Wetenschappelijk Middagsymposium

Download Report

Transcript Wetenschappelijk Middagsymposium

ABSTRACTS WETENSCHAPPELIJK MIDDAGSYMPOSIUM
KEY-NOTE LECTURE:
Over communicatie in de oncologie
Prof. dr. Ellen Smets1
1
Medische Communicatie, AMC
Informatie over deze lezing is beinnenkort terug te vinden op www.nvpo.nl/congres
O1
Samen beslissen over de behandeling van ongeneeslijke kanker: een Gesprekswijzer voor
patiënten
Sabrina Brugel1, E.M.A. Smets1, H De Haes1, A.H. Pieterse2, M. Baas-Thijssen2, F. De Vos3, H.W.M. Van Laarhoven1, I Henselmans1
1
AMC, Amsterdam, 2LUMC, Leiden, 3UMCU, Utrecht
Introductie
De winst van palliatieve systemische behandeling is onzeker en vaak klein, terwijl de behandeling belastend
kan zijn. Behandelbeslissingen in de palliatieve oncologie vereisen dan ook gedeelde besluitvorming.
Patienten kunnen het gesprek hierover voorbereiden. Deze studie ontwikkelt en onderzoekt de
haalbaarheid van de Gesprekswijzer, een hulpmiddel voor patienten met (1) een Question Prompt List met
voorbeeldvragen die patienten hun oncoloog kunnen stellen, en (2) een Value Clarification Exercise met
vragen aan de patient om persoonlijke waarden te verhelderen.
Methode
In fase 1 werd een protoptype voorgelegd aan patienten en naasten (n=13 plus 8) en nabestaanden
(n=14) in semi-gestructureerde (focusgroep) interviews. Deelnemers evalueerden de inhoud, het nut en
het gebruikersgemak van de Gesprekswijzer. Transcripten werden geanalyseerd in MAXQDA. In fase 2
werd de aangepaste Gesprekswijzer getest op haalbaarheid in de klinische praktijk. Patienten met
ongeneeslijke kanker en een mediane levensverwachting van <1 jaar werden gevraagd de Gesprekswijzer
te gebruiken in consulten over behandelingsbeslissingen. In vragenlijsten en in interviews evalueerden
patienten (n=20) en oncologen (n=5) het gebruik, het nut en het gebruiksgemak van de Gesprekswijzer.
Resultaten
De meeste deelnemers in fase 1vonden de Gesprekswijzer nuttig en niet nodeloos confronterend. Nadere
analyse zal de redenen die deelnemers noemden categoriseren. Deelnemers gaven waardevolle suggesties
om de inhoud en het gebruikersgemak van de Gesprekswijzer te verbeteren. De dataverzameling voor
fase 2 loopt tot eind januari 2015.
Conclusie
De eerste resultaten laten zien dat een communicatie hulpmiddel gericht op het stimuleren van gedeelde
besluitvorming over de behandeling van ongeneeslijke kanker haalbaar is.
O2
Werk-gerelateerde factoren en kwaliteit van leven in overlevenden van kanker met langdurig
ziekteverzuim
Martine van Egmond1, Saskia Duijts1, Michael Feuerstein2, Peter Van Muijen1, Allard Van der Beek1, Han Anema1
1
VU medisch centrum/EMGO+ Instituut, Amsterdam, 2Uniformed Services University of the Health Sciences, Bethesda, USA
Introductie
Kort na diagnose zijn medische factoren, zoals type behandeling, voor een groot deel bepalend voor de
kwaliteit van leven van kankerpatiënten. Naarmate meer tijd na diagnose verstrijkt, kan de invloed van
psychologische en sociale (waaronder werk-gerelateerde) factoren op kwaliteit van leven toenemen ten
opzichte van de medische factoren. Het doel van dit onderzoek is om te bestuderen op welke wijze
medische, psychologische en sociale (specifiek werk-gerelateerde) factoren van invloed zijn op kwaliteit
van leven bij overlevenden van kanker met langdurig ziekteverzuim.
