TIJD VAN BURGERS EN STOOMMACHINES GROTE VERANDERINGEN In de 19 eeuw gaat er veel veranderen.

Download Report

Transcript TIJD VAN BURGERS EN STOOMMACHINES GROTE VERANDERINGEN In de 19 eeuw gaat er veel veranderen.

TIJD VAN BURGERS EN STOOMMACHINES
GROTE VERANDERINGEN
In de 19 eeuw gaat er veel
veranderen. Er worden kanalen
gegraven en daarlangs worden
nieuwe dorpen gebouwd. De
veengebieden worden afgegraven.
Bijna alle grond verandert in akkers
en weilanden. Er worden ook
uitvindingen gedaan die het leven
veel gemakkelijker maken. Er
komen stoommachines,
elektriciteit, telefoon en kunstmest.
Het was alleen niet voor alle
mensen. Er waren ook heel veel
arme mensen in die tijd. Ze
moesten heel hard werken en
kregen te weinig geld.
GROTE VERANDERINGEN
In de 19 eeuw gaat er veel
veranderen. Er worden kanalen
gegraven en daarlangs worden
nieuwe dorpen gebouwd. De
veengebieden worden afgegraven.
Bijna alle grond verandert in akkers
en weilanden. Er worden ook
uitvindingen gedaan die het leven
veel gemakkelijker maken. Er
komen stoommachines,
elektriciteit, telefoon en kunstmest.
Het was alleen niet voor alle
mensen. Er waren ook heel veel
arme mensen in die tijd. Ze
moesten heel hard werken en
kregen te weinig geld.
Hardenberg tot 1850: veen en nog eens veen
MARKEN
Aan het begin van de 19-de eeuw
was er nog niet zo veel veranderd
in het landschap. Behalve de
stadjes Hardenberg en
Gramsbergen waren er maar
enkele kleine dorpjes. Daar
stonden soms maar 20 of 30
boerderijen. Dicht bij die
boerderijen zag je dan de akkers
liggen, waarop de boeren vooral
graan verbouwden. Iets verder
weg, vaak langs de Vecht, of een
beekje waren weilanden. En nog
verder weg? Daar waren
heidevelden, zo ver als je maar
kijken kon. Die heidevelden waren
van de boeren van het dorpje. De
boeren werkten samen. Die
samenwerking noemen we een
Marke. Heel Hardenberg was
verdeeld in zulke Marken. Kijk maar
eens op het kaartje.
MARKEN
Aan het begin van de 19-de eeuw
was er nog niet zo veel veranderd
in het landschap. Behalve de
stadjes Hardenberg en
Gramsbergen waren er maar
enkele kleine dorpjes. Daar
stonden soms maar 20 of 30
boerderijen. Dicht bij die
boerderijen zag je dan de akkers
liggen, waarop de boeren vooral
graan verbouwden. Iets verder
weg, vaak langs de Vecht, of een
beekje waren weilanden. En nog
verder weg? Daar waren
heidevelden, zo ver als je maar
kijken kon. Die heidevelden waren
van de boeren van het dorpje. De
boeren werkten samen. Die
samenwerking noemen we een
Marke. Heel Hardenberg was
verdeeld in zulke Marken. Kijk maar
eens op het kaartje.
Marken in de gemeente Hardenberg
MARSEN EN VELDEN
De grond op de akkers van de
boeren was heel onvruchtbaar.
Planten hebben ook voedsel nodig.
We noemen dat mest.
Tegenwoordig kun je planten
kunstmest geven, dat is
plantenvoedsel in een zak uit een
fabriek. In 1800 bestond dat nog
niet. Toen gooiden de boeren de
poep van koeien en schapen op de
akkers. De koeien weidden in
graslanden langs de Vecht. De
groengronden voor de koeien
noemden de boeren marsen. De
schapen graasden op de
heidevelden. Ze hadden daarvoor
een heel slim plan bedacht.
MARSEN EN VELDEN
De grond op de akkers van de
boeren was heel onvruchtbaar.
Planten hebben ook voedsel nodig.
We noemen dat mest.
Tegenwoordig kun je planten
kunstmest geven, dat is
plantenvoedsel in een zak uit een
fabriek. In 1800 bestond dat nog
niet. Toen gooiden de boeren de
poep van koeien en schapen op de
akkers. De koeien weidden in
graslanden langs de Vecht. De
groengronden voor de koeien
noemden de boeren marsen. De
schapen graasden op de
heidevelden. Ze hadden daarvoor
een heel slim plan bedacht.
