05 agendapunt 4 reactienota HW-2014-0035 AB 11-12-2014

Download Report

Transcript 05 agendapunt 4 reactienota HW-2014-0035 AB 11-12-2014

Agendapunt 04
Bijlage 05
Aan
Aan de
de leden
leden van
van het
het algemeen
algemeen bestuur van de FUMO
Grou, 24 november 2014
height:12.75
Ons kenmerk
: HW/2014/0035
Afdeling
: -Behandeld door : H. van der Werff / +31 566 75 03 86
Uw kenmerk
:
Betreft
: Reactienota naar aanleiding van de ingediende zienswijzen op de
ontwerpbegroting 2015 van de FUMO
Geachte mevrouw, heer,
Het dagelijks bestuur van de FUMO heeft in haar vergadering van 10 juli 2014 de ontwerpbegroting
2015 vastgesteld.
Deze ontwerpbegroting 2015 is, tezamen met een aanbiedingsbrief, op 18 juli 2014 verzonden aan
Provinciale Staten van Fryslân, het algemeen bestuur van het Wetterskip Fryslân en de raden van de
Friese gemeenten waarin is vastgesteld dat tot en met 1 november 2014 zienswijzen op de
ontwerpbegroting 2015 konden worden ingediend.
Ingediende zienswijzen
Van de 26 deelnemers aan de FUMO hebben 18 deelnemers een reactie gezonden te weten: van de
gemeenten Ameland, Dongeradeel, Franekeradeel, Harlingen, Heerenveen, Het Bildt, Kollumerland,
Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Opsterland, Smallingerland, Súdwest-Fryslân,
Tytsjerksteradiel, Vlieland, Weststellingwerf , de Provincie Fryslân en het Wetterskip Fryslân.
Van de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Ferwerderadiel, De Friese Meren, Menameradiel,
Ooststellingwerf, Schiermonnikoog en Terschelling zijn geen zienswijzen ontvangen.
Twee deelnemers hebben zonder opmerkingen met de begroting ingestemd of deze voor
kennisgeving aangenomen. 16 deelnemers hebben een inhoudelijke reactie gegeven. Provinciale
Staten van Fryslân, de gemeenteraad van Kollumerland c.a. en de gemeenteraad van
Weststellingwerf hebben in hun zienswijzen laten weten niet in te kunnen stemmen met de thans
voorliggende begroting.
Leeswijzer
In deze brief geven wij onze reactie op de ingediende zienswijzen. Uiteraard krijgen daarin de
afwijzingen van de ontwerpbegroting van de zijde van de provincie, de gemeente Kollumerland c.a.
en de gemeente Weststellingwerf een aparte plaats.
Postbus 3347, 8901 DH LeeuwardenJ.W. de Visserwei 10, 9001 ZE Grou0566 750 300
[email protected]www.fumo.nlNL93 RABO 0135 5152 38BTW nr NL 8526.08.263.B.01KvK nr 5749 9470
Reactie op de ingediende zienswijzen
Voordat wij ingaan op de onderwerpen die in de zienswijzen aan de orde zijn gesteld, maken wij eerst
een aantal opmerkingen van algemene aard.
In een groot aantal zienswijzen worden zorgen geuit over de FUMO. Wij hebben daarvoor veel begrip.
Het jaar 2014 is het eerste jaar dat de FUMO daadwerkelijk operationeel is. Dat betekent
onontkoombaar dat in een dergelijk startjaar nog niet alles naar behoren functioneert. Er zijn zaken die
goed gaan en er zijn zaken die nog niet op orde zijn. Alle bij de FUMO betrokken partijen moeten
wennen aan de nieuwe situatie die met de start van de FUMO is ontstaan. Het vraagt van allen die bij
de FUMO betrokken zijn: deelnemers, bestuur en de medewerkers van de FUMO, extra energie om
van de FUMO een succes te maken.
In de ingediende zienswijzen is een breed scala van onderwerpen aan de orde gesteld. Verschillende
onderwerpen komen in meerdere zienswijzen voor. Wij hebben er voor gekozen om onze reactie op
de zienswijzen rond een aantal onderwerpen te bundelen. Bij de onderwerpen vermelden we welke
deelnemers in hun reactie op het betreffende onderwerp zijn ingegaan.
Daarna wordt - waar nodig - ingegaan op specifieke opmerkingen in individuele zienswijzen.
Achtereenvolgens komen aan de orde:
Kostenontwikkeling FUMO (Franekeradeel, Heerenveen, Het Bildt, Leeuwarden, Leeuwarderadeel,
Súdwest-Fryslân, Provincie, Wetterskip Fryslân)
Efficiencykorting/bezuiniging/0-lijn/lagere lasten/overhead (Het Bildt, Leeuwarden,
Leeuwarderadeel, Smallingerland, Súdwest-Fryslân, Tytsjerksteradiel, Weststellingwerf, Provincie)
Gedifferentieerde tarieven (Franekeradeel, Littenseradiel, Opsterland, Provincie)
Aantallen inrichtingen (Ameland, Dongeradeel, Harlingen, Leeuwarden, Leeuwarderadeel,
Littenseradiel, Smallingerland, Provincie, Wetterskip Fryslân)
Formatie primair proces (Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Littenseradiel, Súdwest-Fryslân,
Weststellingwerf, Provincie)
Productieve uren (Franekeradeel, Leeuwarden, Súdwest-Fryslân, Provincie)
Bedrijfsplan (Leeuwarden, Provincie)
Rapportages (Smallingerland, Weststellingwerf)
Programmabegroting en meerjarenraming (Leeuwarden, Opsterland, Smallingerland, Provincie)
Restformatie MAD (Ameland, Dongeradeel, Franekeradeel, Leeuwarden, Littenseradiel,
Smallingerland, Provincie)
Deelnemers die niet instemmen met de ontwerpbegroting (Kollumerland c.a., Weststellingwerf,
Provincie)
Tijdstip van aanlevering van de ontwerpbegroting (Ameland, Smallingerland)
Auditcommissie (Opsterland, Weststellingwerf).
2
Kostenontwikkeling FUMO
In meerdere zienswijzen worden zorgen geuit over de kostenontwikkeling van de FUMO. Wij delen die
zorg, met name daar waar het gaat om de stijging van het uurtarief in relatie tot afname van de door
de deelnemers ingebrachte werkzaamheden. Wij geven op hoofdlijnen onze analyse.
De uitgaven van de FUMO kunnen op hoofdlijnen onderverdeeld worden in twee posten: 1. de
personeelskosten van de formatie voor het primaire proces van vergunningverlening, toezicht en
handhaving en 2. alle overige kosten.
