245 1 Duid de bestudeerde samenlevingen aan op

Download Report

Transcript 245 1 Duid de bestudeerde samenlevingen aan op

Geschiedenis
Overhoring Bestemming 1: Minoïsche en Myceense samenlevingen
naam:
/
klas:
nr.:
datum:
1 Duid de bestudeerde samenlevingen aan op tijdbalk 1 alsook op de algemene tijdbalk 2.
Tijdbalk 1
2500 v.C.
1500 v.C.
2000 v.C.
1000 v.C.
Tijdbalk 2
prehistorie
oude Nabije Oosten
2,5 miljoen v.C.
1492
Franse
Columbus Revolutie
3000 v.C.
2000 v.C.
klassieke oudheid
1000 v.C.
middeleeuwen
nieuwe
tijd
1000
nieuwste
tijd
1789
476
val West-Romeinse Rijk
schrift
1945
WO II
eigen tijd
2000
2 Kaartoefening
Zijn de volgende uitspraken over de kaart waar of niet waar? Als je denkt dat de uitspraak niet waar is,
verbeter ze dan ook.
1 Het omcirkelde eiland heet Corsica.
waar/
niet waar
2H
et omcirkelde eiland heeft een centrale ligging in de Middellandse Zee.
waar/
niet waar
3D
e Myceense cultuur had het omcirkelde eiland als centrum.
waar/
niet waar
4D
e specifieke ligging van het omcirkelde eiland zorgde voor een bloeiende handel.
waar/
niet waar
Toetsen
245
Zwarte Zee
K l e i n - A z i ë
Middellandse Zee
Cyprus
Mesopotamië
Egypte
N
W
O
Z
0
250
500 km
3 Kaartoefening
a Kleur Kreta rood.
b Plaats een zwarte stip en een M daar waar Mycene hoort te liggen.
c Bij welke samenleving hoort de omcirkeling op de kaart?
De Myceense / de Minoïsche samenleving (doorstreep het foute antwoord).
Peloponnesos
Egeïsche Zee
Ionische Zee
N
W
O
Middellandse Zee
Z
0
246
Toetsen
50
100
150 km
4 Vul de onderstaande tabel aan.
Burcht of paleis?
Opvallendste
kenmerk van dit
gebouw?
Minoïsche
of Myceense
samenleving?
Wat betekende het
einde voor deze
samenleving?
5 Welke vergelijking kun je maken tussen Spiderman enerzijds en Hector anderzijds?
6 Zowel de Minoïsche als de Myceense samenleving zijn voorbeelden van open samenlevingen.
De verspreiding van de twee culturen gebeurde echter op verschillende wijze.
Hoe verspreidde de Minoïsche cultuur?
Hoe verspreidde de Myceense cultuur?
Toetsen
247
7 Noteer bij de twee foto’s wat Arthur Evans fout deed als archeoloog.
248
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 2: de Griekse stadstaten vanuit politiek oogpunt
naam:
klas:
/
nr.:
datum:
1 Plaats de volgende politieke periodes in de juiste vakjes bij de tijdbalk.
- de democratische periode
- de aristocratische periode
- de periode van tirannie
700 v.C.
600 v.C.
500 v.C.
400 v.C.
300 v.C.
2 Kaartoefening
a Noteer Peloponnesos, Kreta, Klein-Azië, Ionische Zee en Egeïsche Zee op de juiste plaats op de
kaart.
b Zet een zwarte stip en de eerste letter van Athene en Sparta op de juiste plaats op de kaart.
Toetsen
249
3 Vul de tekstvakjes aan met de bevolkingsgroepen die geweerd werden uit de Atheense democratie.
Uit: Waanzinnig om te weten, De Gave Grieken
4Plaats de letters van de volgende Atheense bestuursvormen in chronologische volgorde en combineer
dan ook met de juiste uitleg.
Bestuursvormen:
Uitleg:
A tirannie
B democratie
C aristocratie
1 De rijkste standen hebben de politieke macht.
2 Eén persoon regeert in z’n eentje.
3 De macht ligt bij het volk, dat de leiders kiest.
chronologische volgorde
uitleg
5 Geef twee oorzaken voor het feit dat Griekenland verdeeld was in onafhankelijke stadstaten.
6Geef twee redenen waarom de oude Atheense democratie maar moeilijk te rijmen valt met onze
hedendaagse Belgische democratie.
