Steden: van hier tot Tokyo

 Een stad is een plek waar in vergelijking met het omliggende land veel inwoners heeft  Er staan veel gebouwen op een klein gebied  De mensen werken er vooral in de industrie en dienstensector  Een stad heeft veel functies zoals ziekenhuizen, scholen, uitgaansgelegenheden en winkels

 A: Ongeveer evenveel als op het platteland  B: Veel meer dan op het platteland  C: Veel minder dan op het platteland  Antwoord A: dit noem je de verstedelijkingsgraad

  Hoeveel inwoners heeft Enkhuizen?

18 161 mensen   Hoeveel inwoners heeft Amsterdam?

780 158 mensen   Hoeveel inwoners heeft Shanghai?

23 019 148 mensen

 Steden met meer dan 8 miljoen inwoners noemen we een megastad  Als steden heel belangrijk zijn voor de wereld dan zijn het wereldsteden  Arme landen hebben vaak megasteden omdat er vaak maar 1 echt grote stad is: de primate city

 De Randstad is een stedelijk netwerk  De belangrijkste steden van de Randstad zijn Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Almere en Utrecht

 Goede plek?

 Goede positie?

 In arme landen trekken steeds meer mensen naar de stad  urbanisatie - De mensen doen dit meestal voor werk  In rijke landen wil ben liever aan de rand van de stad wonen  suburbanisatie - De mensen doen dit meestal voor rust en ruimte

 Een stad heeft een bepaalde opbouw  Een stad bestaat uit wijken die weer onder te verdelen zijn in buurten In het centrum kun je vooral kantoren en winkels vinden In de buitenwijken zijn vooral veel woonhuizen

 Om de opbouw van een gemiddelde stad te verklaren zijn modellen bedacht waaronder het model van Burgess (1925 Chicago)      Centrum is een CBD Transitiezone (woningen en industie) Arme arbeiderswijken Wijken van de middenklasse Rijke wijken met veel groen

 In arme landen willen veel mensen naar de stad  er is overurbanisatie  Ze vertrekken dus van het platteland

 Bedenk twee voordelen van het wonen in een grote stad  Bedenk twee nadelen van het wonen in een grote stad

 Zou je zelf in een grote stad willen wonen?

 http://www.youtube.com/watch?v=0ZZWIrWK oBM&feature=fvw

 Er zijn niet genoeg gewone woningen, daarom bouwen de arme mensen meestal zelf een huisje  De huisjes zijn gemaakt van goedkope materialen, beetje bij beetje worden ze opgebouwd  De huisjes staan er meestal illegaal, vaak maakt de overheid de krottenwijken weer kapot  Er is vaak geen stromend water of riolering

 De meeste mensen in krottenwijken hebben werk!  Ze verdienen vaak (een klein beetje) geld in de informele sector  de sector waar geen belasting over betaald wordt  Banen in de formele sector (waar wel belasting over betaald wordt zijn lastig te krijgen  Er zijn geen uitkeringen

 Er zijn veel arme landen in de wereld  Meer dan een miljard mensen leeft van minder dan 1 dollar per dag  onder de armoedegrens  De helft van de wereldbevolking leeft van minder dan 2 dollar per dag  De drie rijkste mensen op Aarde hebben meer geld dan de 600 miljoen mensen uit de armste landen van de wereld

 Als we al het geld op aarde eerlijk zouden verdelen, dan zouden we allemaal arm zijn  Willen we dus wel delen?

 Of doen we liever alsof er niets aan de hand is?

 Lied gezongen en geschreven door Phil Collins  Let op de tekst (in het Engels)  Schrijf op wat Phil Collins wil zeggen met het lied