(week 5) van Geschiedenis van het Europees

Download Report

Transcript (week 5) van Geschiedenis van het Europees

Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
HC. 5 Constitutioneel-historische kernproblemen
Twee thema’s zullen vandaag centraal staan. Ten eerste de traditionele begrippen van
monarchie, oligarchie en democratie. De begrippen worden al zeer lang gebruikt voor
politiek-theoretische analyses. Het tweede kernbegrip dat behandeld zal worden, is het
begrip rechtsstaat.
Begrippen politiek-theoretische analyses
Monarchie, oligarchie en democratie, moeten niet meteen geassocieerd worden met het
hedendaags taalgebruik. Het gaat hier om de theoretische types van politieke
staatsvormen. In de praktijk zal men nooit één type in een zuivere vorm aantreffen. Het
zal in staten altijd gaan om een gemengde vorm, waarbij één type natuurlijk wel
overheersend kan zijn. In het Westen heeft men eeuwenlang met alle drie de termen
systemen geanalyseerd. De typologie is in theorie echter grotendeels voorbij gestreefd,
omdat het overheersend type, de democratie is geworden sinds twee eeuwen. Toch
hebben de oude types nog een betekenis vandaag de dag.
De begrippen monarchie, oligarchie en democratie moeten niet verward worden met het
begrip rechtsstaat. Het is namelijk niet zo dat een rechtsstaat noodzakelijk verband
houdt met een democratie. Soms kan het zo zijn dat een monarchie een rechtsstaat
beter kan beschermen dan een democratie.
Monarchie
Een monarchie is een staatsvorm waarbij de openbare macht in de persoon van een
heerser geconcentreerd is. Het gaat niet noodzakelijk om een koning als heerser en
andersom is het niet zo dat, omdat er een koning is er ook sprake is van een monarchie.
In Nederland is er formeel gesproken sprake van een monarchie, omdat er een koning is.
Dit is echter een monarchie in een beperkte formele betekenis. Het gaat tijdens dit vak
niet om deze betekenis bij het begrip monarchie. Als men kijkt waar de macht in
Nederland ligt en hoe deze wordt uitgeoefend, dan ligt deze niet bij de koning. In die zin
is dus niet te spreken van een monarchie in Nederland. In de Verenigde Staten, is
bijvoorbeeld sprake van een Republiek, maar het staatshoofd heeft zeer veel macht. Dit
is volgens de politieke theorie in zekere mate een monarchaal type van de staatsvorm.
Het gaat er dus om, dat er één specifiek persoon is die veel politieke macht concentreert.
Dit betekent dat bij het kijken naar de definitie van een monarchie, deze diverse vormen
kan aannemen en diverse grondslagen heeft. In de geschiedenis zijn er bijvoorbeeld
koningen in de gratie Gods, vorsten die verkozen waren en vorsten die op een andere
manier aan de macht kwamen.
Historische voorbeelden hiervan zijn: middeleeuwse vorsten, absolutistische vorsten
in de nieuwe tijd en dictaturen tijdens de 20ste eeuw. Ook nog vandaag de dag, bestaat
er een symbolisch monarchaal systeem, zoals bijvoorbeeld in Nederland. Frankrijk is
geen zuiver monarchaal type, maar in de 5de republiek, waar veel macht kan worden
uitgeoefend door de President, heerst dus een graad van monarchaal type.
Facebook.com/SlimStuderen
1
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Oligarchie
Een oligarchie is een staatsvorm waarbij de openbare macht in een netwerk van een
beperkt aantal belangengroepen is geconcentreerd. In tegenstelling tot de vorige vorm,
waarbij alles geconcentreerd is rond 1 persoon, is hier de macht geconcentreerd in een
groep personen. Dit laat ook weer een zekere flexibiliteit toe en het soort of het aantal
belangengroepen kan verschillend zijn per oligarchie.