Marken in de gemeente Hardenberg
DE POTSTAL
Elke boer had wel schapen en
geiten. Alle dieren van het dorp
gingen met een herder mee naar
de hei. Daar aten ze gras en jonge
boompjes. ’s Avonds kwamen ze
dan weer terug in het dorp. Daar
overnachtten ze in de potstal van
de schaapskooi. Ze konden dan
gemolken worden. Maar in de stal
lieten ze ook hun poep vallen. De
volgende dag gingen ze weer naar
de hei en dat ging zo maar door.
Nu zul je zeggen: “Dat wordt maar
een vieze boel in die stal”. Maar dat
is niet zo. De boeren reden met
hun kar naar de hei en groeven
daar heideplanten uit de grond. Dat
gooiden ze over de mest. Na een
jaar lag er dan een hele dikke laag
mest en heideplanten in de stal. De
schapen stonden dan met hun kop
haast tegen de zolder. Dan gingen
de boeren de mest met hun karren
naar het land brengen. Zo kregen
ze voedsel voor de planten en
hadden ze een goede oogst.
DE POTSTAL
Elke boer had wel schapen en
geiten. Alle dieren van het dorp
gingen met een herder mee naar
de hei. Daar aten ze gras en jonge
boompjes. ’s Avonds kwamen ze
dan weer terug in het dorp. Daar
overnachtten ze in de potstal van
de schaapskooi. Ze konden dan
gemolken worden. Maar in de stal
lieten ze ook hun poep vallen. De
volgende dag gingen ze weer naar
de hei en dat ging zo maar door.
Nu zul je zeggen: “Dat wordt maar
een vieze boel in die stal”. Maar dat
is niet zo. De boeren reden met
hun kar naar de hei en groeven
daar heideplanten uit de grond. Dat
gooiden ze over de mest. Na een
jaar lag er dan een hele dikke laag
mest en heideplanten in de stal. De
schapen stonden dan met hun kop
haast tegen de zolder. Dan gingen
de boeren de mest met hun karren
naar het land brengen. Zo kregen
ze voedsel voor de planten en
hadden ze een goede oogst.
Een lege potstal
SCHAAPSHERDERS
De schapen gingen met een
herder naar de hei. Heel vaak was
die herder een kind. Ze liepen dan
over de hei op zoek naar de beste
plekjes. Ze moesten de weg heel
goed weten. Er waren ook stukken
waar je beter niet kon komen. Dat
was het veen. Als je er naar keek
leek het of je er op kon lopen. Er
groeiden gewoon planten en soms
zelfs berkenboompjes. Maar als je
er op ging lopen, dan begon de
bodem te bewegen. Ging je dan
toch verder dan kon je er in
wegzakken. Onder de planten zat
namelijk vieze zwarte blubber.
Soms was die laag blubber wel 3 of
4 meter dik. Als je daar in
wegzakte, kwam je er niet meer uit.
Je zakte steeds dieper weg en je
verdween in de diepte. Ouders
waarschuwden hun kinderen met
allerlei griezelige verhalen voor het
gevaarlijke veen. Grote stukken
van de Marke bestonden uit veen.
SCHAAPSHERDERS
De schapen gingen met een herder
naar de hei. Heel vaak was die
herder een kind. Ze liepen dan over
de hei op zoek naar de beste
plekjes. Ze moesten de weg heel
goed weten. Er waren ook stukken
waar je beter niet kon komen. Dat
was het veen. Als je er naar keek
leek het of je er op kon lopen. Er
groeiden gewoon planten en soms
zelfs berkenboompjes. Maar als je
er op ging lopen, dan begon de
bodem te bewegen. Ging je dan
toch verder dan kon je er in
wegzakken. Onder de planten zat
namelijk vieze zwarte blubber.
Soms was die laag blubber wel 3 of
4 meter dik. Als je daar in
wegzakte, kwam je er niet meer uit.
Je zakte steeds dieper weg en je
verdween in de diepte. Ouders
waarschuwden hun kinderen met
allerlei griezelige verhalen voor het
gevaarlijke veen. Grote stukken
van de Marke bestonden uit veen.