De formatie voor het primaire proces wordt bepaald door het aantal in te brengen inrichtingen te
vermenigvuldigen met de Fryske uren-norm voor de verschillende categorieën inrichtingen. Voor elke
formatieplaats (1 fte.) wordt uitgegaan van 1.400 productieve uren. Om het uurtarief te bepalen
worden de totale kosten van de FUMO gedeeld door het totaal aantal productieve uren.
De personeelskosten voor het primaire proces waren in het bedrijfsplan van juni 2012 geraamd op €
6.681.000. In de ontwerpbegroting 2015 is deze berekend op € 6.679.591 (de stelpost voor de caoeffecten is naar rato toegerekend). Een stijging van € 1.409. In het bedrijfsplan werd uitgegaan van
101 fte. Voor de berekening van de loonkosten werd - bij gebrek aan een functieboek - steeds het
maximum van schaal 10 genomen. In de ontwerpbegroting 2015 wordt uitgegaan van 94,37 fte (93,01
primaire formatie en 1,36 frictieformatie). In deze begroting zijn de werkelijke loonkosten per
individuele medewerker opgenomen.
Alle overige kosten in het bedrijfsplan waren geraamd op € 5.127.000. In de ontwerpbegroting zijn
deze geraamd op € 5.202.739. Dat is een stijging van € 75.739. Als percentage uitgedrukt een stijging
van 1,47%. De inflatoire werking op het bedrag in het bedrijfsplan tussen juni 2012 (vaststelling
bedrijfsplan) en juni 2014 (opstelling ontwerpbegroting 2015) bedraagt 3,84% (bron: consumentenprijsindex
algemene bestedingen (referentie 2006 = 100; juni 2012: 111,36; juni 2014: 115,64).
Bedrijfsplan
2012
Ontwerpbegroting
2015
Verschil bedrijfsplan en
begroting 2015
Personeelskosten
primaire formatie
€ 6.681.000
€ 6.679.591
Meerkosten € 1.409
Overige kosten totaal
€ 5.127.000
€ 5.202.739
Meerkosten € 75.739 = +
1,47%
Totaal
€ 11.808.000
€ 11.882.330
In de met € 75.739 gestegen ontwerpbegroting 2015 zijn bovendien twee posten opgenomen die niet
voorzien waren bij de opstelling van het bedrijfsplan: € 150.000 reiskosten woon-werkverkeer,
voortkomend uit het sociaal statuut dat na juni 2012 is vastgesteld en een bedrag van € 24.360 ten
behoeve van BTW-compensatie aan het Wetterskip. Het besluit tot BTW-compensatie is door het
algemeen bestuur pas genomen na vaststelling van het bedrijfsplan. Deze twee posten gezamenlijk (€
174.360) zijn 3,4% van het totale bedrag aan overige kosten in het bedrijfsplan ad € 5.127.000.
Samengevat: de kosten van de FUMO zijn, exclusief de personeelskosten voor het primaire proces,
sinds de vaststelling van het bedrijfsplan met 1,47% gestegen, terwijl de inflatie 3,84% bedroeg.
Binnen de stijging van 1,47% is een niet in het bedrijfsplan opgenomen bedrag ad € 174.360
opgevangen).
3
Efficiencykorting/bezuiniging/0-lijn/lagere lasten/overhead
In meerdere zienswijzen komen oproepen naar voren om te komen tot kostenverlaging door meer
efficiency, variërend van 5% tot 10%, door bezuinigingen door te voeren op de overhead, de 0-lijn
voor de deelnemersbijdrage aan te houden etc.
In het bedrijfsplan van juni 2012 is opgenomen: “De FUMO zal in de periode van de eerste drie jaar
een efficiencyvoordeel bewerkstelligen, waardoor de jaarlijkse exploitatiekosten vanaf 2016 structureel
met 5% zijn afgenomen. Naast dit efficiencyvoordeel zijn de exploitatielasten lager doordat de
rentekosten van de lening aan de provincie dalen.” In bijbehorende tabel is in 2014 al de eerste
efficiencykorting opgenomen, er vanuit gaande dat de FUMO op 1 januari 2013 zou starten.
Het startjaar van de FUMO is echter 2014 geworden. De vastgestelde begroting 2014 is de eerste
begroting van de FUMO en kan geen efficiencyvoordelen bevatten omdat de FUMO daarvoor nog niet
heeft gefunctioneerd.
Efficiency wordt pas na verloop van tijd bereikt als een organisatie is “ingedraaid” en werkzaamheden
en processen vloeiender verlopen dan in de startperiode waarin veel “nieuw” is. Het efficiencyvoordeel
van 5% is in het bedrijfsplan berekend over de totale last van de begroting, dus inclusief de
personeelskosten voor de formatie van het primaire proces. Een reductie van deze personeelskosten
betekent feitelijk een verlaging van personeelsformatie. Daarmee worden wel lagere kosten bereikt,
maar er zijn hierdoor tegelijkertijd minder productieve uren beschikbaar, waardoor het uurtarief een
opwaarts effect krijgt. De FUMO – en dus de deelnemers – zijn juist gebaat bij een groter takenpakket
(meer primaire formatie) omdat dit bij min of meer gelijkblijvende overige kosten leidt tot een lager
tarief. Bij de actualisering van het bedrijfsplan zal aan dit vraagstuk aandacht worden geschonken.
Het vastgelegde efficiencyvoordeel van 5% in 2016 zou naar ons oordeel, vanwege de latere start van
de FUMO, in 2017 bereikt moeten zijn. Wij zullen er naar streven dit vastgelegde percentage te
bereiken, onze opmerkingen in de paragraaf “kostenontwikkeling FUMO” daarbij betrekkend.
In diezelfde paragraaf hebben wij vastgesteld dat de totale lasten van de FUMO, exclusief de
personeelskosten voor het primaire proces, in de ontwerpbegroting 2015 zijn geraamd op
€ 5.200.000. Van dat bedrag heeft ongeveer € 1.400.000 betrekking op de dienstverleningsovereenkomsten met de provincie voor de bedrijfsvoering en met de gemeente Leeuwarden voor de
huisvesting en facilitaire dienstverlening. Deze contracten zijn voor 5 jaar aangegaan en bevatten
bepalingen over jaarlijkse indexering, waarmee de kans groter is dat de lasten hoger worden dan dat
er op kan worden “inverdiend”. Ook een aantal andere posten in de begroting moet als
onontkoombaar gezien worden, zodat het bedrag waarop het efficiencyvoordeel moet worden behaald
veel geringer is dan de totale begroting van de FUMO.