In de geschiedenis zijn uiteenlopende historische voorbeelden te zien. In Nederland,
in de oude republiek, is de macht in Holland in de steden geconcentreerd. In de steden in
Holland bestonden er een aantal vooraanstaande families, de zogenaamde
regentenfamilies. Dit is een typische vorm van oligarchie, want deze families kwamen het
meest voor in stadsbesturen en regeringen. Ook in Engeland zijn oligarchische
onderdelen te herkennen in de House of Lords. Daarnaast is ook in de 19 e eeuw een
voorbeeld te vinden voor oligarchie. In de 19e eeuw zal men geleidelijk naar een vorm
van algemeen stemrecht overgaan. Het kiesrecht is echter beperkt door allerlei
voorwaarden. Een van de voorwaarden is de hoeveelheid belasting die je betaalt voor
onroerende zaken. Hoe meer grond men heeft, hoe meer belasting men moet betalen en
hoe sneller men actief en passief kiesrecht heeft. Er is dan ook sprake van de
zogenaamde cijns-democratie.
Democratie
Een democratie is een staatsvorm waarbij de openbare macht geconcentreerd is in de
volksmassa en wordt uitgeoefend met de goedkeuring van de volksmassa. Het is het
tweede deel van de definitie, die het moeilijkst is om in de praktijk te brengen. Er moet
een passende volksvertegenwoordiging zijn, die aan controle van de volksmassa is
onderworpen. Opnieuw kan men met de definitie verschillende kanten uit. Het is geen
strikte definitie, want wat als volksmassa wordt gezien, kan verschillend zijn per staat.
Het volk betekent normaliter het hele volk, maar ook tegenwoordig is het niet de hele
bevolking die democratisch vertegenwoordigd wordt. Hier zie je al dat er een verschil is
tussen het juridisch constitutioneel volk is en de volksmassa.
Historische voorbeelden zijn de meeste westerse democratieën. Een aantal van de
voorbeelden die bij de vorige vormen genoemd zijn, kunnen ook hier vermeld zijn.
Bijvoorbeeld tijdens de cijns-democratie, was het beginsel er ook dat de macht werd
uitgeoefend door het volk.
Nederland
Een monarchie is als politiek type nauwelijks terug te vinden in Nederland. De
monarchie bestaat in Nederland slechts symbolisch en dit voldoet niet aan het begrip wat
tijdens dit vak gehanteerd wordt. Een alternatief op de koning is niet te vinden. De
Minister-President, die het dichtst in de buurt komt, is teveel gebonden aan partijpolitiek
en aan coalitie akkoorden. Hij zou niet naar eigen zin een machtsuitoefening kunnen
doen, zoals deze wel verondersteld wordt bij een monarchie.
Als men kritisch kijkt naar Nederland, zijn er ook oligarchische kenmerken te zien. Er
zijn een aantal gegevens waar een aantal belangengroepen zijn, die als netwerk
fungeren.
Over het algemeen is de democratie het element van de organisatie van de
Nederlandse staat. Er bestaat een proportioneel systeem en er is dus een ruime
vertegenwoordiging. Niet alle groepen in Nederland zijn vertegenwoordigd, maar de
overgrote meerderheid is vertegenwoordigd.
Facebook.com/SlimStuderen
2
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Europa
In onze Europese systemen, zou alleen het democratisch model legitiem mogen zijn,
omdat volkssoevereiniteit de enige legitieme grondslag is voor de politieke macht.
Het is onvermijdelijk dat het vormgeven van de democratie, soms met combinaties van
oude structuren gebeurt. Het is niet per definitie, dat omdat men overgaat naar een
democratie, men de symbolische elementen van bijvoorbeeld een monarchie opheft. Een
symbool van monarchie werd zelfs onmisbaar geacht. In de landen die nog formeel
koninkrijken of een monarchie zijn, geldt overal dat de legitimiteit van de macht rust bij
het volk. De monarch die heerst, heerst alleen maar bij de gratie van het volk, omdat het
volk een koningshuis nog aanvaard.
Over het antwoord op de vraag, hoe vorm gegeven wordt aan de volkssoevereiniteit,
heerst een zeer grote mate van eenvormigheid. Het overgrote deel van Europa doet dit
door middel van een parlementair systeem. Het parlement geeft vorm aan de uitdrukking
van de volkssoevereiniteit. In de meeste gevallen heeft men een stadium bereikt, dat er
een vertegenwoordiging bestaat op basis van een algemeen enkelvoudig stemrecht.
