Welkom Klik linksonder op de xx knop om te beginnen. Enkelvoudige interest Klik op de groene knop om verder te gaan. Woord vooraf. Deze presentatie gaat.

Download Report

Transcript Welkom Klik linksonder op de xx knop om te beginnen. Enkelvoudige interest Klik op de groene knop om verder te gaan. Woord vooraf. Deze presentatie gaat.

Welkom
Klik linksonder op de
xx knop om te beginnen.
Enkelvoudige interest
Klik op de groene knop om verder te gaan.
Woord vooraf.
Deze presentatie gaat over enkelvoudige interest. Er wordt slechts
enige basiskennis verondersteld van het rekenen met procenten, het
gebruik van de TI-83 en het werken met Excel. Het is aan te bevelen
pen en papier en je GRM bij de hand te hebben. Aan deze
presentatie zijn de volgende oefenbestanden met open vragen
gekoppeld:
Oefenen met enkelvoudige interest
Oefenen met interest over “restdagen” (365 of 360 dagen)
Oefenen met sporadisch aflossen.
Wil je je kennis nu al testen, klik dan op de betreffende toets.
Inhoudsopgave
 Interestvormen (enkelvoudige en samengestelde)
1
 Berekening interestbedrag
4
 Leningen met periodieke interestbetaling
 Lening met aflossing ineens
 Lening met periodiek gelijke aflossingsbedragen
7
 Aflossingsplan
 Extra onderwerpen:
 Interest over “restdagen”
 Interestberekening bij sporadisch aflossen
Klik op het onderwerp om er direct heen te gaan en op de
oranje knop om een stap terug te gaan. Om te stoppen moet
je linksboven op het toetsenbord op de Esc-knop drukken.
8
13
14
21
22
34
1
Interest (ook wel geschreven als intrest) of rente is de vergoeding
voor het beschikbaar stellen van geld, net als huur de vergoeding
is voor het beschikbaar stellen van woonruimte. Voor de
ontvanger is het een opbrengst, voor de betaler een kostenpost.
De hoogte van het interestbedrag is afhankelijk van vier factoren:
 het bedrag dat ter beschikking wordt gesteld (= het kapitaal)
 het interestpercentage (of “interestvoet”)
 de tijdsduur dat het kapitaal ter beschikking wordt gesteld
 de interestvorm
Er zijn twee interestvormen:
 enkelvoudige interest
 samengestelde interest
Klik op de gele
naar de inhouds-
homeknop als je
opgave wilt gaan.
2
Eens even kijken of je al weet tot welk verschil in interestbedrag
het gebruik van enkelvoudige en samengestelde interest leidt.
Je leent voor drie jaar € 2.000 tegen 4% per jaar. Hoeveel
interest moet je in deze drie jaar in totaal betalen bij
enkelvoudige interest en hoeveel bij samengestelde interest?
A. Bij enkelvoudige interest € 80 en bij samengestelde
B. interest € 86,53.
B. Bij enkelvoudige interest € 80 en bij samengestelde
B. interest € 240
C. Bij enkelvoudige interest € 240 en bij samengestelde
C. interest € 249,73
D. Ik wil eerst meer uitleg.
Klik op het goede antwoord.
Je leent voor drie jaar € 2.000 tegen 4% per jaar. Hoeveel
interest moet je in deze drie jaar in totaal betalen bij
enkelvoudige interest en hoeveel bij samengestelde interest?
A. Bij enkelvoudige interest € 80 en bij samengestelde
B. interest € 86,53.
B. Bij enkelvoudige interest € 80 en bij samengestelde
B. interest € 240
C. Bij enkelvoudige interest € 240 en bij samengestelde
C. interest € 249,73
D. Nog eens de uitleg.
Fout!
Het is toch beter dat je eerst eens naar de uitleg kijkt.
Klik op de knop.
De vraag is hoeveel interest je moet betalen bij enkelvoudige en
bij samengestelde interest als je € 2.000 voor drie jaar leent
tegen 4% per jaar.
Bij enkelvoudige interest wordt alleen over het oorspronkelijke
kapitaal interest berekend. Bij samengestelde interest wordt het
interestbedrag telkens vanzelf aan het oorspronkelijke kapitaal
toegevoegd en moet je dus ook “rente over rente” betalen.
Daarom is het interestbedrag bij samengestelde interest telkens
weer wat groter dan in de periode ervoor.
Door dit verschil in berekening van het interestbedrag loopt het
totale bedrag (of eindwaarde) bij samengestelde interest sneller op
dan bij enkelvoudige interest. We laten dit zien aan de hand van
een kapitaal van € 100.000, dat drie jaar lang wordt uitgeleend en
waarbij het interestbedrag op het eind van elk jaar wordt berekend
op basis van 5% interest per jaar.
ENKELVOUDIGE INTEREST
kapitaal
interest
1e jaar
€ 100.000
eindwaarde
na 1 jaar
interest
2e jaar
€ 105.000
5% x € 100.000
= € 5.000
eindwaarde
na 2 jaar
interest
3e jaar
€ 110.000
5% x € 100.000
= € 5.000
eindwaarde
na 3 jaar
€ 115.000
5% x € 100.000
= € 5.000
SAMENGESTELDE INTEREST
kapitaal
interest
1e jaar
€ 100.000
eindwaarde
na 1 jaar
€ 105.000
5% x € 100.000
= € 5.000
interest
2e jaar
eindwaarde
na 2 jaar
€ 110.250
5% x € 105.000
= € 5.250
interest
3e jaar
eindwaarde
na 3 jaar
€ 115.762,50
5% x € 110.250
= € 5.512,50
Bij het berekenen van de interest kun je het percentage het
beste omzetten in een perunage. Een percentage van
bijvoorbeeld 5% komt overeen met een perunage van
0,05. Dat scheelt weer een handeling bij het intypen van
de som op de rekenmachine en het vermindert de kans op
fouten bij wat ingewikkeldere berekeningen.
Klik op de blauwe knop om het nog eens te proberen.
3
Goed
Bij enkelvoudige interest hoef je alleen interest over het
oorspronkelijke kapitaal te betalen, terwijl je bij
samengestelde interest ook “rente over rente” moet
betalen.
Klik op de groene knop om door te gaan.