Methode
In deze studie wordt gebruik gemaakt van een bestaand cohort van overlevenden van kanker die na twee
jaar ziekteverzuim een WIA-aanvraag hebben gedaan, en daarna nog een jaar zijn opgevolgd. De
associatie tussen medische, psychologische en sociale (specifiek werk-gerelateerde) factoren en kwaliteit
van leven is bestudeerd in de context van het biopsychosociaal model, met behulp van meervoudige
lineaire regressieanalyse.
Resultaten
In totaal zijn 338 personen (gemiddelde leeftijd 51.4 jaar; 66,5% man) geïncludeerd in de analyses.
Kwaliteit van leven werd significant (p<0.1) beïnvloed door: medische en biologische factoren {Ziekte
impact profiel (B=-0,453), pijn (B=-0,065) en geslacht [man] (B=-4,388)}; psychologische factoren
{Depressie en angst (B=-0,401), coping [passief reactie patroon] (B=-0,753)} en sociale factoren
{hogere percentages van arbeidsongeschiktheid (B van -5,046 tot -5,592) en rolfunctionering [het
vermogen om hetzelfde werk te blijven doen] (B=0,124)}. De totaal verklaarde variantie van het model
was 0.383.
Conclusie
Naast medische factoren zijn ook psychologische en sociale (waaronder werk-gerelateerde) factoren van
invloed op kwaliteit van leven bij overlevenden van kanker met langdurig ziekteverzuim.
KWF EINDRAPPORTAGE:
Kwaliteit van leven onderzoek bij patiënten met lymfeklierkanker: Van observeren naar
interveniëren voor een betere kwaliteit van leven!
Simone Oerlemans1
1
IKNL, Eindhoven
Door introductie van betere behandelingen en vergrijzing van de bevolking zal het aantal patiënten dat
lymfeklierkanker heeft (gehad) de komende jaren in Nederland sterk toenemen. Om de zorg voor deze
(ex-)patiënten te verbeteren, deed Simone Oerlemans onderzoek naar de langdurige effecten van
Hodgkin lymfoom (HL) en non-Hodgkin lymfoom (NHL). Uit haar promotieonderzoek blijkt dat het met
een deel van de (ex-)patiënten goed gaat, maar dat een aanzienlijk aantal van hen een lagere kwaliteit
van leven ervaart en problemen heeft op zowel fysiek als psychosociaal vlak. Problemen die tot ver na
de voltooiing van de primaire behandeling kunnen voortduren.
Behandeling sterk in ontwikkeling
De behandeling van NHL is nog steeds sterk in ontwikkeling. Om die reden is het meten van klachten
die patiënten op lange termijn in het dagelijks leven kunnen ondervinden van groot belang om de
uiteindelijke effectiviteit van een behandeling te kunnen evalueren.
Uit onze literatuurstudie bleek dat patiënten met HL en NHL allerlei klachten en problemen ondervinden
die invloed hebben op de kwaliteit van leven. Het gaat daarbij onder meer om fysiek, sociaal en cognitief
functioneren, algemene gezondheid, vermoeidheid en financiële problemen. Verder was er tot dusver
nauwelijks onderzoek gedaan naar de invloed van behandeling op de kwaliteit van leven bij diverse
subtypes NHL.
Onderzoek drie subtypen NHL
Om daar meer inzicht in te krijgen, voerde ze een aantal deelstudies uit naar de drie meest voorkomende
subtypes NHL, namelijk diffuus grootcellig B lymfoom (DLBCL), folliculair lymfoom (FL) en chronische
lymfatische leukemie / klein lymfocytair lymfoom (CLL/SLL). Meer dan 1000 patiënten met een vorm
van lymfeklierkanker uit tien ziekenhuizen in Brabant en Noord-Limburg deden mee aan het onderzoek.
