Tempel en kruis

Download Report

Transcript Tempel en kruis

Tempel en kruis
Hendrik Marsman
Motieven
Concrete motieven:
1. Verhaalmotieven / gebonden motieven:
- gebeurtenissen:
→ De dierenriem: het personage werkt aan een geschrift / het personage
wandelt in de stad / het personage slaapt / het personage krijgt bezoek van
een vriendin/ het personage bezoekt zijn ouderlijke huis / het personage
bezoekt een oude vriend
→ De boot van Dionysos: het wordt ochtend, de vriendin van het
personage ontwaakt / het personage mijmert bij het raam, observeert de
vrouw / het personage wandelt naar de rivier / het personage slaapt bij de
rivier en zwemt
→ De wanhoop: het personage ligt te sterven in zijn koude kamer / het
personage staat op / Joden worden door antisemieten aangevallen / het
personage hunkert naar een leven vol idealen / het personage zoekt steun
in de kerk / het personage zit neer aan het Avondmaal
Motieven
Concrete motieven (3):
- Terugkerende handelingen:
1. slapen / dromen / wakker liggen:
‘Het was donker, / hij lag op zijn bed. (…) en hij dacht’ (V)
‘De dromen gaan door zijn slaap / als gedrochten door het heelal’
(VI)
‘en toen hij wakker werd, zag hij de witte paarden / der wolken
steigeren tegen de loden kim’ (XVI)
‘Hij werd langzaam gesloopt door zijn vrees. / in den nacht, als hij
wakker lag / en dacht aan het schuimende feest’ (XXIX)
‘Hij lag in het donker en dacht: / - ik moet sterven of weggaan
vannacht’ (XLIII)
‘nadat hij het maal had genoten (…) lag hij sluimerend onder den
muur (…) en sliep tot het duisterend uur’ (XLVII)
→ opvallend: afwisselend positieve en negatieve invulling
Motieven
Concrete motieven (4):
- Terugkerende handelingen:
2. schrijven/niet schrijven:
‘Hij peinst en schrijft, / en langzaam vult zich het geduldig blad / met tekens
die zijn hand bevreemd herkent / als letterbeelden uit een dood visioen; (…)
bezweert zijn schrift als een mystiek getal / het sterrenbeeld dat in zijn
dromen hing / en dat nu, volgezogen van ‘t geheim / der noodlotsgronden,
neergeslagen ligt / in ‘t blanke veld’ (I)
‘Na zulk een dag daalt in den nacht het vuur der poëzie in het verzadigd
vlees. (…) het wit papier in ‘t donker van de cel. // hij was alleen, en voor
zijn handen steeg / het sneeuwveld naar den zwarten horizon, / het
onbeschreven blad’ (XII)
‘het scheen verwaaid te zijn, / tezamen met het sterrenbeeld vergaan /
waarvan geen glans meer door zijn venster drong’ (XXXIX)
→ positief en negatief: het sterrenbeeld (het mysterie) bezweren door te
schrijven vs geen sterrenbeeld te zien
Motieven
Concrete motieven (5):
- Terugkerende handelingen:
3. verraad:
‘hooghartig schertsend met den louchen knaap / die eens zijn vriend en
afgod was geweest, / en die hem haar na kort beraad had afgenomen, /
omdat de roeping van den mens bestaat / in het verraad van dromen’ (IX)
‘Niets anders dan vrees voor den dood / en de angst te verwaaien als as /
dreef mij voort met den avondval / naar het donker verraad van het kruis’
(XXXVIII)
‘hoe kon hij zich ooit zuiveren van ‘t verraad? / want die herinnering aan dat
ene maal / zat in zijn strottenhoofd gelijk een bal’ (XXXIX)
4. de oorlogsdreiging en de Jodenvervolging:
‘Waar eenmaal de engel des doods / langs de nachtlijke muren schreed /
om te vrijwaren alles waar joods / het bloe aan de deurposten kleefd’ - /
sluipen thans door den kreunenden nacht / hyena’s en jakhalzen rond’
(XXV)
Motieven
Abstracte motieven:
- dood en regeneratie:
‘en van een rust vervuld / zo sterk en ongekweld / dat hij den dood
vergat, / het sluipend schaduwbeest / dat hem een levenlang / een
dubbelganger was geweest’ (III)
‘doch hoe weinig baat het den mens / of de ziel haar zaligheid won /
nu de wereld te gronde ging’ (X)
‘het schip te sturen naar het morgenland / dat sluimrend wacht in
elke horizon’ (XII)
‘en als het morgenrood / in snelle gouden vlagen regent door het
