Inleiding taalwetenschap

Download Report

Transcript Inleiding taalwetenschap

INLEIDING
TAALWETENSCHAP
[email protected]
college 5, week 6
Bespreking huiswerk

Vragen over hoofdstuk 5
(probeer je vragen zo specifiek mogelijk te formuleren)

bespreken huiswerk
 hfst.
5: opdracht 1 t/m 4
Presentatie

Irritaties: voorbeelden van typen gesprekken

Renee, Jeanne, Kelsey en Willemijn
Hoofdstuk 6: Constituenten en
woordsoorten
Constituenten

Samenhangende delen in een zin: constituenten
 Het
meisje met de vlechten kreeg van die dame een ijsje.
 Van die dame kreeg het meisje met de vlechten een ijsje.
 Een ijsje kreeg het meisje met de vlechten van die dame.

Vier constituenten:
 het
meisje met de vlechten
 kreeg
 van die dame
 een ijsje
Constituenten en hun betekenis

Referentiële betekenis: verwijst naar iets of iemand:
nominale constituent (NC)
 [De

man] beloont [zijn hond].
Procesbetekenis: verwijst naar wat er gebeurt:
verbale constituent (VC)
 De
man [beloont] zijn hond.
Constituenten en hun betekenis

Attributieve betekenis: verwijst naar een eigenschap

naar eigenschap bij nominaal element: adjectivische
constituent (AdjC)


naar eigenschap bij overige elementen: adverbiale
constituent (AdvC)


[De man [met de pet]] beloonde zijn hond.
De man beloonde [enthousiast] zijn hond.
Hoofd en modificeerders
Hoofd: betekenis gevend: kan niet worden weggelaten
 Modificeerders: eventuele toevoegingen

Constituentenstructuur
zin
NC
AdjC
H
H
VC
AdjC(VzC)
AdjC H
H
AdvC
AdvC
H
H
H
Het lieve meisje met blond haar skiet on-Nederlands goed.
Inhoudswoorden

Nomen: zelfstandig naamwoord


Verbum: werkwoord


De aardige jongen reageerde vriendelijk.
Adverbium: bijwoord


De aardige jongen reageerde vriendelijk.
Adjectivum: bijvoeglijk naamwoord


De aardige jongen reageerde vriendelijk.
De aardige jongen reageerde vriendelijk
Pro-nomen: voornaamwoorden die in de plaats kunnen
komen van een nomen

Hij reageerde vriendelijk.
Functiewoorden


Functiewoorden hebben een structurerende functie.
Adpositie: verbinding tussen NC en ander zinsdeel
 prepositie:
 Marieke
voorafgaand aan NC
liep met haar moeder mee.
 postpositie:
 Marieke

liep met haar moeder mee.
Conjunctie: verbinding tussen bijzin en hoofdzin
 Ik

volgend op NC
geloof dat je gelijk hebt.
Partikel: geven een nadere specificatie
 Ik
denk dat ook, maar toch twijfel ik nog.
Huiswerk

hfst. 6: opdracht 1 t/m 8

Bestuderen hfst. 10: Zinsbetekenis