Engeland
Het democratisch beginsel vindt men vooral terug in de verkiezing en samenstelling
van het Lagerhuis, House of Commons. Hier kan ook een nuance over worden
aangebracht. In Engeland bestaat het kiessysteem met first past the post, welke ervoor
zorgt dat meestal de grote partijen worden bevoordeeld . Zelfs met een minderheid van
de volkssteun, kunnen partijen een meerderheid vergaren in het Lagerhuis.
Het oligarchisch principe vindt men terug in het Hogerhuis, House of Lords. Zelfs na de
laatste hervormingen van 1999 bestaat er een kamer van het parlement, dat geen
enkele verkozene geldt. Er is geen enkel democratisch gekozen lid in House of Lords. Er
zitten leden op basis van erfelijkheid, op basis van hun positie in de Kerk en leden die
door de Kroon zijn benoemd.
Het monarchaal principe bestaat in Engeland symbolisch in het feit dat er een koningin
is. De positie van de prime minister is ook enigszins monarchaal. Deze heeft namelijk
veel meer elementen van machtsconcentratie dan de positie van Minister-President in
Nederland.
Frankrijk
Het democratisch principe is terug te vinden in de verkiezing en samenstelling van de
Kamer van Vertegenwoordiging. Er heerst echter geen proportioneel systeem, maar een
systeem dat een volksvertegenwoordiger per district kiest. Dit systeem bevoordeelt de
grote partijen. Daarnaast zijn de verkiezing van de president en een veelvuldig beroep op
referenda democratische kenmerken
Het oligarchisch principe is in beginsel uitgesloten en weggewerkt in Frankrijk. De
verkiezing van de senaat is hierop een uitzondering.
Het monarchaal principe is in de vijfde republiek beperkt te vinden in het
presidentsambt.
Duitsland
De democratie wordt uitgedrukt door de samenstelling van de Bondsdag en de
samenstelling van de parlementen van de deelstaten, Landstage. Dit zijn democratisch
verkozen vertegenwoordigers.
Facebook.com/SlimStuderen
3
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Het oligarchisch principe heeft men zoveel mogelijk uitgesloten, maar is wel
herkenbaar. De kiesdrempel is een manier om een versplintering van partijen te
voorkomen, maar ook een zekere vertekening van volksvertegenwoordiging. Indirecte
verkiezingen van het staatshoofd.
Het monarchaal principe heeft men ook willen uitsluiten in Duitsland. Het is enigszins
terug te vinden in de relatief sterke positie van de bondskanselier.
Gemeenschappelijke kenmerken
Bij alle landen is het gemeenschappelijk element volksvertegenwoordiging, waarin je dus
democratische legitimiteit terug vindt. Men ziet ook dat tegelijk die
volksvertegenwoordiging een aantal beperkingen kent, meestal via het kiessysteem.
Binnen het parlement, betekent het ook dat de volkssoevereiniteit niet op dezelfde
manier in het parlement is uitgedrukt. In alle landen bestaat een tweekamerstelsel, maar
het democratisch element vindt men slechts terug in één van deze kamers. In Engeland
in de house of commons, in Frankrijk in de kamer van volksvertegenwoordigers en in
Duitsland in de bondsdag.