4
Bij enkelvoudige interest kun je het interestbedrag altijd
berekenen met behulp van de formule:
interestbedrag = K x P x T
K = kapitaal (of bedrag) waarover interest betaald moet worden
P = (interest)percentage (maar je mag er ook interestperunage
P = voor lezen; bijvoorbeeld 0,05 in plaats van 5%)
T = tijd waarover interest berekend moet worden
Het interestpercentage geldt altijd per jaar, tenzij uitdrukkelijk een
andere periode wordt vermeld. Geldt het bijvoorbeeld per maand,
dan kun je dat overigens gemakkelijk omzetten in een interestpercentage per jaar door het te vermenigvuldigen met twaalf.
De tijd moet bij de berekening in dezelfde tijdseenheid worden
uitgedrukt als het interestpercentage.
5
Luidt het interestpercentage inderdaad per jaar en wijkt de tijd
waarover interest moet worden berekend daarvan af, dan geldt
bij het uitdrukken van die tijd in delen van een jaar dat:
1
1
1
één kwartaal = jaar, één maand = jaar en één week = jaar
4
12
52
Eens kijken of je weet waaraan een kwartaal volgens deze regel
nog meer gelijk is.
A. aan twaalf weken en aan drie maanden
B. aan twaalf weken en aan vier maanden
C. aan dertien weken en aan drie maanden
D. aan dertien weken en aan vier maanden
1
Waaraan is een kwartaal volgens de regel één kwartaal =
jaar,
4
1
1
één maand =
jaar en één week =
jaar nog meer gelijk?
12
52
A. aan twaalf weken en aan drie maanden
B. aan twaalf weken en aan vier maanden
C. aan dertien weken en aan drie maanden
D. aan dertien weken en aan vier maanden
Fout!
Volgens dit antwoord zou een jaar maar uit
4 x 12 = 48 weken bestaan.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
Fout!
Volgens dit antwoord zou een jaar uit 4 x 12 =
48 weken bestaan en uit 4 x 4 = 16 maanden.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
Fout!
Volgens dit antwoord zou een jaar uit
4 x 4 = 16 maanden bestaan.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
6
Klik op de groene knop om door te gaan.
7
In de praktijk is bij leningen waarover periodiek interest berekend
wordt, alleen sprake van enkelvoudige interest als het periodieke
interestbedrag ook daadwerkelijk aan de geldverschaffer wordt
uitbetaald. Gebeurt dat niet, dan is het de gewoonte het
interestbedrag als extra lening te zien, waarover ook weer interest
moet worden betaald.
We zullen nu gaan bekijken hoe je met behulp van de formule
K x P x T bij twee soorten leningen met periodieke interestbetaling zowel het periodieke als het totale interestbedrag kunt
berekenen. Bij deze leningen is de looptijd van tevoren
afgesproken. Daarbij zijn ook het interestpercentage en de
lengte van de interestperioden vastgelegd.
8
De eerste lening met periodieke interestbetaling die we
bekijken is een lening met aflossing ineens. Bij zo’n lening
verandert het kapitaal (K) tussendoor niet. Pas aan het eind van
de looptijd wordt de hele lening in één keer terugbetaald,
tesamen met het laatste periodieke interestbedrag.
Omdat het kapitaal niet verandert en het interestpercentage en
de lengte van de interestperioden zijn vastgelegd, blijft ook het
periodieke interestbedrag gedurende de gehele looptijd gelijk.
Dat periodieke interestbedrag vind je door voor “T” de tijd in te
vullen waarover je iedere keer interest moet betalen. Vul je voor
“T” de gehele looptijd van de lening in, dan vind je het totale
interestbedrag. Je kunt dit totale interestbedrag natuurlijk ook
berekenen door alle periodieke interestbedragen bij elkaar op te
tellen.
9
Eens kijken of het lukt.
Je leent gedurende vijf kwartalen € 2.000 tegen 9%. Daarbij
spreek je af aan het eind van elke maand interest te betalen en
aan het einde van de looptijd alles in één keer af te lossen.
Hoeveel bedraagt het periodieke interestbedrag en hoeveel het
totale interestbedrag?
A. periodiek € 15 en in totaal € 240
B. periodiek € 15 en in totaal € 225
C. periodiek € 12 en in totaal € 180
D. periodiek € 9 en in totaal € 180
Je leent gedurende vijf kwartalen € 2.000 tegen 9%. Daarbij
spreek je af aan het eind van elke maand interest te betalen en
aan het einde van de looptijd alles in één keer af te lossen.
Hoeveel bedraagt het periodieke interestbedrag en hoeveel het
totale interestbedrag?
A. periodiek € 15 en in totaal € 240
B. periodiek € 15 en in totaal € 225
C. periodiek € 12 en in totaal € 180
D. periodiek € 9 en in totaal € 180
Fout!
Het interestpercentage geldt per jaar en niet per
vijf kwartalen en een kwartaal telt drie maanden
en geen vier maanden.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
Fout!
Het interestpercentage geldt per jaar en niet per
vijf kwartalen.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
Fout!
Je hebt voor het vijfde kwartaal vier maanden
geteld in plaats van drie.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
10
Goed
Klik op de groene knop om door te gaan.
11
Juist omdat bij een lening met aflossing ineens, de “K” tussendoor
niet verandert, kun je met behulp van de formule K x P x T ook
vrij eenvoudig het bedrag van de lening “K” berekenen als je
alleen het interestpercentage gegeven krijgt en het bedrag dat je
aan het eind in één keer moet betalen aan aflossing en periodieke
interest.
Eens kijken of dat lukt.
Aan het eind van een 18%-lening moet je € 14.160 betalen. Dat
bedrag bestaat uit de hele aflossing en de interest over de laatste
maand. Hoeveel bedraagt afgerond op hele euro’s de
oorspronkelijke lening?
A. € 13.951
C. € 12.000
B. € 13.948
D. Ik wil eerst meer uitleg.
Aan het eind van een 18%-lening moet je € 14.160 betalen. Dat
bedrag bestaat uit de hele aflossing en de interest over de laatste
maand. Hoeveel bedraagt afgerond op hele euro’s de
oorspronkelijke lening?
A. € 13.951
B. € 13.948
C. € 12.000
D. Nog eens de uitleg.
Fout!
Je hebt de interest berekend over het kapitaal plus de
interest. Dat mag niet.
