Agressie in de relatie patiënt/ cliënt

Download Report

Transcript Agressie in de relatie patiënt/ cliënt

Agressie in de relatie patiënt/
cliënt - hulpverlener
Peter Cruycke
Patricia Houthoofd
1. Begripsomschrijving



Eén van de bronnen van energie die het menselijk
handelen mogelijk maakt (Schuur)
“Vitaliteit” - “Levensenergie”
Kenmerken van agressie:
– Er is een overschrijding van de norm
– Er wordt schade berokkend op materieel, fysisch of psychisch
gebied
– Het slachtoffer is niet akkoord met de gang van zaken
2. Verschil tussen agressie - geweld

Agressief gedrag:
– Overschrijden of dreigen te overschrijden van grenzen, regels of
waarden
– Anderen of jezelf materiële, lichamelijke of psychische schade
berokkenen
– Niet per se bewust van de gevolgen en de effecten van het
gedrag

Geweld:
– Intentioneel en doordacht agressie gebruiken om een doel te
bereiken
3. Referentiekader en context


Referentiekader bepaalt hoe je gedrag interpreteert
De context waarin je het gedrag ziet, beïnvloed de
interpretatie
4. Etiologie

Oorzaken van agressie kunnen gegroepeerd worden in
vier categorieën op een afdeling:
–
–
–
–
Patiënt- gerelateerde oorzaken
Personeel- gerelateerde oorzaken
Afdeling- gerelateerde oorzaken
Interactionele oorzaken
Etiologie (2)

Patiënt- gerelateerde oorzaken= oorzaken eigen aan het
individu en die zijn/ haar agressief gedrag mede kunnen
veroorzaken of in de hand werken.
– Biologische factoren: genetische predispositie, intelligentie,
genderaspecten, leeftijd
– Persoonsgebonden factoren
– Psychische aandoening
Etiologie (3)

Personeel - gerelateerde oorzaken:
– Aanwijzing dat hoe lager het niveau van opleiding, hoe groter het
risico om betrokken te zijn bij agressie
– Mannelijk personeel vaker het slachtoffer
– Jongere personeelsleden lager risico op agressie, maar hoe lager
de scholingsgraad, hoe groter de kans toch betrokken te worden.
– Kenmerken van je team
– Belang van goede communicatie, beschikbaar zijn, geven van
psycho- educatie, samenwerken in het behandelplan met de
patiënt, sterke vaardigheden in het klinisch beoordelen.
– De wijze waarop incidenten beheerd worden, zijn een voorspeller
tot andere agressie incidenten
Etiologie (4)

Afdeling- gerelateerde oorzaken:
– Aanwezigheid van het aantal verpleegkundigen en het voorkomen
van agressie
– De werkdruk bepaalt of je alert, paraat en aanspreekbaar bent
voor je cliënten. Een hoge werkdruk houdt een risico in op
agressie.
– Tekort in het ontwerp van gebouwen, vooral tekort aan ruimtes
– Omgevingsfactoren zoals privacy, toegang hebben tot privateopen ruimtes
– Afdelingsregels
Etiologie (5)

Interactionele oorzaken = de interactie tussen personeel,
de patiënt en de omgeving
– Relatie tussen patiënten en personeel op de afdeling
– Individuele kenmerken van patiënten, medewerkers, organisaties
en de omgeving werken op elkaar in en beïnvloeden de kans op
het ontstaan van een agressie incident.
5. Gevolgen van agressie

Voor de agressor:
– Soms stopt de hulpverlening tijdelijk of zelfs definitief
– Indien hulpverlening verder gaat is de relatie geschaad en moet
die hersteld worden
– Omgeving stigmatiseert de agressor door reacties ( negatief
zelfbeeld)
– Schuldgevoelens
– Wanneer geen aandacht wordt gegeven aan de motieven van het
gedrag, voelt de dader zich niet gehoord of onbegrepen
– Soms juridische gevolgen
Gevolgen van agressie (2)

Voor de medewerker:
– Materiële schade
– Fysieke schade
– Psychisch en emotioneel leed ( stress, angst, onzekerheid)

