PowerPoint-presentatie
Download
Report
Transcript PowerPoint-presentatie
Ondernemingsplan maken
Ondernemingsplan
• Waarom:
– Je schrijft geordend op wat je gaat doen. Het
dwingt je goed na te denken over wat je wilt en
hoe je dat gaat bereiken
– Als je geld wilt lenen bij een bank, wil de bank
weten of je idee levensvatbaar is. De bank wil
daarom een goed onderbouwd plan zien.
– Een ondernemingsplan is een hulpmiddel bij de
uitvoering van je plan. Doe je we alles wat in het
plan staat.
Ondernemingsplan
• Jullie gaan in de komende acht lessen een
eigen ondernemingsplan schrijven
• In tweetallen. Kies dus iemand waarmee je
goed kunt samenwerken
• Je schrijft een plan.
• Je mag daarnaast ook een website of een
filmpje maken
Ondernemingsplan
• Je plan wordt beoordeeld op:
– Creativiteit: heb je een goed idee en ga je dat op
een originele manier uitwerken in je plan?
– Gebruik je multimedia (film, website etc)?
– Is je plan realistisch en samenhangend?
Ondernemingsplan
• Je plan wordt beoordeeld op:
– Lay out en opmaak: ziet je plan er netjes en
overzichtelijk uit en schrijf je correct Nederlands?
(maak een inhoudsopgave, voorblad en
paginanummering)
– Staat alles erin?
– Heb je goed samen gewerkt??
Ondernemingsplan
Ondernemingsplan in acht stappen
1. Ken jezelf als ondernemer: vandaag
2. Wat is je idee?
3. Je bedrijf oprichten
4. Wie zijn je klanten en wat willen ze?
5. Hoe bereik je de klanten?
6. Organiseer je bedrijf
7. Regel het geld
8. Voer je plan uit: afronden en inleveren van je
plan
Ondernemingsplan
• Uitleg docent
• Uitwerken opdrachten in je plan
• Uitwerken in lokaal, computerlokaal en thuis
1. Ondernemingsplan
• Zoek een partner waarmee je het plan maakt
• Ga naast je partner zitten
1. Ondernemingsplan: opdracht 2
• Onderzoek met elkaar je ondernemerskwaliteiten
–
–
–
–
Lees het overzicht met negen ondernemerskwaliteiten
Denk na over welke kwaliteiten jij beschikt.
Vul vervolgens je kwaliteiten in de invullijst in.
Vergelijk beide lijsten. Geef in het plan aan of je elkaar
aanvult; de een is goed in iets waar de ander minder
goed is.
– Zet de ingevulde lijst in je plan.
– Je maakt het plan met zijn tweeën. Er komen dus
twee lijstjes met kwaliteiten in jullie plan
1. Ondernemingsplan: opdracht 3
• Doe de test op de site van de Kamer van
Koophandel: KvK.nl: ondernemerschapstest.
Ben ik geschikt als ondernemer??
– Schrijf de persoonlijke toelichting bij de uitslag van
de test in je plan
– Je werkt met zijn tweeën; er komen dus twee
uitslagen in je schrift.
– Zet in je plan of je elkaar aanvult of niet
Hoofdstuk 2. Wat is je idee
• In de eerste les hebben we gekeken naar de
eigenschappen waarover je moet beschikken
als ondernemer.
• Ben je geschikt als ondernemer?
• Vandaag is de 2e les.
• Ga eerst naast je partner zitten.
Hoofdstuk 2.Idee
• Een bedrijf starten begint meestal met een
goed idee?
• Maar wat is een goed idee?
• Jullie krijgen vandaag een goed idee.
• Je maakt de twee opdrachten in de klas
• Je werkt daarna de opdrachten uit in het
computerlokaal.
Hoofdstuk 2. Idee: opdracht 1
• Bedenk met je partner een goed idee voor een
eigen bedrijf? Beantwoord de volgende vragen.