Rechtsstaat
Er bestaan verschillende manieren om een rechtsstaat te beschrijven. Ten eerste wordt
er een onderscheid gemaakt tussen een formele en materiële rechtsstaat. Een formele
rechtsstaat kun je definiëren als het principe waarbij staatsmachten overeenkomstig
het recht moeten handelen en daarbij zelf aan het recht zijn onderworpen. Er is bij dit
begrip sprake van het tegenovergestelde van het absolutisme, dat gedefinieerd werd als
een heerser die niet werd onderworpen aan het recht. In de definitie is sprake van een
paradox, een tegenstrijdigheid. De staatsmacht is aan het recht gebonden, maar kan het
recht ook tot stand brengen. Met een materiële rechtsstaat wordt bedoeld, dat
staatsmachten ook rechtvaardig moeten handelen. Dit is een veel moeilijker begrip,
aangezien rechtvaardigheid een politiek variabele waarde is. Over het algemeen in de
westerse democratieën, heeft men weinig problemen met de invulling van het begrip
formele rechtsstaat. Het beginsel van een formele rechtsstaat geldt vrij algemeen in de
Westerse democratieën. Alleen bij hoge uitzondering wordt van dit begrip afgestapt,
zoals bijvoorbeeld tijdens een noodsituatie of tijdens landsverdediging. De materiële
rechtsstaat is politiek moeilijker te hanteren. Deze vorm van rechtsstaat wordt in het
algemeen gerealiseerd via de democratische staatsinstellingen. Dit gebeurd dan door
middel van wetten van algemeen belang. Daarnaast wordt deze vorm van rechtsstaat
gerealiseerd door fundamentele rechten en vrijheden, zoals bijvoorbeeld het
discriminatieverbod. Als laatste kan rechtvaardigheid van de overheid ook gerealiseerd
worden door zogenaamde wetten die recht geven op een bepaalde prestatie van de
overheid. Deze laatste twee vormen zijn niet noodzakelijk opgenomen in grondwetten,
maar zijn geregeld in het EVRM en de Human Rights Act 1998.
Facebook.com/SlimStuderen
4
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Beschermingsstaat en verzorgingsstaat
Zoals in week 1 besproken, heeft de grondslag van een politieke overheid twee
elementen. Ten eerste moet er sprake zijn van macht. Een overheid moet handelingen
kunnen afdwingen bij zijn burgers. Ten tweede moet er sprake zijn van legitimiteit. Een
overheid moet worden erkend door zijn burgers. Degene tegen wie de handelingen
worden verricht, moeten ook daadwerkelijk vinden dat degene die de handelingen
verricht hiertoe ook gemachtigd is.
Burgers hebben daartegenover ook verwachtingen van de overheid. Zij hebben
verwachtingen ten aanzien van defensie, justitie en bijvoorbeeld over de invulling van de
sociale zekerheid. Traditioneel gezien moet de overheid essentiële voorwaarden
garanderen, die nodig zijn om te overleven. Wanneer een staat dit doet, wordt zij gezien
als beschermingsstaat. In de 20ste eeuw heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden
naar een verzorgingsstaat. Een overheid wordt dan ook geacht de sociaal-economische
welvaart te vergroten en te garanderen.
Absolutisme
Het absolutisme is oorspronkelijk uitgewerkt, als een tegenstelling tot het ideaal van de
rechtsstaat. Dit komt bijvoorbeeld voor in Engeland, waar willekeur in de uitvoerende
macht voorkomt. Daarnaast kwam het ook voor in Frankrijk, waar Lodewijk XIV met zijn
uitspraak l’état, c’est moi het absolutisme onderschreef.
Het absolutisme is historisch verbonden met het modern, exclusieve
soevereiniteitsbegrip. Met name de gedachte dat de vorst niet aan een hogere menselijke
norm onderworpen is. Er is sprake van een menselijke norm, omdat de vorsten wel het
natuurrecht erkennen en het goddelijke recht.
Wanneer de soevereiniteit wordt overgeheveld naar het volk, eind 19 e eeuw, komt de
nationale wetgever eigenlijk in de positie van de absolutistische vorst te staan. De
nationale wetgever is niet gebonden aan menselijke normen én hij is niet gebonden aan
niet-menselijke normen, zoals bijvoorbeeld het natuurrecht. In die zin is de
volkssoeverein van de 19e eeuw nog veel meer absoluut in zijn macht, dan de soeverein
van het Ancien Regime. Deze stelling moet worden gerelativeerd, er zijn argumenten
voor en argumenten tegen.
Argumenten voor
 Alle macht gaat uit van het volk en niet van bijvoorbeeld God of de natuur;
 Er is geen hogere macht dan de wetgever of de grondwetgever;
 Al het recht, vloeit voort uit de menselijke wil. Slechts dat wat in wetten is
opgenomen, is bindend;
 De wetgever is eigenlijk niet aan zijn eigen normen gebonden.
