HAVO 4 Boek: biologie voor jou deel: HAVO A Ordening in vier rijken De taxonomie is de tak van de biologie die zich bezighoudt.
Download ReportTranscript HAVO 4 Boek: biologie voor jou deel: HAVO A Ordening in vier rijken De taxonomie is de tak van de biologie die zich bezighoudt.
Slide 1
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 2
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 3
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 4
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 5
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 6
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 7
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 8
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 9
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 10
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 11
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 12
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 13
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 14
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 15
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 16
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 17
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 18
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 19
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 20
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 21
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 22
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 23
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 24
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 25
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 26
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 27
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 28
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 29
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 2
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 3
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 4
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 5
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 6
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 7
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 8
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 9
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 10
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 11
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 12
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 13
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 14
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 15
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 16
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 17
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 18
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 19
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 20
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 21
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 22
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 23
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 24
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 25
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 26
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 27
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 28
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.
Slide 29
HAVO 4
Boek: biologie voor jou
deel: HAVO A
Ordening in vier rijken
De taxonomie is de tak van de biologie die zich
bezighoudt met het ordenen van organismen.
Wij gaan uit van een vierrijkensysteem.
Om deze organismen in te delen letten wij op
indelingscriteria.(kenmerken)
Ordening in vier rijken
De vier rijken zijn:
Bacterien
Schimmels
Planten
Dieren
Ordening in vier rijken
De indelingscriteria zijn:
Het aantal cellen waaruit een organisme bestaat.
De celgrootte
Het bezit van organellen.
Het bezit van celwanden.
De voedingswijze (autotroof of heterotroof)
Ordening in vier rijken
Als organismen eenmaal in rijken zijn geordend
kunnen we ze nog verder gaan indelen.
Rijken verdelen we in afdelingen
Afdelingen verdelen we in klassen.
Klassen verdelen we in orden.
Orden verdelen we in families
Families verdelen we in geslachten.
Geslachten verdelen we in soorten.
Virussen
Virussen vallen buiten de ordening van organismen in
vier rijken.
Een virus bestaat uit een omhulsel van eiwitten, met
daarbinnen een streng RNA of DNA.
Een virus kan zich alleen via een gastheer
voortplanten.
Afbeelding 7 op blz. 219 geeft dit weer.
Wat is een soort?
Soort: organismen behoren tot een soort wanneer ze in
staat zijn zich onderling voort te planten en vruchtbare
nakomelingen voort te brengen.
Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in
een bepaald gebied die samen een
voortplantingsgemeenschap vormen.
Binaire naamgeving
Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke
naam.
De eerste naam is de geslachtsnaam.
De tweede naam is de soortaanduiding.
Linnaeus was de man achter deze naamgeving.
Bacterien
Bacterien (bacillen)
Bacterien bezitten geen kernmembraan, geen
mitochondrien, geen ER.
Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit een
kringvormig chromosoom.
Bacterien planten zich voort door deling.
Bacerien (pathogene) kunnen ziekten veroorzaken.
Schimmels
Schimmels kunnen een-of veelcellig zijn.
Gisten zijn eencellige schimmels.
Veelal bestaan schimmels uit schimmeldraden.
Schimmels planten zich geslachtelijk voort door
sporen.
Bij veel schimmels ontstaan de sporen in speciale
organen: de paddestoel
Planten
Het rijk van de planten verdelen we in vier afdelingen:
De wieren (algen)
De mossen
De paardenstaarten
De varens
De zaadplanten
Planten
Leren afb. 22 op blz. 226
Zaadplanten kunnen we weer onderverdelen in twee
klassen:
bedektzadigen
naaktzadigen
Dieren
Twee belangrijke indelingscriteria bij het indelen van
het dierenrijk zijn: skelet en symmetrie.
Je moet afbeelding 32 op blz. 230 en 231 uit je hoofd
kennen!
Dieren
We verdelen het dierenrijk in de volgende afdelingen:
eencellige dieren
sponzen
holtedieren
platwormen
rondwormen
Dieren
ringwormen
weekdieren
geleedpotigen
stekelhuidigen
gewervelden
Evolutie
Evolutie: een geleidelijke ontwikkeling, waarbij uit
eenvoudige gebouwde organismen ingewikkelder
gebouwde organismen ontstaan.
De neodarwinistische evolutietheorie gaat uit van
verscheidenheid in genotypen, natuurlijke selectie en
soortvorming door isolatie.
Evolutie
Verscheidenheid in genotypen > door mutaties en
recombinatie verschillen individuen van een soort van
elkaar in genotype en in fenotype.
Evolutie
Natuurlijke selectie:
individuen met een betere aanpassing aan het milieu
hebben een betere overlevingskans.
van individuen met een gunstig genotype zullen meer
nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten
dan van individuen met een ongunstig genotype.
Evolutie
Soorten veranderen (evolueren) als door natuurlijke
selectie de mutanten blijven voortbestaan en
individuen van de oorspronkelijke vorm uitsterven.
Evolutie
Soortvorming door isolatie:
isolatie: een deel van een populatie raakt gescheiden
en vormt een nieuwe populatie.
Beide populaties ontwikkelen zich langdurig
gescheiden in verschillende milieus.
Evolutie
Na verloop van tijd zijn er zoveel verschillen ontstaan
dat individuen van de twee populaties zich niet meer
onderling kunnen voortplanten.
Er zijn dan twee soorten ontstaan.
Isolatie heeft meestal geografische oorzaken.
Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen van
organismen of afdrukken van organismen in
gesteenten.
Fossielen ontstaan als resten van organismen van
de lucht worden afgesloten door sedimenten > de
resten vergaan niet.
Gidsfossielen: fossielen van soorten die zich in een
relatief korte tijd over grote gebieden hebben
verspreid en daarna zijn uitgestorven.
Overeenkomsten in
embryonale ontwikkeling
De embryonale ontwikkeling van verschillende
organismen vertoont overeenkomsten.
Hierdoor wordt het aannemelijk dat ze een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Homologie
Homologe organen vertonen overeen-komsten in
bouw en hebben een gelijke embryonale
ontstaanswijze.
Homologie duidt op verwantschap van
organismen; de verschillen ontstaan door
aanpassing aan verschillende milieus.
Analoge organen vertonen overeenkomst in
functie. Analogie berust niet op verwantschap;
overeenkomsten zijn ontstaan door dezelfde
aanpassing aan het milieu.
Rudimentaire organen
Organen die geen functie meer hebben en niet of
nauwelijks tot ontwikkeling komen.
Voorbeelden: bekken van een walvis, pootresten bij
een reuzenslang.
Door rudimentaire organen wordt het aannemlijk dat
verschillende soorten organismen een
gemeenschappelijke voorouder hebben
Overeenkomsten in processen
en moleculen
Mitose en meiose verlopen bij vrijwel alle organismen
op dezelfde manier
Verschillende soorten organismen vertonen grote
overeenkomsten in samenstelling van stoffen zoals:
DNA
eiwitten
Biogenese
Biogenese: het ontstaan van leven uit levenloze
materie
Endosymbiosetheorie: vrijlevende bacterien zouden
als organellen in andere cellen zijn gaan leven.
Overig.
Je moet een geologische tijdschaal kunnen aflezen.
(blz. 244 en 245)
Je moet een stamboom kunnen aflezen.