250
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 3: de Griekse stadstaten vanuit sociaal-economisch oogpunt
naam:
klas:
/
nr.:
datum:
1 Kaartoefening
a Omcirkel op de eerste kaart het Griekse kerngebied.
b Welk verband bestaat er tussen de twee kaarten? Maak één bolletje zwart!
0Door de hoge bergen viel er te veel regen en trokken veel Grieken naar andere plaatsen in de
Middellandse Zee.
0Het bergachtige karakter zorgde voor onvruchtbare gronden waardoor de Grieken uitweken naar
kolonies.
0In de bergen is het niet gemakkelijk om te wonen en dus trokken veel Grieken weg.
Toetsen
251
2 Plaats de volgende begrippen op de juiste plaats in de tabel:
maritiem – gesloten – open – landbouw – militaire opvoeding – onderwijs voor rijken.
Sparta
Athene
3 Geef drie voorbeelden van ongelijkheid binnen de Griekse samenlevingen.
4 Geef drie verschillen tussen het leven van rijke Atheense burgervrouwen en hedendaagse Belgische
vrouwen.
5 Geef aan tot welk domein onderstaande stellingen behoren door een kruisje te plaatsen in het juiste
vak. Geef dan zelf nog drie stellingen bij de kruisjes die al in de tabel staan.
sociaal
economisch politiek
Er bestond een grote kloof tussen arme en rijke mensen.
Spartaanse meisjes kregen een vrij zware opvoeding.
Metoiken in Athene waren vaak handelaar of
ambachtsman en konden grote rijkdommen vergaren.
x
x
x
252
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 4: de Griekse stadstaten vanuit cultureel oogpunt
naam:
/
klas:
nr.:
datum:
1 Kaartoefening
Duid op de onderstaande kaart Athene, Sparta en Olympia aan met een zwarte stip en de eerste letter.
N
W
O
Z
0
50
100
150 km
2 Duid de verschillende periodes van de beeldhouwkunst aan op onderstaande tijdbalk.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1000 v.C. 900 v.C. 800 v.C. 700 v.C. 600 v.C. 500 v.C. 400 v.C. 300 v.C. 200 v.C. 100 v.C.
I
1
I
100
3 Benoem de verschillende onderdelen van een tempel.
Toetsen
253
4 Welk beeldhouwwerk hoort bij welke periode? Schrijf ook de volgende kenmerken in het juiste vakje:
natuurgetrouw, blokvormige massa, veel beweging, houterige houding, zonder emotie, overdreven
emotie (pathos), realistische lichaamsbouw, beweging, gebruik van steunbeen.
1
periode
archaïsche periode
800 v.C. – 500 v.C.
2
klassieke periode
500 v.C. – 350 v.C.
3
hellenistische periode
350 v.C. – 150 v.C.
foto
kenmerken
5Welke van onderstaande kenmerken kunnen worden toegeschreven aan de Griekse religie? Kruis aan.
De Griekse godsdienst was polytheïstisch.
De Griekse godsdienst was monotheïstisch.
Griekse goden werden voorgesteld als dieren.
De Griekse goden hadden menselijke kenmerken.
De Griekse goden werden vereerd in tempels.
De Grieken brachten offers aan hun goden.
Iedere stadstaat of kolonie vereerde andere goden.
De Grieken hadden één geloofsboek met daarin godsdienstige voorschriften.
254
Toetsen
6 Plaats de volgende afbeeldingen in chronologische volgorde door er nummers van 1 t.e.m. 3 onder te
plaatsen. Vervolgens geef je ook de benaming van de orde waartoe de zuil behoort.
nummer?
orde?
Toetsen
255
256
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 5: de hellenistische rijken
/
naam:
klas:
nr.:
datum:
1 Kaartopdrachten
a Arceer op de onderstaande kaart het gebied waarover Alexander de plak zwaaide.
b Van welke stad is dit de plattegrond?