Schaapskudde bij de Hongerige Wolf
HESSENWEG
Je zult nu ook wel begrijpen dat het
reizen in die tijd heel moeilijk was.
Er waren maar weinig wegen en
die waren vaak heel slecht. In de
zomer waren de zandwegen heel
stoffig en met veel mul zand.
Daarin kom je moeilijk vooruit. In de
winter waren ze juist modderig en
vol kuilen met grote plassen. Over
die wegen gingen natuurlijk geen
bussen, auto’s, fietsen of
brommers; die waren er toen niet.
De mensen reisden naar Zwolle of
Coevorden met een postkoets, de
diligence. Rijke mensen hadden
een rijtuig, of reisden op de rug van
hun eigen paard. En de arme
mensen? Die liepen. Er was
eigenlijk maar één grote weg en die
is er nu nog: De Hessenweg. In
Hardenberg splitste die weg zich in
tweeën. De ene weg ging over de
Hoogeweg naar Duitsland en de
andere weg ging via Gramsbergen
naar Coevorden. Vooral uit
Duitsland kwamen veel grote
vrachtwagens. Dat waren zware
karren met twee of vier trekpaarden
er voor. Zij vervoerden veel
goederen naar Holland en Utrecht.
HESSENWEG
Je zult nu ook wel begrijpen dat het
reizen in die tijd heel moeilijk was.
Er waren maar weinig wegen en
die waren vaak heel slecht. In de
zomer waren de zandwegen heel
stoffig en met veel mul zand.
Daarin kom je moeilijk vooruit. In de
winter waren ze juist modderig en
vol kuilen met grote plassen. Over
die wegen gingen natuurlijk geen
bussen, auto’s, fietsen of
brommers; die waren er toen niet.
De mensen reisden naar Zwolle of
Coevorden met een postkoets, de
diligence. Rijke mensen hadden
een rijtuig, of reisden op de rug van
hun eigen paard. En de arme
mensen? Die liepen. Er was
eigenlijk maar één grote weg en die
is er nu nog: De Hessenweg. In
Hardenberg splitste die weg zich in
tweeën. De ene weg ging over de
Hoogeweg naar Duitsland en de
andere weg ging via Gramsbergen
naar Coevorden. Vooral uit
Duitsland kwamen veel grote
vrachtwagens. Dat waren zware
karren met twee of vier trekpaarden
er voor. Zij vervoerden veel
goederen naar Holland en Utrecht.
Hessenwagen op gevelsteen in Zwolle
ZOMPEN
Er was nog een weg, waarover je
veel gemakkelijker zware dingen
kon vervoeren. Dat was de rivier de
Vecht. Al eeuwen lang gingen er
schepen overheen. In 1826
kwamen er wel 600 schepen
(Zompen) langs Hardenberg. Maar
de Vecht werd steeds ondieper.
Daardoor werd het steeds
moeilijker om er op te varen. Ook
zaten er heel veel bochten in. Dat
maakte de weg voor de schippers
extra lang en heel lastig.
ZOMPEN
Er was nog een weg, waarover je
veel gemakkelijker zware dingen
kon vervoeren. Dat was de rivier de
Vecht. Al eeuwen lang gingen er
schepen overheen. In 1826
kwamen er wel 600 schepen
(Zompen) langs Hardenberg. Maar
de Vecht werd steeds ondieper.
Daardoor werd het steeds
moeilijker om er op te varen. Ook
zaten er heel veel bochten in. Dat
maakte de weg voor de schippers
extra lang en heel lastig.
Een zomp
DE DEDEMSVAART
In Zwolle woonde baron Van
Dedem. Hij bedacht een heel goed
plan. Hij dacht dat hij daar veel geld
mee kon verdienen. En het zou de
mensen in Hardenberg helpen. Hij
ging bijvoorbeeld naar de Marke
Lutten en vroeg of hij van hen een
groot veengebied kon kopen. Daar
moesten de boeren wel even over
nadenken. Het was natuurlijk
gunstig. Het veengebied was
gevaarlijk en je had er niets aan.
En nu kregen ze er van Baron Van
Dedem ook nog geld voor. Ze
verkochten het. Toen Baron Van
Dedem genoeg land had gekocht,
liet hij eerst een kanaal graven. Dat
kanaal, De Dedemsvaart, begon
bij Hasselt (aan het Zwartewater).
