B4 T1 Verbranding - Zwin College Oostburg

Download Report

Transcript B4 T1 Verbranding - Zwin College Oostburg

Thema 1 Stofwisseling
Basisstof 4
K4
-In de cellen van organismen vindt
voortdurend verbranding plaats.
-Dan gebeurt het volgende:
Brandstof + zuurstof koolstofdioxide en water
-In de cellen van organismen is glucose
meestal de brandstof.
-Bij fotosynthese wordt Energie vastgelegd
in glucose.
-Als glucose wordt verbrand, komt deze
energie weer vrij!
-Energie kan vrijkomen in:
Warmte
Beweging
Licht
-Bij verbranding in je lichaam komt er
beweging en warmte vrij.
-Deze energie wordt gebruikt voor allerlei
processen:
-Voor op peil houden van
lichaamstemperatuur; zo koelt je lichaam niet
af.
-Om te kunnen bewegen, heeft je lichaam ook
energie nodig.
Glucose + zuurstof
(brandstof)
Koolstofdioxide + water
(verbrandingsproducten)
ENERGIE (warmte,
beweging)
-Ook andere koolhydraten, eiwitten en
vetten kunnen dienst doen als brandstof.
-Brandstof in cellen is altijd enengierijk en
organisch.
-De verbrandingsproducten zijn altijd
anorganische stoffen.
-Deze stoffen bevatten geen energie meer!
-Bij lichamelijke inspanning beweeg je veel.
-In je spieren wordt energie vrijgemaakt.
-Daar wordt glucose verbrand.
-Daar heb je zuurstof voor nodig.
 -Daardoor gaat je ademhaling snel.
 -Zo komt er veel zuurstof in je longen.
 -Deze zuurstof gaat naar je bloed.
 -Je hartslag gaat snel.
 -Zo kan er veel bloed naar je spieren
worden gepompt.
 -De energie meten we in kilojoule (kJ)
 -Niet alle energie komt vrij als beweging.
 -Er komt ook energie vrij als warmte.
 -Je spieren geven deze warmte aan het
bloed.
 -Bloed brengt de warmte naar de rest van
je lichaam.
 -Bij lichamelijke inspanning krijg je het
warm en ga je zweten.
 -Ook als je niet beweegt is er verbranding.
 -Hartslag en amdemhaling gaan altijd
door.
 Grondstofwisseling:
 De stofwisseling van een lichaam in rust.
De grondstofwisseling is bij iedereen
anders.
-Het hangt af van:
-geslacht
-leeftijd
-milieutemperatuur
-Ook bij dieren is de grondstofwisseling
afhankelijk van de milieutemperatuur.
2 soorten:
-Warmbloedige dieren
-Koudbloedige dieren
-Sommige dieren zijn warmbloedig:
Zij hebben een min of meer constante
lichaamstemperatuur
(vogels, zoogdieren)
-Ze moeten in hun lichaam veel glucose
verbranden om hun lichaamstemperatuur op
peil te houden.
-Andere dieren zijn koudbloedig:
De lichaamstemperatuur is min of meer
gelijk aan de temperatuur van de omgeving.
(vissen, reptielen, amfibieën)
-Als het koud is  lage lich.temp.
-Allerlei organen (longen, hart) werken dan
heel langzaam.
-Ze zijn dan niet actief.
Huiswerk
-Maak opdr. 14, 17, 18 in werkboek.