Klik op de knop. Je krijgt dan uitgelegd hoe het
wel moet.
Fout!
Je hebt niet gezien dat in het bedrag maar één maand
interest zit.
Klik op de knop. Je krijgt dan uitgelegd hoe het
wel moet.
De vraag is hoeveel de oorspronkelijke lening bedraagt als je aan
het eind van een 18%-lening aan aflossing en periodieke
maandelijkse interest een bedrag van € 14.160 moet betalen.
Laten we er eens van uitgaan dat je een 10%-lening hebt
afgesloten, je elk kwartaal interest moet betalen en je de laatste
keer inclusief aflossing € 8.610 moet betalen.
Het bedrag dat je aan het eind in één keer moet betalen aan
aflossing en periodieke interest bestaat uit K + K x P x T. Vul je
alle gegevens in, dan krijg je dit:
1
€ 8.610 = K + K x 10% x
4
Van K + .. kun je K + K × 0,1 × 0,25 maken en dus K + K × 0,025.
Als je K buiten haakjes haalt, krijg je K (1 + 1 × 0,025). Dat is gelijk
aan K (1 + 0,025) en dus aan K × 1,025. Nu kun je K uitrekenen via
K = € 8.610 / 1,025. K blijkt dus € 8.400 te zijn.
Je kunt voor deze berekening ook de volgende opstelling maken:
bedragen
in procenten van K
K
€…
100%
K×P×T
€…
100% x 10% × 1/4 = 2,5%
totaal
€ 8.610
102,5%
Om K uit te rekenen, moet je dus weten wat 100% is. Daar kom
je achter door “kruislings te vermenigvuldigen”. Wil je meer
weten over kruislings vermenigvuldigen, klik dan op het plaatje.
8.610 x 100
Omdat geldt dat 8.610 x 100 = … x 102,5 geldt K =
102,5
dus K = 8.400. Ter controle kun je ook nog K x P x T uitrekenen.
12
Goed
Klik op de groene knop om door te gaan.
13
De tweede lening met periodieke interestbetaling die we bekijken
is een lening met periodiek gelijke aflossingsbedragen. Bij deze
lening wordt de “K” telkens een stukje kleiner. Daardoor wordt
ook het periodieke interestbedrag iedere keer een stukje kleiner.
Het bedrag van de periodieke aflossing kun je vrij eenvoudig
berekenen door het (begin)kapitaal te delen door het totale aantal
aflossingen. De K die je moet gebruiken om het periodieke
interestbedrag te berekenen, is wat moeilijker te vinden. Je moet
daarvoor de schuldrest aan het begin van de betreffende periode
berekenen door van het (begin)kapitaal de som van de aflossingen
die al geschied zijn, af te trekken.
14
Om de berekening van de schuldrest aan het begin van de
betreffende interestperiode en het betreffende periodieke
interestbedrag overzichtelijk te laten verlopen, kun je gebruik
maken van een aflossingsplan. In zo’n aflossingplan zet je
overzichtelijk bij elkaar om welke periode het gaat, wat de
schuldrest aan het begin van die periode is (de “K”), hoeveel de
interest over deze periode bedraagt (= K x P x T), hoeveel de
periodieke aflossing is en hoeveel de schuldrest aan het eind van
die periode is. Bij de interest en de aflossing kun je bovendien
een totaaltelling toevoegen.
15
Eens kijken of je al weet hoe dat eruit moet zien.
Welk aflossingsplan hoort bij een lening met een looptijd van drie
jaar, waarbij aan het eind van elk jaar naast de interest € 100
wordt afgelost en de interest 8% is?
A.
C.
jaar
schuldrest
begin
interestbedrag
aflossing
schuldrest
eind
jaar
schuldrest
begin
interestbedrag
aflossing
schuldrest
eind
1
300
24
100
200
1
300
24
100
200
2
200
16
100
100
2
200
24
100
100
3
100
8
100
0
3
100
24
100
0
48
300
72
300
totaal
totaal
B.
jaar
schuldrest
begin
interestbedrag
aflossing
schuldrest
eind
1
300
20
100
200
2
200
12
100
100
3
100
4
100
0
36
300
totaal
D. Ik wil eerst meer uitleg.
Welk aflossingsplan hoort bij een lening met een looptijd van
drie jaar, waarbij aan het eind van elk jaar naast de interest € 100
wordt afgelost en de interest 8% is?
A.
C.
jaar
schuldrest
begin
interestbedrag
aflossing
schuldrest
eind
jaar
schuldrest
begin
interestbedrag
aflossing
schuldrest
eind
1
300
24
100
200
1
300
24
100
200
2
200
16
100
100
2
200
24
100
100
3
100
8
100
0
3
100
24
100
0
48
300
72
300
totaal
totaal
B.
jaar
schuldrest
begin
interestbedrag
aflossing
schuldrest
eind
1
300
20
100
200
2
200
12
100
100
3
100
4
100
0
36
300
totaal
D. Nog eens de uitleg.
Fout!
Omdat de aflossing in één keer aan het eind van het
jaar gebeurt, mag je de interest niet berekenen over
het gemiddelde van de schuldrest aan het begin en
het eind van het jaar.
Klik op de knop. Je krijgt dan uitgelegd hoe het
wel moet.
Fout!
Je hebt geen rekening gehouden met de aflossing.
Klik op de knop. Je krijgt dan uitgelegd hoe het
wel moet.
De vraag is welk aflossingsplan hoort bij een lening met een
looptijd van drie jaar, waarbij aan het eind van elk jaar naast
de interest € 100 wordt afgelost en de interest 8% is.
Stel dat je voor de duur van vier maanden € 600 leent tegen 8%
en dat je afspreekt op het eind van elke maand € 150 af te
lossen. Daarnaast betaal je op het eind van elke maand de
interest. Je kunt dan het volgende aflossingsplan opstellen:
maand
beginschuldrest
interestbedrag
aflossing eindschuldrest
1
2
3
4
totaal
Klik hier om de bedragen te zien.
De vraag is welk aflossingsplan hoort bij een lening met een
looptijd van drie jaar, waarbij aan het eind van elk jaar naast
de interest € 100 wordt afgelost en de interest 8% is.