DE DEDEMSVAART
In Zwolle woonde baron Van
Dedem. Hij bedacht een heel goed
plan. Hij dacht dat hij daar veel geld
mee kon verdienen. En het zou de
mensen in Hardenberg helpen. Hij
ging bijvoorbeeld naar de Marke
Lutten en vroeg of hij van hen een
groot veengebied kon kopen. Daar
moesten de boeren wel even over
nadenken. Het was natuurlijk
gunstig. Het veengebied was
gevaarlijk en je had er niets aan.
En nu kregen ze er van Baron Van
Dedem ook nog geld voor. Ze
verkochten het. Toen Baron Van
Dedem genoeg land had gekocht,
liet hij eerst een kanaal graven. Dat
kanaal, De Dedemsvaart, begon bij
Hasselt (aan het Zwartewater).
De monding van de Dedemsvaart in Hasselt
DE DEDEMSVAART 2
In 1843 was hij al tot Lutten
gekomen en in 1854 kwam de
Dedemsvaart bij Ane uit in de
Vecht. Vanaf dat kanaal liet hij weer
smalle sloten graven. Die werden
wijken genoemd. Deze liepen het
veen in. Het water begon uit het
veen in die sloten te lopen. Het
veen begon langzaam op te
drogen. Nu kwamen er mannen om
het veen af te graven. Ze legden
het te drogen. Als het droog
genoeg was, werd het op
scheepjes geladen. Via het kanaal
vervoerde men het naar de steden
in Holland (bijv. Amsterdam). Daar
kochten de mensen het om het in
de kachel te stoppen.
DE DEDEMSVAART 2
In 1843 was hij al tot Lutten
gekomen en in 1854 kwam de
Dedemsvaart bij Ane uit in de
Vecht. Vanaf dat kanaal liet hij weer
smalle sloten graven. Die werden
wijken genoemd. Deze liepen het
veen in. Het water begon uit het
veen in die sloten te lopen. Het
veen begon langzaam op te
drogen. Nu kwamen er mannen om
het veen af te graven. Ze legden
het te drogen. Als het droog
genoeg was, werd het op
scheepjes geladen. Via het kanaal
vervoerde men het naar de steden
in Holland (bijv. Amsterdam). Daar
kochten de mensen het om het in
de kachel te stoppen.
De Hoofdvaart in Dedemsvaart
OVERIJSSELSCHE KANALEN
In Zwolle woonde nog een rijke
man, mr. I.A. van Roijen. Samen
met anderen richtte hij de
Overijsselsche Kanaalmaatschappij
op. Zij lieten een kanaal graven van
Zwolle tot Almelo en vandaar naar
Hardenberg en Gramsbergen. Hij
had in Bergentheim veengebieden
gekocht en hij ging daar het zelfde
doen als baron Van Dedem. De
nieuwe vaarwegen kregen de naam
Overijsselsche Kanalen.
OVERIJSSELSCHE KANALEN
In Zwolle woonde nog een rijke
man, mr. I.A. van Roijen. Samen
met anderen richtte hij de
Overijsselsche Kanaalmaatschappij
op. Zij lieten een kanaal graven van
Zwolle tot Almelo en vandaar naar
Hardenberg en Gramsbergen. Hij
had in Bergentheim veengebieden
gekocht en hij ging daar het zelfde
doen als baron Van Dedem.
Overijsselsche Kanalen op kaart uit 1860
TREKSCHUITEN
In 1856 waren er twee kanalen in
de gemeente Hardenberg.
Daarover konden de schepen veel
beter varen dan op de Vecht. Zo
ging elke week de marktschuit over
het kanaal naar Zwolle. Dat werd
getrokken door een paard. Met dat
schip, een soort trekschuit,
konden passagiers mee. Je reisde
daarin langzamer dan met de
diligence, maar je hobbelde niet zo
erg. Naast de kanalen werden ook
wegen aan gelegd. Daarover liepen
de trekpaarden, maar ook
voetgangers en ruiters mochten er
over heen. Soms ging men grind op
die wegen gooien, zodat ze wat
harder werden. Je moest er dan
wel (tol) geld voor betalen.
TREKSCHUITEN
In 1856 waren er twee kanalen in
de gemeente Hardenberg.
