Les 4 De Cel(organellen)

Download Report

Transcript Les 4 De Cel(organellen)

De Cel(organellen)
De kleinste georganiseerde eenheid waaruit alle levende
wezens zijn opgebouwd.
Het menselijk lichaam bestaat uit verschillende typen cellen, ieder
met een eigen functie. Elke cel maakt onderdeel uit van grotere
systemen zoals weefsels en organen.
De Celmembraan
De celmembraan is opgebouwd uit twee lagen fosfolipiden.
Polaire groep
Oplosbaar in water
Hydrofiele kop
(polair)
Fosfaat
Vetzuurketen
Vetzuurketen
Glycerol
Hydrofobe staart
Celkern (Nucleus)
De celkern bevat de
erfelijk informatie van
een organisme in de
vorm van genen.
Deze genen bestaan
uit DNA
(desoxyribonucleïnezuur).
Door een
microscoop is
vaak een
donkere vlek in
de kern te zien:
de nucleolus
(kernlichaampje)
. Hierin liggen de
genen voor de
aanmaak van de
ribosomen
In de kernmembraan bevinden
zich openingen, de kernporiën.
Door deze kernporiën kunnen
stoffen de kern binnendringen
en verlaten.
Het DNA in combinatie met
speciale eiwitten (de histonen)
wordt chromatine genoemd.
Endoplasmatisch reticulum en Ribosomen
Het endoplasmatisch
reticulum (ER; endo = binnen,
reticulum = netwerk) is een
uitgebreid netwerk van
membranen. De membranen
van het ER en van de kern lopen
in elkaar over.
Er zijn twee typen ER, het ruwe
ER en het gladde ER. Aan het
ruwe ER zitten veel ribosomen
vast en is betrokken bij de
aanmaak van eiwitten, het
gladde ER heeft geen ribosomen
en is betrokken bij de aanmaak
van vetten.
Ribosomen
Eiwitfabriekjes van de cel.
Een ribosoom hecht zich aan een kopie van een stukje DNA, zogenaamd
messengerRNA (mRNA). DNA is te groot voor de kernporie en een beschadigde
kopie is minder erg dan een beschadigd origineel!
Op het RNA staat een recept voor een eiwit. Dit wordt afgelezen door het ribosoom.
Het recept schrijft voor in welke volgorde het ribosoom de bouwstenen van een eiwit
aan elkaar moet koppelen.
Ribosomen bestaan niet uit membranen, maar uit eiwitmoleculen met daarin
stukjes erfelijk materiaal (ribosomaal RNA ofwel r-RNA).
Cellen die veel eiwitten produceren, bevatten veel ribosomen, soms enkele
miljoenen per cel.
Ribosomen regelen de eiwitsynthese. De geproduceerde eiwitten kunnen voor
verschillende doeleinden worden gebruikt, zoals de aanmaak van materiaal
(structuureiwitten), het versnellen van omzettingen (enzymen), en het transport van
stoffen door celmembranen (transporteiwitten). De ribosomen in een cel zijn voor
het overgrote deel met het ruwe ER verbonden, een kleiner deel ligt vrij in het
celplasma.
Het maken van een eiwit
Cytoplasma
DNA
Kopiëren
mRNA Transport Vrij Ribosoom Eiwitaanmaak Eiwit
DNA
Kopiëren
mRNA Transport Ribosoom op ER 1e Eiwitaanmaak *
* Transport Golgisysteem afronden Eiwitaanmaak Membraan eiwit of
en transport
Transport naar buiten
http://www.bioplek.org/animaties/celtotaal/ribosoom.html
Golgi-systeem
Lysosomen
Lysosomen zijn een soort zakjes, die door membranen van de omgeving
afgescheiden zijn.
Ze bevatten enzymen, dit zijn eiwitten die helpen om een reactie te laten
plaatsvinden, die betrokken zijn bij de afbraak van grote moleculen. Voorbeelden
