Toewijding - Immanuël Gemeente

Download Report

Transcript Toewijding - Immanuël Gemeente

Toewijding
De wekelijkse parasha
128. El-rasjee (Aan de stamhoofden)
Uit de Tora: Numeri 30 (Toewijding)
Uit de Profeten: 1 Samuël 1:11-20 (Hanna's gelofte)
Uit het Goede Nieuws: Lukas 9:1-17 (Wonderen van God)
Voor de zangleider: Psalm 114-115
Van Mozes, aan de stamhoofden van Israël, over dit woord dat JHWH gebiedt. Mozes zegt: Wanneer een
man een eed aflegt voor JHWH, of een gelofte waaraan hij zichzelf toewijdt door zijn leven ertoe te
verplichten, dan mag hij zijn woord niet breken. Elk woord dat hij spreekt moet hij doen.
Wanneer een vrouw die nog bij haar vader woont, in het huis van haar afkomst, een eed aflegt voor
JHWH, of een gelofte waaraan zij zichzelf toewijdt aan JHWH door verplichting, moet haar vader dit
eerst horen en bevestigen. Dan zal ook zij met haar leven gebonden zijn aan haar woord. Wanneer haar
vader niets tegen haar woorden inbrengt, staat zij met haar leven in voor al haar eden en geloften
waaraan zij zich heeft toegewijd. Maar wanneer haar vader zich tegen haar woorden van gelofte
uitspreekt op het moment dat hij ervan hoort, dan wordt zij niet gehouden aan haar woord. JHWH zal
haar vrijmaken van de verplichtingen waaraan zij zich had gebonden, doordat haar vader het haar
verboden heeft. Hetzelfde geldt als zij getrouwd is. Wanneer haar man hoort dat zij een gelofte of eed
had afgelegd zonder erbij na te denken, ook al gebeurde dit nog voor het huwelijk, dan is hij toch
verantwoordelijk om de verplichtingen, die zij op zich genomen heeft, te laten staan of het haar te
verbieden. Wanneer hij er niets tegenin brengt, zal zij verantwoordelijk worden gehouden voor de geloften
die zij maakte. En wanneer hij het haar verbiedt, dan is zij vrijgezet van haar woorden. Elke eed of
verplichting die een weduwe of gescheiden vrouw neemt, kan niet geannuleerd worden, zij zal gebonden zijn
aan haar woorden. Dit zijn de wetten die JHWH aan Mozes geeft over de verhouding tussen een man en
zijn vrouw, of tussen een man en zijn maagdelijke dochter, zolang deze bij hem woont. 1
Gezagsverhoudingen
Deze week lezen we over vrouwen die hun stem uitbrengen. De belangrijkste vorm van het uitbrengen van je
stem, is een gelofte of eed. In het laatste vers van de seder wordt duidelijk dat het hier niet alleen over
geloften gaat, maar dat door deze inzettingen héél de gezagsverhouding tussen man en vrouw wordt vastgelegd.
Daarbij wordt uitgegaan van geloften, want als daarvoor een regeling is, geld dat ook voor alle andere vormen
waarbij haar stem wordt uitgebracht. Hierover moet gesproken worden, want in Israël is de verhouding tussen
man een vrouw een andere zaak dan bij de omliggende volken. Een vrouw kan in Israël namelijk gelijkwaardig aan
de man erven (afl. 125). Dat erfrecht van vrouwen, waar we drie weken terug over lazen, moet voor het volk
vragen opgeroepen hebben. Want dit was in de toenmalige cultuur ongehoord, en maakte de vrouw tot
gelijkwaardig aan de man. Hoe kan het dat in Israël een vrouw dezelfde rechten geniet als een man? De man is
toch sterker van lichaam en geest, en heeft toch niet voor niets een positie gekregen boven de vrouw? Is het
niet de taak van de man zijn huisgezin (en dus ook de vrouw) te leiden en te beschermen? Bovendien was dit
gegeven toch ook bevestigd in Leviticus, waar wordt vastgesteld dat de waarde van een vrouw minder is dan die
van een man (afl. 88), hoe zit dat nu? Dat zijn vragen die gespeeld moeten hebben bij de mannen van Israël. De
seder van deze week kunnen we als een antwoord hierop zien. Hoe zien de gezagsverhoudingen er in Israël uit?
