Begrippenlijst: Familie, gezin en leefvormen.

Download Report

Transcript Begrippenlijst: Familie, gezin en leefvormen.

Begrippenlijst: Familie, gezin en leefvormen.
H1 tem H6 van Stone + nota’s
Huishoudens: samenwonenden, iedereen die onder één dak vertoeft
Familie : de brede groep verwanten
Gezin : sterke relaties tussen mensen/verwanten, al dan niet samenwonend, een groep individuen die
fungeren als systeem en interageren met andere systemen in de samenleving
Kinship : de term die alles ivm verwantschap bestudeert, term voor de heel brede familie; relaties
tussen personen die gebaseerd zijn op afstamming of huwelijk
Kinship relaties: gaan grotendeels over rechten en plichten
een categorie: de dingen of personen op dezelfde manier geclassificeerd worden, die in dezelfde
klasse terecht komen. Bv. alle Amerikaanse operaliefhebbers. Personen die lid zijn van een categorie
zullen elkaar waarschijnlijk nooit ontmoeten en weten niet van elkaars bestaan.
Een sociale groep: die personen die niet enkel iets gemeenschappelijk delen maar ook nog regelmatig
met elkaar in contact treden
Een corporate group: die sociale groep waarbij de leden een gezamenlijke schatkist hebben en dat
geld voor gemeenschappelijke doeleinden gebruiken
Corporation: de organisatie van de corporate group
Î ook kinship category, kinship group & kinship corporation!!
in-laws: een nieuw soort kin die is ontstaan door het soort partnerkeuze waarbij men verwantschap
en man/vrouw-banden combineerden.
Corporate descent groups: - opereren vaak als bedrijven of andere organisaties
- kn heel machtig zijn, zeker op politiek en religieus vlak
- bezitten niet zo vaak activa of andere eigendommen
consanguity: bloedverwantschap, als de relatie tussen twee personen via verwantschap is ontstaan
siblings: de kinderen van je ouders
affinale relatie: relaties via huwelijk (zowel van eigen huwelijk of van verwanten)
lineale relaties: tussen ≠ generaties= vertikaal= grootouders, ouders, kinderen & kleinkinderen,
iemand is met ego verbonden via ouder/kindrelatie
patrilineaal: afstamming verloopt enkel via de mannelijke lijn, enkel mannen kunnen ‘lidmaatschap’
doorgeven, echter; vrouwen zijn ook lid van dit systeem, zij behoren tot de lijn van hun vader. Bij dit
transparant systeem weten mensen heel goed wie bij wie hoort, deze transparantie blijft over de
verschillende generaties bestaan.
colaterale/laterale relaties: tussen siblings= horizontaal= men is lid van dezelfde sib ship groep,
broers en zussen, hun kinderen en hun kleinkinderen
unilineair: afstamming wordt bepaald langs 1 kant (langs mannelijke OF vrouwelijke zijde)
dubbel: afstamming langs beide kanten
patrilateraal: sib ship group van de vader, de laterale verwanten van de vader = agnatische groep
(enkel bovenliggende en zelfde generatie)
matrilateraal: sib ship group van de moeder, de laterale verwanten van moeder = uteriene groep
(enkel bovenliggende en zelfde generatie)
parallel cousins: kinderen FB & MZ
cross cousins : de kinderen van MB & FZ
LINEAGE
- men heeft één gemeenschappelijke voorouder
- mondelinge overlevering van de opsomming van de stappen in het afstammingssysteem
- middel op economische of politieke macht ter discussie te stellen
- de gekende linken die ervoor zorgen dar een groep mensen hun afstamming van een
gemeenschappelijke voorvader te weten komt.
