dat wat
hij waarneemt aan de onbewuste principes ofwel geautomatiseerde vuistregels
(Claxton, 1997; Gitzinger, 2007). Blijkt de
context anders, dan is dat vaak aanleiding
tot bewuste reflectie (Schön, 1983) en worden de vuistregels aangepast of aangevuld
met nieuwe informatie.
Deze vorm van intuïtie verloopt razendsnel, is sterk handelingsgericht en heeft
een zekere mate van logische onderbouwing. Als de professional gevraagd wordt
om stap voor stap uit te leggen waarom hij
doet wat hij doet, dan kan hij het vaak heel
goed uitleggen. In de medische wetenschap is deze vorm van professionele intuïtie een bekend begrip en sterk gekoppeld aan handelingsbekwaamheid (Snoek
e.a., 2010). In de medische jurisprudentie
wordt zelfs van de arts verwacht dat hij
bewust en effectief gebruik maakt van het
‘pluis of niet-pluis’-gevoel, met name in de
diagnostiek.
De gebroeders Dreyfuss werkten dit in de
jaren zeventig van de vorige eeuw uit in
13
KENNIS EN KUNDE
hun model van vijf leerfasen (o.a. Schneider, 2011). De beginner (noviet) maakt
vooral gebruik van voorgeschreven stappenplannen en richtlijnen en verricht niet
of nauwelijks handelingen op gevoel (intuïtie). De handelingen van de noviet zijn
zeer contextafhankelijk. De ervaren professional (expert) beschikt over kennis
van vele vergelijkbare situaties en kan op
basis hiervan inschatten welke interventie
(professionele handeling) het meest adequaat is (Schneider, 2011). Hierbij is er een
risico van blikvernauwing en het onvoldoende toetsen van de routine (Enthoven,
2013).
Als we deze inzichten verbinden aan het
artikel van Ruijters e.a. dan is intuïtie als
patroonherkenning een ver ontwikkelde
vorm van meesterschap. De intuïtie is dan
eerder een resultaat van leren, dan een
voorkeur voor een manier van leren.
Intuïtie als probleemoplossing of creatieve ingeving is gebaseerd op inzichtverwerving en werd beschreven door Wallas
(1926) en later uitgewerkt en door onder
meer Hafkamp (1996), Duggan (2007) en
Sadler-Smith (2008). Het toepassingsgebied is niet zozeer de professionele handeling, maar inzichtverwerving en probleemoplossing (Groeneveld, 2006; De Boer, in
druk). Het proces dat Wallas omschrijft begint met een analyse van de situatie en
wordt gekenmerkt door een moment van
‘vastlopen’: je stopt met nadenken en analyseren en legt het vraagstuk een tijdje weg
(‘Ik moet er even op broeden’). Zo krijgt
het ‘slimme onbewuste’ (Dijksterhuis,
2007) de kans om aan het werk te gaan.
Dit wordt het incubatieproces genoemd.
Veelal wordt daarbij overgeschakeld op
een heel andere activiteit (zoals sporten)
of vormen van ontspanning (zoals dou-
14
chen of slapen; Lehrer, 2009). Door het bewuste denken met opzet los te laten, geef
je het onbewuste alle ruimte om andere,
niet-rationele verbindingen aan te gaan.
Op een onverwachts moment komt het tot
een spontaan inzicht (illuminatie) dat leidt
tot een volgende stap in de probleemoplossing of het creatieproces. Dit inzicht
verschijnt doorgaans in een ruwe vorm en
heeft verdere verfijning nodig, voordat het
daadwerkelijk kan worden toegepast en
ingezet. Je weet wat je te doen staat, maar
het moet nog wel worden uitgewerkt. Intuïtie is hierbij letterlijk het ‘doorzien’.