Stel dat je voor de duur van vier maanden € 600 leent tegen 8%
en dat je afspreekt op het eind van elke maand € 150 af te
lossen. Daarnaast betaal je op het eind van elke maand de
interest. Je kunt dan het volgende aflossingsplan opstellen:
maand
beginschuldrest
interestbedrag
1
600
4 x 1/12 =
600 x 8%
150
600450
- 150 =
2
450
3 x 1/12 =
450 x 8%
150
450300
- 150 =
3
300
2 x 1/12 =
300 x 8%
150
300150
- 150 =
4
150
1 x 1/12 =
150 x 8%
150
150 - 0150 =
10
600
totaal
aflossing eindschuldrest
Zoals je ziet wordt de interest altijd over de beginschuldrest van
de betreffende periode berekend en is deze beginschuldrest gelijk aan de eindschuldrest van de periode daarvoor.
16
Klik op de groene knop om door te gaan.
17
Als je zo’n aflossingsplan handmatig moet opstellen kost dat
nogal wat tijd. Omdat de onderlinge verbanden vaststaan is het
in Excel zo gebeurd. Klik op het uiltje als je dat eens wilt doen.
Om het totale interestbedrag te berekenen moet je bij een
lening met periodiek gelijke aflossingsbedragen, net als bij een
lening met aflossing ineens, voor “T “de totale looptijd
invullen. Voor “K” zul je nu echter de gemiddelde
beginschuldrest moeten invullen.
18
Eens kijken of je weet hoe dat gaat.
Wat is de juiste berekening van het totale interestbedrag als je
een bedrag van € 600 leent tegen 11% en dit bedrag in acht
maanden aflost door aan het eind van elke maand naast de
interest over die maand € 75 af te lossen?
A.
€ 600 + € 0 × 11% × 8/12
2
B.
€ 600 + € 75 × 11% × 8/12
2
C. € 600 × 11% × 8/12
D. Ik wil eerst meer uitleg.
Wat is de juiste berekening van het totale interestbedrag als je
een bedrag van € 600 leent tegen 11% en dit bedrag in acht
maanden aflost door aan het eind van elke maand naast de
interest over die maand € 75 af te lossen?
A.
€ 600 + € 0 × 11% × 8/12
2
B. € 600 + € 75 × 11% × 8/12
2
C. € 600 × 11% × 8/12
D. Nog eens de uitleg.
Fout!
Je hebt er geen rekening mee gehouden dat je altijd
interest over de schuldrest aan het begin van de
periode moet betalen.
Klik op de knop. Je krijgt dan uitgelegd hoe het
wel moet.
Fout!
Je houdt er geen rekening mee dat wordt afgelost.
Klik op de knop. Je krijgt dan uitgelegd hoe het
wel moet.
De vraag is wat de juiste berekening is van het totale interestbedrag als je een bedrag van € 600 leent tegen 11% en dit bedrag
in acht maanden aflost door aan het eind van elke maand naast de
interest over die maand € 75 af te lossen.
Hieronder is het verloop weergegeven van een lening van € 300
die in vijf maanden wordt terugbetaald, door aan het eind van
elke maand naast het bedrag van de interest € 60 af te lossen. De
interest bedraagt 12%. Alleen het bedrag waarover in de
betreffende maand interest betaald moet worden is aangegeven.
Dat is gebeurd in de vorm van blokjes. Elk blokje stelt € 60 voor.
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
Bij enkelvoudige interest wordt over elk blokje evenveel interest
berekend. In dit geval is dat € 60 x 12% x 1/12 = € 0,60.
Door twee blokjes van maand 1 over te hevelen naar maand 5 en
één blokje van maand 2 naar maand 4 zie je dat je in totaal
evenveel interest moet betalen als wanneer je € 180 voor vijf
maanden leent zonder tussentijds af te lossen.
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
Klik hierop om dit te zien.
maand 5
Bij enkelvoudige interest wordt over elk blokje evenveel interest
berekend. In dit geval is dat € 60 x 12% x 1/12 = € 0,60.
Door twee blokjes van maand 1 over te hevelen naar maand 5 en
één blokje van maand 2 naar maand 4 zie je dat je in totaal
evenveel interest moet betalen als wanneer je € 180 voor vijf
maanden leent zonder tussentijds af te lossen.
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
Die € 180 kun je berekenen als het gemiddelde van de
beginschuldrest in de eerste maand (€ 300) en de beginschuldrest
in de laatste maand (€ 60), dus:
gemiddelde beginschuldrest =
beginsch. eerste periode + beginsch. laatste periode
2
Zo kom je tot de volgende berekening van het interestbedrag bij
een lening die afgelost wordt met regelmatige tussenpozen in
gelijke bedragen bij een gelijkblijvend interestpercentage:
beginsch. eerste per. + beginsch. laatste per.
× interestpercentage × totale looptijd
2
In dit geval is dat € 300 + € 60 x 12% x 5/12 = € 9.
2
Dat is toch een wat snellere berekening dan:
€ 300 x 12% x 1/12 + € 240 x 12% x 1/12 + € 180 x 12% x 1/12
+ € 120 x 12% x 1/12 + € 60 x 12% x 1/12 =
€ 3 + € 2,40 + € 1,80 + € 1,20 + € 0,60 = € 9
19
Goed
Klik op de groene knop om door te gaan.
20
Omdat de “K” telkens verandert, kun je bij een lening met
periodiek gelijke aflossingsbedragen met de formule K x P x T
verder niet veel berekenen.
Je bent nu aan het einde van de gewone onderwerpen gekomen.
Klik op het plaatje om het berekenen van periodieke en totale
interestbedragen te oefenen met open vragen.
Klik op de groene knop om verder te gaan met de extra
onderwerpen. Klik op de home-knop als je een eerder onderwerp
wilt herhalen. Druk op de Esc-toets als je nu al wilt afsluiten.
21
Er zijn twee extra onderwerpen. Het eerste onderwerp is het
berekenen van het interestbedrag over “restdagen”. Bij
bijvoorbeeld een lening met aflossing ineens kun je daar mee te
maken krijgen als je hebt afgesproken dat de aflossing op elk
willekeurig moment mag plaatsvinden. Als die aflossing
plaatsvindt voordat een interestperiode is afgelopen, hoef je maar
over een deel van die interestperiode interest te betalen. Dat zijn
de restdagen.