N
tempel voor alle goden
Egyptische tempel
Griekse tempel
W
O
5
Isistempel
Pharos
tempel
van Poseidon
Grote
tolambt Haven
Kleine
Haven
c Teken een pijl van de plattegrond naar
de bovenstaande kaart zodat duidelijk
wordt waar deze stad zich bevindt.
Z
4
scheeps3
1
werven
2
koopmanskwartier
Maanpoort
Koningsstad
gymnasium
Zonnepoort
Egyptische
stad
1 Museum
Stadion
0
1
tempel van Serapis
2 km
2 Theater
l
Kanaa
3 Bibliotheek
4 Koninklijke villa
5 Vuurtoren
Toetsen
257
2 Werken met begrippen. Vul het kruiswoordraadsel aan met de woorden die bij de omschrijving passen.
1
2
3
5
4
6
7
Horizontaal:
3 het streven naar gebiedsuitbreiding en wereldheerschappij
7 verspreid in of gericht op bijna alle delen van de wereld
Verticaal:
1 wanneer het huwelijk wordt gebruikt om politieke banden te versterken
2 de vermenging van Griekse en oosterse cultuurelementen
4 heerschappij over een gebied
5 gebiedsuitbreiding, groei
6 franca: overheersende taal die men in grote delen van de wereld gebruikt
3 Hoe probeerde Alexander de eenheid in zijn rijk in stand te houden?
4 Hoe komt het dat Engels vandaag de lingua franca is?
258
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 6: de Etruskische stadstaten en het oudste Rome
naam:
/
klas:
nr.:
datum:
1 Duid de Etruskische samenleving en het Romeinse koninkrijk aan in het juiste vak op de tijdbalk.
1000 v.C.
900 v.C.
800 v.C.
700 v.C.
600 v.C.
500 v.C.
400 v.C.
300 v.C.
200 v.C.
100 v.C.
2 Kaartopdrachten
a Duid Rome aan met een zwarte stip en de eerste letter.
b Kleur het kerngebied van de Etrusken rood.
Toetsen
259
3Geef vier argumenten die aantonen dat de Etruskische samenleving voor een groot deel uit het oostelijk
bekken van de Middellandse Zee komt en bovendien ook nog eens beïnvloed werd door de Griekse
kolonies in het zuiden van Italië.
4 Teken de boogstructuur en geef uitleg over het voordeel ervan.
5 Geef drie Romeinse kenmerken die Etruskisch van oorsprong zijn.
260
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 7: de Romeinse republiek vanuit politiek oogpunt
naam:
/
klas:
nr.:
datum:
1 Plaats d.m.v. balkjes het Romeinse koninkrijk en de Romeinse republiek op de onderstaande tijdbalk.
800 v.C.
700 v.C.
600 v.C.
500 v.C.
400 v.C.
300 v.C.
200 v.C.
100 v.C.
1
100
2 Kaartopdracht
a Arceer de gebieden die veroverd werden tot 272 v.C. in het rood.
b Arceer de gebieden die veroverd werden tot 44 v.C. in het zwart.
3 Geef twee eigenschappen van het Romeinse leger die ervoor zorgden dat een gigantisch gebied kon
worden veroverd.
4 Leg uit hoe de tactiek van ‘verdeel en heers’ werkt.
Toetsen
261
5 Vul onderstaand schema van de werking van de Romeinse republiek aan.
Pontifex Maximus
Taakomschrijving:
Twee consuls, verkozen voor 1 jaar
Taakomschrijving:
Volksvergadering
Wie?
Senaat
Wie?
Welke bevoegdheden?
Welke bevoegdheden?
verkiezen
advies geven aan
6 Waar of niet waar? Verbeter de stelling als je denkt dat ze niet waar is.
262
Julius Caesar werd door de senaat vermoord omdat hij Gallië had veroverd.
waar/
niet waar
De Pontifex Maximus had de politieke macht in handen.
waar/
niet waar
Senatoren kwamen meestal uit de oude rijke families.
waar/
niet waar
Marcus Antonius, de neef van Caesar, werd in 27 v.C. de allereerste keizer.
waar/
niet waar
De toevoer van slaven uit oorlogsgebieden zorgde voor een verarming bij de kleinere
Romeinse boeren.
waar/
niet waar
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 8: de Romeinse republiek vanuit sociaal-economisch oogpunt
naam:
klas:
/
nr.:
datum:
1 Geef de Romeinse standensamenleving schematisch weer. Omcirkel vervolgens de stand waartoe de
proletariërs behoorden.