Argumenten tegen
 De wet is het product van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging. De
manier waarop het algemeen belang zich laat uitdrukken, moet het resultaat zijn
van een onderhandeling tussen belangengroepen;
 In de meeste landen wordt een onderscheid gemaakt tussen de wetgever en de
grondwetgever. De macht van de grondwetgever is gebonden aan de grondwet,
welke moeilijk is om te veranderen;
 Scheiding der machten duidt niet op absolutisme, omdat hiermee wordt
voorkomen dat er een concentratie van alle macht in één instelling komt;
 Grondwettelijke vrijheden en rechten beperken ook het absolutisme. Dit zijn
bepalingen die tot de grondwet behoren en zelf het voorwerp zijn van de volkswil.
Facebook.com/SlimStuderen
5
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Fundamentele rechten en vrijheden
De ontwikkeling van de fundamentele rechten, bestaat uit de vraag of de rechten een
inherente beperking zijn van de staatsmacht. Er wordt zich afgevraagd of de
grondwetgever door die rechten gebonden is. Zou het volk zelf kunnen beslissen de
mensenrechten op te heffen, via bijvoorbeeld een referendum? Een hogere norm, belet
het volk dit te doen. Er staat wat dat betreft dus een hogere norm boven het volk.
Fundamentele rechten worden dus niet alleen gezien als product van de volkswil, maar
het is ook een product waardoor de volkswil gebonden is aan hogere normen.
De juridische vormgeving van deze erkenning is nog steeds aan wetgevingsprocedures
onderworpen. In Engeland wordt het EVRM slechts erkend door een gewone wet, met
relatieve beperkingen van de parlementaire soevereiniteit. In Frankrijk is het supranationaal recht nog steeds ondergeschikt aan controle door volkssoevereiniteit. In
Duitsland daarentegen is er wél sprake van een volledige uitwerking van het
uitgangspunt dat fundamentele rechten en vrijheden een hogere norm zijn. De wetgever
kan een aantal grondwettelijke basisregels niet veranderen.
Facebook.com/SlimStuderen
6
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Vragen week 5
1. Wat verstaat men (in het kader van politiek-theoretische types van
staatsvormen) onder (a) een monarchie; (b) een oligarchie; (c) een
democratie?
a. Monarchie
Een monarchie is een staatsvorm waarbij een persoon de openbare macht heeft. In een
monarchie wordt de macht als een personal rule uitgeoefend.
b. Oligarchie
Bij de oligarchie ligt de openbare macht bij een beperkt aantal belangengroepen.
c. Democratie
Een democratie is een staatsvorm waarbij ‘het volk’ als volksmassa de openbare macht
heeft. De uitoefening van de openbare macht is in handen of wordt gecontroleerd door
het volk.
1bis. In welke mate vindt men de elementen ‘monarchie, oligarchie en
democratie’ terug in de huidige constitutionele systemen van (a) Engeland,
(b) Frankrijk en (c) Duitsland?
a. Engeland
Monarchie
 Symbolisch gehandhaafd in de monarchie;
 Ambt van Eerste Minister gezien de grote machtsconcentratie;
 Royal Prerogative, die door de regering wordt uitgeoefend.
Oligarchie
 Samenstelling van Hogerhuis, gezien de samenstelling van de leden;
 Rechterlijke macht, welke een kleine groep beroepsjuristen is, die zichzelf
reguleren.
Democratie
 Lagerhuis, wat betreft de verkiezingen en samenstelling;
 Kanttekening aan verkiezingen is, dat één partij met een minderheid van de
stemmen een meerderheid van zetels kan veroveren in het Lagerhuis.
b. Frankrijk
Monarchie
 Presidentsambt.
Oligarchie
 Verkiezing en samenstelling Senaat. In de Senaat zijn de meeste leden ouder en
conservatiever en het overwicht is man;
 Topfuncties in het openbaar bestuur en in de regering zijn slechts voor
afgestudeerden van zogenaamde elite-scholen.
Democratie
 Verkiezing en samenstelling van de Kamer van Vertegenwoordigers;
 Rechtstreekse verkiezing van President;
 Praktijk van referenda.
c. Duitsland
Monarchie
 In beginsel zijn er geen elementen van een monarchie te vinden in Duitsland. Dit
komt door de negatieve ervaringen met het Fuhrer-Prinzip;
 Bondskanselier komt dichtst in de buurt, met de sterke positie die aan haar
toekomt.