Het tweede onderwerp is het berekenen van het totale interestbedrag bij sporadisch aflossen. Dit onderwerp is kort gehouden.
Wil je alleen het tweede extra onderwerp bekijken, klik dan op de
home-knop en ga van daaruit naar dit onderwerp.
22
Bij restdagen staat de vraag centraal op hoeveel dagen een jaar
moet worden gesteld bij het bepalen van de “T”. Bijna geen
enkele bank stelt het jaar namelijk op het werkelijke aantal dagen
Het blijkt dat veel banken elk jaar op 365 dagen stellen. Andere
stellen het jaar op 360 dagen. In beide gevallen geldt dat bij het
bepalen van het aantal dagen altijd tot een bepaalde einddatum
moet worden geteld. Als de lening tot en met een bepaalde dag
loopt, dan moet je als einddatum de dag erna nemen.
Wordt het jaar op 365 dagen gesteld, dan telt februari ook in
een schrikkeljaar 28 dagen en telt verder elke maand zijn
werkelijke aantal dagen. Om het laatste interestbedrag uit te
rekenen moet je K x P vermenigvuldigen met een T die gelijk is
aan het aantal restdagen gedeeld door 365.
23
Op de TI-83 kun je met behulp van de functie “dbd” (= “days
between dates”) voor de jaren tussen 1950 en 2049 het aantal
dagen “van … tot …” uitrekenen. Daarbij wordt het jaar echter op
het juiste aantal dagen gesteld. Als het jaar een schrikkeljaar is en
29 februari in de gewenste periode valt, wordt dus één dag teveel
gerekend. Schrikkeljaren zijn de jaren waarbij het jaartal deelbaar
is door 4. Uitzondering zijn de eeuwjaren waarbij het aantal
eeuwen niet deelbaar is door 4 (zoals 1700, 1800, 1900 en 2100).
Dergelijke eeuwjaren vallen echter buiten het bereik van de TI-83.
Wil je weten hoe je met de functie “dbd”
het juiste aantal dagen kunt berekenen,
klik dan op het plaatje van de TI-83.
Hiernaast zie je een afbeelding van de
TI-83. We laten nu stap voor stap zien
hoe je de functie “dbd” in werking stelt.
Klik op de groene knop.
Druk op de (gele) 2nd-knop en dan op de
x-1-knop om het menu Finance op te
roepen. (Klik er ook daadwerkelijk op om
de volgende stap te zien. Dat geldt ook
voor het vervolg.)
N.B. Heb je een TI-83 plus dan moet je eerst op de blauwe
APPS-knop drukken. Je ziet dan Finance als eerste optie
aangegeven. Door op ENTER te drukken activeer je deze
functie. Het vervolg is hetzelfde als bij de gewone TI-83. Volg
daarom gewoon de instructie voor de TI-83.
Zoals je ziet kun je bij het menu Finance
kiezen voor “CALC” (= calculation) of
“VARS” (variables). Het submenu dat je ziet,
hoort bij de optie “CALC”. De functie “dbd”
is verderop in dit submenu te vinden. Druk
op de pijltjestoets naar beneden om daar
heen te gaan.
CALC VARS
1: TVM Solver
2: tvm_Pmt
3:tvm_I%
4:tvm_PV
5:tvm_N
6:tvm_FV
Opmerking: De TI-83 staat standaard op de eerste keuzemogelijkheid
ingesteld. Wil je een van de andere opties hebben, dan moet je daar
met de pijltjestoetsen naar toe gaan.
Als je op D: dbd staat moet je de keuze
bevestigen door op ENTER te drukken.
(Doe dat.)
CALC VARS
0: Prn(
A: Int(
B:>Nom(
C:>Eff(
D:dbd(
Dbd(0502.96,1706.01
Je ziet dat de functie “dbd” geactiveerd
is. Nu kun je op de volgende manier de
begindatum invoeren: DDMM.JJ. Zo
voer je bijvoorbeeld 5-2-1996 in als
0502.96 (de eeuwjaren zijn weggelaten
omdat vanzelf duidelijk is of het 19 of 20
moet zijn). Typ dan een komma en voer
op dezelfde manier de einddatum in,
bijvoorbeeld 17-6-2001 als 1706.01. Op
het scherm zie je deze invoer al staan.
Druk nu op ENTER.
Dbd(0502.96,1706.01
1959
Zoals je ziet is het werkelijke aantal dagen
van 5-2-1996 tot 17-6-2001 1959.
Opmerking. Als er decimalen staan en je vindt dat storend, dan
moet je op de MODE-knop drukken, met de pijltjestoets op
“Float” gaan staan en op ENTER drukken. Vervolgens kun je
via 2nd-MODE (= “QUIT”) dit scherm afsluiten. De volgende
keer dat je de functie “dbd” gebruikt zullen er geen decimalen
meer staan bij de uitkomst.
Klik op de groene knop.
24
Eens kijken of je al kunt rekenen met datums en een jaar dat op
365 dagen is gesteld.
Stel dat je op 8-11-2001 een 12%-lening van € 400 afsluit,
waarbij je maar één keer per jaar interest hoeft te betalen en op
elk willekeurig moment het hele bedrag in één keer kunt aflossen.
Op 21-4-2004 vindt deze aflossing inderdaad plaats. Hoeveel
interest moet je nu over de periode van 8-11-2003 tot 21-4-2004
betalen?
A. € 21,57
B. € 21,70
C. € 21,83
D. Ik wil eerst meer uitleg.
Stel dat je op 8-11-2001 een 12%-lening van € 400 afsluit,
waarbij je maar één keer per jaar interest hoeft te betalen en op
elk willekeurig moment het hele bedrag in één keer kunt aflossen.
Op 21-4-2004 vindt deze aflossing inderdaad plaats. Hoeveel
interest moet je nu over de periode van 8-11-2003 tot 21-4-2004
betalen?
A. € 21,57
B. € 21,70
C. € 21,83
D. Nog eens de uitleg.
Fout!
Waarschijnlijk heb je februari op 30 dagen gesteld.
Klik op de knop. Je krijgt dan uitgelegd hoe het
wel moet.
Fout!
Je hebt waarschijnlijk 29 februari 2004 meegerekend.
Klik op de knop. Je krijgt dan uitgelegd hoe het
wel moet.
