Transcript Zintuigen

ZINTUIGEN
Opdracht

Maak de voortoets over ogen
Voorkennis

Wat is een zintuig?
 Orgaan
dat specifieke prikkel opvangt en doorstuurt
naar bet centraal zenuwstelsel.

Welke type zintuigen heb je?
 Reukzintuig
 Smaakpapillen
 Evenwichtszintuig
 Gevoelszintuig
 Gezichtszintuig
Prikkel / impuls



Wat is een prikkel en wat is een impuls?
Een prikkel: op een zintuigcel inwerkende
omstandigheid waar de cel specifiek op reageert 
prikkeling  elektrische impuls.
Een impuls: elektrisch stroompje
Prikkel / impuls


Impulsen zijn altijd even sterk.
Hoe weten de hersenen of de prikkel sterk of zwak is?
Hoe sterker de prikkel hoe hoger de frequentie van
de impuls
Voorkennis

Wat is een adequate prikkel?
 Specifiek

voor type zintuigcel
Door welke delen van het oog gaat een lichtstraal
voor het de zintuigcellen bereikt?
 Hoornvlies,
voorste oogkamer, lens, glasachtig lichaam,
netvlies.

Welke typen zintuigcellen hebben we in onze ogen ?
 Staafjes
en kegeltjes
Voorkennis

Wat gebeurt er als je oog accomodeert?
 Lens

 boller  beeld scherper
Welke oogdelen zorgen voor bescherming?
 Oogleden,
wimpers, oogrok (bindweefsellaag),
betraanapparaat.
Kenmerken



Prikkeldrempel  minimale prikkelsterkte
Adequate prikkel  specifieke gevoeligheid
Gewenning  b.v munt op hand
Opdracht

Maak de Staaropdracht