Wij hebben - tegen de achtergrond van de budgettaire mogelijkheden van de deelnemers - begrip
voor de wens van meerdere deelnemers om de efficiencykorting op te laten lopen naar 10%, maar wij
achten dit, vanwege het bovenstaande, niet realistisch.
Wij vragen begrip voor het gegeven dat te realiseren efficiencyvoordelen gebaseerd moeten zijn op
inzicht in de mogelijkheid tot kostenreductie. Bij de vaststelling van deze reactienota is de FUMO nog
maar 10 maanden operationeel en is er nog maar een beperkt zicht op het realiteitsgehalte van een
flink aantal begrotingsposten. Wij zijn van mening dat pas na 1 à 2 jaar voldoende zicht is ontstaan op
de noodzakelijke uitgaven om tot een herijking van de begroting over te kunnen gaan.
Gedifferentieerde tarieven
In meerdere zienswijzen wordt de wenselijkheid/noodzaak tot de invoering van gedifferentieerde
tarieven benadrukt.
Wij onderschrijven de invoering van gedifferentieerde tarieven zodat de kostprijs per uur voor taken
van verschillend niveau meer in overeenstemming wordt gebracht met de zwaarte van de
werkzaamheden. Dit is mede nodig in verband met de Wet Markt en Overheid die eist dat tenminste
de integrale kostprijs van een product/dienst in rekening wordt gebracht. Gedifferentieerde tarieven
4
kunnen een stimulerende werking hebben op het inbrengen van extra taken, met name voor de
werkzaamheden met een geringere “zwaarte”.
Het MT van de FUMO heeft inmiddels een plan van aanpak voor de invoering van gedifferentieerde
tarieven vastgesteld. De uitgangspunten van dit plan zijn:
 Gedifferentieerde tarieven hebben alleen betrekking op de plustaken.
 De implementatiekosten (algemeen en ICT) van de FUMO, die in de begroting zijn
opgenomen en voor circa € 8 per productief uur in het tarief doorwerken, worden uit het
uurtarief gehaald en apart aan de deelnemers in rekening brengt op basis van een nog vast te
stellen vaste verdeelsleutel.
 Er worden vier tariefgroepen onderscheiden, gebaseerd op groepering van de loonschalen 6
tot en met 12.
 Bij vaststelling van de tarieven per tariefgroep moet er rekening mee worden gehouden dat er
geen al te grote herverdeeleffecten ontstaan.
Ten aanzien van dat laatste punt wordt opgemerkt dat wijziging van één integraal uurtarief (in de
ontwerpbegroting 2015 is dat € 91,25) naar gedifferentieerde uurtarieven (voorgesteld wordt 4
tariefgroepen) altijd tot herverdeeleffecten zal leiden. Voor de ene deelnemer zal de invoering tot een
lager bijdrage leiden en voor de andere deelnemer tot een hogere. Hoe meer taken worden
afgenomen die als “ zwaarder” moeten worden gekwalificeerd, des te groter de kans dat een hogere
bijdrage verschuldigd zal zijn. De provincie heeft in haar zienswijze laten weten dat: “ ….eventuele
invoering van gedifferentieerde tarieven niet kan leiden tot een verdere verhoging van de provinciale
bijdrage”. Tegen de achtergrond van de sterk gestegen bijdrage van de provincie begrijpen wij deze
opmerking.
Hoewel een precieze indeling van alle taken in de genoemde tariefgroepen nog niet heeft
plaatsgevonden en dus de herverdeeleffecten nog niet bekend, mag, gelet op de zwaarte van de
werkzaamheden van de provincie, een ongunstig effect voor de provincie niet uitgesloten worden.
Wij zullen, met inachtneming van de opmerking van de provincie, trachten toch wegen te vinden om
een voorstel tot invoering van gedifferentieerde tarieven aan u te kunnen voorleggen.
Vaststelling van gedifferentieerde tarieven tijdens de algemeen bestuursvergadering van 11 december
2014, waarin de begroting 2015 wordt besproken, kan niet plaatsvinden.
Aantallen inrichtingen
In de aanbiedingsbrief bij de ontwerpbegroting 2015 hebben wij vastgesteld dat het aantal inrichtingen
dat in het bedrijfsplan 2012 nog op 3.826 geraamd was, in de ontwerpbegroting 2015 op basis van de
door de deelnemers aangeleverde gegevens in mei 2014 naar 2.364 moest worden bijgesteld. Wij
achtten een nadere analyse noodzakelijk, met name vanwege de grote verschillen in daling van het
aantal inrichtingen tussen de (gemeentelijke) deelnemers.
Deze analyse is gestart met een vergelijking van de bedrijvenlijsten van het bedrijfsplan van juni 2012
en de aangeleverde bedrijvenlijsten in mei 2014. Deze “verschillenlijst” is aan de individuele
deelnemers gezonden met de vraag om een verklaring. Bij een aanzienlijk deel van de deelnemers
kon een groot deel van de verschillen verklaard worden uit aanpassingen als gevolg van het besluit
van 15 mei 2014 van het algemeen bestuur over de rapportage van de commissie “kengetallen”,
wijziging van het Activiteitenbesluit en deels door andere mutaties (komst en vertrek van bedrijven,
aanpassingen in de aard van een bedrijf etc.). Bij een aantal deelnemers bleek het noodzakelijk de
grote verschillen in gesprekken door te nemen.
De peildatum voor de vaststelling van het aantal in te brengen inrichtingen is, normaal gesproken, 1
januari van ieder jaar, voorafgaand aan het begrotingsjaar. Vanwege de afwijkende tijdplanning voor
de begroting 2015 en de noodzakelijk geachte nadere analyse van het aantal inrichtingen, is er voor
5
gekozen om de meest recente gegevens in de begroting 2015 op te nemen. Tot medio november
2014 zijn de door de deelnemers doorgegeven aantallen inrichtingen nog verwerkt.
Onze conclusie is dat het bijzonder zinvol is geweest deze (tijdrovende) analyse uit te voeren, temeer
daar deze overzichten ook van groot belang zijn voor de af te sluiten DVO’s, een goede
bedrijfsvoering en de planning en uitvoering van de werkzaamheden op het terrein van toezicht en
handhaving.
Formatie primair proces
In enkele zienswijzen wordt aandacht gevraagd voor het in overeenstemming brengen van de formatie
met de werkelijke werkvoorraad en aandacht voor het oplossen van de scheefheid in de formatie.