Uit één van de deelstudies blijkt dat patiënten met DLBCL die elke twee weken chemotherapie (RCHOP14) kregen toegediend tot op vijf jaar na de behandeling meer last hebben van neuropathie en
vaker vermoeid waren dan patiënten die om de drie weken (R-CHOP21) werden behandeld. Ook gaven
patiënten in het 3-wekelijkse schema aan een betere, algemene gezondheid en kwaliteit van leven te
ervaren. Deze uitkomsten samen met de resultaten van recentelijk onderzoek dat er geen
overlevingsverschil is tussen deze behandelingen, hebben ertoe geleid dat R-CHOP21 nu als standaard
behandeling wordt gegeven.
Patiënten met FL die immuno-chemotherapie ondergingen rapporteerden een slechtere kwaliteit van
leven tot vijf jaren na diagnose in vergelijking met een normpopulatie van dezelfde leeftijd en geslacht.
Daarnaast hadden deze patiënten meer vermoeidheidsklachten ten opzichte van patiënten die
radiotherapie ondergingen.
Patiënten
met
CLL/SLL
die
ooit
behandeld
werden
met
chloorambucil
(of
andere
(immuno-)chemotherapie) ervoeren een aanzienlijk slechtere kwaliteit van leven ten opzichte van een
algemene normpopulatie, terwijl bij patiënten die ‘wait and see’ volgden geen verschillen werden
waargenomen. ‘We hadden verwacht dat patiënten die een ‘wait and see’ beleid volgden, zich meer
zorgen zouden maken over hun gezondheid, omdat ze niet ‘actief’ behandeld worden tegen hun kanker.
Maar de resultaten toonden aan dat patiënten die chloorambucil kregen zich aanzienlijk meer zorgen
maakten.’
Vermoeidheid, angst en depressieve klachten
Angst en depressieve klachten werden door 17-24% van de patiënten met HL en DLBCL gerapporteerd
in vergelijking met 11-14% in de normpopulatie van dezelfde leeftijd en geslacht. Verder heeft een
meerderheid van de NHL-patiënten last van aanhoudende vermoeidheid tot 10 jaar na de diagnose, van
wie zes van de tien patiënten een vermoeidheidscore heeft die klinisch relevant hoger is dan de
normpopulatie. Een meerderheid (44-54%) van de patiënten rapporteerde aanhoudende vermoeidheid.
Informatievoorziening
Ongeveer een derde van de patiënten met HL, NHL of multiple myeloom is niet tevreden over de
informatie die zij van het ziekenhuis ontvingen. Daarnaast had een kwart graag meer informatie
ontvangen over het beloop van de ziekte en/of behandeling, late effecten en mogelijkheden voor
psychosociale nazorg. De variatie in waargenomen informatievoorziening en aanzienlijke verschillen
tussen ziekenhuizen suggereren dat er op dit punt ruimte is voor verbetering.
Om optimale nazorg te verlenen, is het belangrijk dat er meer bewustwording en erkenning komt voor
de specifieke gezondheidsproblemen die (ex-)patiënten met lymfeklierkanker ervaren. Betrouwbare en
heldere informatie speelt hierbij een cruciale rol. Het verstrekken van een persoonlijk nazorgplan kan
hieraan mogelijk een bijdrage leveren.
O3
Een gerandomiseerd onderzoek naar de effecten van hoogintensieve en laag-tot-matig
intensieve training na chemotherapie op fysieke fitheid en vermoeidheid: Resultaten van de
Resistance and Endurance exercise After ChemoTherapy (REACT) studie.
CS Kampshoff1, M. Chin A Paw2, J. Brug2, J. Twisk2, G. Schep3, M. Nijziel3, W. Van Mechelen2, L. Buffart2
1
VUmc, Amsterdam, 2VU Medisch Centrum, Amsterdam, 3Máxima Medisch Centrum, Veldhoven.
Introductie
Fysieke training na afloop van de behandeling van kanker is veilig en draagt bij aan afname van
vermoeidheidsklachten en verbetering in fysieke fitheid. Echter, de effecten van verschillende
trainingsintensiteiten zijn onbekend. De ‘Resistance and Endurance exercise After ChemoTherapy’
(REACT)-studie is een gerandomiseerd onderzoek, waarbij de effectiviteit van hoogintensieve (HI) training
wordt geëvalueerd in vergelijking tot laag-tot-matig intensieve (LMI) training en wachtlijstcontrolegroep
(WLC), naar fysieke fitheid en vermoeidheid.