Bv. patrilineage: afstamming wordt bepaald door de mannelijke lijn te volgen
SEGMENTS
- groep de zich afgesplitst heeft van een te uitgebreide lineage
- aantal segmenten is afhankelijk van het aantal zonen in elke generatie
- de idee van gemeenschappelijke voorouder blijft
- dit wordt het vaakst gebruikt in de praktijk
CLANS (of gentes)
- men kent de precieze links naar de gemeenschappelijke voorouder niet
- men kent ook niet alle genealogische connecties tussen de leden van de groep.
- men gelooft in een mythische voorvader
- NIET de ‘Mc-...’ clans in Schotland: zij kennen geen unilineair afstammingpatroon
MOIETIES
- de banden tussen de koppels in een groep zijn hierbij van belang
- totale exogamie
- alles splitst in twee
* totemisme: de identificatie van een groep met een plant, dier of ding (de totem dus)
* gens: een genoemde, exogame, coprorate group met land en eigendomsrechten in
gemeenschappelijk bezit en met een zekere politieke en religieuze betekenis.
*free marriage: huwelijkssysteem in een gens waarbij de vrouw onder controle van haar vader blijft,
die haar huwelijk regelt en ook de autoriteit bezit om haar te laten scheiden en iemand anders te
trouwen. Hierbij behoudt de vrouw haar familienaam en het recht om van haar vader te erven.
* marriage with manus: tweede huwelijkssysteem in een gens waarbij de autoriteit over de bruid
werd overgedragen van haar vader naar haar man. Hierbij neemt ze de achternaam van haar man
over en verkrijgt hierbij het recht om een deel van het familieeigendom te erven.
* Dual descent: iedereen is lid van twee afstammingsgroepen
* Cognatic descent: - je kan geen groep selecteren = OPEN afstamming
- bilaterale afstamming: nt enkel vader/moeder; ook verder horizontaal
- leidt tot een grotere sociale complexiteit
- en tot meer culturele variatie
- men maakt geen onderscheid tussen de kanten
ego: de persoon waarond een verwantschapsdiagram is opgebouwd (= het centrum van dat diagram)
Kindred: de set van verwanten die allemaal in verband staan met hetzelfde ego (= verwantschap,
familie) Het representeert welke relaties de personen onder elkaar zijn of meer precies, wat de
opsteller van het diagram wilde aantonen over de groep personen.
Æ Bilateral Kindred : - onbeperkte afstamming, zowel in de hoogte als in de breedte
- In realiteit: benadrukken van de mensen die dichtbij staan
- dichtheid van verwantsschap bepaalt op je mag trouwen
- GROUP DYNAMICS : iedereen behoort tot meerdere groepen
Æ Bilaterale samenleving: dat soort samenleving dat verwantschapsrelaties tussen personen opspoort
zowel via de vader als de moeder maar er geen afstammingsgroepen door vormt
Æ Ambilineale afstamming: - een heel open en flexibel systeem, is het nog wel een systeem??
- er kan geswitcht worden tussen patrilineair en matrilineair in elke
generatie
Æ CIVIL : - het burgerlijke systeem dat gebaseerd is op het Romeinse recht
- Je zoekt een gemeenschappelijke voorouder en telt alle vertikale stappen die tussen ego
en de andere, waarvan je je verwantschap probeert te berekenen, zitten.
Æ CANON: - gebaseerd op het Germaanse systeem
- lang gebruikt in de kerk (waar men de analogie ‘armen’ en ‘benen’ gebruikte) tot men in
2e helft van de 20e eeuw overstapte naar “civil”
- het grootste aantal stappen van één van de twee tot de voorouder bepaalt de
afstammingsgraad
Æ COLATERAL : - de kortste weg van één van de twee verwanten tot de voorouder telt
CROSS COUSIN MARRIAGES: Huwelijk tussen kinderen van een broer en een zus
=> geslachtswissel per generatie
BILATERAL CROSS COUSIN MARRIAGES: Uitzonderlijke situatie!!