Neem de uitwerking op in je ondernemingsplan
(hoofdstuk 2)
– Beschrijf het product of de dienst die je gaat maken
– Maak ook een tekening van het product.
– Bepaal de doelgroep van je product/dienst. Voor wie
ga je het product/dienst maken?
– Waarom denk je dat de doelgroep jouw product nodig
heeft?
– Wat maakt jouw product uniek?
Hoofdstuk 2. Idee: opdracht 2
• Als je klaar bent met je idee en de uitwerking
daarvan, ga je het idee voorleggen aan een
ander duo.
• Je zoekt een ander duo op en vraagt aan dat
duo wat zij van jullie idee en uitwerking
vinden. Dat andere duo stelt dezelfde vraag
aan jullie.
• Dat doen jullie m.b.v. de volgende vragen
Hoofdstuk 2. Idee: opdracht 2
• Is het idee origineel?
• Is het idee goed uitgewerkt?
• Is het idee haalbaar?
• De reactie van het andere duo op jullie plannen
neem je op in je ondernemingsplan (hoofdstuk 2)
• Je mag op basis de reactie je idee en uitwerking
aanpassen
Hoofdstuk 2. Idee: opdracht 3
• Lees artikel
• Inleveren als huiswerk volgende les
• Beantwoord samen met je partner de volgende
vragen:
– Wat vind je van de kop: “”ondernemer ben je gewoon,
daar kun je niet voor studeren””.
– Wat is kenmerkend voor alle ondernemers?
– Hoe kwamen de ondernemers aan geld om hun
bedrijf te beginnen?
– Waarom willen mensen ondernemer worden?
Hoofdstuk 3: bedrijf oprichten
• Gaat om de volgende dingen
– Bedenk een naam voor het bedrijf
– Kies een rechtsvorm
– Kies een locatie
– Personeel
Opdracht 1: naam
• Bedenk een naam en logo voor je bedrijf
• Hou rekening met de tips van de KvK
Opdracht 2: locatie
Denk na over de locatie en zet de onderstaande
antwoorden in je ondernemingsplan:
• Bepaal de locatie van je bedrijf. Waar ga je
zitten? Denk aan het filmpje van de
ondernemer in de Warmoesstraat.
• Motiveer waarom je juist die locatie kiest.
• Geef gemotiveerd aan of je online en/of in
een winkel gaat verkopen
Opdracht 3: personeel
Denk na over jouw personeel en zet de
antwoorden op onderstaande vragen in je plan.
• Bepaal of je personeel nodig hebt voor je
bedrijf
• Zo ja, hoeveel personeel heb je nodig?
• Wat moet jouw personeel kunnen?
• Waar ga jij dit personeel werven, met andere
woorden hoe kom je aan het juiste personeel.
Opdracht 4: rechtsvorm
• Ga naar de site van de KvK en schrijf de
antwoorden op de volgende vragen in je
ondernemingsplan:
– Wat is een rechtsvorm?
– Welke rechtsvormen zijn er?
– Welke rechtsvorm kiezen jullie en waarom?
Hoofdstuk 4: de markt
Vandaag
• Wat zijn sterke en zwakke punten?
• Wat zijn kansen en bedreigingen?
• Wie zijn mijn klanten en hoe ga ik ze
benaderen (p’s van marketing)
Van Moof
• Bekijk filmpje: van Moof
• Wat zijn sterke en zwakke punten van van
Moof?
• Wat zijn de kansen en bedreigingen van van
Moof?
Sterkte/zwakte analyse
•
•
•
•
Waar ben ik goed in?
Waar ben ik niet goed in?
Waar liggen mijn kansen?
Waar liggen mijn bedreigingen?
Marketing
• Marketing: hoe kan ik meer verkopen.
• We denken na over vijf P’s
– Prijs: welke prijs ga ik vragen? Geef ik kortingen?
