Transcript uitspraak 5
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 14.05 d.d. 10 april 2014 te Amsterdam (Prof. Mr J.J.C. Kabel, A.A.M. Beijersbergen van Henegouwen, mevrouw Mr K.D. van Ringen, Mr A.H. Beekhuizen). 1. Behandeling van het geschil Partijen zijn overeengekomen dit geschil, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen, bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten. De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken en heeft de betrokkene en de deelnemer uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de klacht op 24 maart 2014 te Amsterdam. Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht. 2. Standpunt van de betrokkene De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van een doorlopend krediet met contractnummer ******573. De registratie wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 21 oktober 2005, een bijzonderheidscode 2 ((Restant) vordering geheel opeisbaar) op 25 oktober 2005 en een bijzonderheidscode 3 (Bedrag van 250 Euro of meer is afgeboekt) op 14 september 2006. De werkelijke einddatum van de overeenkomst is aanvankelijk 20 juni 2012, maar deze wordt door de deelnemer gecorrigeerd naar 26 oktober 2010. De betrokkene verzoekt omzetting van de achterstandsmelding naar een herstelmelding (H). Voorts vordert de betrokkene EUR 2.270 aan materiële schadevergoeding. De betrokkene heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Hij stelt niet op de hoogte te zijn gebracht door de deelnemer van de BKR-registratie. De betrokkene heeft op advies van de deelnemer de openstaande schuld alsnog in 2012 afgelost. Hij is van mening dat hij beter de schuld in gedeelten had kunnen aflossen waardoor er een herstelmelding was geplaatst in plaats van een A met einddatum. De deelnemer heeft aan de betrokkene per brief toegegeven dat een fout is gemaakt en heeft toegezegd alsnog voor correctie van de A en H te zullen zorgdragen, maar komt hier een paar dagen later weer op terug. De betrokkene erkent de betalingsproblemen in 2004. Hij was toen dakloos en ontving daardoor geen post. Hij wist niet dat 20 euro per maand moest worden overgemaakt, noch wist hij van het bestaan van een betalingsregeling. De betrokkene kreeg een daklozenuitkering, stond daarvoor ingeschreven op een adres, maar ontving daar hij geen post van Pagina 2 van 4 de deelnemer. De betrokkene stelt dat het op de weg van de deelnemer had gelegen om na 1 augustus 2005, toen besloten werd de incasso te stoppen en over te gaan tot opeising van de vordering, alsnog naar zijn adres te informeren. Vanaf 2006 had de betrokkene wel een vast adres. Als de bank hem toen had aangeschreven, had hij de schuld eerder kunnen betalen want het ging niet om een hoog bedrag. Als de deelnemer eerder actie had ondernomen, dan had de betrokkene bijvoorbeeld in 2007 kunnen betalen en was dat de werkelijke einddatum geweest. De betrokkene wilde een onderneming opstarten in de Verenigde Staten. Hiervoor had hij een creditcard nodig. Vanwege de BKR-registratie heeft een bank de aanvraag voor een creditcard afgewezen. De schadevordering bestaat uit kosten van oprichting van de onderneming, inschrijving Kamer van Koophandel, huisvesting e.d.; het betrof geen advocaatkosten. Hoewel de schade die hierdoor is ontstaan meer dan EUR 3.000 was, conformeert de betrokkene zich aan het bij deze Commissie maximaal toegestane bedrag ad EUR 2.270. 3. Standpunt van de deelnemer De deelnemer stelt het volgende. De betrokkene had een betaalrekening waarop hij 1.000 euro rood mocht staan. Per maand diende minimaal 20 euro op de rekening binnen te komen. Het was een doorlopend krediet. In juni 2004 ontstonden betalingsproblemen waarbij een overstand en achterstand ontstond. De betrokkene heeft dit toen opgelost. In januari 2005 ontstonden wederom betalingsproblemen. Hierna werd een regeling getroffen waarbij de overstand werd aangezuiverd. Ondanks de gemaakte afspraak kwam er daarna niet elke maand 20 euro op de rekening binnen. In april 2005 waren er vijf maanden achterstand. De deelnemer stuurde betalingsherinneringen en aanmaningen waarop de betrokkene 100 euro betaalde. Op 1 juli 2005 stuurde de deelnemer weer een betalingsherinnering. Omdat betaling uitbleef werd de rekening op 1 augustus 2005 geblokkeerd. Er volgde een ingebrekestelling, een aankondiging dat de vordering zou worden opgeëist en een vooraankondiging voor BKR-registratie met een betalingstermijn van 2 maanden. De betalingsachterstand was toen 60 euro. Deze brief is op 25 augustus 2005 als onbestelbaar retour ontvangen. De deelnemer heeft getracht telefonisch contact te krijgen, zonder succes. De A is geregistreerd op 21 oktober 2005. Op 25 oktober 2005 is de vordering opeisbaar gesteld en is het dossier overgedragen naar een incassobureau. De betrokkene was onbereikbaar. De deelnemer wist niet dat de betrokkene dakloos was. De betrokkene had de deelnemer hiervan op de hoogte moeten stellen. Uit de contactadministratie van de deelnemer blijkt dat de betrokkene wel wist van zijn betalingsverplichting en daaruit blijkt tevens de toezegging van betaling van de eerder genoemde EUR 100. Op 14 september 2006 heeft de deelnemer een bedrag afgeboekt zonder finale kwijting te Pagina 3 van 4 verlenen. Volgens de reglementen werd dit gemeld met een bijzonderheidscode 3 zonder einddatum. Toen op 20 juni 2012 de vordering alsnog werd voldaan is de werkelijke einddatum gemeld. De deelnemer heeft deze datum gecorrigeerd naar 26 oktober 2010. Dit is vijf jaar nadat de vordering opeisbaar is gesteld. 