M1xV4 & M3x V2 Î M1&V2 & M3&V4 = broer en zus!! Broer en zus huwen met zus en broer
Æ kinderen: zijn zowel matrilaterale als patrilaterale cross cousins van elkaar = bilateral cross cousins
PARALLEL Cousin marriage: huwelijken tussen kinderen van twee broers of twee zussen
Monogamie: men heeft een partner, die men trouw blijft
Polygamie: men heeft meerdere partners tergelijkertijd
Seriële monogamie: men heeft een reeks monogame relaties, men heeft telkens maar één partner
tergelijkertijd, maar men heeft wel verschillende partners gehad, men heeft er meerdere na elkaar
Polygynie: een man houdt er meerdere vrouwen op na
Polyandrie: een vrouw houdt er meerdere mannen op na
Sororale polygynie: een man huwt met twee of meerdere zussen
Fraternale polyandrie: een vrouw huwt twee of meerdere broers
neolokaal : - het jonge koppel vormt een nieuw huishouden en zijn economisch onafhankelijk
- hun kinderen gaan ook een eigen huishouden vormen zodra ze economisch
onafhankelijk zijn
- de relatie man/vrouw primeert op relatie tussen bloedverwanten
- er worden nucleaire gezinnen gevormd
patrilokaal: - komt vaak voor in patrilineaire systemen
- men gaat inwonen bij de vader van de man
- de kinderen blijven bij de ouders zolang ze jong & ongehuwd zijn
- bij huwelijk: zoon & schoondochter komen inwonen
dochter & schoonzoon gaan wonen bij vader schoonzoon
- de gezinnen zijn niet strikt nucleair omdat de schoondochter komt inwonen
- voortgezet in verdere generaties: kleinzonen blijven, kleindochters vertrekken
virilokaal: - men gaat in het dorp van de man, maar niet noodzakelijk in hetzelfde huishouden
wonen
matrilokaal: - men gaat inwonen bij de familie van de vrouw
- in dit systeem is de BROER van de MOEDER zéér belangrijk
- vaak in matrilineaire systemen MAAR niet altijd
- dochters blijven inwonen, zonen vertrekken naar de familie van hun vrouw
uxorilokaal: - men gaat in hetzelfde dorp als de vrouw wonen, maar niet noodzakelijk in
hetzelfde huishouden
avunculokaal: - systeem waarbij de kinderen van een koppel bij de broer van de moeder gaan
wonen
- het koppel gaat in of dichtbij de woning van de broer van de moeder wonen
ambilokaal: - men kiest waar en bij wie men gaat wonen: bij de verwanten van de man of bij die van
de vrouw
natolokaal : - vrouw en man blijven bij hun respectievelijke families inwonen
- de kinderen horen bij de familie van de moeder
a) Het West-Europese gezinstype
sterke nuclearisering
neolokaliteit
grote proprotie niet-gehuwden
men huwt over het algemeen nogal laat
late economische afhankelijkheid
| wat doet men met die mensen? Leger, dienstmeisje (15-25, ook in gewone gezinnen, kerk,
jonge mannen die komen meehelpen op het land
= circulatie van kinderen (Afrika)/adolescenten (bij ons)
Î er wordt een onderscheid gemaakt tussen fysiek en financieelvolwassen zijn
In Afrikaanse gezinnen gaat het om circulatie van jonge kinderen en gaat het zowel om socialisatie als
om productiviteit
Æ
Æ
Æ
Æ
Æ
b) het Mid-Westerse type
Æ Centraal-Europa
Æ meestal neo-lokaal maar 1 kind niet! (soms oudste, soms jongste)
= blijft bij ouders = beperkt drie generatiesgezin
= STEM-family
Æ relatief laat huwelijk bij beide partners
Æ relatief hoge proporties niet-gehuwden
c) het Middellandse Zee-gezinstype
Æ tussenvorm Westers en Afrikaans type
Æ lage huwelijksleeftijd voor vrouwen: gevolg: soms groot leeftijdsverschil tussen de partners
↔ mogelijkheid tot controle over vrouwelijke seksualiteit bij laat + sterker gevoel van familie-eer dat
ligt bij de kuisheid van de vrouw (bv. het Midden-Oosten)
d) Het Oost-Europese gezinstype: (Oosten vd as Sint-Petersburg en Adriatische Zee)
Æ geen sterke nadruk op het nucleair gezin, nog steeds uitgebreide gezinnen en gearrangeerde
huwelijken
- fitness= reproductief succes
- Inclusieve fitness= de mate waarin een individu zijn genen van de ene naar de andere generatie kan
overdragen, niet enkel door de eigen kinderen, maar ook door het stellen van altruïstische daden die
de overleving en evt de reproductie van anderen die tenminste een deel van de genen van de
altruïstische persoon gemeenschappelijk hebben bevorderen.
