Tijd van Pruiken en revoluties - Liefting

Download Report

Transcript Tijd van Pruiken en revoluties - Liefting

Tijd van
Pruiken en revoluties
Hoofdstuk 4
M. Liefting
Paragraaf 4.1
Pruikentijd
M. Liefting
Verval en Rijkdom
• In de 17e eeuw was Nederland het rijkste land ter wereld
• In de 18e eeuw is hier niets meer van over.
• Veel werkloosheid in de nijverheid en veel armoede.
• Bankiers en beleggers hadden het wel goed.
• Zij bleven rijk en lieten grote buitenhuizen bouwen voor de zomer.
M. Liefting
• Deze tijd draaide vooral om mode: vrouwen droegen grote
hoepeljurken en iedereen droeg een pruik!
• Met een pruik kon je laten zien hoe rijk en belangrijk je was.
• (meestal alleen de mannen)
• Vrouwen kreeg hoog opgestoken haar met allerlei bloemen of
molentjes erin.
• Dit noemen we de pruikentijd.
M. Liefting
M. Liefting
M. Liefting
Economische bloei in Frankrijk
• Engeland en Frankrijk groeiden economisch erg sterk in de 18e eeuw.
• In Frankrijk:
• Rond Parijs ontstonden grote bedrijven die textiel, wapentuig en luxe
goederen zoals wandtapijten maakten.
• Vanuit Amerika kwamen schepen met suiker, koffie, tabak en katoen.
• Landbouw bleef belangrijk in Frankrijk: 85 % van de bevolking leefde
op het plattenland.
M. Liefting
• De boeren hadden het ook zwaar door de verplichtingen van de adel:
• Ze moesten een deel van hun oogsten en geld aan de heer afgeven.
• Ze moesten ook gratis voor hem werken en verplicht gebruik maken
van zijn molen. ( en daarvoor betalen)
M. Liefting
De Franse Standenmaatschappij
• De bevolking van Frankrijk was een standenmaatschappij.
• De bevolking had 3 standen:
• 1e stand: geestelijkheid
• 2e stand: adel
• 3e stand: de rest van de bevolking.
M. Liefting
M. Liefting
• Een staat die op standen is gebaseerd noemen we een standenstaat.
• De 1e en 2e stand hadden privileges:
• Alleen edelen konden hoge officieren in het leger worden.
• 1e en 2e stand hoefden geen belasting te betalen, maar mochten wel
belasting innen.
M. Liefting
M. Liefting
• Mensen betaalden ook extra belasting als ze producten kochten: bv
bij voedsel.
• Dit zijn indirecte belastingen.
• ¾ van alle staatinkomsten kwamen hieruit!
• Maar voedsel werd zo wel erg duur!
M. Liefting
De Verlichting
• Stroming in de 18e eeuw waarin geloof en absolutisme plaats
moesten maken voor het verstand, vrijheid en gelijkheid.
• Ontstond vooral in westerse landen.
• Het licht van verstand kon de duisternis van bijgeloof en achterlijkheid
overwinnen!
• Deze periode noemen we de verlichting.
• De aanhangers hiervan waren optimistisch en vonden dat ze door
rationeel na te denken de wereld konden verbeteren.
M. Liefting
M. Liefting
Anders denken over godsdienst
• Door de verlichting gingen mensen anders denken over geloof.
• Verlichte denkers willen tolerantie voor alle godsdiensten.
• Ze vonden dat er niet 1 ware godsdienst was, dus kon je er niet voor
opgepakt worden.
• Vóór de verlichting dacht men dat God voortdurend ingreep in het
leven.
• Door de verlichting dacht men dat God wel de aarde had geschapen,
maar er zich verder niet mee bemoeide.
M. Liefting
• De Franse filosoof Voltaire dacht hierover:
• God is een klokkenmaker.
• Hij heeft de aarde gemaakt, zoals een horloge. Maar daarna draait de
aarde vanzelf, zonder hulp.
• Volgens verlichte denkers waren natuurrampen geen straf van God.
• Sommigen dachten zelfs dat er helemaal geen God bestond.
• Dit is atheïsme.
M. Liefting
M. Liefting
Gelijkheid
• De verlichting leidde ook tot kritiek op ongelijkheid en onvrijheid van
de standenmaatschappij.
• Verlichte denkers hadden het idee dat iedereen gelijk moest zijn.
• Alle mensen zijn gelijk geboren en hebben gelijke mensenrechten.
• Iedereen moet dus vrijheid van godsdienst hebben en vrijheid van
meningsuiting.
• De standenstaat moet worden afgeschaft.
• Er moet een staat komen waarin iedereen gelijk is voor de wet:
rechtstaat.
M. Liefting
• Vanuit de verlichting gingen ook mensen nadenken over het
afschaffen van slavernij.
• Dit heette abolitionisme.
M. Liefting
Politieke denkers
• Immanuel Kant zei: Heb de moed uw verstand op eigen gezag te
gebruiken!!
• Ook de ideeën over politiek veranderde
• John Locke zei: de koning heeft niet de macht van God gekregen. De
koning heeft de macht van het volk gekregen.
• Als de koning/ regering hun macht misbruikt dan mag het volk een
andere leider kiezen.
M. Liefting
• Montesquieu: bedacht een systeem om machtsmisbruik te
voorkomen: driemachtenleer ( Trias politica)
• In de staat zijn 3 machten (= wetgevende, uitvoerende, en rechterlijke
macht)
• Deze 3 machten moeten gescheiden zijn.
• 1 Persoon mag dus NIET alle 3 de machten in bezit hebben.
• Parlement: maakt wetten. Regering moet de wetten uitvoeren en
rechters moeten rechtspreken.
M. Liefting
M. Liefting
• Jean Jacques Rousseau: vond een koning overbodig.
• Een volksvertegenwoordiging is genoeg, als ze maar wel de wil van
het volk uitvoeren.
M. Liefting
Boeken en genootschappen
• Denis Diderot en Jean le Rond d’Alembert
begonnen een belangrijk boek te schrijven
in 1751.
• De Encyclopédie.
• Om onwetendheid en domheid tegen
te gaan wilden ze alle kennis ordenen en
bekend maken.
• 28 delen werden geschreven over politiek,
geloof, techniek.
M. Liefting
• Lezen en onderzoek doen werd gigantisch populair.
• Burgers vormden genootschappen om te luisteren naar
spreekbeurten van wetenschappers en te discussiëren over de
maatschappij.
M. Liefting
• De Franse koning vond deze verlichte ideeën een gevaar voor het
absolutisme, de standenstaat en de kerk.
• Hij verbood het maken en verkopen van verlichte boeken.
• Maar stiekem ging de verspreiding wel door.
• Steeds meer burgers wilden wat veranderen; ze wilden meer vrijheid,
minder privileges voor de bevoorrechte standen en meer invloed op
de politiek.
M. Liefting
M. Liefting
• einde
M. Liefting