Wij presenteren hier nog eens op hoofdlijnen een aantal belangrijke feiten omtrent de formatie.
In het bedrijfsplan van 2012 werd de formatie voor het primaire proces berekend op 101 fte. In de
ontwerpbegroting is deze bepaald op 93,01 fte. Het verschil van plm. 8 fte laat zich als volgt verklaren:
Basistaken gemeenten (provincie onveranderd):
7,83 fte lager *
Plustaken gemeenten:
1,66 fte lager
Plustaken provincie:
3,00 fte hoger
Wetterskip:
1,30 fte lager **
* effecten vanwege de wijziging van het activiteitenbesluit (het gaat hier om een landelijk verplichte
aanpassing) en de commissie kengetallen. De effecten van deze twee wijzigingen kunnen niet
afzonderlijk worden gekwantificeerd.
** een andere wijze van be- en verrekening van de detacheringskosten en de bijdrage van het
Wetterskip in verband met de BTW-compensatie (een uitgebreidere verklaring is terug te vinden bij
het onderdeel “ aanpassingen ontwerpbegroting 2015”).
Bij het ontstaan van vacatures wordt gekeken naar mogelijkheden om medewerkers van afdelingen
waar teveel formatie is, de zogenaamde scheefheid, over te plaatsen. Ook bij natuurlijk verloop
worden vacatures bij onderdelen met teveel formatie uiteraard niet vervuld. Ook wordt gezocht naar
mogelijkheid tot detachering van personeel.
Productieve uren
Zoals bekend, wordt in de begroting van de FUMO gerekend met 1.400 productieve uren per jaar.
In de eerste managementrapportage is onder andere inzicht gegeven in de omvang van de
gerealiseerde productieve uren. In de bij de Marap behorende brief van ons bestuur hebben wij
vastgesteld dat de productie achterblijft bij de raming in de begroting. Daaraan liggen verschillende
oorzaken ten grondslag. Oorzaken die wij noemden zijn het gegeven dat er sprake is van een nieuwe,
startende organisatie, maar ook het feit dat er bij de start nog niet op alle terreinen een helder beeld
bestond van de uit te voeren werkzaamheden. Zo waren niet voor alle deelnemers actuele
bedrijvenlijsten en uitvoeringsprogramma’s beschikbaar. Ook het ontbreken van heldere besluiten
over de “kentallen en rafelranden” en de consequenties ervan voor de uitvoering hebben een rol
gespeeld.
Wij hebben de verwachting uitgesproken dat de raming van 1.400 productieve uren in 2014 niet
gehaald wordt. Ondanks dit gegeven is het aantal productieve uren in de ontwerpbegroting 2015
ongewijzigd gebleven. Hoewel wij de indruk hebben dat de norm 1.400 productieve uren per jaar een
zware norm is, achten wij het te vroeg om hierover definitieve uitspraken te doen omdat de FUMO nog
niet eens een jaar gefunctioneerd heeft. De door de gemeente Súdwest-Fryslân voorgestelde
maatregel het aantal productieve uren ad 1.400 te verhogen achten wij niet realistisch.
Wij achten het verantwoord om na twee jaar functioneren deze productiviteitsnorm te herbeoordelen.
Wij zullen dat doen in samenhang met een van de aanbevelingen in de door het algemeen bestuur
vastgestelde rapportage van de Commissie kengetallen. Daarin is bepaald dat de “hardheid” van de
vastgestelde kengetallen (Fryske normen) voor de duur van 2 jaar gemonitord moeten worden.
6
Bedrijfsplan
Wij hebben bij de presentatie van begroting 2014 al aangekondigd dat wij het in juni 2010
vastgestelde bedrijfsplan gaan actualiseren. Hieraan wordt inmiddels gewerkt. De FUMO wordt hierbij
extern ondersteund. Volgens de opgestelde tijdplanning worden eerste concepten in december
2014/januari 2015 verwacht. Het gaat om een bedrijfsplan voor de periode 2015-2018.
Wij zien de actualisering van het beleidsplan mede als een eerste evaluatie van de FUMO. We zullen
de uitgangspunten van het vastgestelde bedrijfsplan evalueren tegen de achtergrond van de
ontwikkelingen die zich sindsdien hebben voorgedaan en zullen een geactualiseerd bedrijfsplan aan u
ter bespreking en vaststelling voorleggen dat voor de komende jaren het richtinggevende
beleidsdocument voor de FUMO is. Dit geactualiseerde bedrijfsplan vormt de basis voor de verdere
doorontwikkeling en professionalisering van de FUMO. Het plan is er op gericht de bedrijfsvoering op
strategisch, tactisch en operationeel niveau verder in te richten zodat producten en diensten efficiënt,
effectief en met een goede prijs/kwaliteit verhouding worden geleverd en de dienstverlening
transparant plaatsvindt. Op alle drie de niveaus worden ook de ontwikkelopgaven benoemd, waarbij
wordt aangegeven wanneer en hoe deze het beste kunnen worden opgepakt.
Uiteraard zullen de financiën in het bedrijfsplan een belangrijk plaats innemen.
Bij de actualisering van het bedrijfsplan zullen de ingediende zienswijzen en met name ook de
thema’s die zijn opgenomen in de zienswijze, inclusief de aangenomen motie, van de provincie
worden betrokken. Om die reden hebben wij er voor gekozen om Deloitte accountants, die ten tijde
van de opstelling van het bedrijfsplan nauw betrokken is geweest bij de financiële kant van het
bedrijfsplan, als onafhankelijke externe deskundige op het terrein van financiën en bedrijfsvoering, te
verzoeken volledig mee te werken aan het bedrijfsplan. Het bedrijfsplan 2015 – 2018 zal bestaan uit
een evaluatie van het bedrijfsplan 2012, een analyse van de huidige situatie en een
toekomstperspectief/meerjarenbeleid van de FUMO. Deloitte heeft hierbij als accountant een
onafhankelijke rol en taak.
Rapportages
In artikel 19, lid van de GR staat: “Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers door middel van
een voor- en najaarsrapportage over de financiële stand van zaken met betrekking tot het openbaar
lichaam.” Wij zijn van mening dat de deelnemers met uitsluitend een rapportage over de financiële
stand van zaken onvoldoende bediend worden. Ook de stand van zaken van de uitvoering van de
opgedragen werkzaamheden hoort daarbij. In deze zin is de eerste managementrapportage opgezet.