Oligarchie
 Indirecte verkiezingen van het staatshoofd;
 Beroepsgroepen van juristen, die een professionele elite zijn.
Facebook.com/SlimStuderen
7
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Democratie
 De verkiezing en samenstelling van de Bondsdag;
 De verkiezing en samenstelling van de Landtäge;
 Kiesdrempel van 5% bij deze verkiezingen
2. Hoe wordt de democratische legitimiteit van de staatsmacht
gegarandeerd in (a) Engeland, (b) Frankrijk en (c) Duitsland?
Engeland
In Engeland wordt de democratische legitimiteit van de staatsmacht gegarandeerd door
het feit dat er een gekozen volksvertegenwoordiging is; het Lagerhuis. Hier tegenover
staat, dat er geen sprake is van een proportionele volksvertegenwoordiging. Het
kiesstelsel in Engeland bevoordeelt twee grote partijen. Het kan voorkomen dat de partij
met een minderheid van de stemmen, toch het meest aantal zetels in het Lagerhuis kan
krijgen.
Frankrijk
In Frankrijk wordt de democratische legitimiteit van de staatsmacht gegarandeerd door
middel van een gekozen volksvertegenwoordiging, verkiezing van de president en door
middel van referenda. Een beperking van deze legitimiteit is het feit, dat er geen
proportioneel systeem geldt. Dit maakt het voor kleinere partijen moeilijk, zich te
plaatsen in de Kamer.
Duitsland
In Duitsland wordt de democratische legitimiteit van de staatsmacht gegarandeerd door
middel van een gekozen volksvertegenwoordiging; de Bondsdag. Een kanttekening
hierbij is de kiesdrempel van 5%.
2bis. Wat is de grondslag voor de soevereiniteit in Engeland, Frankrijk en
Duitsland? Welke instellingen zijn in ieder van die drie landen de uitdrukking
of vertegenwoordiging bij uitstek van die soevereiniteit?
De grondslag voor de soevereiniteit is in alle landen volkssoevereiniteit.
In Engeland is het Lagerhuis een vertegenwoordiging van het volk. In Frankrijk is dit de
Kamer van Volksvertegenwoordigers. In Duitsland bevindt de volkssoevereiniteit zich in
de Bondsdag.
3. Wat is het verschil tussen materiele en formele rechtsstaat? Kan je
elemeneten die een materiele rechtsstaat proberen vorm te geven
herkennen in de Engelse, Franse of Duitse Grondwet?
Formele rechtsstaat verwijst naar de eis dat staatsmachten moeten handelen conform
het recht en dat zij ook zelf aan rechten onderworpen zijn. Het gaat bij een formele
rechtsstaat om de vraag, in hoeverre het hoogste gezag van de staat is onderworpen aan
het recht.
Materiële rechtsstaat verwijst naar de plicht van de staatsmachten om
rechtvaardigheid binnen hun staat te bevorderen en zelf ook rechtvaardig op te treden.
De materiële rechtsstaat kan op drie manieren worden ingevuld:
 Het toepassen van rechtsregels, die de rechtvaardigheid verwezenlijken;
 Actieve invulling van erkende fundamentele rechten en vrijheden;
 Mogelijkheden van het recht om bepaalde dingen van de staat te eisen.
Deze elementen zijn terug te vinden in de verschillende Grondwetten:
In de Engelse grondwet wordt het EVRM door een wet in formele zin erkend. In Frankrijk
blijft het recht, dat supra-nationaal is, nog steeds ondergeschikt aan de wil van het volk
en in Duitsland bestaan er verschillende grondrechten die niet kunnen worden gewijzigd
door de grondwetgever.
Facebook.com/SlimStuderen
8
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
4. Wat is het verschil tussen beschermings- en verzorgingsstaat?
In een beschermingsstaat moet de openbare macht essentiële voorwaarden die
nodig zijn om te overleven, garanderen. Zij moet deze voorwaarden daarnaast ook in
stand houden.