Voor het team /de organisatie:
– Personeel die zich machteloos en onveilig voelt
– Toenemend personeelsverloop dat personeelsbeleid beïnvloedt
– Financiële gevolgen door vernielingen, letsels en
werkonbekwaamheid van medewerkers
– Derden kunnen de organisatie onder druk zetten en ter
verantwoording roepen, er kan op die manier een negatief beeld
van de organisatie ontstaan
6. Hoe ontstaat een agressie
incident?
Risicofactoren
i/d organisatie
Agressie
incident
Risicofactoren
bij medewerker
Risicofactoren
bij de agressor
Gevolgen voor
agressor
Gevolgen voor
medewerker
Gevolgen voor
organisatie
Proces van terugval
Crisis
Symptomen
Stress
Fase van toenemende
gedragontsporing
basislijn
Herstel
(stressor)
Vroege
interventie
crisisinterventie
Tijd
7. Aanpak agressie




Agressie voorkomen
Ingrijpen bij agressie
Zorg voor de medewerker - de omgeving
Herstellen van de relatie
7a. Agressie voorkomen

Preventie = alle initiatieven die doelbewust en
systematisch anticiperen op risicofactoren vb. het
installeren van afdelingsregels. (Goris)
– Nauwkeurige omschrijving van het probleem:
• Observeer het probleem met vb. observatielijst SOAS-R ( opsporen
risicofactoren)
• Analyseren van risicofactoren
• Risico analyse om acties te evalueren

Vroegsignalering (ERM)
Vroegsignalering


Doel is potentieel agressief gedrag vroegtijdig herkennen
en escalatie tot effectief agressief gedrag voorkomen
Deze methode is gericht op het versterken van de
therapeutische relatie op middellange termijn, en op het
geven van handvaten aan de patiënt - cliënt om
effectiever met zichzelf om te gaan.
Vroegsignalering (2)


Binnen deze vroegsignalering wordt gewerkt met een
signaleringplan.
De uitgangspunten voor het succesvol hiermee werken:
– de belevingswereld van de cliënt - patiënt is het vertrekpunt
– het signaleringsplan is een ‘plan op maat’
– het is een gezamenlijke activiteit van de cliënt - de hulpverlener
en indien mogelijk het sociaal netwerk
– het plan behoeft voortdurende bijstelling
– de attitude van de hulpverlener is positief waarderend
Vroegsignalering (3)

Fasen in de vroegsignalering:
– De voorbereiding: introduceren werken met een signaleringsplan;
kenmerken patiënt en sociaal netwerk; acties gericht op gunstige
voorwaarden
– De inventarisatie: Interview met de patiënt, met het sociaal
netwerk, gegevens van de hulpverlening
• Beschrijving van de vroege signalen op signaleringskaart: gedrag of
beleving concreet en in ‘ik- vorm’ uitgaande van de volgende
niveaus:
– Niveau 1: de situatie is normaal/ stabiel
– Niveau 2: het voorteken is licht tot matig aanwezig
– Niveau 3: het voorteken is in ernstige mate aanwezig
Vroegsignalering (4)
– De monitoring:
• Doel: het periodieke inschatten van de aan- of afwezigheid van de
geïnventariseerde voortekenen
• Wanneer één of meerdere vroege voortekenen in lichte/ matige of
ernstige vorm aanwezig zijn handel dan conform de acties uit het
signaleringsplan
– De acties:
• Doel: het formuleren van acties die uitgevoerd kunnen worden
wanneer vroege voortekenen optreden. Er wordt een onderscheid
gemaakt tussen:
– Acties die door de patiënt zelf uitgevoerd worden
– Acties die door leden uit het sociaal netwerk uitgevoerd worden
– Acties die door de hulpverlener worden uitgevoerd
– Verspreiden van het signaleringsplan
7b. Ingrijpen bij agressie

Rekening houden met:
–
–
–
–
Patiënt = uniek
Fase waarin de crisis zit
Context waarin het incident zich afspeelt
Intensiteit en uitingsvorm van agressie
Fase van crisis

Afhankelijk van de fase (volgens
crisisontwikkelingsmodel) moet je bij het tussenkomen
beroep doen op verschillende vaardigheden en
strategieën.
Fase 1: Gespannen toestand / angst

