Elobase Detailhandel - Noordhoff Uitgevers

Download Report

Transcript Elobase Detailhandel - Noordhoff Uitgevers

© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Elobase Detailhandel
Ondernemingsbeleid
Rekenwerkboek
Antwoorden rekenopgaven
voor het theorie-examen kerntaak 1
Commercieel 1
Ondernemer
Dit antwoordboek is van de docent:
____________________________
Telefoonnummer:
_______________________________
1
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Examen – Marktbenadering en marktonderzoek, Commerciële
samenwerking
__________________________________________________
Kerntaak 1 Commercieel 1
Antwoorden opgaven Commercieel 1
Verzorgingsgebied beoordelen
Opgave 1
a.
b.
c.
d.
In de wijk wonen 7.300 mensen × 20% afvloeiing = 1.460 mensen die afvloeien.
In Landmaas wonen in totaal 22.000 mensen - 7.300 in Eugene's wijk = 14.700 in andere wijken.
Het aantal klanten dat toevloeit is 14.700 × 2% = 294 potentiele klanten.
Aantal klanten in ‘verzorgingsgebied’ zijn:
Eigen wijk 7.200 mensen - uitstroom 1.460 = 5.740 potentiele klanten + 294 toestroom = 6.043
mensen in het verzorgingsgebied.
Opgave 2
a. Het totaal aantal consumenten is: 12.800 + toevloeiing 2.000 - afvloeiing (14% × 12.800) =
13.008
b. 13.008 mensen × 6 keer per jaar naar de kapper = 78.048 kapperbezoeken × € 15 = € 1.170.720
potentiële jaarlijkse omzet.
Opgave 3
a.
b.
c.
d.
24 + 13 + 33 + 42 + 51 + 67 =230
24 + 13 + 33 + 42 + 51 + 67 =230 × 50 weken = 11.500
11.500 klanten × 4 kappers = 46.000
Van de 78.048 kappersbezoeken worden er door andere kappers 46.000 geknipt. Over blijven:
78.048 - 46.000 = 32.058 × 20% = 6.410. Het marktaandeel van Piet bedraagt dan:
e.
Opgave 4
a. 23.500 × 52 weken = 1.222.000 × € 3 per week = € 3.666.000 omzet per jaar.
b.
c. Speciaalzaak ‘Speciaal’ verkoopt een hoeveelheid 2. De andere zaak verkoopt een hoeveelheid
1. In totaal wordt er een hoeveelheid 3 in beide speciaalzaken verkocht. Speciaalzaak ‘Speciaal’
neemt hiervan 2/3 deel voor zijn rekening, dus
d.
2
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Opgave 5
a.
b.
Opgave 6
a. Totale omzet bedraagt: omzet Piet € 120.000 + omzet Fred € 100.000 = 220.000 totale omzet.
Marktaandeel Piet
b. Marktaandeel Fred
c.
Totale aantal klanten = klanten Piet 240 + klanten Fred 500 = 740 klanten
d.
Opgave 7
a.
Bevolkingspotentieel
32.000
Toevloeiing
2.000
Subtotaal
34.000
Afvloeiing
8.000
Consumenten verzorgingsgebied
26.000 × 30% = 7.800 × € 1.200 = € 9.360.000 omzetpotentieel
+
-
b.
Opgave 8
a. 320 huisjes × 52 weken × 76% bezetting = 16.640 verhuurde huisjes × 4 personen = 66.560
personen die er verblijven × € 145,20 = € 9.664.512 jaarlijkse uitgaven in het centrum.
b.
Opgave 9
a.
b. 20 × 18 = 360
c.
Opgave 10
a. 40 weken × 4.500 leerlingen × € 30 = € 5.400.000
b.
Opgave 11
a. De gemiddelde gezinsgrootte is het totaal aantal inwoners gedeeld door het aantal huishoudens:
10.250/6.021 = 1,70.
b. Hieruit kun je bijvoorbeeld concluderen dat er waarschijnlijk gemiddeld veel
eenpersoonshuishoudens zijn.
3
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Opgave 12
Het totaal aantal consumenten is: 23.636 + 2.345 - (16% × 23.636) = 22.199.