1
Numeri 30:1-9, 16
Toegewijd aan JHWH
Vorige week hebben we gezien hoe Numeri 30 samen met hf. 28-29 een chiasme vormt. Wanneer we al deze
passages samen nemen, zien we hoe dit chiasme onderwijst over de toewijding van Israël aan JHWH, die wordt
weerspiegeld in de toewijding van een vrouw aan haar man. Als we deze passage over de verhouding tussen man
en vrouw willen begrijpen, zullen we dus eerst moeten kijken naar wat we tot nu toe hebben geleerd over de
gezagsverhouding tussen JHWH en Israël. Opvallend is dat JHWH steeds weer de toewijding van Zijn volk
vraagt, op basis van gelijkwaardigheid. Die gelijkwaardigheid zien we bijvoorbeeld in de open gesprekken tussen
God en Mozes (afl. 125); in de priesters die tegen het bevel van JHWH in het vlees van de zondebok weigeren te
eten, wat door JHWH wordt gehonoreerd (afl. 73); en in de wijze waarop God omgaat met de vraag om erfrecht
van de dochters van Tselofchad (afl. 125). Deze relatie tussen God en mens is vanaf het begin de bedoeling
geweest, als JHWH de mens schept naar zijn beeld en gelijkenis. Ook al leeft de mens in zonde en gebrokenheid,
en is hij niet bij machte tot JHWH te naderen zonder de dood te vinden, tóch houdt JHWH dit doel van
gelijkwaardigheid voor ogen. Omdat het volk vanwege de gebrokenheid niet tot JHWH kán naderen, krijgen de
hogepriester en de profeet de taak om hen bij JHWH te vertegenwoordigen (afl. 126). In Zijn liefde ziet JHWH
zo voorbij aan de menselijke onmacht, en geeft hij de relatie die hij met de mens voor ogen heeft, niet op. Alle
andere relaties en gezagsverhoudingen die de mensen onderling aangaan, kunnen slechts duurzaam zijn binnen de
grenzen van deze toewijding van JHWH aan Zijn volk. Binnen die grens van Gods liefde, vraagt Hij van Zijn volk
om ook toegewijd te zijn aan Hem, in onderworpenheid, maar met het doel van gelijkwaardigheid.
Toegewijd aan elkaar
We kunnen dus niet over bijbels gezag praten zónder besef van Gods volmaakte toewijding aan ons, en onze
gebrekkige toewijding aan Hem. Maar voordat we naar de gezagsverhouding tussen man en vrouw gaan, is er nog
een andere gezagsverhouding die belangrijk is voor de man. In de seder van deze week worden niet de mannen
van Israël aangesproken, maar de leiders van Israël. Alle mannen in Israël moesten zich aan hen onderwerpen, als
zij gezag wilden uitoefenen. Dat is dus een gezagsverhouding die tussen die van God en Zijn volk en die van een
man en zijn vrouw in staat. Hoe ziet die gezagsverhouding eruit? De twaalf leiders waren gekozen bij de telling
van Israël, en kregen de functie van commandant in het leger, en bestuurlijk opzichter over de stam waartoe zij
behoorden. Zij hoefden niet te onderscheiden tussen goed en kwaad, want dat was aan de priesters uitbesteed.
Zij dienden dus slechts het volk door hun bestuurlijke talent in te zetten vanuit een nederige positie waarbij zij
niet uit zouden zijn op macht.2 Vanuit die positie hadden zij het laatste woord wanneer broeders met elkaar
overhoop zouden liggen, want zij moesten de eenheid bewaken. Zo zijn alle mannen van Israël aan elkaar
onderworpen, en hadden ook de roep om JHWH's liefde en genade te weerspiegelen naar elkaar. Net als God,
mochten zij de ander geen kwaad toerekenen bij een misstap, wanneer de dader zijn verantwoordelijkheid nam
door de gevolgen van zijn misstap te herstellen. Pas op het moment dat onduidelijk is hoe een oordeel geveld
moet worden, zou een zaak naar de priesters gaan ter onderscheiding. Zo staat dus de gezagsverhouding van
broeders onderling direct onder de gezagsverhouding tussen God en Zijn volk. Alweer op basis van liefde en
gelijkwaardigheid. Wanneer broeders in deze verhouding geen eenheid zijn, en dus de roep om samen Gods gezag
te weerspiegelen negeren, zullen zij ook ontsporen bij het gezag dragen binnen hun eigen gezin. Slechts wanneer
zij dit wel doen, weten ze wat het betekent om de minste te zijn en om onrecht te lijden ter wille van de liefde
(zie ook 1 Kor. 6:7). Dan pas kan een man ook binnen zijn gezin gezag uitoefenen. Dit gezag heeft alleen een heel
ander uiterlijk dan men zou verwachten (zie ook Joh. 13:1-17). Zonder de bereidheid om de minste plaats in te
nemen, onrecht te lijden, en belangeloos te dienen, is zijn gezag onbijbels.