1ste
2de
3de
2 Vanwaar komt het woord proletariër en hoe kwamen die Romeinen meestal in die benarde situatie
terecht?
Proletariër komt van:
Hoe werd men meestal proletariër?
Toetsen
263
3 Geef de benaming van de twee utilitaire bouwwerken en vergelijk ze vervolgens met hedendaagse
utilitaire bouwwerken.
Welk bouwwerk?
Te vergelijken met welk
hedendaags bouwwerk?
4 Hoe kon een plebejer meer macht vergaren?
5 Geef drie manieren om in de tijd van de Romeinse republiek in de slavernij te belanden.
264
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 9: het Romeinse keizerrijk vanuit politiek en cultureel oogpunt
naam:
klas:
/
nr.:
datum:
1 Duid het Romeinse koninkrijk, de Romeinse republiek en het Romeins keizerrijk aan op de tijdbalk.
800 v.C.
600 v.C.
400 v.C.
200 v.C.
1
200
400
2 Duid nu de hele Romeinse periode aan op de algemene tijdbalk.
prehistorie
2,5 miljoen v.C.
1492
Franse
Columbus Revolutie
oude Nabije Oosten
3000 v.C.
2000 v.C.
klassieke oudheid
1000 v.C.
middeleeuwen
nieuwe
tijd
1000
nieuwste
tijd
1789
476
val West-Romeinse Rijk
schrift
1945
WO II
eigen tijd
2000
3Geef in de tabel drie acties die ervoor zorgden dat de keizer populair werd bij het volk en drie acties die
hem onpopulair maakten.
acties die hem populair maakten
acties die hem onpopulair maakten
Toetsen
265
4 Maak een propaganda-poster van jezelf. Probeer op die manier de klas naar je hand te zetten.
5 Wat bedoelt men met ‘brood en spelen’?
266
Toetsen
Geschiedenis
Overhoring Bestemming 10: de val van het West-Romeinse Rijk
/
naam:
klas:
nr.:
datum:
1 Duid het Romeinse koninkrijk, de Romeinse republiek en het Romeins keizerrijk aan op de tijdbalk.
800 v.C.
600 v.C.
400 v.C.
200 v.C.
1
200
400
2 Duid nu de hele Romeinse periode aan op de algemene tijdbalk.
prehistorie
oude Nabije Oosten
2,5 miljoen v.C.
1492
Franse
Columbus Revolutie
3000 v.C.
2000 v.C.
klassieke oudheid
middeleeuwen
1000 v.C.
nieuwe
tijd
1000
nieuwste
tijd
1789
476
val West-Romeinse Rijk
schrift
1945
WO II
eigen tijd
2000
3Rome groeide uit tot een reusachtig rijk. De foto’s hieronder tonen de grenzen van het Romeinse Rijk.
Zet de nummers van de foto’s in de juiste kadertjes op de kaart.
1
2
De Saharawoestijn
4
3
De Atlantische Oceaan
5
De Arabische woestijn
De Zwarte Zee
6
De Rijn vandaag
De Donau vandaag
Toetsen
267
GERMANEN
395
HUNNEN (376)
West-Romeinse
Rijk
Oost-Romeinse
Rijk
N
W
O
Z
Romeinse Rijk, 4de – 5de eeuw n.C.
0
500
1000 km
4 Vervolledig het schema van de val het West-Romeinse Rijk en onderstreep in dat schema de aanleiding.
Groeiende bevolking en
Aanvallen van de
Binnen het West-Romeinse Rijk:
476:
5Op welke manier leverde het christendom een belangrijke bijdrage aan de ondergang van het WestRomeinse Rijk?
268
Toetsen