Opgave 13
Omzet = aantal fulltime arbeidskrachten x arbeidsproductiviteit: 1,5 x € 85.900 = € 128.850
Opgave 14
Omzet = aantal m2 WVO x vloerproductiviteit: 18 x € 6.050 = € 108.900
Opgave 15
Gemiddelde omzet = (omzet arbeidsproductiviteit + omzet vloerproductiviteit)/2 = (€ 128.850 + €
108.900)/2 = € 118.875
Opgave 16
Aantal fulltime arbeidskrachten × arbeidsproductiviteit: 2,36 × € 357.000 = € 842.520 Aantal m2 WVO
× vloerproductiviteit: 100 × € 9.000 = € 900.000 Optellen en delen door 2: omzet = (€ 842.520 + €
900.000)/2 = € 1.742.520/2 = € 871.260
Opgave 17
a. Aantal fulltime arbeidskrachten × arbeidsproductiviteit: 4,6 × € 186.000= € 855.600 Aantal m2
WVO × vloerproductiviteit: 200 × € 6.00 = € 1.200.000 Omzet = (€ 855.600 + € 1.200.000)/2 = €
1.027.800
b. Over het algemeen is de omzetberekening aan de hand van de arbeidsproductiviteit het meest
betrouwbaar. Als de omzet stijgt of juist terugloopt, heeft dat op termijn gevolgen voor de
personeelsbezetting, terwijl de oppervlakte van het bedrijf op die plaats vaak min of meer vastligt.
Opgave 18
Aantal fulltime arbeidskrachten × arbeidsproductiviteit: 3,65 × € 123.000 = € 448.950 Aantal m2 WVO
× vloerproductiviteit: 350 × € 2.200 = € 770.000 Omzet = (€ 448.950 + € 770.000)/2 = € 609.475
Opgave 19
a. Ter beoordeling van de docent. Je moet kunnen laten zien dat je de omzet van een bedrijf kan
berekenen met behulp van de arbeids- en vloerproductiviteit.
b. Ter beoordeling van de docent. Je moet de gegevens met andere bedrijven binnen de branche
vergelijken.
Opgave 20
Het omzetpotentieel is: 22.199 × € 28 = € 621.572.
Opgave 21
a. De drie parttimers reken je voor 1,5 volle kracht, de twee weekendhulpen samen voor 0,5.
Samen 2 arbeidsplaatsen. De omzet op basis van de arbeidsproductiviteit is: 2 × € 131.000 = €
262.000. De omzet op basis van de vloerproductiviteit is: 35 × € 3.300 = € 115.500. De omzet
van de Paperback is omzet arbeidsproductiviteit plus omzet vloerproductiviteit gedeeld door 2: (€
262.000 + € 115.500)/2 = € 188.750.
b. De EPO is omzet potentieel verzorgingsgebied - omzet concurrentie: € 621.572 - € 188.750 = €
432.822.
4
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Opgave 22
De eigen potentiële omzet (EPO) bereken je als volgt:
Bevolkingspotentieel verzorgingsgebied
+
Toevloeiing naar het verzorgingsgebied
–
Afvloeiing uit het verzorgingsgebied
=
Totaal aantal consumenten in het verzorgingsgebied
x
Gemiddeld besteed bedrag AGF
=
Omzetpotentieel verzorgingsgebied
–
Omzet concurrentie
=
Eigen potentiële omzet
Opgave 23
Bevolkingspotentieel verzorgingsgebied
6.000
+
+
Toevloeiing naar het verzorgingsgebied (5% x 6.000)
300
-
-
Afvloeiing uit het verzorgingsgebied (25% x 6.000)
1.500
=
=
Totaal aantal consumenten in het verzorgingsgebied
4.800
x
x
Gemiddeld besteed bedrag AGF
€ 45
=
=
Omzetpotentieel verzorgingsgebied
€ 216.000
-
-
Omzet concurrentie (79% x € 216.000)
€ 170.640
=
=
Eigen potentiële omzet
€ 45.360
5
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Opgave 24
Het marktaandeel van De Boekenwurm is: (€ 310.262/€ 432.822) × 100% = 71,68%.
Opgave 25
a.
b.
c.
d.
e.
f.
Het bevolkingspotentieel is 35.000 inwoners.