Daarover konden de schepen veel
beter varen dan op de Vecht. Zo
ging elke week de marktschuit over
het kanaal naar Zwolle. Dat werd
getrokken door een paard. Met dat
schip, een soort trekschuit, konden
passagiers mee. Je reisde daarin
langzamer dan met de diligence,
maar je hobbelde niet zo erg.
Naast de kanalen werden ook
wegen aan gelegd. Daarover liepen
de trekpaarden, maar ook
voetgangers en ruiters mochten er
over heen. Soms ging men grind op
die wegen gooien, zodat ze wat
harder werden. Je moest er dan
wel (tol) geld voor betalen.
Trekschuit met jaagpad
PLAGGENHUTTEN
Er waren nu in eens heel veel
mensen nodig, want de kanalen
werden met de hand gegraven.
Ook het turfsteken deed men met
de hand. De boeren wilden dit werk
niet doen. Daarom kwamen er
mensen uit andere delen van
Nederland, maar ook uit Duitsland
om hier in het veen te gaan
werken. Ze wilden het liefst dicht bij
hun werk wonen. Daardoor
ontstonden er langs de kanalen en
wijken nieuwe dorpen bijv.
Balkbrug, Dedemsvaart,
Schuinesloot en Bergentheim.
In Bergentheim liet Van Roijen
kleine woningen bouwen. Vaak lag
er een stuk grond omheen waarop
de arbeiders zelf aardappels en
groenten konden verbouwen.
Er waren ook arbeiders die niet
genoeg geld hadden om een
woning te huren. Zij bouwden dan
hutten vlakbij de werkplek. Die
waren gemaakt van boomstammen
en plaggen. Je kunt je voorstellen
dat deze plaggenhutten niet erg
gezond waren om in te wonen.
PLAGGENHUTTEN
Er waren nu in eens heel veel
mensen nodig, want de kanalen
werden met de hand gegraven.
Ook het turfsteken deed men met
de hand. De boeren wilden dit werk
niet doen. Daarom kwamen er
mensen uit andere delen van
Nederland, maar ook uit Duitsland
om hier in het veen te gaan
werken. Ze wilden het liefst dicht bij
hun werk wonen. Daardoor
ontstonden er langs de kanalen en
wijken nieuwe dorpen bijv.
Balkbrug, Dedemsvaart,
Schuinesloot en Bergentheim.
In Bergentheim liet Van Roijen
kleine woningen bouwen. Vaak lag
er een stuk grond omheen waarop
de arbeiders zelf aardappels en
groenten konden verbouwen.
Er waren ook arbeiders die niet
genoeg geld hadden om een
woning te huren. Zij bouwden dan
hutten vlakbij de werkplek. Die
waren gemaakt van boomstammen
en plaggen. Je kunt je voorstellen
dat deze plaggenhutten niet erg
gezond waren om in te wonen.
Kinderen van een veenarbeider voor hun huis
BITTERE ARMOEDE
De mensen moesten heel hard
werken, maar ze verdienden niet
veel. Velen leefden in bittere
armoede. Een arbeider verdiende
per jaar 187 gulden in het jaar. Hij
was 12 weken zonder werk
geweest en toen had hij geen geld
gekregen. Gelukkig had de kerk
hem 10 gulden gegeven. Je vindt
dit misschien wel verschrikkelijk
weinig. Maar de dingen waren toen
niet zo duur als nu. Voor de
boodschappen moest moeder in
dat jaar 374 gulden betalen en dat
is natuurlijk erg weinig. Maar
vergelijk dat eens met wat haar
man met turfsteken had verdiend.
Dat was dus veel te weinig.
Daarom moesten moeder en de
kinderen ook meewerken. Zij
verdienden samen 150 gulden. Als
je dat bij elkaar optelt, dan komen
ze nog 37 gulden te kort.
BITTERE ARMOEDE
De mensen moesten heel hard
werken, maar ze verdienden niet
veel. Velen leefden in bittere
armoede. Een arbeider verdiende
per jaar 187 gulden in het jaar. Hij
was 12 weken zonder werk
geweest en toen had hij geen geld
gekregen. Gelukkig had de kerk
hem 10 gulden gegeven. Je vindt
dit misschien wel verschrikkelijk
weinig. Maar de dingen waren toen
niet zo duur als nu. Voor de
boodschappen moest moeder in
dat jaar 374 gulden betalen en dat
is natuurlijk erg weinig. Maar
vergelijk dat eens met wat haar
man met turfsteken had verdiend.