Binnen de FUMO wordt, in nauw overleg met het controllersoverleg, de planning- en controlcyclus
verder uitgewerkt. De eerste gedachten hierover gaat niet uit van twee, maar van drie rapportages per
jaar, waarbij wel onderscheid wordt gemaakt naar de aard van de rapportages. Zo wordt gedacht aan
een wat beperktere rapportage over het eerste kwartaal omdat de beschikbare gegevens slechts op
een korte periode betrekking hebben. De rapportage over het eerste halfjaar wordt een volwaardige
en uitgebreide rapportage, terwijl de rapportage over het derde kwartaal het karakter krijgt van een
laatste actualisering. Over het vierde kwartaal wordt niet apart gerapporteerd: het begrotingsjaar is
afgesloten, bijsturing kan niet meer plaatsvinden en verantwoording vindt plaats in het kader van de
jaarrekening.
De bedoelde rapportages bevatten geen specifieke individuele informatie per deelnemer. Wij zijn
voornemens vier keer per jaar aan de deelnemers overzichten aan te bieden waarin inzicht wordt
verschaft over de voortgang van de uitvoering van de opgedragen werkzaamheden.
Het lukt in 2014 nog niet om geheel conform de beschreven werkwijze te rapporteren.
Programmabegroting en meerjarenraming
In meerdere zienswijzen wordt de noodzaak van een programmabegroting en een meerjarenraming
benoemd. Wij onderschrijven die noodzaak. Het MT van de FUMO heeft inmiddels een plan van
aanpak vastgesteld over de opzet en inrichting van de programmabegroting. In goede samenspraak
7
met de deelnemers wordt – via het controllersoverleg – gezocht naar de beste wijze van inrichting. De
vastgestelde begroting 2015 wordt in de loop van 2015 omgebouwd naar een programmabegroting.
Restformatie MAD
In een groot aantal zienswijzen wordt ingegaan op de zogenoemde restformatie MAD.
Op de eerste plaats benadrukken wij dat de besluiten die zijn vastgelegd in het bedrijfsplan over de
restformatie MAD bepalend zijn geweest voor de wijze van vaststelling van de restformatie MAD in de
ontwerpbegroting 2015 (en overigens ook in de vastgestelde begroting 2014).
Op pagina 14 van het bedrijfsplan is het volgende opgenomen: “Gebaseerd op de raming van alle
deelnemers bedraagt het totaal aantal met deze plustaken gemoeide werklast 39,5 fte. Dit is inclusief
de aanvullende opgave van de MAD gemeenten (9.295 uren).”.
Op pagina 13 (paragraaf 3.3.2.) is vastgesteld: “Bij het opstellen van de formatieberekeningen is
uitgegaan van de situatie per 1 januari 2013, dus van de situatie van ná de overdracht.”.
In tabel 8.2 op pagina 51 van het bedrijfsplan wordt de totale dekking van de begroting ad €
11.808.000 voor de basis- en plustaken in beeld gebracht. Daarin worden naast de over te dragen
provinciale inrichtingen en de daarmee gemoeide bedragen apart de zogenoemde “Aanvullende
opgave MAD” (de restformatie MAD) van 9.295 uur benoemd.
Op grond van het bovenstaande is duidelijk dat met de vaststelling van het bedrijfsplan besloten is de
uren restformatie MAD tegen het vast te stellen uurtarief in de begroting op te nemen. Voorts is
duidelijk dat de besluiten in het bedrijfsplan genomen zijn als ware het dat de provinciale inrichtingen
al waren overgedragen aan de gemeenten.
De gemeente Leeuwarden stelt dat er geen sprake is van restformatie omdat de taken die gemoeid
zijn met de overgedragen ex-provinciale inrichtingen ook als inbreng meegenomen moeten worden.
Wij delen deze zienswijze niet, met beroep op de aangehaalde passage op pagina 51 van het
bedrijfsplan. Overigens wordt opgemerkt dat de taken die behoren bij de ex-provinciale inrichtingen
niet door de MAD-gemeenten zijn ingebracht en dat er ook geen personeel van de MAD hierbij
betrokken is.
Verder wordt opgemerkt dat in de zienswijze van de gemeente Leeuwarden op de begroting 2014 in
het geheel niet wordt ingegaan op de ex-provinciale inrichtingen in relatie tot de restformatie. Daar
wordt de restformatie juist als een gegeven gepresenteerd (“Wij vragen van u een uiterste inspanning
deze restformatie omlaag te brengen en een eventuele frictie die ontstaat bij het inzetten van het
geplaatste personeel zoveel mogelijk te beperken.”). Wij merken in dat verband op dat de restformatie
in het bedrijfsplan was berekend op 6,6 fte. In de ontwerpbegroting 2015 is deze restformatie, vooral
als gevolg van personele mutaties, verlaagd tot 3,7 fte.
Ten aanzien van de zienswijzen van de gemeenten Littenseradiel en Smallingerland over de
restformatie merken wij het volgende op. De 1,36 fte boventalligheid is ontstaan als gevolg van een
vermindering van het aantal taken ten opzichte van de werkelijke personele bezetting van alle
deelnemers, maar dan juist exclusief de voormalige MAD-gemeenten. Immers, de boventalligheid
voor het takenpakket van de MAD-gemeenten gezamenlijk is uitgedrukt in een aparte restformatie.
Het zou onredelijk zijn de voormalige MAD-gemeenten eerst te laten betalen voor de “eigen”
restformatie en dan ook nog eens mee te laten betalen aan de boventalligheid die nu juist niet
veroorzaakt wordt door deze gemeenten.
Ten aanzien van de opvatting van de provincie over de MAD-restformatie merken wij het volgende op.
De kosten van de restformatie MAD worden uitsluitend door de voormalige MAD-gemeenten
gedragen. De 1,36 fte boventalligheid is niet het gevolg van boventalligheid van de MAD-gemeenten.
De provincie wordt - via het uurtarief - mede belast voor de dekking van de 1,36 fte.
8
De gemeente Dongeradeel stelt in haar zienswijze: “U heeft er hierbij voor gekozen om aan de
betrokken gemeenten een bepaalde hoeveelheid formatie toe te delen aan de hand van het inwonertal
per gemeente.”. Opgemerkt moet worden dat de verdeling van de restformatie aan de hand van het
inwoneraantal per gemeente op die wijze plaatsvindt op basis van een besluit van het algemeen
bestuur van de MAD.
