tijdlijn voor de werkwoorden
Download
Report
Transcript tijdlijn voor de werkwoorden
LIGNE DE TEMPS (tijdlijn)
LE PASSÉ (het verleden)
8. le plus-que-parfait
(ik had gedronken)
LE PRÉSENT(het heden, nu)
6. le passé
composé
(ik heb gedronken)
5. le passé
récent
(ik heb zonet
gedronken)
1. l’indicatif
présent
(ik drink)
LE FUTUR(de toekomst)
3. le futur
proche
(ik ga drinken)
[binnen 5 minuten]
4. le futur
simple
(ik zal
drinken)
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
7. l’imparfait
(ik dronk)
2. l’impératif
(drink !)
9. le conditionnel présent
(ik zou drinken)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Indicatif présent
Impératif: imperator = bevelhebber
Le futur proche: proche = nabij
Le futur simple: “zullen”-tijd
Le passé récent: recent = pas geleden
Le passé composé : composé = samengesteld
L’imparfait: eindigt op “-AIT”
Le plus-que-parfait: plus = meer
nu
bevelende tijd
wat er seffens gaat gebeuren, binnen maximum een dag
wat er in de toekomst nog ZAL gebeuren
wat er zopas gebeurd is
bestaat uit twee woorden (hulpwerkwoord en voltooid deelwoord)
uitgangen ais, ais, ait…
“meer dan de imparfait”, zoals de passé composé , maar dan het hulpwerkwoord
in de imparfait