Dit intuïtieve proces verloopt langzaam en
maakt gebruik van de vertraging (‘schildpadgeest’; Claxton, 1997). Het wegleggen
en laten rusten is cruciaal om tot een oplossing te komen. Van dit proces maken
professionals gebruik die iets ontwerpen
of iets moeten oplossen. In Theorie U
(Scharmer, 2006) wordt deze vorm van intuïtie bewust ingezet in strategische ontwikkeling van organisaties. Deze intuïtie
is een langzame, meer reflectieve dynamiek. Het toepassingsgebied is meer cognitief en verbonden aan (complexe) probleemoplossing of creatieve processen.
Als we het idee van intuïtie als creatieve
ingeving in verband brengen met de door
Ruijters e.a. geschetste leervoorkeuren,
dan lijkt het te gaan om een bepaalde fase
in het leerproces, waar vormen van leren
aan voorafgaan en waar andere op volgen.
Onderliggende processen
Met deze reflectie wil ik een bijdrage leveren aan de zoektocht van Ruijters e.a.
Mijns inziens is het van belang om helderheid te scheppen over de onderliggende processen. Beide vormen van
Tijdschrift voor Begeleidingskunde
REACTIE
intuïtie zijn leerprocessen met een onverwacht onmiddellijk inzicht zonder logische onderbouwing, maar ze kennen
een tegengesteld tijdsverloop (snel/langzaam) en een gradatie in bewustzijn (bewust uitlegbaar/volkomen onbewust).
Daarnaast is het toepassingsveld verschillend: patroonherkenning is sterk gekoppeld aan de directe professionele
handeling op basis van een intuïtief zeker weten, terwijl de probleemoplossing
op basis van het incubatieproces juist
een intern mentaal proces is, dan daarna nog een vertaling naar de handeling
zelf vereist.
Ruijters e.a. raken met hun aandacht voor
de plaats van de intuïtie in het leren een
rijk gebied aan. Bij het werken met de leervoorkeur van het doorzien, is kennis van
de onderliggende intuïtieve processen
waardevol en aanvullend.
LITERATUUR
t Boer, E. de (in druk) Professionele intuïtie. Versterk je
innerlijke vermogens. Amsterdam: Boom Nelissen.
t Claxton, G. (1997). Hazenbrein en schildpadgeest.
Intelligenter worden door minder te denken. Amsterdam/Antwerpen: Contact.
t Dijksterhuis, A. (2007). Het slimme onbewuste. Denken met gevoel. Amsterdam: Bert Bakker.
t Duggan, W. (2007). Strategic intuition. The creative
spark in human achievement. New York: Columbia
Business School.
t Enthoven, D. (2013). Bewogen besluiten. Professionals en hun dilemma’s. Amsterdam: Wereldbibliotheek.
t Gladwell, M. (2008). Outliers. The story of success.
www.tsvb.nl
Londen: Penguin Books.
t Glöckner, A. & Witteman, C. (2010). Foundations
for tracing intuition. Challenges and methods. New
York: Psychology Press.
t Gigerenzer, G. (2007). Gut feelings. The intelligence of the unconscious. New York: Penguin Books.
t Groeneveld, R. (2006). De innerlijke kracht van de
ontwerper. De rol van intuïtie in het ontwerpproces.
Delft: Technische Universiteit.
t Hafkamp, K. (1996). Intuïtieve managementvaardigheden. Amsterdam/Antwerpen: Contact.
t Hogarth, R.M. (2001). Educating intuition. Chicago: Univerity of Chicago Press.
kunde. Utrecht: De Tijdstroom.
t Kahneman, D. (2012). Ons feilbare denken. Thinking fast and slow. Amsterdam/Antwerpen: Business Contact.
t Klein, G. (2003). Intuïtie in het werk. Utrecht: Het
Spectrum.
t Lehrer, J. (2012). Imagine. How creativity works.
Edinburgh/Londen: Canongate Books.
t Sadler-Smith, E. (2008). Inside intuition. New York:
Routledge Taylor & Francis.
t Schön, D. (1983). The reflective practitioner. How
professionals think in action. Temple Smith: Londen.
t Jonker, F. & Tacke, C. (2011). Intuïtie in de genees-
15