De afvloeiing is 2.100 en de toevloeiing is 1.500.
Het totaal aantal consumenten in het verzorgingsgebied is 34.400.
Het omzetpotentieel is 34.400 × € 49 = € 1.685.600.
Omzet Hobbema is 18.000 × € 36 = € 648.000. Omzet Klaassen is 15.000 × € 50 = € 750.000.
Marktaandeel Hobbema: € 648.000/€ 1.685.600 × 100% = 38%. Marktaandeel Klaassen: €
750.000/€ 1.685.600 × 100% = 44,5%.
g. Marktpenetratiegraad Hobbema: 18.000/34.400 × 100% = 52%. Marktpenetratiegraad Klaassen:
15.000/34.400 × 100% = 43,6%.
Opgave 26
a. Het bevolkingspotentieel is 68.000 inwoners. De toevloeiing is 7.480, de afvloeiing is 6.120. Het
totaal aantal consumenten in het verzorgingsgebied is 69.360. Het omzetpotentieel is 69.360 × €
43 = € 2.982.480. Omzet van de concurrent is 25.000 × € 36,30 = € 907.500. Omzet Imam is
20.000 × € 43 = € 860.000. Marktaandeel concurrent: € 907.500/€ 2.982.480 × 100% = 30%.
Marktaandeel Imam: € 860.000/€ 2.982.480 × 100% = 28,8%.
b. Marktpenetratiegraad concurrent: 25.000/69.360 × 100% = 36%. Marktpenetratiegraad Imam:
20.000 / 69.360 × 100% = 28,8%.
Kleinschalig marktonderzoek uitvoeren
Opgave 27
De beoordeling is aan de docent. Let erop dat alle vijf relevante aspecten van het onderzoek in het
rapport aan de orde komen.
Conclusies trekken
Opgave 28
De beoordeling is aan je docent. Uit je antwoord moet blijken dat je inzicht hebt in het trekken van
conclusies uit marktonderzoek.
6
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Statistieken en tabellen lezen
Opgave 29
a. In het eerste stukje wordt minder gebruikgemaakt van cijfermateriaal dan in het tweede stukje.
Daardoor is het in het eerste stukje minder duidelijk wat er precies aan de hand is dan in het
tweede stukje. Het eerste stukje is subjectiever dan het tweede stukje. Meningen worden
gebracht als feiten.
b. Het is belangrijk dat de student zijn keuze goed kan beargumenteren. Het tweede stukje is een
betere rapportage, omdat daarin duidelijk staat wat de resultaten zijn en wat de gevolgen
daarvan zijn.
Opgave 30
De steekproef is zeker niet representatief voor alle klanten. Je kunt namelijk verwachten dat de
klanten die op de koopavond en de zaterdagmorgen kopen, op andere dagen van de week geen tijd
hebben. Zij zullen waarschijnlijk ook geen tijd hebben om uitgebreid te koken. De doordeweekse
klanten zullen meer tijd hebben om te koken en misschien liever verse groente kopen.
Opgave 31
a. De tabel geeft een overzicht van de reacties die detaillisten hebben ondernomen op
marktverzadiging.
b. Uit de tabel blijkt dat men vooral gereageerd heeft door meer reclame te maken, meer prijs- en
kortingsacties te houden en scherpere inkoopcondities te bedingen.
c.
Er wordt weinig gebruikgemaakt van de volgende middelen:




klantenrelaties;
schaalvergroting;
het betreden van nieuwe markten;
kostenverlaging.
Opgave 32
Dat de omzet in de voorjaarsmaanden het hoogst is en in de wintermaanden het laagst.
Opgave 33
Het percentage verkoopkosten bedraagt 9%.
7
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Opgave 34
Er is sprake van een sterke samenhang tussen de omzet van product X per hoofd van de bevolking
en de bevolkingsdichtheid. De punten vormen min of meer een rechte lijn.
Opgave 35
De gemiddelde dagomzet bedraagt: € 112.760 : 6 = € 18.793,33.
De gemiddelde besteding per klant op woensdag bedraagt: € 16.770 : 129 = € 130.
De gemiddelde besteding per klant per dag bedraagt: € 112.760 : 726 = € 155,32.