De vraag is hoeveel interest je moet betalen van 8-11-2003 tot
en met 21-4-2004 bij een 12%-lening van € 400 als het jaar op
365 dagen wordt gesteld.
Stel dat het om een 9%-lening van € 500 gaat, waarover van
8-9-2005 tot en met 1-3-2006 nog interest moet worden betaald.
Tot en met 1-3-2006 is tot 2-3-2006, dus moet je bij gebruik van
de functie “dbd” 0809.05,0203.06 invullen. Als je op ENTER
drukt, krijg je 175 als antwoord. Omdat er geen sprake is van
schrikkeljaren hoef je dit antwoord niet te corrigeren voor het
eventueel meerekenen van 29 februari .
Vervolgens kun je het interestbedrag uitrekenen als
175
€ 500 x 9% x
= € 21,58.
365
Je kunt het aantal dagen ook handmatig berekenen. Daarbij
geldt als regel dat de eerste dag meetelt en de laatste dag niet.
Zo krijg je de volgende berekening:
Van 8-9-2005 tot 1-1-2006:
Van 1-1-2006 tot 2-3-2006:
september
oktober
november
december
januari 31 dagen
februari 28 dagen
maart
1 dagen (laatste dag telt
23 dagen (1e dag telt mee)
31 dagen
30 dagen
31 dagen
115 dagen
x
x60 dagen
Zoals je ziet kom je uit op 115 + 60 = 175 dagen.
niet mee)
25
Goed
Klik op de groene knop om door te gaan.
26
Wordt het jaar op 360 dagen gesteld, dan telt elke maand steeds
30 dagen en bereken je het laatste interestbedrag door K x P te
vermenigvuldigen met een T die gelijk is aan het aantal
restdagen gedeeld door 360. Het aantal dagen kun je uitrekenen
door gewoon de datums van elkaar af te trekken.
Wil je weten hoe dat gaat, klik dan op het plaatje.
Om het aftrekken van de datums goed te laten verlopen, maak je
een opstelling, waarbij je de einddatum bovenaan plaatst en de
begindatum eronder. Als de lening tot en met een bepaalde dag
loopt, moet je - zoals al gezegd - als einddatum de dag erna nemen.
Vervolgens trek je eerst dagen van dagen af, dan maanden van
maanden en tenslotte jaren van jaren. Kom je bij het aftrekken van
de datums iets tekort, dan kun je een maand inruilen voor dertig
dagen en een jaar voor twaalf maanden. Omdat een maand maar
dertig dagen telt, moet je voor de 31ste van de maand altijd de
30ste nemen. Is het van(af) 28 februari (of in een schrikkeljaar 29
februari), dan moet je daar vanaf 30 februari van maken (want
februari is ten einde).
Wil je het aantal dagen van 8-11-2003 tot 21-4-2004 weten, dan
ziet de berekening volgens deze methode er zo uit:
van
tot
tot 21
van
8
(+12 =) 16
4
11
-
13 dagen
2003
2004
2003
5 maanden 22000 jaren
In totaal kom je dan op 13 + 5 x 30 = 163 dagen.
Je kunt ook in eerste instantie alleen de jaren van elkaar aftrekken.
van
tot 21
4
2004
1
tot
van
8
11
2003
0
Vervolgens reken je wat overblijft bij beide om naar dagen.
21 + 4 x 30 + 1 x 360 = 501 en 8 + 11 x 30 = 338. Dat trek je van
elkaar af. Zo kom je ook uit op 501 – 338 = 163 dagen.
Klik op de groene knop om verder te gaan.
27
Eens kijken of je het aantal dagen kunt uitrekenen als het jaar
op 360 dagen is gesteld.
Hoeveel dagen is het van 21-9-2001 tot en met 2-4-2002 als
een jaar op 360 dagen wordt gesteld?
A. 191
B. 192
C. 221
D. 222
Hoeveel dagen is het van 21-8-2001 tot en met 2-3-2002 als
een jaar op 360 dagen wordt gesteld?
A. 191
B. 192
C. 221
D. 222
Fout!
Je hebt niet gezien dat het tot en met was. Dan
moet je tot de dag erna rekenen.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
Fout!
Als je een maand opdeelt in dagen, moet je die
maand niet ook nog eens bij de maanden zelf
meetellen. Bovendien hebt je niet gezien dat
het tot en met was. Dan moet je tot de dag erna
rekenen.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
Fout!
Als je een maand opdeelt in dagen, moet je die
maand niet ook nog eens bij de maanden zelf
meetellen.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
28
Goed
Denk er aan altijd van … tot … te nemen.
Klik op de groene knop om door te gaan.
29
Nu eens kijken of je het allemaal kunt toepassen.
Hoeveel bedraagt het interestbedrag als je een bedrag van € 4.000
uitzet van 15-9-2002 tot 19-7-2003 tegen 5% interest?
A. € 168,89 bij 1 jr = 360 dagen en € 168,22 bij 1 jr = 365 dagen
B. € 170,56 bij 1 jr = 360 dagen en € 168,22 bij 1 jr = 365 dagen
C. € 168,89 bij 1 jr = 360 dagen en € 166,58 bij 1 jr = 365 dagen
D. € 170,56 bij 1 jr = 360 dagen en € 166,58 bij 1 jr = 365 dagen
Hoeveel bedraagt het interestbedrag als je een bedrag van € 4.000
uitzet van 15-9-2002 tot 19-7-2003 tegen 5% interest?
A. € 168,89 bij 1 jr = 360 dagen en € 168,22 bij 1 jr = 365 dagen
B. € 170,56 bij 1 jr = 360 dagen en € 168,22 bij 1 jr = 365 dagen
C. € 168,89 bij 1 jr = 360 dagen en € 166,58 bij 1 jr = 365 dagen
D. € 170,56 bij 1 jr = 360 dagen en € 166,58 bij 1 jr = 365 dagen
Fout!
Je hebt bij 1 jaar = 360 dagen het werkelijke
aantal dagen per maand gerekend.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
Fout!
Je hebt bij 1 jaar = 365 dagen de maanden op
30 dagen gesteld.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
Fout!
Je hebt bij 1 jaar = 360 dagen het werkelijke
aantal dagen per maand gerekend en bij 1 jaar
= 365 dagen de maanden op 30 dagen gesteld.
Klik op de knop om het opnieuw te proberen.
