FISCALE AUTONOMIE VAN DE DEELSTATEN IN

Download Report

Transcript FISCALE AUTONOMIE VAN DE DEELSTATEN IN

FISCALE AUTONOMIE
VAN DE DEELSTATEN
IN BELGIE
NA DE ZESDE
STAATSHERVORMING
Prof. dr. Patrick Peeters
Instituut voor Constitutioneel Recht KU Leuven
Advocaat NautaDutilh Brussel
I
Inleiding
A.
De financieringsbronnen van de gemeenschappen en
de gewesten
1.
de niet-fiscale ontvangsten
2.
de fiscale ontvangsten
3.
de toegewezen gedeelten van de opbrengst van
belastingen en heffingen
4.
de federale dotaties
5.
het solidariteitsmechanisme
6.
de leningen.
B.
Voorwerp van de uiteenzetting: de eigen fiscale
autonomie van de gemeenschappen en de gewesten, in
het bijzonder de verruiming ervan na de 6de
staatshervorming
2
II
Fiscale autonomie van de gemeenschappen en de gewesten:
algemene stand van zaken na de vijfde staatshervorming
(2001)
A.
De algemene belastingbevoegdheid van de
gemeenschappen en de gewesten
1.
Bevoegdheid rechtstreeks toegewezen door de Grondwet
(art. 170, § 2 G.W.).
Sedert de tweede staatshervorming van 1980.
Onderworpen aan dezelfde beginselen als de federale
belastingbevoegdheid: legaliteit (art. 170, § 2 en 172,
tweede lid, G.W.); annaliteit (art. 171 G.W.) en gelijkheid
(art. 172 G.W.).
2.
3.
3
4.
Integraal concurrerende bevoegdheid met voorrang van de
fiscale wet op het fiscale decreet/ordonnantie (art. 170, § 2,
tweede lid, G.W.): de federale wetgever bepaalt "de
uitzonderingen waarvan de noodzakelijkheid blijkt".
Art. 1 wet van 23 januari 1989
Art. 11 Bijz. Fin.W.
5.
Problematiek van de algemene belastingbevoegdheid van
de Vlaamse en de Franse Gemeenschap: dode letter bij
afwezigheid van omschrijving bevoegdheid ratione loci
(overlapping in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad);
geldt niet voor de Duitstalige Gemeenschap.
4
6.
Beperkingen op de algemene belastingbevoegdheid van
de gemeenschappen en de gewesten:



economische en monetaire unie
materiële bevoegdheidsverdeling en
evenredigheidsbeginsel
belastingbevoegdheid van de ondergeschikte
besturen.
5
II
Fiscale autonomie van de gemeenschappen en de gewesten:
algemene stand van zaken na de vijfde staatshervorming
(2001)
B.
De bijkomende belastingbevoegdheid van de
gewesten
1.
Toegewezen op grond van de artikelen 175 en 177 G.W. door
de Bijzondere Financieringswet 16 januari 1989: vandaar
"bijkomende belastingbevoegdheid" bovenop de algemene
belastingbevoegdheid.
Geen bijkomende belastingbevoegdheid van de
gemeenschappen, ook niet voor de Duitstalige Gemeenschap:
kijk- en luistergeld als enige "gemeenschapsbelasting" viel weg
met de vijfde staatshervorming (2001).
2.
6
3.
Bijkomende belastingbevoegdheid van de gewesten (1): de
12 gewestelijke belastingen



exclusieve belastingbevoegdheid beschermd via
bijzondere meerderheidswet.
ruime normeringsbevoegdheid (aanslagvoet;
heffingsgrondslag; vrijstellingen; bepaalde
uitzonderingen: verkeersbelasting en belasting op in
verkeersstelling; eurovignet; onroerende voorheffing).
opbrengst integraal voor de gewesten in functie van
lokalisatie; "negatieve term" omwille van budgettaire
neutraliteit.
7
4.
Bijkomende belastingbevoegdheid van de gewesten (2): de
samengevoegde belastingen




enige samengevoegde belasting is de
personenbelasting
wordt op uniforme wijze over het gehele grondgebied
van het Rijk geheven
waarvan een bepaald gedeelte van de opbrengst aan
de Gewesten wordt toegewezen overeenkomstig de
bepalingen van de Bijz. Fin.W.
waarop de gewesten op basis van de lokalisatie
opcentiemen/kortingen kunnen bepalen + algemene
belastingverminderingen en -vermeerderingen kunnen
invoeren die verbonden zijn aan hun materiële
bevoegdheden.

beperkingen:
- globaal maximumpercentage van 6, 75% van de in
elk gewest gelokaliseerde opbrengst van de
personenbelasting
- zonder vermindering van de progressiviteit van de
belasting
- geen deloyale fiscale concurrentie.

