14.15 OER-deel B BA Nederlandse taal en cultuur

Download Report

Transcript 14.15 OER-deel B BA Nederlandse taal en cultuur

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding
Nederlandse taal en cultuur, 2014-2015
§ 1 – Algemene bepalingen
Artikel 1.1 – Toepasselijkheid van de regeling
Deze regeling bestaat uit een A en een B gedeelte. Dit opleidingsspecifieke gedeelte B
hoort bij deel A van de regeling dat algemene bepalingen bevat met betrekking tot het
onderwijs en de examens van de bacheloropleidingen van de Faculteit der
Geesteswetenschappen, hierna te noemen: de faculteit. Deel B bevat
opleidingsspecifieke bepalingen met betrekking tot de opleiding Nederlandse taal en
cultuur.
§ 2 – Eindtermen
1. Algemene eindtermen
Bij ieder van de kwalificaties is – voor zover van toepassing – tussen haakjes vermeld
welk onderdeel van het onderwijsprogramma meer in bijzonder beoogt te bereiken dat
de student aan deze kwalificatie voldoet:
1. De student heeft kennis van en inzicht in algemeen wetenschapsfilosofische
achtergronden van geesteswetenschappelijk onderzoek en is in staat deze kennis en
inzichten toe te passen op het vakgebied van de opleiding en zich een oordeel te
vormen over de plaats van dit vakgebied als onderdeel van
geesteswetenschappelijke disciplines en ten opzichte van andere verwante
disciplines.
2. De student is in staat om (vooral op het vakgebied van de opleiding) op een
academisch niveau relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren met het
doel zich een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante
wetenschappelijke en - voor zover van toepassing – sociaal-maatschappelijke en/of
ethische aspecten.
3. De student is in staat om op een academisch niveau in schriftelijke en mondelinge
vorm informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek van
aankomende specialisten op het vakgebied van de opleiding.
4. De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in een ander vakgebied dan het
vakgebied van de opleiding, waarbij – voor zover dit vakgebied tevens in het
voortgezet onderwijs aan de orde is geweest – is voortgebouwd op het niveau
bereikt in het voortgezet onderwijs en dit is overtroffen. De student is in staat om op
dit vakgebied op een academisch niveau relevante gegevens te verzamelen en te
interpreteren met het doel zich een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het
afwegen van relevante wetenschappelijke aspecten.
5. De student heeft kennis van en inzicht in enkele specialistische onderdelen van het
vakgebied van de opleiding en/of onderdelen van (andere) vakgebieden.
6. De student is in staat om zijn kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen op
vakspecifieke vraagstukken, dat dit een professionele benadering van de aan de
opleiding gerelateerde werkvelden/beroepen laat zien, en beschikt verder over
competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en het oplossen van
problemen op het vakgebied van de opleiding.
1
7. De student is in staat om publicaties op het vakgebied van de opleiding die zijn
opgesteld in het Nederlands, Engels of de doeltaal van de opleiding correct te
interpreteren en in zijn oordeelsvorming te betrekken.
8. De student bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie
aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt.
9. De student heeft ervaring opgedaan met het werken in groepsverband en is op basis
daarvan in staat over het eigen functioneren in een groep te reflecteren.
10. De student heeft er blijk van gegeven de leer- en planningsvaardigheden te bezitten
die noodzakelijk zijn om vakken en de opdrachten die daarvan deel uitmaken binnen
de daarvoor gestelde termijn af te ronden.
11. De student is in staat om relevante ontwikkelingen in het vakgebied te verbinden
aan een eigen onderzoeksopzet en kan een beperkt aantal analysetechnieken en
onderzoeksmethoden zelfstandig toepassen.
Artikel 2.2- Opleidingsspecifieke eindtermen
1. De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in het vakgebied van de
opleiding waarbij – voor zover dit vakgebied tevens in het voortgezet onderwijs aan
de orde is geweest – is voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet
onderwijs en dit is overtroffen; de student beschikt meer in het bijzonder over de
kennis en inzichten die hieronder omschreven zijn.
2. De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in de grondbeginselen van de
belangrijkste vakgebieden/disciplines van de opleiding Nederlandse taal en cultuur,
te weten Taalkunde, Moderne Letterkunde, Historische letterkunde en
Taalbeheersing.