Voorts is de gemeente Dongeradeel van mening dat kosten van de restformatie niet moeten worden
bepaald aan de hand van het vast te stellen uurtarief over 2015, maar dat de kosten moeten worden
berekend op basis van de gemiddelde loonkosten, zoals dat ook in de begroting is gedaan voor de
boventallige 1,36 fte. Wij verwijzen naar de aangehaalde passages in het bedrijfsplan, waarin is
besloten de restformatie op basis van het vast te stellen uurtarief in de begroting als dekkingsmiddel in
te brengen. In het bedrijfsplan werd uitgegaan van een restformatie van 9.295 uur tegen een uurtarief
van € 83,64, hetgeen een bedrag aan dekking van de begroting ad € 11.808.000 opleverde van €
777.000.
De vergelijking met de berekening van de 1,36 fte. boventalligheid achten wij onjuist. Bij deze
boventalligheid is er geen zicht op werk dat tegen het vastgestelde uurtarief in rekening kan worden
gebracht aan deelnemers, terwijl juist het uitgangspunt bij de restformatie is dat dit wel gebeurt. In het
bedrijfsplan wordt daarom - naast de berekening van de formatie van basis- en plustaken - gesproken
van een “aanvullende opgave” voor de MAD-gemeenten.
De gemeente Dongeradeel stelt zich op het standpunt dat bepaalde controles efficiënter en goedkoper
kunnen worden gedaan door de gemeente zelf. Wij respecteren dat standpunt uiteraard, maar moeten
wel vaststellen dat deze taken ook kunnen worden uitgevoerd door de FUMO binnen de nu begrote
kosten voor de restformatie van de MAD-gemeenten. Dat spaart de kosten van het zelf doen uit.
De gemeente Dongeradeel merkt op dat de FUMO vraagtekens heeft gezet bij de drastische afname
van de hoeveelheid bedrijven en stelt daarbij: “Daarbij wordt ook met een scheef oog naar
Dongeradeel gekeken. Wij vinden dat onterecht.” Wij merken hierover op dat wij van alle
gemeentelijke deelnemers een analyse hebben gemaakt van de verschillen in aantallen inrichtingen
tussen het bedrijfsplan en de gegevens die in 2013 en 2014 zijn overlegd. Over de overblijvende
“bespreekgevallen” heeft overleg plaatsgevonden. Bij veel deelnemers heeft dit geleid tot helderheid
en overeenstemming over het werkelijk aantal inrichtingen dat opgenomen dient te worden. Bij een
aantal deelnemers bleek het aantal “bespreekgevallen” zo groot dat hierover aparte gesprekken
hebben plaatsgevonden. Een dergelijk gesprek was met de gemeente Dongeradeel niet nodig.
De gemeente Franekeradeel is van mening dat: “Na het afsluiten van de dienstverleningsovereenkomsten moeten de kosten van de restformatie van de Milieuadviesdienst zijn gesaneerd.”.
De vraag of de restformatie na het afsluiten van de DVO’s is verdwenen hangt af van de inbreng van
basis- en plustaken van de voormalige MAD-gemeenten en/of van andere mogelijkheden om deze
restformatie te verlagen.
In de reactie van de gemeente Ameland dat de MAD-gemeenten restformatie niet dubbel zouden
moeten compenseren kunnen wij ons vinden, met de aantekening dat de in de zienswijze genoemde
1,36 fte niet de MAD-restformatie is, maar juist de boventalligheid exclusief de MAD-restformatie.
Deelnemers die niet instemmen met de ontwerpbegroting
Een drietal deelnemers aan de FUMO heeft laten weten niet in te kunnen stemmen met de
ontwerpbegroting. Het betreft de gemeenteraad van Kollumerland c.a., de gemeenteraad van
Weststellingwerf en Provinciale Staten van Fryslân.
Wij gaan op deze zienswijzen apart in.
9
Gemeente Kollumerland
De gemeenteraad van Kollumerland c.a. heeft besloten de begroting 2015 af te keuren omdat de raad
er onvoldoende vertrouwen in heeft dat het jaar 2015 kan worden afgesloten binnen de financiële
kaders van de ontwerpbegroting. In de brief van het college van burgemeester en wethouders, waarin
dit standpunt wordt meegedeeld, wordt geen nadere toelichting gegeven op dit standpunt, hetgeen
een inhoudelijke reactie van de FUMO niet goed mogelijk maakt.
Gemeente Weststellingwerf
De gemeenteraad van Weststellingwerf heeft besloten niet akkoord te gaan met de ontwerpbegroting
2015 omdat daarin geen tariefdifferentiatie is opgenomen voor de basis- en plustaken. Voor
Weststellingwerf was dat voorwaarde tot toetreding.
Met de gemeenteraad van Weststellingwerf zijn wij van mening dat invoering van gedifferentieerde
tarieven wenselijk is. In de paragraaf “Gedifferentieerde tarieven” hebben wij de huidige stand van
zaken uiteengezet. Wij achten een breed draagvlak voor voorstellen over de invoering van
gedifferentieerde tarieven onder de deelnemers van groot belang. Hiervoor is meer tijd nodig.
Derhalve kan niet tegemoet gekomen worden aan de wens van de gemeenteraad van
Weststellingwerf. Overigens herhalen we hier het voorlopige uitgangspunt dat er geen
gedifferentieerde tarieven voor de basistaken worden ingevoerd.
Provinciale Staten van Fryslân
Provinciale Staten heeft besloten dat de ontwerpbegroting 2015 niet de instemming van provinciale
staten heeft tenzij de FUMO er voor kan zorgen dat voldaan kan worden aan de uitgangspunten van
het bedrijfsplan.
Wij hebben begrip voor de reactie van provinciale staten inzake de voor de provincie stijgende
bijdrage bij gelijkblijvend takenpakket.
Wij zijn van echter van mening dat de uitgangspunten van het bedrijfsplan nog steeds volledig
overeind staan.
Deelnemers brengen verplicht de basistaken in en zijn daarnaast in beginsel vrij in het geheel geen of
meer of minder plustaken in te brengen. Ook de wijze van kostentoerekening is sinds de vaststelling
van het bedrijfsplan niet gewijzigd.
Wij merken over de ontwikkeling van de provinciale bijdrage het volgende op.
In het vastgestelde bedrijfsplan van juni 2012 wordt de bijdrage van de provincie geraamd op €
5.122.203, corresponderend met de afname van 61.244 uren. In de vastgestelde begroting 2014 is de
provinciale bijdrage geraamd op € 5.795.033, corresponderend met 65.460 uren.
In de ontwerpbegroting 2015 is de provinciale bijdrage geraamd op € 5.985.959, corresponderend met
65.616 uren.