Dat was dus veel te weinig.
Daarom moesten moeder en de
kinderen ook meewerken. Zij
verdienden samen 150 gulden. Als
je dat bij elkaar optelt, dan komen
ze nog 37 gulden te kort.
Ploeteren voor weinig geld
ZIEKTE EN GEZONDHEID
De mensen hadden niet genoeg
geld om eten te kopen. Ze
woonden in slechte huizen. Ze
moesten elke dag buiten in het
veen werken. Geen wonder dat
veel mensen ziek werden. Maar ze
gingen niet zo gauw naar de dokter.
Je hebt vast wel een idee waarom
niet. Er braken dan ook heel vaak
besmettelijke ziekten uit, zoals
tyfus en cholera, waaraan veel
mensen dood gingen. Aan
kinderziekten gingen veel jonge
kinderen dood. Ook stierven er veel
kinderen bij hun geboorte. De
dokter werd wel ingeschakeld,
maar vaak kwam hij te laat. De
buurman moest hem bijv. te voet
gaan waarschuwen. Hij moest dan
over slechte wegen zonder
verlichting wel een uur lopen. Dan
mocht hij soms met de dokter in het
rijtuig mee terug. Maar als de weg
te smal en te slecht was, moest de
dokter ook lopen.
ZIEKTE EN GEZONDHEID
De mensen hadden niet genoeg
geld om eten te kopen. Ze
woonden in slechte huizen. Ze
moesten elke dag buiten in het
veen werken. Geen wonder dat
veel mensen ziek werden. Maar ze
gingen niet zo gauw naar de dokter.
Je hebt vast wel een idee waarom
niet. Er braken dan ook heel vaak
besmettelijke ziekten uit, zoals
tyfus en cholera, waaraan veel
mensen dood gingen. Aan
kinderziekten gingen veel jonge
kinderen dood. Ook stierven er veel
kinderen bij hun geboorte. De
dokter werd wel ingeschakeld,
maar vaak kwam hij te laat. De
buurman moest hem bijv. te voet
gaan waarschuwen. Hij moest dan
over slechte wegen zonder
verlichting wel een uur lopen. Dan
mocht hij soms met de dokter in het
rijtuig mee terug. Maar als de weg
te smal en te slecht was, moest de
dokter ook lopen.
DRINKWATER
Veel mensen werden ook ziek van
het slechte water. Er was nog geen
waterleiding. In de stad waren
waterpompen. In Hardenberg
staat hij er nog. Maar in de dorpen
en in het veen schepten de mensen
het water soms uit de sloot of uit
een put. Vaak was dit water
vervuild en dan werd je er ziek van.
De school in Collendoorn had wel
een pomp, maar er kwam smerig
water uit. Het stonk zo erg, dat de
meester een flesje water opstuurde
naar de inspecteur. De inspecteur
antwoordde dat hij het ook niet zou
willen drinken. Daarom vroeg de
meester de gemeente om hulp.
Zou er geen put gegraven kunnen
worden? Dat kostte 40 gulden en
dat vond de burgemeester te duur.
Water uit de Vecht gaan scheppen,
kon ook niet. Het was wel een half
uur lopen met een volle emmer. Na
4 maanden besloot de
gemeenteraad dat er een filter in de
pomp moest komen. Het filter hield
de ergste viezigheid tegen, maar
echt gezond was het water
natuurlijk niet.
DRINKWATER
Veel mensen werden ook ziek van
het slechte water. Er was nog geen
waterleiding. In de stad waren
waterpompen. In Hardenberg staat
hij er nog. Maar in de dorpen en in
het veen schepten de mensen het
water soms uit de sloot of uit een
put. Vaak was dit water vervuild en
dan werd je er ziek van. De school
in Collendoorn had wel een pomp,
maar er kwam smerig water uit. Het
stonk zo erg, dat de meester een
flesje water opstuurde naar de
inspecteur. De inspecteur
antwoordde dat hij het ook niet zou
willen drinken. Daarom vroeg de
meester de gemeente om hulp.
Zou er geen put gegraven kunnen
worden? Dat kostte 40 gulden en
dat vond de burgemeester te duur.
Water uit de Vecht gaan scheppen,
kon ook niet. Het was wel een half
uur lopen met een volle emmer. Na
4 maanden besloot de
gemeenteraad dat er een filter in de
pomp moest komen. Het filter hield
de ergste viezigheid tegen, maar
echt gezond was het water
natuurlijk niet.
