Aanpassingenlijst_havo_2013-2014-2

Download Report

Transcript Aanpassingenlijst_havo_2013-2014-2

Aanpassingen lesbrieven havo 2013 -2014
Lesbrief Vervoer
Tweede gewijzigde druk
Lesbrief Jong en oud (tweede druk)
p. 81 hints hfd 4: 4.8a) moet zijn: 0,6%-4%-16,6%-24,9%;
Lesbrief Werk
p. 7 eind eerste alinea moet zijn:
Als je de beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking bij elkaar optelt, krijg je de
potentiële beroepsbevolking, of de beroepsgeschikte bevolking.
p. 23 4e bolletje moet worden: uitleggen dat de nadelige gevolgen van een hogere i/a-ratio
opgevangen kunnen worden door een stijging van de arbeidsproductiviteit en/of een
verhoging van de arbeidsparticipatie.
p. 70 hints hfd 4: 4.3f) moet zijn: f) Als iedereen zijn eigen belang nastreeft, komt er geen
vakbond;
Uitwerkingen lesbrief Werk
p. 4 1.10c moet worden: Veel mannen van 55-64 jaar zijn met vervroegd pensioen of
afgekeurd.
p. 18 5.6c laatste regel moet worden: L invullen in Qa of Qv → 2 × 26.667 – 30.000 = 23.334
arbeidsjaren.
Lesbrief Markt en Overheid 2e druk
p. 1 hoofdstuk 1.4 moet worden: Van de markt naar een ondernemer
p. 9 par. 1.4 moet worden: 1.4 Van de markt naar een ondernemer
Op een markt zijn veel bedrijven actief. Elke ondernemer wil absoluut geen verlies maken en
het liefste een zo hoog mogelijke winst.
p. 30 4e regel boven opgave 3.5 moet worden: Verzonken kosten zijn de gemaakte vaste
kosten die bij sluiting van de onderneming niet meer terugverdiend kunnen worden, omdat
er geen andere gebruiksmogelijkheden zijn.
p. 32 3e regel van onderen moet worden: Door productdifferentiatie creëert de
onderneming een eigen product met een afwijkende prijsafzetlijn voor haar product en
wordt de ondernemer binnen zekere grenzen prijszetter.
p. 44 6e regel van onder moet worden: (…) koopt de overheid het overschot. We noemen dit
het aanbodoverschot of vraagtekort. De overheid koopt dit aanbodoverschot op tegen de
minimumprijs, (…)
p. 50 Leerdoelen hoofdstuk 4:
schrappen: marktfalen, toevoegen: aanbodoverschot en vraagtekort
p. 64 par 6.1 laatste bullit moet worden: profit: hoe is de winst behaald en wat wordt ermee
gedaan.
p. 75 hints hfd 3 moet worden: 3.11 h) -; i) € 2.812.500;
p. 77 begrippenlijst:
toevoegen: Aanbodoverschot, 43
Vraagtekort, 43
Uitwerkingen Lesbrief Markt en Overheid 2e druk
p. 6 nieuwe figuur 1.11d:
p. 17 figuur 3.11: Op de horizontale-as moet bij 75 Q* staan.
p. 17 3.11 toevoegen h en i:
h.
Zie figuur (\\\).
i.
Producentensurplus = 7,5 × 37,5 miljoen = 281.250.000 cent = € 2.812.500.
p. 20 figuur 4.4 moet worden: (K en L omwisselen)
Uitwerkingen zelftesten Markt en Overheid
antwoord 1.21d tweede zin is geworden:
(…) links. Een nieuwe evenwichtsprijs komt tot stand op een hoger niveau en de gevraagde
hoeveelheid neemt af. In het (…)
antwoord 3.35 b is geworden: Als Pepsi Cola zijn mond houdt, is de winst van Coca Cola,
ongeacht wat Coca Cola doet, € 500 miljoen. Als Pepsi Cola meldt, is Coca Cola beter af met
melden (475) dan met mond houden (450).
Als Coca Cola zijn mond houdt, is de winst van Pepsi Cola, ongeacht wat Pepsi Cola doet,
€ 800 miljoen. Als Coca Cola meldt, is Pepsi Cola beter af bij melden (760) dan bij mond
houden (720). De dominante strategie voor beide bedrijven is melden.
Antwoord 4.16 moet zijn: B
Lesbrief Europa
Tweede, gewijzigde druk
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
p. 15 opgave 2.16 toevoegen:
d.
Zijn de posten op de resultatenrekening stroomgrootheden of voorraadgrootheden?
Verklaar het antwoord.
p. 17 figuur 2.3: In figuur 2.3 moet onderaan AIQ vervangen worden door LQ en KIQ moet
vervangen worden door OIQ.
p. 19 opgave 2.22 A moet worden: Primair inkomen wordt verdiend in het productieproces
en overdrachtsinkomens zijn uitkeringen waar je niets voor hoeft te doen.
p 29 onderaan laatste regel moet worden:
In symbolen: S = I + (O – B) + (E – M).
Deze vergelijking wordt ook vaak opgeschreven als:
(S – I) + (B – O) = (E – M).
S – I is het particulier spaarsaldo (gezinnen en bedrijven samen), B – O is het overheidssaldo
en E – M is het saldo met het buitenland. E – M wordt ook het saldo van de lopende
rekening van de betalingsbalans genoemd.
(S – I) + (B – O) is het nationaal spaarsaldo (van de particuliere sector en overheid samen).
Als een land daarbij een overschot heeft, wordt dat belegd in het buitenland. Het saldo van
de lopende rekening van de betalingsbalans (E – M) is even groot als het nationaal
spaarsaldo (S – I) + (B – O).
p.48 opgave 5.1 1e regel moet worden: De hele vervoerssector lijdt onder de economische
crisis.
p. 65 hints 2.16d moet worden: d) stroomgrootheden;
Uitwerkingen Verdienen en uitgeven
p. 6 2.16d moet worden:
d. Stroomgrootheden, want ze worden geregistreerd over een periode.
Lesbrief Rekonomie-havo
Tweede gewijzigde druk.
Uitwerkingen lesbrief Geldzaken
p. 6 opgave 5.5 en 5.6 en 5.9: bedragen zijn in €.
p. 6 laatste regel moet worden:
1.800 – 1.500 = 300 → er mag nog € 300 aan chartaal krediet verleend worden.
p. 7 opgave 5.10 moet worden:
5.10a. 20% × 500.000 = 100.000 geldeenheden moet de bank aan dekkingsmiddelen
hebben.
(145.000 + 5.000) – 100.000 = 50.000 geldeenheden mag ze nog chartaal aan krediet
verlenen.
b. (145.000 + 5.000)/X × 100% = 20%
20X = 150.000 × 100
X = (150.000 × 100)/20 = 750.000 geldeenheden mag het totale rekening-couranttegoed
worden.
750.000 – 500.000 = 250.000
De bank mag haar girale kredietverlening nog uitbreiden met 750.000 – 500.000 = 250.000
geldeenheden.
c. Bij chartale kredietverlening nemen de dekkingsmiddelen (kas en tegoed DNB) af. Bij girale
kredietverlening nemen de dekkingsmiddelen niet af. Elke geldeenheid in kas kun je precies
één keer chartaal uitlenen maar voor elke geldeenheid in kas mag je 100/20 = 5
geldeenheden giraal uitlenen. Voor 5 uitgeleende geldeenheden is bij 20% vereiste dekking
één geldeenheid dekkingsmiddel voldoende.