De toewijding van een vrouw
Wanneer een man gezag uitoefent ten opzichte van zijn vrouw, vereist dat van hem een volledige toewijding, die
de toewijding van JHWH aan Zijn volk weerspiegelt. Ook vraagt het van de man dat hij om kan gaan met het
gezag waaraan hij onderworpen is, zowel dat van JHWH, als dat van zijn broeders waaraan hij gelijk is. Wanneer
vrouwen met zulke mannen te maken krijgen, is dat een paradijs voor hen. Zij worden namelijk als gelijkwaardig
gezien, en kunnen ook een volledig gelijkwaardige stem hebben. Als weduwe of gescheiden vrouw of erfgenaam
wordt haar stem niet anders dan die van een man beschouwd (vs. 9). Dat geldt daar waar een man ontbreekt, en
dus niet zomaar. De gedachte dat dit wel zomaar kan, kan makkelijk opkomen temidden van mannen die de roep
van nederigheid en liefde verstaan. Dat herkent Paulus in sommige gemeentes in de eerste eeuw, en daar treedt
2
Dit zagen we duidelijk weerspiegeld in hun gave voor JHWH's Woning in afl. 110.
hij dan ook tegen op in zijn brieven, er is namelijk wel degelijk nog sprake van een gezagsverhouding tussen man
en vrouw. En slechts die vrouwen, die zich hebben onderworpen aan die gezagsverhouding, lopen de kans om een
gelijke stem te krijgen, doordat zij geen broers hebben, gescheiden zijn of weduwe zijn. Een bijbelse vrouw kan
dus nooit een gelijkwaardig gezag zóeken. Wel kan zij haar stem in gelijkwaardige zin laten gelden, wanneer haar
man of haar vader of de leider van haar stam het haar niet verbiedt. Een leider kan het een man trouwens net zo
goed verbieden om zijn stem te laten gelden. Meestal is het zo dat een vrouw gemakkelijker ondoordachte
woorden kan spreken dan een man. Daarom is het een veilige situatie voor haar wanneer zij in het huwelijk zich
mag onderwerpen aan de geldende gezagsverhouding. Dit kan natuurlijk alleen opgaan bij een man die weet wat
het is om op Gods wijze, in nederigheid en liefde, gezag uit te oefenen. Aan zo'n man zal een vrouw zich in alle
veiligheid en liefde willen onderwerpen, zelfs wanneer zo'n man een keuze maakt die pijnlijke gevolgen heeft, of
wanneer hij geen gelijk heeft. Maar de kans dat een man zulke keuze's maakt, is klein, als hij zich op de juiste
wijze onderwerpt aan zijn broeders. Wanneer hij dat niet doet, doet een vrouw er goed aan om niet met hem in
het huwelijk te treden.3
Liefde en toewijding
De basis van elk gezag in Israël is liefde. Liefde die is vastgelegd in een verbond van toewijding. Binnen dat
verbond is de gemeenschap, als uiting van die liefde, belangrijk omdat dat de ultieme uiting is van liefde. Zo
kreeg Israël de gelegenheid om haar liefde voor JHWH te betonen door de vele feesten en offergaven. Zo kan
een man zijn liefde aan het volk van God betonen door zijn broeders op te zoeken en in te staan voor het
collectieve welzijn (Ef. 5:15-21). En door een veilige plek aan zijn vrouw te bieden waarin zij floreren kan. Zo kan
een vrouw haar liefde betonen door zich toe te wijden aan haar man, juist ook in wat zij zegt en besluit. Ze hoeft
namelijk niet te zwijgen, wanneer haar man haar de ruimte geeft om te spreken. Zo kan een gelijkwaardig
huwelijk gevierd worden, in wederzijds verlangen om elkaar te geven wat de ander nodig heeft (Ef. 5:22-33).
Alleen in die context kan bijbels gezag uitgeoefend worden.
Verdieping
Dit blok geeft enkele onafgemaakte denklijnen en vragen om samen te lernen. Als basis hiervoor is het goed om
het “Hebreeuws denken” door te nemen.
 Als Hanna haar belofte doet, zien we heel mooi hoe JHWH hierop reageert. Hoe gaat Eli om met het
gezag dat hem gegeven is?
 Wanneer we ons toewijden aan God, welke gevolgen heeft dat dan?
 De wonderen van God die Jesjoea en zijn discipelen deden, bereikten alle mensen in Judea, lezen we in
Lukas. Wat heeft dat met toewijding te maken?
 Toewijding en wonderen gaan hand in hand met de komst van Gods Koninkrijk. Wat betekent dat voor ons,
als wij verlangen naar dat Koninkrijk?
Volgende week lezen we:
Numeri 31 (Wraak), Jozua 10:1-27 (Volledige vernietiging), Lukas 9:18-27 (Jesjoea en zijn oproep)
Voor de zangleider: Psalm 116
© 2013 Kees Bloed
www.sjemajah.nl
www.tobiaslengkeek.nl
Immanuël, Gemeente van het Levende Woord
Tel 078 6990097, Fax 078 6990098, Mob 0629 065138
Email: [email protected]
Web: http://www.immanuel-gemeente.nl
De wekelijkse parasha
Wees van harte welkom op iedere Sabbatmorgen en ervaar dat de vreugde van JHWH onze kracht is.
Plaats van samenkomst: “De Havenkerk”, Ieplaan 9, 2951 CB Alblasserdam, om 10.30 uur
3
Dit alles gaat uit van het ideale plaatje binnen de grenzen van het beloofde land. Voor onze tijd in ballingschap zouden we
verder moeten zoeken hoe dit opgaat, omdat veel 'broederkringen' geen bijbelse gezagsverhouding toepassen.