Vergroting Maken van een afbeelding • Een bolle lens kan een afbeelding maken • Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je bepalen hoe groot.
Download ReportTranscript Vergroting Maken van een afbeelding • Een bolle lens kan een afbeelding maken • Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je bepalen hoe groot.
Slide 1
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 2
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 3
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 4
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 5
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 6
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 7
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 8
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 2
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 3
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 4
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 5
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 6
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 7
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.
Slide 8
Vergroting
Maken van een afbeelding
• Een bolle lens kan een afbeelding maken
• Met de 2 bijzondere lichtstralen kun je
bepalen hoe groot de afbeelding wordt.
F
Vergroting
• Dia-apparaat maakt van een kleine dia
een grote afbeelding op een scherm
• De vergroting van een dia-apparaat
kan wel 20 x zijn.
Verkleining
• Een fototoestel maakt op het
filmrolletje een veel kleinere
afbeelding dan het voorwerp in het
echt is
• De vergroting van een fototoestel
kan daarom 0,1 zijn
• Het voorwerp wordt 0,1 x vergroot,
(dus 10 x zo klein).
De formule
• De vergroting bereken je met een formule
• Vergroting = grootte beeld : grootte voorwerp
• De lengte van het voorwerp en de lengte van het
beeld moeten dan wel allebei in dezelfde eenheid
(bijv. centimeters) staan.
Voorbeeld 1
• Het plaatje op een
overheadprojector is 2 cm groot.
• Op het scherm is de afbeelding 50
centimeter groot
• Vergroting = beeld : voorwerp
• Vergroting = 50 : 2 = 25.
Voorbeeld 2
• Een bolle lens maakt een afbeelding
• Het voorwerp is 2 cm en de afbeelding 1 cm
F
•Vergroting = beeld : voorwerp
•Vergroting = 1 : 2 = 0,5.
Conclusie
Vergroting = lengte beeld : lengte voorwerp
• Vergroting = 1 -> voorwerp en beeld zijn even groot
• Vergroting = groter dan 1 -> Het beeld is groter dan
het voorwerp
• Vergroting is kleiner dan 1 -> Het beeld is kleiner dan
het voorwerp.