Stadspomp in Hardenberg
SCHOLEN
Je hebt net al gelezen dat veel
kinderen van arme veenarbeiders
mee moesten werken. Dan konden
ze niet naar school. Meester
Duytsch uit Sibculo schreef dat Jan
Wigger alleen ’s morgens naar
school ging. ’s Middags moest hij
namelijk op het vee passen. Ook
Jennigje Schipper bleef heel vaak
weg van school, omdat ze met de
schapen de hei op moest. De
school zag er heel anders uit dan
nu. De lokalen waren lang niet zo
mooi. Alle klassen zaten bij elkaar
in één lokaal. Er zaten vaak heel
veel kinderen heel dicht bij elkaar.
In 1833 reisde de inspecteur langs
de scholen. Hij ging eens in de
klassen kijken. Hij telde de
kinderen. In Gramsbergen zaten er
100 kinderen in het lokaal. In
Hardenberg 170, in Heemse 90 en
in Dedemsvaart zelfs 200. De
meester werd vaak wel geholpen
door één of twee hulpmeesters,
maar toch. Ook hij verdiende te
weinig geld. Daarom moest hij er ’s
avonds en op zondag nog allerlei
baantjes bij doen, meestal in de
kerk.
SCHOLEN
Je hebt net al gelezen dat veel
kinderen van arme veenarbeiders
mee moesten werken. Dan konden
ze niet naar school. Meester
Duytsch uit Sibculo schreef dat Jan
Wigger alleen ’s morgens naar
school ging. ’s Middags moest hij
namelijk op het vee passen. Ook
Jennigje Schipper bleef heel vaak
weg van school, omdat ze met de
schapen de hei op moest. De
school zag er heel anders uit dan
nu. De lokalen waren lang niet zo
mooi. Alle klassen zaten bij elkaar
in één lokaal. Er zaten vaak heel
veel kinderen heel dicht bij elkaar.
In 1833 reisde de inspecteur langs
de scholen. Hij ging eens in de
klassen kijken. Hij telde de
kinderen. In Gramsbergen zaten er
100 kinderen in het lokaal. In
Hardenberg 170, in Heemse 90 en
in Dedemsvaart zelfs 200. De
meester werd vaak wel geholpen
door één of twee hulpmeesters,
maar toch. Ook hij verdiende te
weinig geld. Daarom moest hij er ’s
avonds en op zondag nog allerlei
baantjes bij doen, meestal in de
kerk.
Oude Christelijke school in Reezerveen
DE STOOMMACHINE
In Engeland had James Watt de
stoommachine uitgevonden.
(wikipedia) Die bestond eigenlijk uit
een hele grote ketel water.
Daaronder werd een vuur gestookt,
zodat het water ging koken. De
stoom wilde uit de ketel en werd
door smalle buizen geleid. In die
buizen zaten zuigers die door de
stoom heen en weer werden
bewogen. Aan die bewegende
zuigers werden stangen en wielen
verbonden. Zo kon deze machine
bijvoorbeeld een grote wagen laten
rijden. Deze wagen werd op ijzeren
staven (rails) gezet en er werden
een aantal rijtuigen achter
gehangen. Zo ontstond de trein. In
1839 reed de eerste trein tussen
Amsterdam en Haarlem en al snel
werden er door het hele land
spoorwegen aangelegd. Alleen in
Overijssel nog niet.
DE STOOMMACHINE
In Engeland had James Watt de
stoommachine uitgevonden.
(wikipedia) Die bestond eigenlijk uit
een hele grote ketel water.
Daaronder werd een vuur gestookt,
zodat het water ging koken. De
stoom wilde uit de ketel en werd
door smalle buizen geleid. In die
buizen zaten zuigers die door de
stoom heen en weer werden
bewogen. Aan die bewegende
zuigers werden stangen en wielen
verbonden. Zo kon deze machine
bijvoorbeeld een grote wagen laten
rijden. Deze wagen werd op ijzeren
staven (rails) gezet en er werden
een aantal rijtuigen achter
gehangen. Zo ontstond de trein. In
1839 reed de eerste trein tussen
Amsterdam en Haarlem en al snel
werden er door het hele land
spoorwegen aangelegd. Alleen in
Overijssel nog niet.