Opgave 36
Opgave 37
Boeken volwassenen
Boeken kinderen
Tijdschriften
Kantoorartikelen
Speelgoed
Diversen
Totaal
Omzet in mln euro
Relatieve frequentie
Cumulatieve relatieve frequentie
0,68
0,45
0,81
0,74
0,55
0,31
3,54
19,2%
12,7%
22,9%
20,9%
15,5%
8,8%
100%
19,2%
31,9%
54,8%
75,7%
91,2%
100%
Boekhandel Nieuwenhuis - Almere, eerste halfjaar
8
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Indexcijfers
Opgave 38
a. 2006
b. 101,61
c.
Index
€
2007
101,61
80,-
2008
104,14
81,99
d.
Of: 80 / 101,61 x 104,14 = € 81,99
e.
%
Index
2005
100
98,8
2006
101,2
100
Opgave 39
Prijsindex
2010
2011
2012
Index
Prijs €
100
121,36
103
125
104,1
126,33
hoeveelheidindex
Index
Aantal
2010
100
3288
2011
99
3255
2012
101
3321
Waarde-index
Index
Waarde €
2010
100,0
399031,68
2011
102,0
406875,00
2012
105,1
41954,93
9
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Opgave 40
omzet 2011
omzet 2010 × 100 =
× 100 = 98
omzet 2012
omzet 2010 × 100 =
× 100 = 106
Jaar
Omzet
Index
2010
2011
2012
€ 2.400.000
€ 2.352.000
€ 2.544.000
100
98
106
Opgave 41
× 98 = € 4.037,60
× 106 = € 4.367,20
Jaar
Index
Omzet
2010
2011
2012
100
98
106
€ 4.120
€ 4.037,60
€ 4.367,20
Opgave 42
Jaar
Index
Omzet
2010
2011
2012
100
98
106
€ 2.400.000
€ 2.352.000
€ 2.544.000
Jaar
Index
%
2011
2012
98
106
100
108,2
108,2 – 100 = 8,2%
10
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Commercieel1)
Opgave 43
Jaar
Afzetindex
Afzetindex
1985
1990
1995
2000
2005
6.750
8.990
9.764
9.843
9.902
100
133,2
144,7
145,8
146,7
Opgave 44
index 1994
index 1993
indexpunten
98
100
2
× 100% = 2%
Verkoopprognoses
Opgave 45
a. De omzet van artikel X is in 2009 70% hoger dan in 2005. Dit wordt veroorzaakt door een
prijsstijging van 46% en een afzetstijging van 17% ten opzichte van 2005.
b. De omzet van artikel Y is in 2010 24% hoger dan in 2005. Dit wordt veroorzaakt door een
prijsstijging van 13% en een afzetstijging van 9%.
Opgave 46
Artikel X
Artikel Y
Jaar
Prijs €
Hoeveelheid x 1.000
Omzet x € 1.000
Prijs €
Hoeveelheid x 1.000
Omzet x
€ 1.000
2005
2006
2007
2008
2009
1,10
1,15
1,23
1,35
1,60
90
92
96
97
105
99
105,8
118,08
130,95
168
2,38
2,70
3,00
3,10
3,30
380
415
390
435
450
904,4
1.120,5
1.170,0
1.348,5
1.485,0
Opgave 47
Prijsindex
2005
2006
2007
2008
2009
Index
Prijs €
100
2,38
117
2,70
126,1
3,00
130,3
3,10
138,7
3,30
Hoeveelheidindex
Index
Aantal x 1.000
2005
100
380
2006
109,2
415
2007
102,6
390
2008
114,5
435
2009
118,4
450
Waarde-index
Index
Waarde x €1.000
2005
100
904,4
2006
123,9
1.120,5
2007
129,4
1.170,0
2008
149,1
1.348,5
2009
164,2
1.485,0
Opgave 48
Dit is: (0,68 x 37% + 0,45 x 73% + 0,81 x 44% + 0,74 x 55% + 0,55 x 38% + 0,31 x 49%) / 3,54 =
48,15%, afgerond 48%.
Als je als antwoord hebt 49%, dan is dat niet juist want dan heb je het gewone gemiddelde bepaald.
Als je als antwoord hebt 170%, dan ben je vergeten om door 3,54 te delen.
11