- parentele investering: de bijdragen die de ouders leveren tot de fitness van hun kinderen, vermits de
fitness van de kinderen ten voordele bijdraagt aan de fitness van de ouders
- seksuele selectie: het proces waarin een geslacht dingt naar de seksuele toegang bij het andere
geslacht
- Evolutionaire ecologie: de wetenschap dat de manier waarop evolutionaire processen sociaal gedrag
beïnvloedt met de nadruk op omgevingsfactoren of de interacties tussen menselijk gedrag, omgeving
en cultuur bestudeert.
Apprenticeship= leerjaren: een manier om een partner te vinden: de moeite die een jong mannetje
doet om zichzelf in een polygyne fokeenheid te laten opnemen.
Kidnap: een tweede manier om een partner te vinden: waarbij een randmannetje een jong vrouwtje
wegkaapt bij een groep, haar opvoedt en met haar paart als ze volwassen is. Na verschillende
succesvolle kidnaps heeft hij een eigen groep vrouwtjes.
Lines of matrikin: relaties gebaseerd op afstamming over de generaties heen.
Verschil tss exogamie
↘ restricties mbt huwelijk
en
incest taboe
↘ restricties mbt seksuele relaties
- age-set: een levenslange club onder Neur mannen waarbij de leden zich sterk associeerden men
elkaar in een sfeer van gelijkaardigheid.
- genitor: biologische vader
- pater: wettelijke vader
- patrifocal: gefocust op de vader
H7 Stone
Direct dowry: de weelde die ouders op hun dochters laden en die ze meeneemt in het huwelijk met
als doel om als economische bron voor het nieuwe koppel te fungeren en de kinderen zal
ondersteunen of zal dienen als erfenis voor de kinderen. (= uitzet)
Indirect dowry: waarbij de familie van de bruidegom goederen of land geeft aan de bruid of aan haar
vader, die op zijn beurt het meeste aan zijn dochter geeft. In andere literatuur wordt dit ook wel eens
bruidsschat of bruidsprijs genoemd.
Bridewealth: een huwelijksbetaling van de familie van de bruidgeom naar de familie van de bruid. (=
bruidschat)
Conjugal fund: dowry + wat de bruidegom meebrengt (huwelijksfonds)
Homogene erfenis: mannen erven van mannen (productief eigendom) en vrouwen van vrouwen
(persoonlijke bezittingen) (Afrika)
Status group endogamy: waarbij men huwde binnen de eigen klasse, gestart door de rijke bovenlaag
die de grond en het geld in hun familie wilden houden zodat hun status en weelde over de generaties
heen intact zou blijven (klasse-endogamie). Omdat in stand te houden keken de ouders uit naar een
goede partij voor hun zoon of dochter. Het betekent echter niet dat iedereen een exacte gelijke huwt.
Diverging devolution: erfenispatroon waarbij de zonen het land en de huizen kregen en de dochters
de ‘verplaatsbare’ dingen.