Signalen cliënt in crisis (mild - matig - hevig):
–
–
–
–
–
–

Stemverheffing ( stemwijziging)
Verhoogde motorische onrust
Horen (luisteren)
Passief verzet, boycot setting
Zelfvernedering, suïcidegedachten
Adrenaline staat in ‘startblokken’
Optreden zorgverlener:
– Overleg/ ruimte bieden: actief luisteren, ingaan op spanning,
informeren, exploreren
– Onderhandelen: suggereren/ argumenteren, afleiding bieden,
regel aanpassen aan situatie, steunen, oplossing aanbieden
Fase 2: Reëel gevaar voor
controleverlies / angst

Signalen cliënt in crisis (mild - matig - hevig):
–
–
–
–
–

Stemverheffing (stemwijziging) ++
Verbale agressie
(horen), ((luisteren))
Hevige motorische onrust
Adrenaline +
Optreden zorgverlener:
– Grenzen stellen / onderhandelen: begrenzingtechniek,
waarschuwen, schetsen van consequenties, duidelijk grenzen
aangeven, goed gedrag positief bekrachtigen, bijsturen
Fase 3: Controleverlies / angst

Signalen cliënt in crisis (hevig - paniek):
–
–
–
–
–
–

Stemverheffing (stemwijziging) +++
Hevige motorische onrust
((horen))
Destructie materiaal
Zelfvernedering, automutilatie, suïcidepoging
Adrenaline ++
Optreden zorgverlener:
– Bewegingsvrijheid beperken ( onderhandelen/ overtuigen):
verhoogd toezicht, beperking in vrijheden, naar kamer- time-out
ruimte sturen)
Fase 4: Reëel gevaar voor zichzelf/
anderen / Angst

Signalen cliënt in crisis (hevig - paniek):
– Automutilatie
– Vechten, slaan, stampen
– Adrenaline +++

Optreden zorgverlener:
– Toepassen maatregelen en middelen (afdwingen): afzonderen
(isolatieruimte), gebruik van medicatie, fysieke controle
Fase 5: Terug controle

Signalen cliënt:
–
–
–
–
–

Er zijn vragen m.b.t. het gebeurde$
Motorische onrust nihil
Horen en luisteren
Stem genormaliseerd
Adrenalinepeil genormaliseerd
Optreden zorgverlener:
–
–
–
–
“ er zijn”
Regelmatige gesprekken aangaan
Laten verduidelijken van gevoelens
Afspraken maken
Fase 6: Postcrisis - depressiefase

Signalen cliënt:
– Productie van noradrenaline
– Lichamelijke en psychische vermoeidheid/ uitputting door
fysiologische veranderingen
– Agressor ervaart een leeg gevoel
– Agressor kan een gevoel van schuld of schaamte ervaren

Zorgverlener:
– Begeleider komt stilaan tot rust
– Lichamelijke en psychische vermoeidheid/ uitputting door
fysiologische veranderingen
– Pogingen om het gebeurde te begrijpen
– Belevingen van het gebeurde worden naar voor gebracht
7c. Zorg voor de medewerker omgeving




Recht op opvang en nazorg
Erkennen in mogelijke schade
Bijstand om ervaring te verwerken
Opvang doe je best onmiddellijk na de traumatische
ervaring:
–
–
–
–
–
–
Wees er voor de ander, geef ventilatieruimte
Zeg en vraag weinig
Normaliseer de gevoelens van het slachtoffer
Ga na waar de ander behoefte aan heeft
Zorg voor eventuele EHBO
Zorg ervoor dat de eerste disciplinaire stappen worden gezet ten aanzien
van de dader
7d. Herstellen van de relatie


Herstel = dader en slachtoffer gaan vanuit een oprechte
en doorleefde wil met elkaar in communicatie
Nadenken over enkele aandachtspunten:
– Op welke manier en via welke weg moet de communicatie
georganiseerd worden?
– Moet er een derde neutrale partij bij betrokken worden?
– Kan de hulpverlening verder gezet worden ook als de dader niet
wil deelnemen aan de herstelprocedure?
Einde deel 1
Bedankt voor de aandacht