De bijdrage van de provincie aan de FUMO in de ontwerpbegroting 2015 is ten opzichte van de
raming in het bedrijfsplan gestegen met € 863.756.
De verklaring voor de gestegen bijdrage ad € 863.756 is drieledig:
Voor een bedrag van € 383.250 is de stijging te verklaren vanwege het feit dat de provincie na de
vaststelling van het bedrijfsplan heeft besloten de afname van het aantal plusuren met 4.200 te
verhogen.
Voor een bedrag van € 14.509 is de stijging van de provinciale bijdrage te verklaren als gevolg van
een correctie op een normberekening. In het bedrijfsplan en in de begroting 2014 bleek de Fryske
norm niet juist toegepast te zijn voor de onderdelen “voorlichting” en “ketenproblematiek”. Dit is
gecorrigeerd.
10
Het restantverschil ad € 465.997 is het gevolg van het gestegen uurtarief. Het begrote uurtarief in het
bedrijfsplan 2012 bedroeg € 83,64, terwijl in de ontwerpbegroting 2015 rekening wordt gehouden met
een uurtarief van € 91,25. Gerekend naar het oorspronkelijke aantal af te nemen uren door de
provincie in het bedrijfsplan van 61.255 betekent dit een hogere bijdrage van € 466.151 {61.255 x
(91,25 – 83,64)} (met afrondingsverschil).
Het gestegen uurtarief wordt niet verklaard door gestegen kosten. De begrote lasten in het
bedrijfsplan 2012 bedroegen € 11.809.000, terwijl deze in de ontwerpbegroting 2015 € 11.882.000
bedragen; een zeer geringe stijging (ondanks gestegen kosten tussen 2012 en 2015).
De stijging van het uurtarief wordt veroorzaakt door een vermindering van de opdrachten aan de
FUMO van de zijde van de gemeentelijke deelnemers. Deze vermindering heeft voor het overgrote
deel (ongeveer 80%) betrekking op de vermindering van het aantal in te brengen inrichtingen, met
name als gevolg van de besluiten die het algemeen bestuur van de FUMO heeft genomen op basis
van de rapportage over de kentallen/rafelranden (de commissie “Raap”). Daarnaast speelt ook een
wijziging van het Activiteitenbesluit een rol.
In beperkte mate (voor ongeveer 20%) wordt de verhoging van het uurtarief veroorzaakt door een
verlaging van het aantal plusuren van de gemeentelijke deelnemers (plm.1,65 fte).
In het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten wordt opgemerkt: “bij
een gelijkblijvende inbreng van taken door de provincie stijgt de financiële bijdrage van de provincie
ten opzichte van het bedrijfsplan (17%) relatief veel meer dan op basis van een redelijk geïndexeerde
tariefsverhoging zou worden verwacht”.
Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat deze stelling onjuist is. De stijging van plm. 17%
wordt voor ongeveer 7,5% veroorzaakt door een verzoek van de provincie tot uitbreiding van taken ten
opzichte van het bedrijfsplan. Voor 9,5% wordt de verhoging veroorzaakt door de overige hierboven
geschetste ontwikkelingen. In de paragraaf “Kostenontwikkeling FUMO” hebben wij de inflatoire
werking op het budget uit het bedrijfsplan geschat op 3,84%.
Samenvattend
 De bijdrage van de provincie is ten opzichte van het bedrijfsplan 2012 gestegen met
€ 863.756.
 Voor € 383.250 wordt dit verklaard door extra ingebrachte taken.
 Voor € 14.509 wordt dit verklaard door een correctie op een onjuist berekende norm.
 De overige stijging ad € 465.997 is het gevolg van een gestegen uurtarief.
In de zienswijze wordt gesteld dat bij ongewijzigd beleid en bij een verder afnemende werkvoorraad
en niet ingrijpen in de overhead, de kosten voor de provincie zullen stijgen, omdat de uurtarieven dan
blijven stijgen. Deze constatering is op zich correct, maar wij verwachten niet dat er sprake zal zijn van
een verdere afname van de werkvoorraad. Met de aanpassing van de aantallen inrichtingen op grond
van de besluiten van het algemene bestuur op basis van de rapportage van de commissie kengetallen
lijkt het aantal inrichtingen zijn laagste punt bereikt te hebben.
Provinciale staten achten het nodig dat door het opvoeren van het aantal productieve uren/vergroting
van de deelname aan de FUMO moet leiden tot lagere tarieven. Wij onderschrijven deze stelling:
vergroting van de inbreng van deelnemers van taken aan de FUMO zal tot een meer robuuste
organisatie met een lager uurtarief leiden. De FUMO kan daarbij, onder andere door goede kwaliteit te
leveren, die extra inbreng stimuleren, maar het is en blijft de autonome beslissing van iedere
afzonderlijke deelnemer om de omvang van het (aanvullende) takenpakket zelf te bepalen.
11
De door provinciale staten in de zienswijze genoemde maatregelen zijn op twee punten na hiervoor
reeds behandeld.
Deze twee punten zijn:
De provincie vraagt een specificatie van provinciale plustaken te geven. Vastgesteld kan worden dat
in de nagenoeg afgeronde DVO voor 2014 al een uitgebreide specificatie is gegeven. Deze lijn zal
doorgetrokken worden naar de jaren daarna.
Voorts verzoekt de provincie aan te geven “ …of alle overgedragen provinciale bedrijven in
overzichten tegen de provinciale kengetallen en vergoedingsniveau zijn opgenomen”.
Wij merken daarover op dat een juiste aanlevering van de inrichtingen in de juiste categorieën een
verantwoordelijkheid is van elke deelnemer. Bij de analyse van de bedrijvenlijsten is door ons wel
extra aandacht geschonken aan de ex-provinciale inrichtingen. Met betrekking tot de kengetallen die
voor de ex-provinciale inrichtingen worden gehanteerd herhalen we hetgeen ook al is opgenomen in
de begroting 2014: “Voor de provinciale inrichtingen is de norm die de provincie tot en met 2013
gebruikt, gehanteerd. Dit geldt ook voor de inrichtingen waarvan het bevoegd gezag met ingang van
2014 overgaat van de provincie naar de gemeenten.”