4. Beoordeling van het geschil Uit de stukken, de afgelegde verklaringen voor zover wederzijds erkend althans niet of onvoldoende betwist, en het overigens ter zitting verhandelde, is het volgende komen vast te staan. De betrokkene maakt bezwaar tegen de registratie van een doorlopend krediet met contractnummer ******573. De registratie wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 21 oktober 2005, een bijzonderheidscode 2 ((Restant) vordering geheel opeisbaar) op 25 oktober 2005 en een bijzonderheidscode 3 (Bedrag van 250 Euro of meer is afgeboekt) op 14 september 2006. De werkelijke einddatum is na correctie 26 oktober 2010. Ten aanzien van de registratie van de achterstandsmelding oordeelt de Commissie als volgt. Alvorens de deelnemer overgaat tot registratie van een achterstandsmelding, is zij reglementair verplicht daarvoor te waarschuwen (een zogenaamde ‘vooraankondiging’), zodat de betrokkene nog in de gelegenheid wordt gesteld de registratie te voorkomen. In beginsel rust op de deelnemer de plicht om aannemelijk te maken dat zij een vooraankondiging heeft verzonden, indien de klager dat betwist. De administratie van de deelnemer kan tot bewijs kan strekken. Het is vaste jurisprudentie van de Geschillencommissie dat de deelnemer door overlegging van kopieën van brieven de verzending van de vooraankondiging aannemelijk kan maken. De deelnemer heeft daaraan voldaan. Uit de door de deelnemer overgelegde stukken is voldoende gebleken dat de deelnemer op 1 augustus 2005 een brief heeft verzonden naar het bij haar bekende adres met daarin de vereiste vooraankondiging. Hiermee is de registratie van de A conform de feiten en correct. Een bijzonderheidscode 2 dient door de deelnemer verplicht te worden geplaatst als de vordering geheel opeisbaar is gesteld. In de brief van de deelnemer d.d. 1 augustus 2005 wordt medegedeeld dat indien niet uiterlijk de 15e van de maand wordt betaald, de vordering opeisbaar wordt gesteld. Ook de registratie van bijzonderheidscode 2 is hiermee conform de feiten en correct. Pagina 4 van 4 Doordat de betrokkene de schuld (alsnog) heeft afbetaald en daarmee de overeenkomst is beëindigd wordt in het CKI alleen een werkelijke einddatum geplaatst. Het Algemeen Reglement BKR voorziet er niet in dat dan tevens een H wordt geplaatst. Dat kan alleen op lopende overeenkomsten. Op grond van het Algemeen Reglement BKR dient een deelnemer een bijzonderheidscode 3 te registreren als de deelnemer een bedrag ad EUR 250 of meer afboekt. Het staken van de invordering heeft daartoe geleid. Hoewel de vordering in oktober 2010 als verjaard had kunnen worden aangemerkt, heeft de betrokkene echter alsnog de gehele vordering voldaan in juni 2012. De registratie dient een getrouw beeld te geven van de werkelijkheid. Naar de mening van de Commissie is dat met de registratie van bijzonderheidscode 3 nu niet (meer) het geval. Andere kredietverleners kunnen uit de registratie van de 3 opmaken dat de deelnemer een bedrag heeft moeten afboeken. Doordat de betrokkene alsnog de gehele vordering heeft voldaan, is daarvan niet (langer) sprake. De Commissie oordeelt daarom dat bijzonderheidscode 3 moet worden verwijderd. Om voor toewijzing van de schadevordering in aanmerking te komen dient de schadevordering zoveel mogelijk te worden gespecificeerd en onderbouwd met documenten. Dergelijke bewijsstukken bevinden zich niet in het dossier. Bovendien dient de schadevordering aantoonbaar in rechtstreeks verband te staan met de registratie (artikel 8 van het Reglement). Hiervan is de Commissie niet gebleken. Het betreft o.a. oprichtingskosten van een onderneming, die nog steeds bestaat. Die kosten zijn dus niet voor niets geweest. De schadevordering wordt door de Commissie afgewezen. 5. De beslissing De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene (gedeeltelijk) gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de registratie van bijzonderheidscode 3 te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de (gedeeltelijke) gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad. EUR 22,50. De door de betrokkene gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.