Paragraaf 4.3 jongeren willen een eigen leven - Liefting

Download Report

Transcript Paragraaf 4.3 jongeren willen een eigen leven - Liefting

Paragraaf 4.2
Jongeren willen een eigen leven
Veranderingen In NL:
•
•
•
•
•
•
•
De samenleving veranderde :
Welvaart werd zichtbaar in jaren ’50:
Jongeren gingen allemaal naar school
Er kwam een eigen jongerencultuur
Meer samenwonen en niet trouwen
Andere kleding
Vb:
Nozems
• Brommers, leren jasje, vetkuif
• Jurken met petticoats, suikerspinkapsel.
• Gaven al hun geld uit aan kleding, muziek en
brommers
• Geen idealen of dromen
• Lol hebben en geen verantwoordelijkheden
• Rock ‘n Roll
Provo’s
•
•
•
•
•
•
•
Hoger opgeleide jongeren
Provocerende acties tegen overheid en kerk.
Protesteren tegen woningnood, milieuvervuiling
Kritiek op overheid, vaak grappige acties
Vaak witte spijkerkleding , meiden: korte rokjes
Vaak acties in A’dam; rellen tegen politie.
Niet zomaar met de massa meedoen, maar zelf
nadenken.
Hippies
•
•
•
•
•
Vrije relaties
Drugs, en vrije seks.
Het leven moest mooier.
Love and peace en flowerpower
Sandalen, tweedehands losse kleding, lang
haar, kralen en vredestekens
• Muziek was belangrijk: Woodstock
• Hingen op de Dan, Vondelpark of kraakpanden
• Provo’s en hippies wilden de samenleving
veranderen.
• Door deze jeugdbewegingen veranderde
Nederland.
• Onze mentaliteit veranderde.
Hoe de samenleving verander.
• Jaren ‘50:
• Iedereen werkte 6 dagen per week
• ‘s avonds was je thuis: bordspel, krant lezen of
boek.
• Zondag naar de kerk en naar familie.
• Het hele gezin was samen.
Sociale controle
• Iedereen kende elkaar, en veel sociale
controle
• Men hield elkaar in de gaten
• Kerk, familie en vrienden controleerden elkaar.
• Jongeren hielden zich aan de geldende
normen en waarden.
• Dit zijn ongeschreven regels in de
samenleving.
Normen en waarden:
•
•
•
•
•
Geen seks voor het huwelijk
Niet samenwonen voor het huwelijk
Niet op straat zoenen
Bleven tot huwelijk thuis wonen
Als ze een baan hadden, betaalden ze een
deel aan hun ouders: kostgeld.
• Elke week naar de kerk
• Lid van jeugdverenigingen.
Eind jaren ‘50
• Meer welvaart in NL
• Ook jongeren kregen meer te besteden
• Minder sociale controle:
• Jongeren gingen meer hun eigen gang.
• Meer mensen gingen in steden wonen, waar
niemand elkaar kent
Jongeren:
•
•
•
•
Voortaan tot 18e naar school
Zo kregen ze meer invloed op elkaar.
(langer bij elkaar op school)
Meer mobiliteit: fietsen of brommers.
Jaren ‘60
• Geen school meer op zaterdag
• Vijfdaagse werkweek: meer vrije tijd.
• Vanaf 1966: vakantie mèt behoud van loon.
• Lonen omhoog:
• Jongeren gingen eerder op zichzelf wonen,
kochten brommers en gingen doen wat ze zelf
wilden.
• Dus minder afhankelijk van ouders.
Ontkerkelijking
• Jongeren luisterden niet meer automatisch
naar wat de kerk zei.
• Ze waren wel gelovig, maar vonden de kerk
iets te ouderwets.
• Bv: kleding, taakverdeling man/vrouw, seks
• Jongeren gingen minder naar de kerk:
• Ontkerkelijking
• Ook ouderen lieten hun leven minder door de
kerk bepalen.
• Maar bleven wel vaker naar kerk gaan.
• Meer mensen accepteerden samenwonen
(zonder trouwen)
• Vrouwen bleven werken na hun huwelijk.
• Meer scheidingen.
Individualisering
• Doordat mensen meer gingen werken, en in
steden woonden:
• Minder sociale controle
• Mensen werden minder in de gaten gehouden.
• Dus: Individualisering
• Iedereen kon doen en laten wat hij wilde.
• Niemand lette op je!
• (uiterlijk, mening, manier van leven)
Democratisering
• Jongeren wilden meer inspraak.
• Ouders moesten rekening met hun houden!
• Thuis werd er gepraat over wat wel/niet
mocht
• Op scholen en universiteiten: leerlingenraad
• Vakbonden voor jongeren.
• Dit is: democratisering.
Hoe is de situatie nu?
• Veel jongeren hebben tegenwoordig al vroeg
een baantje
• Je koop met dat geld wat je zelf wilt.
• Je onderhandelt met je ouders over wat of
niet mag.
• Verder is veel hetzelfde gebleven, kleding en
muziek blijven belangrijk voor jongeren.
Jeugdcultuur
• Er zijn nog steeds jeugdculturen:
• Gothic, Emo, rappers,
• Uiterlijk is belangrijk!
• Einde