voorafgaandelijke mededelingsplicht en
adviesverplichting.
9

preventief controlesysteem met tussenkomst van het
Rekenhof: advies inzake maximumpercentage en
progressiviteit, in het kader van "het respect van de
federale loyauteit".

toezicht a posteriori: verlenging van beroepstermijn voor
GrwH, nl. 6 maanden vanaf 30 juni van het jaar volgend
op het aanslagjaar.
10
III
Fiscale autonomie van de gemeenschappen en de gewesten:
impact van de zesde staatshervorming (2013-2014)
WAT NIET ?
A.
Geen wijziging van de algemene belastingbevoegdheid van de
gemeenschappen en de gewesten
•
integraal concurrerende bevoegdheid met voorrang van de federale
wet
•
geen operationalisering van de algemene belastingbevoegdheid van
de Vlaamse en de Franse Gemeenschap
•
dezelfde beperkingen: EMU, evenredigheidsbeginsel; ondergeschikte
besturen
•
bijkomende (?) beperking: federaal loyauteitsbeginsel (art. 143, § 1
G.W.)
B.
Geen bijkomende belastingbevoegdheid van de gemeenschappen
C.
Geen verruiming van de bijkomende belastingbevoegdheid van de
gewesten inzake de gewestelijke belastingen
•
Schrapping van het eurovignet ten vroegste op 1 januari 2016 als
gewestelijke belasting.
11
III
Fiscale autonomie van de gemeenschappen en de gewesten:
impact van de zesde staatshervorming (2013-2014)
WAT WEL ?
A. Verruiming van de bijkomende belastingbevoegdheid van
de gewesten inzake de personenbelasting: de
gewestelijke aanvullende belasting op de
personenbelasting
1°.
Begrip


vervanging van de bestaande dotatie aan de gewesten
ten bedrage van het hen toegewezen gedeelte van de
opbrengst van de personenbelasting
door fiscale autonomie in de vorm van gewestelijke
opcentiemen, zonder cap van 6,75 % .
12
2°.
Hoe ?




reductie van de federale personenbelasting
("gereduceerde belasting Staat").
gereduceerde belasting Staat = belasting Staat (belasting Staat x autonomiefactor)
autonomiefactor aanslagjaren 2015, 2016 en 2017 =
25,990%
autonomiefactor aanslagjaren 2018 en volgende: bij in MR
overlegd KB, na overleg met de gewestregeringen op
basis van verslaggeving Rekenhof.
13


gewestelijke PB = opcentiemen op gereduceerde
belasting Staat + gewestelijke
belastingvermeerderingen - gewestelijke kortingen gewestelijke belastingverminderingen, met regeling
eventueel saldo
precisering lokalisatiecriterium: personenbelasting
wordt geacht gelokaliseerd te zijn in het gewest waar
de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats heeft per
1 januari van het aanslagjaar in de personenbelasting
14
3°.
Hoeveel ?




fiscale autonomie van de gewesten bedraagt 10,736 MIA
EUR.
forse stijging van de fiscale autonomie van het Vlaamse
Gewest van 43,5% naar 77%.
forse stijging van de fiscale autonomie van Vlaanderen
(Gewest + Gemeenscha) van 20,3% naar 34,3%.
forse stijging van de fiscale autonomie van het Waalse
Gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van
38,5%, resp. 51%, naar 71%.
15
4°.
Gewestelijke opcentiemen



cfr. 5de staatshervorming: geen forfaitaire, enkel
procentuele opcentiemen.
cfr. 5de staatshervorming: uniform of differentiatie per
belastingschijf.
ingeval van gedifferentieerde opcentiemen: tarief op de
belasting op afzonderlijk belaste inkomsten (die niet
exclusief behoren tot de federale bevoegdheid) moet
eenvormig zijn, uniek en niet lager dan tarief dat op de
gewestelijke belastingschijf wordt toegepast waarvan de
geraamde opbrengst van de gewestelijke
personenbelasting het hoogst is.
16
5°.
Gewestelijke kortingen, belastingverminderingen en
–vermeerderingen

i.t.t. 5de staatshervorming enkel forfaitaire, geen
procentuele kortingen (mogelijkheid van lagere
opcentiemen); toepassing op alle personen die
personenbelasting verschuldigd zijn in het gewest
(onverminderd gelijkheidsbeginsel).

gewestelijke belastingverminderingen forfaitair of
proportioneel + band met de gewestelijke materiële
bevoegdheden.
17

id. voor de belastingkredieten: is nieuw instrument;
i.t.t. belastingverminderingen steeds terugbetaalbaar
en niet louter verrekenbaar.