30
Goed
Klik op de groene knop om door te gaan.
31
Als je terugdenkt aan de regel:
1
1
1
één kwartaal = jaar, één maand =
jaar en één week =
jaar
4
12
52
is het zo gek nog niet om het jaar op 360 dagen te stellen. Bij
deze regel ga je er immers ook vanuit dat elke maand evenveel
dagen heeft. Om precies te zijn wordt elke maand op (7 x 52 =)
364 : 12 = 30 1/3 dagen gesteld. Het is dan wel zo gemakkelijk
om elke maand gewoon op 30 dagen te stellen.
Stel dat uitdrukkelijk wordt gezegd dat het jaar op het werkelijke
aantal dagen moet worden gesteld, dan moet je bij een
schrikkeljaar voor T het werkelijke aantal dagen nemen gedeeld
door 366. Valt maar een deel van de restdagen in het
schrikkeljaar, dan moet je de interestbedragen in het gewone jaar
en het schrikkeljaar apart uitrekenen en die bij elkaar optellen.
32
In Excel kun je voor de jaren na 1900 met behulp van de
functie “JAAR.DEEL” op verschillende manieren het aantal
dagen uitdrukken als deel van een jaar. Daarmee heb je in
theorie de “T” te pakken die je in de formule K x P x T kunt
gebruiken om het totale interestbedrag te berekenen. In praktijk
blijkt dat toch niet zo gemakkelijk. De “T” die Excel voor je
berekent, kun je wel goed gebruiken om het juiste aantal dagen
te berekenen. Je hoeft deze “T” maar te vermenigvuldigen xxxx
met het totale aantal dagen per jaar en het is gebeurd. Xxxxxxx
Wil je meer over de functie “JAAR.DEEL” weten, Xxxxxxxxx
klik dan op het plaatje.
33
Je bent aan het einde van het eerste extra onderwerp gekomen.
Klik op het vliegtuig om het rekenen met restdagen te oefenen
met open vragen. Klik op de groene knop om naar het tweede
extra onderwerp te gaan. Dat is het berekenen van het totale
interestbedrag bij sporadisch aflossen. Klik op de home-knop als
je een eerder onderwerp wilt herhalen. Druk op de Esc-toets als je
nu wilt afsluiten.
34
Als er sprake is van sporadisch aflossen kun je een foefje
gebruiken om het interestbedrag te berekenen. Je hoeft dan
geen aflossingschema te maken. Dat foefje gaat zo: je doet
net alsof de oude lening doorloopt en je beschouwt de
aflossing als een storting bij een andere bank tegen hetzelfde
interestpercentage als de lening die is afgesloten. Op het
einde van de looptijd verreken je de te betalen en te
ontvangen interest.
35
Eens kijken of je het doorhebt.
Je leent € 500 tegen 8%. Na twee maanden los je € 120 af. Een
maand later leen je toch weer € 75 bij. Hoeveel interest moet je
over het eerste halfjaar betalen als er verder niets meer verandert?
A. € 18,20
B. € 18,30
C. € 19,10
D. Ik wil eerst meer uitleg.
Je leent € 500 tegen 8%. Na twee maanden los je € 120 af. Een
maand later leen je toch weer € 75 bij. Hoeveel interest moet je
over het eerste halfjaar betalen als er verder niets meer verandert?
A. € 18,20
B. € 18,30
C. € 19,10
D. Nog eens de uitleg.
Fout!
Je hebt geen rekening gehouden met het verschil in
looptijd.
Klik op de knop. Je krijgt dan eerst de uitleg.
Fout!
De lening kent geen regelmatig verlopende
aflossing, zodat je het gemiddelde niet mag
uitrekenen door de som van de schuldresten aan het
begin en eind te delen door twee.
Klik op de knop. Je krijgt dan eerst de uitleg.
De vraag is hoeveel interest je over het eerste halfjaar moet betalen
als je € 500 leent tegen 8%, na twee maanden € 120 aflost en één
maand later weer € 75 bijleent.
Stel, je leent € 1.000 tegen 8%, waarbij je alleen op het eind van
de tweede maand € 50 aflost en op het eind van de vijfde maand
nog eens € 150. Je wilt weten hoeveel interest je over de eerste zes
maanden moet betalen.
Je doet dan net alsof je € 1.000 voor zes maanden leent en tussentijds niets aflost. Op het eind van de tweede maand stort je ergens
anders € 50 die vier maanden uitstaat en op het eind van de vijfde
maand weer ergens anders € 150 die één maand uitstaat.
De berekening van het interestbedrag (in euro’s) is dan:
1000 8% 
6
12
 50 8% 
4
12
 150 8% 
1
12
= 40 - 1,33 - 1 = 37,67
36
Goed
Klik op de groene knop
om door te gaan.
37
Dit foefje kun je natuurlijk ook gebruiken als er sprake is van
sporadisch bijlenen in plaats van aflossen. Je doet dan net
alsof je bij een andere bank nog een extra lening afsluit.
Je bent nu aan het definitieve einde van deze presentatie
gekomen. Klik op het plaatje om het berekenen van het
interestbedrag bij sporadisch aflossen te oefenen met open
vragen. Klik op de home-knop als je een eerder onderwerp wilt
herhalen. Druk op de Esc-toets om af te sluiten.
Kruislings vermenigvuldigen komt voort uit het werken met een
zogenaamde verhoudingstabel. Wat dat is kan het beste aan de
hand van een voorbeeld worden duidelijk gemaakt.
Stel je krijgt de volgende vraag voorgelegd:
2 centimeter staat tot 4 meter als
5 centimeter staat tot … meter
De meeste mensen zullen direct 10 meter zeggen omdat 4 twee
keer zo groot is als 2 en 10 twee keer zo groot is als 5.
Nu stellen we de vraag als volgt:
6 centimeter staat tot 14 meter als
12 centimeter staat tot … meter
Nu kun je op het antwoord komen door te redeneren dat 12 twee
keer zo groot als 6 is en 28 twee keer zo groot als 14 is.
Maar krijg je de vraag voorgelegd:
6 centimeter staat tot 14 meter als
21 centimeter staat tot … meter
… dan is het antwoord moeilijker te vinden.