In een verzorgingsstaat gaan de taken van de overheid hierin een stap verder. De
staat wordt in deze vorm geacht de sociaal-economische welvaart te garanderen en
te vergroten.
5. Was de 19e eeuwse nationale staat al dan niet absolutistisch? Geef
argumenten pro en contra.
De tegenstelling tegenover het ideaal van de rechtsstaat wordt vaak aangeduid met
‘absolutisme’. Er is bij absolutisme sprake van een exclusieve soeverein die alle macht
heeft. Er is geen hogere macht dan de soeverein. Dit was in Engeland bijvoorbeeld het
geval op het moment dat beslissingen, ongeacht de geldende normen en zonder controle
van een andere staatmacht, gemaakt konden worden. In Frankrijk werd het absolutisme
gesymboliseerd door de uitspraak van Lodewijk XIV: ‘L’etat, c’est moi’.
19e eeuwse staat absolutistisch:
Pro
 Het volk heeft alle macht;
 Volksvertegenwoordiging is de hoogste macht;
 Het volk is niet onderworpen aan de goddelijke wet of het natuurrecht;
 De nationale wetgever is niet gebonden aan hogere normen.
Contra
 De volksvertegenwoordiging is complexer dan de persoon van een vorst. De wet is
een uitdrukking van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging;
 De mogelijkheden van de wetgever worden praktisch beperkt door de bijzondere
procedureregels die gelden voor een grondwetsherziening;
 De volledige concentratie van de macht wordt vermeden, door middel van checks
and balances;
 De wetgever is politiek gebonden door grondwettelijke vrijheden en rechten.
6. In welke mate zijn West-Europese rechtssystemen zoals die zich tijdens
de tweede helft van de 20ste eeuw hebben ontwikkeld minder
absolutistisch dan het ideaal-theoretische type van de 19e eeuwse
nationale staat? In welke mate en waarom is die tendens tijdens de
tweede helft van de 20ste eeuw al dan niet door de Europese integratie
bevorderd?
In de West-Europese rechtssystemen wordt over het algemeen aangenomen, dat ook de
hoogste staatsmacht aan beperkingen is onderworpen. Ook het soevereine volk is
gebonden aan fundamentele mensenrechten. Het bevorderen van mensenrechten en de
nadruk op controle op de uitoefening van de openbare macht, is duidelijk een reactie op
de totalitaire regimes van de 19e eeuw.
Doordat er veel kritiek bestond op de manier waarop de soeverein in verschillende staten
zijn macht had uitgeoefend, kwam er geleidelijk erkenning voor fundamentele rechten,
waaraan ook de soeverein gebonden was. De Europese integratie heeft deze tendens
bevorderd, door het juridisch vastleggen van deze rechten.
Facebook.com/SlimStuderen
9
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Ontbrekende vragen week 1 t/m 3
Week 1
6sexies. [zie de stof van week 4] Wat bedoelden juridische auteurs die in
de Nieuwe Tijd het staatsbestel van het H. Roomse Rijk behandelden met
de uitspraak dat dat rijk in juridisch (cq politiekrechtelijk) opzicht een
“monster” was?
Duitsland wordt door auteurs ook wel een juridisch monster genoemd. Hiermee bedoelen
zij dat Duitsland niet tot één bepaald type staatsvorm hoort, maar een combinatie is van
verschillende types. Er is geen sprake van een monarchie of oligarchie. De auteurs
zeggen, dat het geen volledige monarchie kan worden genoemd, omdat er geen monarch
is met de volledige soevereiniteit. Er is daarnaast ook geen sprake van een oligarchie,
want de territoriale vorsten hebben ook niet de volledige soevereiniteit.
6septies. [zie stof week 4] Wat was de geostrategische opzet van het
Congres van Wenen i.v.m. de politieke organisatie van de Duitse
territoria? Wat impliceerde die opzet voor Nederland?
Bij het Congres van Wenen in 1815 werd Duitsland hervormd naar een gebied met
verschillende middelgrote staten in plaats van een gebied met heel veel kleine staten.