Methode
In totaal werden 279 deelnemers gerandomiseerd naar 3 studiegroepen: HI training (n=91), LMI training
(n=96) en WLC-groep (n=91). De deelnemers kregen onder begeleiding van een fysiotherapeut tweemaal
per week 1 uur kracht- en intervaltraining aangeboden. De HI en LMI trainingsinterventies waren uniform
qua type oefeningen, duur en frequentie van herhalingen, en verschilden enkel in trainingsintensiteit.
Gegevens van de primaire (cardiorespiratoire fitheid, spierkracht en vermoeidheid) en secundaire
uitkomstmaten werden verzameld voorafgaand aan randomisatie (4-6 weken na het einde van de
chemotherapie), en 12 weken na randomisatie. Het verschil in trainingseffect tussen de 3 groepen werd
geëvalueerd op basis van multilevel lineare regressie.
Resultaten
HI training toonde een siginificante verbetering in cardiorespiratoire fitheid ten opzichte van WLC-groep.
Zowel HI als LMI verminderden algemene vermoeidheid, waarbij er geen significant verschil in effect werd
gevonden tussen beide interventies. Tot slot, de trainingsinterventies toonden geen verschil in effect in
spierkracht ten opzichte van WLC-groep.
Conclusie
Fysieke training verbetert zowel cardiorespiratoire fitheid als vermoeidheid in kankerpatiënten na afloop
van de primaire behandelingen. Voor sommige uitkomstmaten was HI training gunstiger dan LMI training.
O4
Kwalitatief onderzoek naar determinanten van vaginale dilator gebruik onder gynaecologische
kankerpatiënten behandeld met radiotherapie op het bekkengebied.
Rinske Bakker1, Willemijn Vermeer1, Carien Creutzberg1, Jan Willem Mens2, Remi Nout1, Moniek Ter Kuile1
1
LUMC, Leiden, 2Erasmus Medisch Centrum-Kanker Instituut, Rotterdam.
Introductie
Vaginale vernauwing en verkorting na radiotherapie in het bekken (RT) kan zoveel mogelijk worden
voorkomen door langdurig en regelmatig gebruik van vaginale dilatoren. Maar de compliance is laag. Er
werd in kaart gebracht welke determinanten een rol spelen bij regelmatig dilator gebruik na RT.
Methode
Semi-gestructureerde interviews werden afgenomen bij 30 vrouwen van 32-67 jaar oud. De vrouwen
werden behandeld met RT voor gynaecologische tumoren in de afgelopen 36 maanden in twee universitair
medische centra. Transcripties werden geanalyseerd met NVivo software. Determinanten van dilator
gebruik werden gestructureerd op basis van de Health Action Process Approach. Dit model beschrijft
motivatie processen die leiden tot de intentie tot dilator gebruik en processen die leiden tot initiatie en
continuering van het dilator gebruik.
Resultaten
Bijna alle vrouwen beoogden langdurig en regelmatig dilatoren te gebruiken. De intentie werd bepaald
door de verwachting dat dit vaginale verklevingen tegen zou gaan en werd beïnvloed door ontvangen
instructies. Desondanks was meer dan de helft niet in staat om regelmatig dilatoren te gebruiken.
Gerapporteerde barrières waren gebrek aan tijd, privacy, vermoeidheid, ‘het vergeten’, negatieve
gevoelens over dilator gebruik, associatie met brachytherapie, en pijn of bloedverlies tijdens het gebruik.
Facilitatoren bij het gebruik waren dilator gebruik onderdeel maken van een routine, gebruik maken van
glijmiddel of vibratoren, geruststelling door de behandelaar, en steun van de partner.
Conclusie
Determinanten van regelmatig dilator gebruik zijn in kaart gebracht en gebruikt in de ontwikkeling van
een seksuele rehabilitatie programma.