Tijdstip van aanlevering van de ontwerpbegroting
In meerdere zienswijzen wordt gewezen op de noodzaak de ontwerpbegroting tijdig aan Provinciale
Staten, het algemeen bestuur van het Wetterskip Fryslân en de gemeenteraden aan te bieden en tot
tijdige vaststelling, uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het begrotingsjaar, over te gaan. Uiteraard
onderschrijven wij dat. De start van de FUMO heeft er toe geleid dat bij de begrotingen over 2014 en
2015 niet kon worden voldaan aan dit uitgangspunt. 2014 moet in dit opzicht ook als een
overgangsjaar worden gezien. Voor de begroting 2016 gaan wij uit van verzending van de
ontwerpbegroting medio februari 2015. De zienswijzeperiode eindigt medio mei, zodat tijdige
vaststelling van de begroting kan plaatsvinden.
Auditcommissie
In meerdere zienswijzen wordt gevraagd naar instelling van een financiële commissie.
In de vergadering van het algemeen bestuur van 2 oktober 2014 is de vorming van een bestuurlijke
financiële commissie aan de orde geweest. Vastgesteld is dat gestreefd wordt naar een
auditcommissie, bestaande uit leden van het algemeen bestuur. In de vergadering van het algemeen
bestuur van 11 december 2014 zal een voorstel tot instelling van de auditcommissie worden
voorgelegd. De commissie zal uit plm 5 leden bestaan. De leden van het algemeen bestuur zijn
gevraagd hun eventuele belangstelling voor het lidmaatschap van de auditcommissie kenbaar te
maken. Dat heeft er toe geleid dat 5 leden van het algemeen bestuur bereid zijn als lid van de
auditcommissie toe te treden.
Individuele reacties op zienswijzen
Hieronder treft u reacties op individuele zienswijzen aan voor zover deze bij de hierboven beschreven
thema’s niet aan de orde zijn geweest.
Gemeente Ameland
De forse urentoename in de begroting 2015 ten opzichte van de begroting van 2014 is naar het
oordeel van Ameland niet terug te rekenen op basis van het aantal inrichtingen. Een toename van 133
uur op basis van een toename van één inrichting vindt de gemeente niet opportuun.
Reactie: in de begroting 2014 zijn voor Ameland 11B-, 1 C- en 2 ex-provinciale B-inrichtingen
opgenomen. In de opgave van Ameland op 12 mei 2014 zijn dat 10 B-, 3 C- en 2 ex-provinciale Cinrichtingen geworden. Deze mutaties leiden tot plm. 133 uur extra.
Wij hebben hierna van Ameland in november 2014 hierop een correctie ontvangen die in de paragraaf
“Noodzakelijke aanpassingen van de ontwerpbegroting 2015” wordt verwerkt.
12
Gemeente Smallingerland
De gemeente Smallingerland uit zijn zorgen over de wijze waarop de verdeling van eventuele
onderdekking plaatsvindt. Bij onderproductie van plusuren bij individuele gemeenten draait het
collectief hiervoor op.
Reactie: de FUMO heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat basistaken niet worden afgerekend
en tegen “abonnementstarief” worden afgenomen. Voor de plusuren heeft de FUMO zich steeds op
het standpunt gesteld dat op nacalculatiebasis definitief wordt afgerekend. Dan kan zich het door de
gemeente Smallingerland geschetste effect voordoen. Deze wijze van afrekening is overigens niet
expliciet in de GR bepaald.
De gemeente Smallingerland is van mening dat de inbreng van extra taken slechts soelaas biedt als
niet automatisch het principe “mens volgt werk” volgt.
Reactie: bij de start van de FUMO is dit principe wel leidend geweest, maar na de start is dit geen
beleid meer van de FUMO. In voorkomende gevallen zal dit situationeel worden bezien.
Gemeente Littenseradiel
In de aanbiedingsbrief bij de ontwerpbegroting 2015 wordt op pagina 2 gesproken over ‘noodzakelijke
bezetting”. Wat wordt daarna precies mee bedoeld?
Reactie: met “noodzakelijk bezetting” wordt bedoeld het totaal aantal fte. dat nodig is voor de
uitvoering van alle opgedragen taken gezamenlijk.
Gemeente Franekeradeel
Het inzicht in de opbouw van het bedrag voor de plustaken ontbreekt.
Reactie: het begrote bedrag aan plustaken voor Franekeradeel is gebaseerd op 1.310 uren. Dit aantal
is verdeeld over de verschillende taken conform de eigen opgave. In de begroting worden deze
specificaties niet voor alle deelnemers opgenomen omdat elke deelnemer deze zelf heeft
aangeleverd.
In de ontwerpbegroting staat op pagina 14 dat taken op het gebied van het omgevingsrecht
(milieudeel) op grond van de packagedeal moeten worden uitgevoerd door RUD’s. Dit is in onze ogen
echter geen juiste voorstelling van zaken.
Reactie: slechts voor de provinciale en de ex-provinciale inrichtingen geldt dat de FUMO
verantwoordelijk is voor alle onderdelen van de omgevingsvergunning, dus inclusief de BRIKS-taken.
Deze laatste taken zijn niet meegenomen in de kengetallen. Voor de overige inrichtingen in het
basistakenpakket geldt dat de FUMO alleen verantwoordelijk is voor het milieudeel van de
omgevingsvergunning.
De begroting voldoet niet aan de kwaliteitscriteria.
Reactie: de begroting kan nog niet in alle opzichten voldoen aan de voorschriften in het BBV. Daarin
komt verandering met de vaststelling van een programmabegroting met meerjarenraming en
bijbehorende paragrafen.
Gemeente Tytsjerksteradiel
Hoewel de ontwerpbegroting 2015 een krimp laat zien ten opzichte van de begroting van 2014
constateert de gemeente dat de bijdrage wel toeneemt. Dit wordt niet acceptabel geacht.
Reactie: hoewel de ontwerpbegroting 2015 een daling van de kosten laat zien ten opzichte van de
begroting 2014 is het uurtarief wel gestegen. Daarnaast is de Fryske norm voor voorlichting en
ketenproblematiek (zie pagina 6 van de ontwerpbegroting) gecorrigeerd. De combinatie van een hoger
uurtarief en een correctie op de norm zorgt voor hogere tarieven voor de verschillende categorieën
13
inrichtingen. Voor de gemeente Tytsjerksteradiel betekent dit een hogere bijdrage van circa € 4.000
ten opzichte van 2014.
Wij gaan er vanuit dat wij met deze uitgebreide reactie adequaat gereageerd hebben op de
ingediende zienswijzen ten behoeve van de bespreking van de begroting 2015 in het algemeen
bestuur.
Hoogachtend,
namens het dagelijks bestuur,
L.I. Diks, voorzitter
M. van der Wal, secretaris/directeur
14