De verhoudingstabel kan dan helpen. Laten we nog eens naar de
verhouding 2 centimeter staat tot 4 meter als 5 centimeter staat
tot 10 meter kijken. Je kunt dat ook zo noteren:
2 cm : 4 m als
5 cm : 10 m
Nu maken we er een tabel van en laten we zien wat kruislings
vermenigvuldigen inhoudt.
Je kunt nu duidelijk zien dat in deze tabel geldt: 2 x 10 = 5 x 4.
Dit kruislings vermenigvuldigen kun je ook toepassen bij
6 centimeter staat tot 14 meter als
21 centimeter staat tot … meter
Eerst zet je het in een verhoudingstabel:
6 cm 14 m
21 cm …m
Nu geldt: 21 x 14 = 6 x …, dus … =
21 x 14
= 49.
6
Je kunt dit controleren, want 21 = 3,5 x 6 en 49 = 3,5 x 14.
Je kunt zo’n verhoudingstabel met kruislings vermenigvuldigen
voor van alles gebruiken, als je dezelfde eenheden maar aan
dezelfde kant houdt (dus bijvoorbeeld bedragen links en
percentages rechts). De uitleg is hiermee ten einde.
Zoals gezegd kun je met de functie “JAAR.DEEL” op
verschillende manieren het aantal dagen uitdrukken als deel van
een jaar. Daarbij heb je de volgende opties:
 optie 1: boven en onder de streep het juiste aantal dagen
 optie 2: boven de streep het juiste aantal dagen en onder de streep
xxxxxxxxhet jaar als 360 dagen
 optie 3: boven de streep het juiste aantal dagen en onder de streep
xxxxxxxxhet jaar als 365 dagen
 optie 4: boven en onder de streep het jaar als 360 dagen
Er is ook nog een optie 0. Die is hetzelfde als optie 4 maar dan
met het Amerikaanse systeem van de notering van een datum
(eerst de jaren, dan de maanden en dan de dagen).
Drie van deze opties zijn echter niet of niet altijd bruikbaar.
Bij optie 1 gaat het mis zodra er een schrikkeljaar bij zit. Dat komt
omdat Excel schrikkeljaren en gewone jaren boven en onder de
deelstreep op één hoop gooit. Bestrijkt de periode bijvoorbeeld
100 dagen uit een gewoon jaar en 100 dagen uit een schrikkeljaar,
dan rekent Excel de T in jaren uit als: 100 + 100
(365 + 366) / 2
100
100
Dat is echter niet hetzelfde als
+
, terwijl dat wel zo
365
366
zou moeten zijn.
Optie 2 is al direct onbruikbaar omdat we de combinatie van het
werkelijke aantal dagen met het jaar als 360 dagen niet kennen.
Optie 3 is alleen bruikbaar bij gewone jaren. In schrikkeljaren
wordt teveel interest berekend omdat de dagen uit het
schrikkeljaar niet door 366 gedeeld worden.
Blijven over opties 0 en 4. Met die opties kun je altijd het goede
interestbedrag uitrekenen, tenminste als het jaar op 360 dagen
wordt gesteld. Overigens zet de Nederlandse versie van Excel de
Amerikaanse notatie van een datum direct om naar de Europese
notatie, zodat het niet uitmaakt of je optie 0 of 4 gebruikt.
We laten zo dadelijk aan de hand van een simulatie zien hoe de
functie JAAR.DEEL werkt in Excel. Dat doen we met
gebruikmaking van optie 4. Aansluitend daarop laten we zien hoe
je met het gevonden jaardeel het totale interestbedrag bij een
lening met aflossing ineens kunt berekenen.
Klik op de groene knop om te beginnen met de uitleg.
.
C7
voorbeeldberekening
begindatum
einddatum
optie jaardagen
19-6-01
8-11-03
4
jaardeel
Om een overzichtelijk geheel te
maken, voeren we eerst de
benodigde gegevens in. Dat zijn de
begindatum (in cel C3), de
einddatum (in C4) en het aantal
dagen in een jaar (in C5).
Je moet op cel C7 gaan staan.
Klik nu op de functie-knop in het
menu.
. C7
Nu verschijnt een
keuzemenu. Op dit
menu moet je kiezen
voor Datum en tijd en
vervolgens voor
JAAR.DEEL
Klik op OK.
In het dialoogvenster dat je nu te zien krijgt, kun je de cellen
aangeven waar de gegevens te vinden zijn. Je kunt ook de bedragen
zelf invoeren. Het voordeel van de invoer van cellen is dat de
uitkomst gekoppeld wordt aan de cellen. Verander je de waarden in
de betreffende cellen dan past de uitkomst zich vanzelf aan.
Door op het dialoogvenster te gaan staan en de muisknop ingedrukt
te houden kun je in Excel het venster naar een andere plaats slepen.
Klik op de groene knop om door te gaan.
Zoals je ziet is het dialoogvenster hier versleept.
Je kunt de balken handmatig invullen. Je kunt ook met de muis op
de betreffende cel klikken. Telkens geldt dat als je een cel hebt
ingevoerd, je op de volgende balk moet gaan staan en die moet
activeren door er op te klikken.
De cellen zijn hier al ingevoerd.
Klik nu op OK.
De uitkomst komt op de
aangewezen plaats (cel C7) te
staan.
Klik op de groene knop om
door te gaan.
Om het interestbedrag te krijgen, moet je het
jaardeel nog vermenigvuldigen met het
kapitaal en het interestpercentage per jaar.
Deze zijn al aan de gegevens toegevoegd.
In de opdrachtbalk kun je zien dat die
vermenigvuldiging hier in cel C12 gebeurd is
door de cellen te koppelen. Omdat het
JAAR.DEEL ook al gekoppeld was, hoef je
alleen maar de oorspronkelijke gegevens te
veranderen om direct tot een aangepaste
uitkomst te komen.
Klik op de groene knop om door te gaan.
Klik op het uiltje om naar Excel te gaan en te oefenen met het
gebruik van de functie JAAR.DEEL. Daar krijg je desgewenst
ook uitgelegd hoe je met behulp van optie 2 (boven de streep het
juiste aantal dagen en onder de streep het jaar als 360 dagen) of
optie 3 (boven de streep het juiste aantal dagen en onder de
streep het jaar als 365 dagen) het werkelijke aantal dagen kunt
berekenen.
Klik op de groene knop om verder te gaan met de presentatie.