Hypergamie: het huwen van een dochter in een hogere statusgroep (bv. India)
De dubbele seksuele standaard: waarbij de vrouwelijke seksualiteit sterk onder controle wordt
gehouden, vrouwelijke maagdelijkheid bij het huwelijk hoog gewaardeerd wordt en de eer van de
familie afhangt van de puurheid van diens vrouwen en er voor de mannen geen regels gelden.
Primogeniture: erfenis enkel door de oudste zoon.
Kin group endogamy: vorm van huwelijkspatroon om de eigendommen binnen een familie te houden
en deze toch op te kunnen splitsen bij erfenis. Op deze manier raakte de eigendom niet versplinterd.
Consorteria: gemeenschappelijk bezit, wat zorgde voor patrilineaire solidariteit wat uitgedrukt werd
door eht aannemen van dezelfde achternaam en een wapenschild, waarbij ze bidden voor de
voorvaderen in hun eigen kapel.
The 100 families of Europe
Neonatale mortaliteit: mortaliteit gedurende de eerste levensmaand
Tussen 1600-1800: 150 à 180 / 1000 (1/5 à 1/6)
Endogene mortaliteit : wanneer het kind sterft aan overgeërfde ‘defecten’ en ongevallen bij de
geboorte (1e maand)
Exogene mortaliteit: door ziektes of ongevallen die niets met het geboorteproces te maken hebben.
Fraternal kinship: waarbij broers, zussen en ‘eerste’ neven/nichten gebonden zijn. (=
bloedverwantschap) (Æ gewoonterecht)
Maternal kinship: spruit voort uit een ‘copula carnalis’ (Æ canon law)
Individual kinship: dat elk individu een plaats geeft in de afstammingslijn en waarbij de graad van
verwantschap geteld wordt door het aantal hiërarchische verbindingen te tellen. (Æ Romeins recht)
Parental kinship: alleen degenen die erfden kwamen in de afstamming terecht (Æ Oud-Noors rechts)
Remarkable marriages: simultane huwelijken tussen twee verwanten of twee ‘eerste neven’ met
gelijkaardig verwante partners, waardoor de families een dowry en een wettelijk deel niet moesten
overdragen.
Renewed marriages alliances: waarbij twee partners behorend tot twee verschillende familielijnen die
al verbonden waren door een vorig huwelijk met elkaar huwen, om de band te vernieuwen en soms
ook om de ‘delen’ van een onverdeelbaar goed met elkaar te herenigen.
Surkyn.
Sociale cohesie: het gevoel dat je hoort bij een bepaalde gemeenschap met gedeelde waarden,
interpretaties en uitdagingen en bepaalde politieke, economische en sociaal-culturele dimensies. De
politieke dimensie bestaat uit wettelijkheid en participatie, de economische dimensie bestaat uit
gelijkheid en inclusie en de sociaal-culturele dimensie bestaat uit herkenning en ergens bij horen =
gemeenschappelijkheid, integratie en identificatie.
Sociaal kapitaal: de economische waarde van de netwerken, dat individuele en sociale productie kan
ondersteunen, die refereert naar groepen met gedeelde informele normen en waarden wat
basissamenwerking gemakelijker maakt, maar het os vooral heel handig in het opbouwen van relaties
buiten de economische markt = leaner.
Specific recprocity: een evenwichtige ruil van diensten gebaseerd op een wederzijdse overeenkomst
tussen de actoren.
Generalized reciprocity: waarbij de diensten uitgebreid worden naar situaties zonder een
voorafgaande relatie tussen de actoren of zonder een sepcificatie van een wederdienst.
Bonding social capital: ecxlusieve relaties die de banden tussen de leden van een bestaande groep
moeten verstevigen. Deze binden mensen met eenzelfde ethnie, religie of sociale achtergrond. (=
strenge banden, roddels en sociale controle)
Bridging social capital: is gericht naar de buitenwereld en linkt bijgevolg mensen met verschillende
achtergronden. (= bredere identiteiten en wederkerigheid)