van dergelijke moleculen zijn eiwitten, koolhydraten, vetten en nucleïnezuren.
Lysosomen zijn vooral belangrijk bij de intracellulaire vertering van voedseldeeltjes
die via fagocytose (insluiting van vaste deeltjes) en pinocytose (insluiting van
vloeibare deeltjes) de cel zijn binnengekomen.
Cytoskelet
De meeste organellen
zweven niet vrij in een
cel, zoals een gewoon
microscopisch beeld of
een schematische
tekening suggereren.
Door de hele cel is een
groot aantal
draadvormige
structuren te vinden die
de functie van 'skelet'
en 'spieren' hebben; het
zijn respectievelijk de
microtubuli en de
microfilamenten
(actinefilamenten).
In alle cellen bevinden zich
Mitochondriën. Ze zijn de
energieleveranciers in een cel.
Hoe actiever de cel, des te meer
mitochondriën.
Mitochondriën
Mitochondriën bezitten hun eigen DNA, het
mitochondriaal DNA, dat informatie bevat om
onder meer 13 eiwitten te vormen die
betrokken zijn bij de verbranding (bijvoorbeeld
ATP-synthase dat helpt bij de synthese van
ATP).
Mitochondriën bezitten een
dubbelmembraan. Het binnenste
membraan is sterk naar binnen
gestulpt. Deze instulpingen
heten cristae. De membranen
verdelen het mitochondrium in
twee inwendige compartimenten.
De ruimte tussen de twee
membranen in wordt de
intermembraanruimte genoemd.
De ruimte binnen het
Een groot deel van de verbranding van glucose
binnenmembraan heet de
uit je voedsel vindt langs de membranen van de
matrix.
matrix plaats. De nodige enzymen liggen er als
een soort lopende-band-systeem op
gegroepeerd.
Bij de verbranding wordt energie gevormd die
wordt vastgelegd in speciale energiemoleculen:
ATP (adenosinetrifosfaat).
ATP-ADP
Energierijke fosfaat bindingen
Energie van
zonlicht of
voedsel
Vrije fosfaatgroep
(Pi)
Energie
beschikbaar voor
processen en
reacties in de cel
Plastiden
• Plastiden zijn organellen die alleen bij planten voorkomen.
• De plastiden worden ingedeeld in twee groepen:
• gekleurde plastiden (chromoplasten) (voor kleur bv. Fruit of Fotosynthese)
• en kleurloze plastiden (leukoplasten) (voor opslag vetten, eiwitten of koolhydraten)
• Plastiden worden gevormd uit proplastiden. Als de plastiden eenmaal gevormd zijn,
kunnen ze door uitwendige omstandigheden gemakkelijk in elkaar overgaan.
• De bekendste plastiden zijn de chloroplasten (bladgroenkorrels). Deze komen bij planten
voor in de bladeren en stengels en zijn betrokken bij het proces waardoor wij kunnen
leven; de Fotosynthese.
Één van de belangrijkste reacties in de biologie:
Fotosynthese
6 CO2 + 6 H2O
C6H12O6 +
Verbranding
Klopt deze reactie????
Hoe heet deze reactie?
6 O2
Chloroplast
Net als de mitochondriën heeft een
chloroplast een dubbele membraan aan
de buitenkant. De binnenmembraan
omgeeft een ruimte die opgevuld is met
vloeistof, stroma genoemd, en
membraanschijfjes die op elkaar
gestapeld zijn. In de op elkaar
gestapelde schijfjes zit het pigment
chlorofyl. Dat is betrokken bij de
lichtabsorptie die nodig is voor
fotosynthese.
Vacuoles
Vacuoles zijn een soort vochtblaasjes die in cellen van zowel planten als dieren
voorkomen. Bij dieren zijn ze meestal zo klein dat ze onder een lichtmicroscoop
niet zichtbaar zijn.