Middelgrote staten werden ten eerste geacht wat meer weerstand te kunnen bieden
tegen Frankrijk. Daarnaast dacht men, dat de middelgrote staten meer op hun
onafhankelijk gesteld waren, tegenover de Pruisische rivaliteit. In het kader van de
geostrategische hertekening van de kaart van Europa, waren er meer landen die samen
gingen om weerstand te bieden aan Frankrijk. Ook Nederland ging samen werken met
België en Luxemburg en werd onderdeel van de Benelux.
6octies. [zie stof week 4] Was de Duitse Bond (1815) eerder een
statenbond of een bondsstaat? Geef een verantwoording van je
antwoord!
De Duitse Bond was een statenbond, omdat alle staten binnen de Bond volledig
soeverein waren. Zij waren volledig onafhankelijk van elkaar en bespraken slechts de
gemeenschappelijke dingen. Dit sluit volledig aan bij de definitie van een statenbond.
Daartegenover staat een bondsstaat, waarbij de soevereiniteit bij de federale staat ligt,
en de verschillende staten bepaalde zaken zelfstandig mogen regelen. Hiervan was geen
sprake tijdens de Duitse Bond.
7. Geef aan hoe de ontwikkeling en afloop van de Dertigjarige Oorlog de
stelling illustreert, dat de interne organisatie van Duitsland toen al een
internationale (althans: globaal-Europese) aangelegenheid was.
De ontwikkeling van de interne organisatie van Duitsland was tijdens de Dertigjarige
Oorlog een internationale aangelegenheid, omdat veel landen Duitsland binnenvielen. De
Dertigjarige Oorlog was een oorlog waar veel Europese landen bij betrokken waren.
Vooral Frankrijk en Zweden zijn aanwezig geweest in Duitsland tijdens deze oorlog.
De Dertigjarige Oorlog loopt af met de Vrede van Westfalen. Dit verdrag liet zich ook uit
over de interne organisatie van Duitsland. Dit vredesverdrag bevestigde de situatie van
het rijk, welke als politieke entiteit werd gehandhaafd. De feitelijke macht was echter in
afzonderlijke rijksterritoria gevestigd. Er ontstonden daardoor concurrerende
machtsterritoria in Duitsland.
Facebook.com/SlimStuderen
10
Supplement Geschiedenis van het Europees publiekrecht 2014-2015
Week 2
11bis. In welke mate kan men voor Engeland in de 17de eeuw van een
absolutistisch streven naar kontinentaal model spreken? Hoe staat de
zgn. Whig historiografie daar tegenover?
Met het continentaal model wordt er gedoeld op de Verlichting, welke in de 17de eeuw
een actieve filosofie op het continent was. Engeland had een streven naar deze filosofie.
De Whig historiografie staat hier positief tegenover. In deze vorm van geschiedenis,
wordt
18. Welke principes schrijft de Human Rights Act 1998 voor om
tegenstrijdigheden tussen
het EVRM en de Engelse wetgeving (in materiële zin) te vermijden, c.q. op
te vangen?
De Human Rights Act zorgt er ook voor dat het EVRM is opgenomen in het nationale
recht. Alle rechtbanken kunnen het EVRM toepassen. Op het moment dat er een
tegenstrijdigheid is tussen het EVRM en de Engelse wetgeving kunnen rechtbanken
verklaren dat dit het geval is. Wanneer er een strijdigheid is met een gedelegeerde
wetgeving, kunnen rechtbanken weigeren die wetgeving toe te passen. Een strijdigheid
met de wetgeving in formele zin kunnen zij niet oplossen. Er moet dan een amendement
op de wetgeving worden voorgesteld op initiatief van de regering.
Week 3
12. Geef de belangrijkste parallellen tussen het zgn. orleanistisch regime
en het constitutioneel systeem van de Vijfde Republiek.
 Taken Koning en President
Met het orleanistisch regime, wordt ook wel de Julimonarchie bedoelt (1830-1848).
Tijdens dit regime werd de macht van de vorst beperkt en die van de wetgevende macht
versterkt. De Koning houdt echter wel een concurrerend initiatiefrecht en hij behoudt het
ontbindingsrecht. Dit is parallel aan de bevoegdheden van de president tijdens de Vijfde
Republiek, die de Kamer van Volksvertegenwoordigers kan ontbinden.
Facebook.com/SlimStuderen
11