Vakken:
• TB Verbale communicatie en Wetenschappelijk schrijven
• ML Grondslagen: literatuur, tekst en betekenis
• ML Literatuur en moderniteit
• HL Literatuur en maatschappij
• HL De literariteit van historische teksten
• TK Inleiding Algemene taalwetenschap en Nederlandse taalkunde (in artikelen)
• TK Argumentatie- en zinsanalyse
3. De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in de wetenschapsfilosofische
achtergronden van onderzoek binnen de vakgebieden/disciplines van de opleiding
Nederlandse taal en cultuur.
Vakken:
• Wetenschapsfilosofie (algemeen/vakspecifiek)
4. De student heeft aantoonbare kennis van en inzicht in belangrijke thema's in de
wetenschapsbeoefening en/of het wetenschappelijke debat binnen de
vakgebieden/disciplines van de opleiding Nederlandse taal en cultuur.
Vakken:
• TB Strategisch manoeuvreren
• HL Literatuur en reputatie
• HL Visies op historische literatuur
• HL Golden Age Amsterdam as a Creative City
• HL Carrièreperspectieven
• TK Taalontwikkeling
• ML Literary Theory
2
• ML Literatuur en discours
• ML Functions of Literature
• ML Tekst en media
• TK Capita selecta: Toegepaste taalkunde
• TK Capita selecta: Theoretische taalkunde
• TK Capita selecta: Dynamiek van het Nederlands
• TB Stromingen in de taalbeheersing
• TB Stromingen in de argumentatietheorie
• TB Onderzoeksliteratuur taalbeheersing
5. De student heeft aantoonbare kennis van het begrippenapparaat en de belangrijkste
onderzoeksmethoden en –technieken binnen de vakgebieden/disciplines van de
opleiding Nederlandse taal en cultuur.
Vakken:
• TK Argumentatie- & zinsanalyse
• TB Verbale communicatie en Wetenschappelijk schrijven
• ML Grondslagen: literatuur, tekst en betekenis
• HL Literatuur en maatschappij
6. De student is in staat om de tijdens de opleiding verworven kennis (praktisch) toe te
passen in een context die typisch is voor de vakgebieden/disciplines van de
opleiding Nederlandse taal en cultuur.
Vakken:
• Onderzoekswerkgroep (track-afhankelijk)
7. De student beschikt over aantoonbare vaardigheden die essentieel zijn voor de
beoefening van de vakgebieden/disciplines van de opleiding Nederlandse taal en
cultuur, te weten Taalkunde, letterkunde, taalbeheersing: kennis kunnen nemen van
de relevante literatuur, die literatuur kunnen betrekken op een voorliggend
probleem, het voorliggende probleem op zodanige manier kunnen analyseren dat
deelvragen ontstaan en voor die deelvragen oplossingsstrategieën of
onderzoeksmethoden kunnen aandragen die kunnen bijdragen aan de beantwoording
van die deelvragen. Ook geeft de student er blijk van in correct schriftelijk en
mondeling Nederlands verslag te kunnen leggen van deze leerresultaten.
Vakken:
• Onderzoekswerkgroep
§ 3 – Inrichting van de opleiding
Artikel 3.1 – Vorm van de opleiding
De opleiding wordt zowel voltijds als in deeltijd aangeboden.
Artikel 3.2 – Voertaal
De opleiding wordt in het Nederlands verzorgd, tenzij in de studiegids anders staat
vermeld.
Artikel 3.3 - Onderwijsprogramma propedeuse
De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde
studielast. De toetsingsregeling is opgenomen in de studiehandleiding.
3
JAAR 1*
1e semester
Vak
Argumentatie- &
zinsanalyse:
Grondslagen:
literatuur, tekst
en betekenis
studielast blok
6 EC
1
6 EC
1
Literatuur en
maatschappij
6 EC
2
Verbale communicatie
en Wetenschappelijk
schrijven
12 EC
2+3
2e semester
vak
De literariteit van
historische teksten
Inleiding Algemene
taalwetenschap en
Nederlandse taalkunde
(in artikelen)
Literatuur en
moderniteit
studielast
6 EC
blok
1
12 EC
1+2
12 EC
2+3
*Een of meerdere excursies maken deel uit van het propedeuseprogramma.
