Transcript PPT H5

Neurogenese:
aanmaken van nieuwe neuronen
Celdood:
afsterven van neuronen
VRAAG 44
Geef een voorbeeld van andere cellen van het menselijk lichaam die tijdens je leven
op een natuurlijke manier sterven, die dus ook een ‘geprogrammeerde celdood’ in
hun DNA hebben.
Bijv. in de huid  hoornlaag is dood en is uit de kiemlaag(levend) ontstaan.
Bij de embryologische ontwikkeling sterven cellen in de handschijf af waardoor
vingers kunnen ontstaan.
Synaptogenese:
vorming van nieuwe synapsen
 uitdagende omgeving  bv nieuwe taal / omgeving
Prunning:
verbindingen tussen hersencellen kunnen worden weggekapt
VRAAG 41
Wat is voor jou een uitdagende omgeving om een taal te leren?
Bijvoorbeeld in het land zelf zijn zodat je je in die vreemde taal moet behelpen.
VERANDERING IN SYNAPSEN
Synaptische plasticitiet
Gewone, ongeconditioneerde prikkel
Bak voer
Geluid
Andere prikkel
Hebbiaanse synaps
Activatie
Prikkel
Geconditioneerde prikkel
Als A en B gelijktijdig geprikkeld 
LEES
Dit proces van versterking…. (blz 101) t/m ….(figuur 48).
VRAAG 42
• Welke neuronen van het onderzoek naar Aplysia komen overeen met
neuron A, B en C van figuur 47?
Sensorisch neuron
Motorische neuron
Facilitatie-neuron
Vertakken van dendrieten  rijke omgeving
Myelinisering  10 x sneller
Voordeel: snellere verbanden
Nadeel: minder makkelijk vertakkingen
VRAAG 43
In je jeugd wordt de frontale cortex groter. Wat zal deze groei tot gevolg kunnen
hebben?
beter ruimtelijk inzicht,
lezen,
rekenen.
Frontale lob:
beter plannen welke bewegingen er gemaakt moeten worden(premotorische cortex),
plannen ( prefrontale cortex).
VRAAG 45 A
Noem mogelijke gevolgen van synaptogenese in de frontale cortex.
Beter plannen, organiseren, seksdriften in toom houden, betere inpulscontrole.
VRAAG 45 B
Noem mogelijke gevolgen van myelinisatie in de frontale cortex.
Snellere impulsgeleiding en hierdoor snellere informatie-uitwisseling
VRAAG 45 C
Wat zou de oorzaak kunnen zijn waardoor meisjes zich eerder ontwikkelen dan
jongens?
Misschien hangt het samen met het feit dat meisjes eerder in de puberteit raken door
een vroegere verandering in de hormonale balans.
LTP (= LONG TERM POTENTATION)
Herhaald aanbod van gelijke prikkel:
• Receptoren gevoeliger
• Meer receptoren
• Receptor op gunstigere plek
• Dendriet maakt meer vertakkingen
LTD (=LONG TERM DEPRESSION)
Verzwakken synapsen:
Minder receptoren
VRAAG 46 A
Welke stof fungeert bij LTP als transmitterstof?
Glutamaat
VRAAG 46 B
Hoe heet de receptor die pas reageert bij depolarisatie?
AMPA-receptor
VRAAG 46 C
Welke stof blokkeert in eerste instantie deze receptor?
Magnesium
VRAAG 46 D
Welk effect hebben natriumionen voor, tijdens en na LTP?
Voor LTP: natriumionen stromen door AMPA-receptor waardoor depolarisatie en
magnesiumionen van NMDA-receptor worden afgestoten.
Tijdens LTP: natrium- en calciumionen stromen door NMDA-receptor waardoor een
speciaal eiwit wordt geproduceerd; hierdoor meer dendrietvertakkingen, en
productie van meer AMPA-receptoren.
Na LTP: meer natriumionen gaan naar binnen, snellere depolarisatie van dendriet.
VRAAG 47
Verklaar waarom het beter is om het leren te spreiden in plaats van kort voor een
toets de stof er in te stampen.
Door herhaalde malen bezig zijn met de stof is de kans groter dat LTP plaats vindt.
OPDRACHT 48
Lees blz 107 en 108
Maak opdracht 48
48.1
organisme niveau:regel 11 t/m 28
cellulair niveau regel 30 t/m 60
chemisch niveau regel 61 t/m 67 en 77 t/m 84
48.2
a.
EEG-meting
b.
De rat een handeltje naar beneden leren drukken.
c.
Door voedsel aan te bieden wanneer de rat een handeltje naar beneden drukt:
operant conditioneren.
d.
Expliciet leren (de rat moet er moeite voor doen om het voedsel te verkrijgen).
e.
De rat onthoudt de handeling om voedsel te verkrijgen; het wordt in het lange termijn
geheugen geplaatst.
f.
Hippocampus naar basale ganglia en cerebellum; de cortex wordt hier niet bij
betrokken.
g.
Hippocampus aan beide kanten van de hersenstam (deel limbisch systeem), het
cerebellum onder de grote hersenen en achter de hersenstam, basale ganglia aan beide
kanten van de thalamus.
48.3
a.
Met hele dunne elektrodes die verbonden zijn met een microvoltmeter.
b.
De Slow-Wave-Slaap ofwel de delta slaap (delta golven) is een onderdeel van de
slaap waarbij er geen snelle oogbewegingen plaatsvinden Het is een diepe slaap. Deze
slaap komt voornamelijk voor in de eerste helft van de nacht.
c.
Neuronen vormen verbindingen (synapsen) met elkaar. Dit kan gebeuren doordat de
synapsen gevoeliger worden er meer dendrieten ontstaan.
d.
Volgens Pennartz kunnen deze netwerken wisselend zijn.
e.
Of er door de werking van de actieve groepen een beloning optreedt (het krijgen
van voedsel) noot: wel een erg moeilijke vraag voor leerlingen die geen biologie hebben
f.
Uit regel 48: de ensembles remmen hun buren.
g.
Reflexen die lopen via het ruggenmerg, kunnen onderdrukt worden door de hersenen.
48.4
a.
Instroom van calciumionen zorgt er voor dat meer AMPA-receptoren op de
postsynaptische membraan worden aangemaakt, dat de dendrieten meer
vertakkingen maken en de receptoren naar een gunstiger plaats manoeuvreren.
b.
In vitro-onderzoek is onderzoek in een reageerbuis of in dit geval naar
weefsels buiten het lichaam.
FILM
Er zit een mannetje in mijn hoofd
(start bij 2.30, stop bij 8.50)
VRAAG 49 A
Wat is een sensorische homunculus?
Een mannetje waarin de grootte van de lichaamsdelen aangeeft hoe groot de
hersengebieden zijn in de primaire gevoelscentra (somatosensorische hersenschors).
VRAAG 49 B
Wat is hersenplasticiteit ? (zie ook 4.5 Leren en hersenplasticiteit)
De hersenen veranderen nog tijdens het leven van de mens.
VRAAG 49 C
Op welke veranderingen op celniveau is hersenplasticiteit gebaseerd? (zie ook 5.3
Moleculaire processen in de zenuwcel)
Door pruning,neurogenese,veranderingen in de synapsen,vertakken van de dendrieten,
myelinisering.
VRAAG 49 D
Wat heeft fantoompijn met hersenplasticiteit te maken?
Naburige hersencellen worden geactiveerd wanneer bepaalde hersencellen geen
functie meer hebben doordat het betreffende lichaamsdeel geamputeerd of verlamd
is.