Transcript als je hier klikt - hetanimatiehuis.be

Herman’s Beestige Quiz
1. HIJ IS ZO STERK ALS EEN BEER
 Iemand die héél sterk is / een grote vent
2. HIJ KNEEP DE KATJES IN HET DONKER
 Hij doet iets in het geniep
3. VAN EEN MUG EEN OLIFANT MAKEN
 Het opblazen van een detail tot iets ‘groots’
4. AL DRAAG DE AAP EEN GOUDEN BRIL, HET IS EN BLIJFT EEN LELIJK DING
 Als je slecht bent van binnen, dan kun je dit niét verhullen door je uiterlijk te
verfraaien.
5. HIER KRAAIT GEEN HAAN NAAR
 Niemand is hierin geïnteresseerd / men heeft er geen belangstelling voor
6. HIJ IS EEN WOLF IN SCHAAPSVACHT
 Een huichelaar zijn / zich anders voordoen
7. IK BEN ZO ZIEK ALS EEN HOND
 Ik voel mij héél ziek
8. JE MOET GEEN OUDE KOEIEN UIT DE GRACHT HALEN
 Je moet niet argumenteren met iets wat al lang geleden is / niet meer relevant
9. TOEN KWAM DE AAP UIT DE MOUW
 Plots kwam de ‘eigenlijke’ bedoeling aan het licht
10. EEN VOS VERLIEST WEL ZIJN HAREN, MAAR NIET ZIJN STREKEN
 Men kan uiterlijk veranderen, maar het karakter verandert niet
11. ALS DE KAT VAN HUIS IS DANSEN DE MUIZEN OP TAFEL
 Als er geen toezicht is, loopt alles uit de hand
12. LIEVER ÉÉN VOGEL IN DE HAND, DAN 10 VOGELS IN DE LUCHT
 Je bent beter ‘zeker’ van kleine dingen, dan dromen van grootse dingen die
onbereikbaar zijn
13. HET IS GEEN WEER OM EEN HOND DOOR TE JAGEN
 Het is héél slecht weer
14. HIJ IS NOG MOSSEL, NOCH VIS
 Noch het een, noch het ander (niet goed, niet slecht)
15. HIJ IS ZO MAK ALS EEN LAMMETJE
 Heel kalm, heel rustig zijn
16. EEN GEKREGEN PAARD MOET JE NIET IN DE BEK KIJKEN
 Je moet niet te kieskeurig zijn als je een cadeau gekregen hebt
17. DIE VROUW IS ZO KOPPIG ALS EEN EZEL
 Héél koppig zijn
18. ALS HET KALF VERDRONKEN IS; DEMPT MEN DE PUT
 Pas als een ernstig ongeluk is gebeurt, neemt men maatregelen
19. IN DIE BUS ZITTEN DE MENSEN ALS HARINGEN IN EEN TON
 Het is overvol
20. DE DIEVEN ZATEN ALS RATTEN IN DE VAL
 Geen kant meer uit kunnen
21. DE KAT, DE BEL AANBINDEN
 Je begint aan een gevaarlijke / risicovolle onderneming
22. HIJ IS IN DE AAP GELOGEERD
 In moeilijkheden zitten
23. DIE MAN IS EEN ONGELIKTE BEER
 Heel onbeschoft / ongemanierd zijn
24. MIJN VROUW HEEFT DUIDELIJK HAAR BOKKEN-PRUIK OP
 Een slecht humeur hebben
25. BIJ DIT GROEPJE WAS ER DUIDELIJK EEN VREEMDE EEND IN DE BIJT
 Het is wel maar een ‘raar’ iemand
26. HIJ SPRINGT VAN DE OS OP DE EZEL
 Niet weten wat kiezen
27. DE DIEF KOOS SNEL HET HAZEN-PAD
 Op de loop gaan / zich snel uit de voeten maken
28. ALS 2 HONDEN VECHTEN VOOR EEN BEEN, LOOPT DE 3e ER MEE HEEN
 Als 2 mensen ruzie maken, heeft er meestal iemand anders voordeel bij
29. ZIJ IS GEEN KATJE OM ZONDER HANDSCHOENEN AAN TE PAKKEN
 Zorg dat je voorbereidt bent op een moeilijke situatie
30. HET VEL VAN DE BEER VERKOPEN, VÓÓR HIJ GESCHOTEN IS
 Niet victorie kraaien vóór een succes gehaald is
31. ZIJ LOOPT HEEL DE TIJD ROND ALS EEN KIP ZONDER KOP
 Veel praten, maar niets zinnigs vertellen
32. ÉÉN ZWALUW MAAKT NOG NIET DE HELE ZOMER
 Als één ding goed loopt, wil dit niet zeggen dat ‘alles’ goed loopt
33. JE MOET DE WAGEN NIET VOOR HET PAARD SPANNEN
 De zaak verkeerd aanpakken
34. DIE OUDE BOK LUST NOG WEL EEN GROEN BLAADJE
 Een oude (Her-)man kijkt nog graag naar een jong meisje
35. JE MOET DE KOE BIJ DE HORENS VATTEN
 Je moet niet afwachten, je moet er aan beginnen
36. EEN EZEL STOOT ZICH GEEN 2 MAAL AAN DEZELFDE STEEN
 Dom zijn, omdat men méér dan 1 keer dezelfde fout maakt
37. DIE DAME IS ZO TROTS ALS EEN PAUW
 Héél fier zijn
38. HIJ HEEFT EEN KIKKER IN DE KEEL
 Zijn stem verloren heben / hees zijn
39. ZIJ KIJKT DE KAT UIT DE BOOM
 afwachten
40. ZIJ IS ZO VLIJTIG ALS EEN MIER
 Heel erg / druk bezig zijn
41. DIE MAN IS ZO BANG ALS EEN WEZEL
 Héél bang zijn
42. DIE VROUW IS ZO NIJDIG ALS EEN SPIN
 Boos, kwaadaardig zijn