– Plaats: waar vestig ik mij en waarom daar? Heb ik
een webshop?
– Product: hoe ziet mijn product eruit?
– Promotie: reclame en acties
– Personeel: personeel is visitekaartje van de je
onderneming. Dus erg belangrijk.
voorbeeld
• Restaurant Totzo bij mij in de buurt
• Is een restaurant:maar ook:
– Kinderfeestjes
– Bedrijfsuitjes
– Kookworkshops
– Recpeties
Opdracht 1
• Jullie maken een sterkte/zwakte analyse van je
eigen bedrijf
Opdracht 2: marketing
• Denk met behulp van de vijf p’s na hoe jij je product of
dienst gaat aanbieden. Beantwoord daarbij de
volgende vragen:
–
–
–
–
–
Prijs: Welke prijs/prijzen ga jij vragen?
Prijs: Waarom vraag jij die prijzen?
Plaats: Waar zit je bedrijf en waarom daar?
Plaats: Heb jij een webshop?
Product: Beschrijf je product: hoe ziet het eruit, wat kun je
ermee doen?
– Personeel: aan welke eisen moet het personeel voldoen
om bij jou te kunnen werken?
– Personeel:
Planning
• 10 januari: promotie en begroting
• 17 januari: de balans
• 24 januari: afronden en inleveren plan
Hoofdstuk 5
• Vandaag: drie opdrachten voor je
ondernemingsplan
– Opdracht 1: maak een promotie uiting: filmpje,
folder, poster of website
– Opdracht 2: Bepaal de hoogte van je afzet, omzet,
inkoop en kosten voor 2014. Zorg ervoor dat het
realistisch is.
– Opdracht 3: Teken een begroting voor 2014 voor
je bedrijf. Zorg dat die begroting er mooi uitziet.
Begroting
• Overzicht van je verwachte inkomsten en
uitgaven over een bepaalde periode (b.v.
maand of jaar)
• Is handig omdat je dan weet of je winst of
verlies gaat maken.
• De bank wil ook weten of je winst maakt,
anders geven ze je geen lening.
• Een begroting maak je vooraf, dus voordat je
gaat beginnen
Begroting
• Een bedrijf maakt een begroting
• Opbrengsten staan rechts en noemen we
omzet
• Omzet wordt berekend door de verkoopprijs
te vermenigvuldigen met de afzet (het aantal
verkochte eenheden)
Begroting
• Stel Jeansstore verkoopt 1.000 (=afzet)
spijkerbroeken voor € 100, dan is de omzet €
100.000 (€ 100 x 1.000)
Begroting (2013)
Verwachte kosten
Verwachte inkomsten
Omzet (1.000 x € 100)
100.000
100.000
inkoopwaarde omzet
• De spijkerbroeken heb je ook ingekocht
• Je hebt de broeken voor € 20 ingekocht.
• Dan is de inkoopwaarde van de omzet: € 20 x
1.000 = € 20.000
• De inkoopwaarde van de omzet zet je in de
begroting.
Begroting (2013)
Verwachte Kosten
Verwachte inkomsten
Inkoopwaarde omzet
20.000
Omzet
100.000
totaal
100.000
totaal
100.000
Brutowinst
• Brutowinst = omzet – inkoopwaarde omzet
• € 80.000 = € 100.000 - € 20.000
Nettowinst
• Brutowinst is nog niet de echte winst.
• Er moeten nog bedrijfskosten vanaf zoals huur
van de winkel, energiekosten, personeel e.d.
• Deze kosten zijn bij elkaar € 60.000
• De nettowinst: brutowinst – bedrijfskosten
• € 20.000 = € 80.000 - € 60.000
• De bedrijfskosten en de verwachte nettowinst
zet je in de begroting
Begroting (2013)
Kosten
inkomsten
Inkoopwaarde omzet
20.000
Kosten
60.000
Nettowinst
20.000
totaal
100.000
Omzet
100.000
totaal
100.000
Stappenplan
1.