Een stoommachine
TRAMS EN TREINEN
In 1886 kwam daar verandering in.
Toen ging er een stoomtram rijden
van Hoogeveen naar Dedemsvaart
en vandaar door naar Heemse.
In1905 kreeg ook Hardenberg een
spoorlijn. In dat jaar kwam er een
spoorlijn klaar. Die liep van Zwolle
via Ommen naar Mariënberg. Daar
splitste de lijn zich. Eén lijn ging
naar Almelo en de andere ging
naar Hardenberg en via
Gramsbergen door naar Coevorden
en Emmen. Die spoorlijn wordt nog
altijd gebruikt. In dat jaar werden
ook de stations afgebouwd in
Mariënberg, Hardenberg en
Gramsbergen. In Bergentheim
kwam een gebouwtje met
wachtkamers. Maar daar kwam de
trein ook heel dicht bij het water. Zo
konden er goederen van de trein op
schepen overgeladen worden en
andersom.
TRAMS EN TREINEN
In 1886 kwam daar verandering in.
Toen ging er een stoomtram rijden
van Hoogeveen naar Dedemsvaart
en vandaar door naar Heemse.
In1905 kreeg ook Hardenberg een
spoorlijn. In dat jaar kwam er een
spoorlijn klaar. Die liep van Zwolle
via Ommen naar Mariënberg. Daar
splitste de lijn zich. Eén lijn ging
naar Almelo en de andere ging
naar Hardenberg en via
Gramsbergen door naar Coevorden
en Emmen. Die spoorlijn wordt nog
altijd gebruikt. In dat jaar werden
ook de stations afgebouwd in
Mariënberg, Hardenberg en
Gramsbergen. In Bergentheim
kwam een gebouwtje met
wachtkamers. Maar daar kwam de
trein ook heel dicht bij het water. Zo
konden er goederen van de trein op
schepen overgeladen worden en
andersom.
Tramremise in Heemse
TURFSTROOISELFABRIEK
Stoommachine werden ook in
fabrieken geplaatst. Ze dreven daar
andere machines aan. Dan
hoefden de arbeiders niet alles
meer met de hand te doen. Het
werk ging ook veel sneller. In
Twente bijvoorbeeld kwamen er
machines die konden spinnen en
weven. In deze textielfabrieken
gingen heel veel mensen werken.
In Hardenberg kwamen zulke
fabrieken niet. De eerste machines
werden gebruikt bij het afgraven en
verwerken van turf. De eerste
turfstrooiselfabriek werd in 1854
gebouwd in Heemserveen. Het
gebouw kreeg een hoge
schoorsteen. Daaruit kwamen grote
zwarte rookwolken. Die wilde men
het liefst zo hoog mogelijk de lucht
in hebben. In deze fabriek wilde
men de turf gaan persen. Ook
wilde men uit de turf verf en teer
gaan maken. Met deze fabriek ging
het niet zo goed. In 1860 stopte hij
alweer. De machines werden
verkocht. Ook in Sibculo werd in
1878 zo’n fabriek gebouwd, maar
die ging na 2 jaar ook al failliet.
TURFSTROOISELFABRIEK
Stoommachine werden ook in
fabrieken geplaatst. Ze dreven daar
andere machines aan. Dan
hoefden de arbeiders niet alles
meer met de hand te doen. Het
werk ging ook veel sneller. In
Twente bijvoorbeeld kwamen er
machines die konden spinnen en
weven. In deze textielfabrieken
gingen heel veel mensen werken.
In Hardenberg kwamen zulke
fabrieken niet. De eerste machines
werden gebruikt bij het afgraven en
verwerken van turf. De eerste
turfstrooiselfabriek werd in 1854
gebouwd in Heemserveen. Het
gebouw kreeg een hoge
schoorsteen. Daaruit kwamen grote
zwarte rookwolken. Die wilde men
het liefst zo hoog mogelijk de lucht
in hebben. In deze fabriek wilde
men de turf gaan persen. Ook
wilde men uit de turf verf en teer
gaan maken. Met deze fabriek ging
het niet zo goed. In 1860 stopte hij
alweer. De machines werden
verkocht. Ook in Sibculo werd in
1878 zo’n fabriek gebouwd, maar
die ging na 2 jaar ook al failliet.
De Baanbreker in Lutten