gewestelijke belastingvermeerderingen steeds
proportioneel + band met gewestelijke materiële
bevoegdheden.
18
6°. Exclusieve bevoegdheid van de gewesten voor
bepaalde belastingverminderingen en -kredieten

exclusieve bevoegdheid voor
belastingenverminderingen en -kredieten m.b.t.
uitgaven die verband houden met
- bestaande materiële bevoegdheden inzake
monumenten en landschappen, stadsvernieuwing,
huisvesting en rationeel energiegebruik
- nieuwe bevoegdheden inzake werkgelegenheid en
grootstedenbeleid.
19

complexe woonfiscaliteit: exclusieve gewestelijke
bevoegdheid inzake uitgaven voor verwerving en
behoud eigen woning vs. federale bevoegdheid voor
fiscale voordelen voor verwerving of behoud andere
dan eigen woning.
20
7°.
Specifieke beperkingen op de gewestelijke aanvullende
belastingbevoegdheid op de personenbelasting
 geen cap meer van 6,75 %.
 respect progressiviteitsregel; lichte wijziging van de
formulering van het principe van de progressiviteit:
"naarmate de (…) basisbelasting stijgt, mag de
verhouding tussen het bedrag van de opcentiemen en
belastingvermeerderingen tot de basisbelasting niet
afnemen en de verhouding tussen het bedrag van de
kortingen, belastingverminderingen en belastingkredieten
tot de basisbelasting niet toenemen".
21
o
uitzondering 1: bij gedifferentieerde opcentiemen
per belastingschijf: 90% regel + 1.000 EUR regel
(geindexeerd)
o
uitzondering 2: belastingverminderingen
contracten verwerving of behoud eigen woning
afgesloten voor 1 januari 2014.
22


geen "deloyale fiscale concurrentie": geen specifieke
beperking meer, maar algemene beperking op
uitoefening bijkomende fiscale bevoegdheden (art.
12ter Bijz.Fin.W.).
blijven federale bevoegdheid:
- belastbare grondslag PB
- belasting op dividenden, intresten, royalties, loten
en effecten van leningen en meerwaarden op
roerende waarden en titels
- roerende voorheffing en bedrijfsvoorheffing
- dienst van de personenbelasting
- onderhoudsgelden als enige aftrek van het totale
netto inkomen, ter vermijding al te grote interferentie
op gewestelijke inkomsten.
23



cfr. 5de staatshervorming: geen afbreuk aan het recht
van gemeenten en agglomeraties van gemeenten om
aanvullende belastingen te heffen.
cfr. 5de staatshervorming w.b. mededelingsplicht,
adviesverplichting en tussenkomst Rekenhof.
Art. 143, § 4 G.W. (Grondwetsherziening 6 januari
2014): belangenconflictenregeling niet van
toepassing op wetten, besluiten enz. van federale
Staat m.b.t. belastbare grondslag, tarieven,
vrijstellingen of andere elementen van de berekening
van de personenbelasting.
24
III
Fiscale autonomie van de gemeenschappen en de gewesten:
impact van de zesde staatshervorming (2013-2014)
WAT WEL ?
B. Precisering van het algemeen normatief kader van de
bijkomende belastingbevoegdheid van de gewesten (art.
1ter Bijz. Fin.W.)






federale loyauteit
algemeen normatief kader EMU
vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal
geen deloyale fiscale concurrentie
vermijding van dubbele belasting
jaarlijks overleg in Overlegcomité over fiscaal beleid en
voormelde principes.
25
III
C.
Fiscale autonomie van de gemeenschappen en de gewesten:
impact van de zesde staatshervorming (2013-2014)
Inwerkingtreding




In principe: 1 juli 2014
Gewestelijke aanvullende belasting op de
personenbelasting: in werking op 1 juli 2014, maar pas
van toepassing vanaf aanslagjaar 2015
Overgangsregeling zolang gewest geen gebruik maakt
van de verruimde bevoegdheid: de aanvankelijke
opcentiemen en verminderingen en kredieten per 30 juni
2014, blijven gelden
Belastingstelsel niet-inwoners: vanaf aanslagjaar 2014
toepassing van de gewestelijke belastingverminderingen
op basis oude regeling (vrij verkeer).
26
IV
A.
B.
C.
D.
E.
F.
Enkele Besluiten
Gevoelige verruiming in kwantitatief opzicht van de fiscale
autonomie van de gewesten
Uitsluitend via een verruiming van de gewestelijke aanvullende
belasting op de personenbelasting
Complexiteit van het nieuwe systeem: implementatie in WIB?;
perverse gevolgen?
Geen fiscale autonomie voor de Vlaamse en de Franse
Gemeenschap
Geen bijkomende belastingbevoegdheden voor de
gemeenschappen
Precisering van het normatief kader voor de uitoefening van de
belastingbevoegdheid; toegevoegde waarde van begrippen als
federale loyauteit; vermijding van deloyale fiscale
concurrentie?
27