Wetenschappelijk schrijven is geïntegreerd in het volgende vak:
Studielast Semester
Blok
Verbale com. en Wet. schrijven
12 EC
1
2+3
Onderzoeksvaardigheden zijn geïntegreerd in de volgende vakken:
Studielast Semester
Blok
Argumentatie- & zinsanalyse
6 EC
1
1
Grondslagen
6 EC
1
1
Literatuur en maatschappij
6 EC
1
2
Artikel 3.4 - Onderwijsprogramma postpropedeuse
a.
De postpropedeutische fase is als volgt samengesteld:
JAAR 2
Semester 1
Semester 2
Literatuur en reputatie
studielast blok
6 EC
1
Literary Theory
studielast blok
6 EC
1
Keuzevak
12 EC
1+2
Wetenschapsfilosofie
12 EC
1+2
Taalontwikkeling
12 EC
2+3
Strategisch
manoeuvreren
12 EC
2+3
Na het 2e jaar kiest de student één van de vier volgende varianten (‘tracks’):
• Track Moderne letterkunde
• Track Historische letterkunde
• Track Taalbeheersing
4
•
Track Nederlandse taalkunde
studielast blok
6 EC
1
2e semester
Vak
Tekst en media
studielast blok
6 EC
1
Functions of Literature
6 EC
2
Keuzevak
12 EC
1+2
Keuzevak
18 EC
1+2+3 Onderzoekswerkgroep
Moderne letterkunde
12 EC
2+3
1e semester
Vak
Literatuur en discours
JAAR 3 - TRACK HISTORISCHE LETTERKUNDE
1e semester
Vak
Visies op historische
literatuur
studielast blok
6 EC
1
2e semester
Vak
studielast blok
6 EC
1
Carrièreperspectieven
Golden Age Amsterdam as
a creative City
6 EC
2
Keuzevak
12 EC
1+2
Keuzevak
18 EC
1+2+3
Onderzoekswerkgroep
Historische letterkunde
12 EC
2+3
JAAR 3 - TRACK TAALKUNDE
1e semester
Vak
Capita selecta:
Dynamiek van het
Nederlands
Capita selecta:
Toegepaste taalkunde
Keuzevak
studielast blok
6 EC
1
2e semester
Vak
Capita selecta:
Theoretische taalkunde
studielast blok
6 EC
1
6 EC
2
Keuzevak
12 EC
1+2
18 EC
1+2+3 Onderzoekswerkgroep
Taalkunde
12 EC
2+3
JAAR 3 - TRACK TAALBEHEERSING
1e semester
Vak
Stromingen in de
taalbeheersing
Stromingen in de
argumentatietheorie
Keuzevak
studielast blok
6 EC
1
6 EC
2
18 EC
1+2+3 Onderzoekswerkgroep
Taalbeheersing
b. Opleidingsgebonden keuzevakken (12 EC)
Moderne letterkunde:
2e semester
Vak
Onderzoeksliteratuur
taalbeheersing
Keuzevak
5
studielast blok
6 EC
1
12 EC
1+2
12 EC
2+3
Functions of Literature
Literatuur en discours
Historische letterkunde:
Carrièreperspectieven
Visies op historische literatuur
Taalkunde:
Capita selecta: Dynamiek van het Nederlands
Capita selecta: Toegepaste taalkunde
Taalbeheersing:
Stromingen in de argumentatietheorie
Stromingen in de taalbeheersing
c. Specialistische minoren binnen het departement
De volgende minor geldt als specialistische minor zoals bedoeld in deel A, artikel 4.6 lid
e:
• Nederlandse taalvariatie en -ontwikkeling
§ 4 – Wijzigingen en inwerkingtreding
Artikel 4.1 – Wijzigingen deel B
a. Wijzigingen van deel B van deze regeling worden door de decaan - gehoord de
opleidingscommissie en met inachtneming van de bevoegdheden van de
medezeggenschapsorganen ter zake – bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
b. Een wijziging van deel B van deze regeling heeft geen betrekking op het
lopende studiejaar, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de
belangen van de studenten daardoor niet worden geschaad. Bij tussentijdse
wijzigingen worden de opleidingscommissies en medezeggenschapsorganen om
advies dan wel instemming gevraagd.
Artikel 4.2 – Inwerkingtreding deel B
Deel B van deze regeling treedt in werking op 1 september 2014.
Aldus vastgesteld door de decaan van de faculteit op 16 september 2014.
6