2.
3.
4.
Bepaal verkoopprijs en afzet
Bereken omzet: prijs x afzet
Bepaal inkoopprijs
Bereken inkoopwaarde van de omzet: inkoopprijs x
afzet
5. Bereken brutowinst: omzet – inkoopwaarde omzet
6. Bepaal hoogte kosten
7. Bereken netto winst: brutowinst - kosten
Nettowinst
• Brutowinst = omzet – inkoopwaarde omzet
• Nettowinst = brutowinst – kosten
• Wat kun je doen om de winst te verhogen
– Meer klanten (=meer omzet)
– Hogere prijzen vragen (meer omzet)
– Goedkoper inkopen (hogere brutowinst)
– Lagere kosten (hogere netto winst)
Hoofdstuk 6
• Vandaag: een opdracht voor je
ondernemingsplan
• Maak een startbalans van je bedrijf.
Opdracht: balans
• De balans laat eigenlijk zien hoe arm of rijk je
bent op een bepaald moment
– Het laat je bezittingen zien
– Het laat zien hoe je die bezittingen heb betaald
• Met geld dat je zelf hebt ingebracht (spaargeld b.v)
• Met geld dat je geleend hebt (van b.v. de bank)
Balans
•
•
•
•
Laat zien hoe rijk je bent op een moment
Bijvoorbeeld op 1 januari 2014
Als je in 2014 winst maakt
Dan ben je op 1 januari 2015 rijker en dat zie
je op de balans weer terug
Balans 1
• Bakker Bart start een Bakkerij
• Hij heeft € 100.000 spaargeld (eigen
vermogen)
• Hij heeft € 100.000 geleend bij een bank
(vreemd vermogen)
• Bart zet dat geld eerst op de bankrekening die
hij voor de bakkerij heeft geopend.
Schema balans Bart
Bezittingen
Bank
Vermogen
200.000
Schulden (vreemd
vermogen)
100.000
Eigen vermogen
(bezittingen –
schulden)
100.000
Opdracht: balans 2
• Bart koopt een bakmachine voor € 40.000
• Bart koopt ook nog meel, gist en suiker voor €
20.000
• Hij betaalt met het geld dat op zijn
bankrekening staat.
Schema balans Bart
Bezittingen
Bank
Vermogen
140.000
Bakmachine
40.000
Meel e.d,
20.000
200.000
Schulden (vreemd
vermogen)
100.000
Eigen vermogen
(bezittingen –
schulden)
100.000
200.000
Opdracht: balans 3
• Bart lost € 50.000 van zijn lening af
• Hij betaalt met het geld dat op zijn
bankrekening staat.
Schema balans Bart
Bezittingen
Vermogen
Bank
90.000
Schulden (vreemd
vermogen)
50.000
Bakmachine
40.000
Eigen vermogen
(bezittingen –
schulden)
100.000
Meel e.d,
20.000
150.000
150.000
Opdracht: balans 4
• Bart koopt voor 10.000 meel bij een fabriek en
spreekt af dat over een maand te betalen.
• .
Schema balans Bart
Bezittingen
Vermogen
Bank
90.000
Schulden (vreemd
vermogen)
50.000
Bus
40.000
Eigen vermogen
(bezittingen –
schulden)
100.000
Meel e.d.
30.000
Crediteuren
160.000
10.000
160.000
Hoofdstuk 6
• Maak een startbalans van je bedrijf.
• Zet in die balans je bezittingen en hoe je die
bezittingen hebt betaald (met eigen geld, een
lening of geld dat is voorgeschoten door een
leverancier)
• Het is een startbalans; dus zet alleen bezittingen
erop die je in het begin nodig hebt.
• Zorg dat het een beetje realistisch is
• Zet de balans in je ondernemingsplan
Oefenen
• Oefenopgave……….