ruim, / worden haar borsten ros en als de heuvels rood / en rijst zij in
den dag, als eenmaal uit het schuim’ (XIV)
‘zat nu oud en vermoeid bij het vuur / en warmde het kleumend
karkas / en vroeg aan het donkerend uur / of de dood reeds in
aantocht was’ (XXI)
Motieven
Abstracte motieven (2):
- dood en regeneratie:
‘doch zozeer zijn leven en dood / elkanders kiem en
geslacht’ (XXIV)
de priester: ‘neem en eet van dit onderpand, / en ontstijg
aan het zand der woestijn / naar het Eiland van Diamant
/ als een vogel die rijst uit de as’ (XXXIV)
‘en staand op het hete terras / in het schaduwrijk
zenithuur / steeg zijn hart uit de stervende as’ (XLIX)
‘sluimer, liefste, en slaap / uw eenzamen winterslaap, /
en ontwaak als de bevende zon / door de lentlijke
evening gaat, / als een vlinder uit haar cocon, / als het
vuur in uw donkeren haard’ (XLIV)
Motieven
Abstracte motieven (3):
- tijd en eeuwigheid:
‘de windroos van den tijd, / als een rozet / tegen het dof fluweel der
eeuwigheid’ (II)
‘dus zo ondraaglijk werd de eeuwigheid / dat zij zich grijpen liet /
door ‘t vliegwiel van den tijd’ (II)
de priester: ‘daalt Hij neer in den dood en betaalt / in gedaante van
brood en wijn / het verdoemd en schuldig gelag / van wie heult en
boeleert met de tijd’ (XXXIV)
‘want wie eet van het hemelse brood / en de eeuwigheid ent op het
dier / heeft het lijf op den woeker gezet / van een zwerenden
dubbelen dood’ (XL)
‘- De hemel is leeg. / de oneindigheid bloedt. / in het nachtlijk gewelf
/ niets dan sintels en roet’ (XLVIII)
→ paradox: het christendom staat voor eeuwigheid, maar de
wijzerplaat van de dom staat voor de tijd
Motieven
Abstracte motieven (4):
- verleden / toekomst / herinnering:
‘ “de mens moet verder gaan”, / had zij gezegd, / “en als het
verleden trekt, / zoek dan een land, / dat niemand heeft begaan, /
zoek naar den legen weg.” // “geen weg, geen pad, had hij terug
gezegd / of ‘k zie er sporen staan / sinds mensenheugenis”’ (IX)
‘waarom hopen dat men vergeet / wat de ziel heeft doorstaan en
gemerkt? / slechts zolang de herinnering nog werkt / is mijn leven
mijn eigen bezit (…)
wie gebeten is door het leed / en geschroeid door de knagende vlam
/ zal niet willen dat hij vergeet / wat hem, schuldig of niet, overkwam’
(XLII)
‘en wie in dit heilloze land / die mij niet heeft verzaakt of beroofd?’
(XLIII)
‘hoe kon hij zich ooit zuivren van ‘t verraad? / want de herinnering
aan dat ene maal / zat in zijn strottenhoofd gelijk een bal’ (XXXIX)
→ personage wordt gekweld door herinneringen, maar moet vooruit
Motieven
Abstracte motieven (5):
- vereniging van klassieke en christelijke cultuur:
‘het instrument te stemmen op de vork / die bij den aanslag de structuur
verraadt / van het onheuglijk europese lied, / dat in den aanvang klonk van
de cultuur / die in d’azuren zee haar loop begon’ (XII)
‘zolang de europese wereld leeft / en, bloedend, droomt den roekelozen
droom / waarin het kruishout als een wijnstok rankt, / ruist hier de bron,
zweeft boven déze zee / het lichten van den creatieven geest’ (LI)
- het goddeloze (vitalisme) en de religiositeit (het lam vs het beest):
‘De zomermiddag lag in sidderende vuren, / een bloedend offerlam, gestrekt
voor ‘t firmament’ (XVI)
‘en die hel en hemel vergat (…) die zag nu in het nachtelijk uur / de
ontreddering van zijn bestaan / als dalende maan zonder vuur’ (XXII)
‘doch voor hém was het feest van de Vlam / als de vonkende hoefslag
geweest / van het Beest, dat het blatende Lam / dat dalende was op de
Wolk, / voor den nacht had verscheurd en ontvleesd’ (XXXII)
Motieven
Abstracte motieven (6):
- wanhoop en geloof:
‘deze man verloor het geloof / in wat sterker was dan hijzelf’ (X)
‘ik sta alleen, geen God of maatschappij / die mijn bestaan betrekt in
een bezield verband, / geen horizon of zee, geen poovre korrel zand
/ in ‘t naamloos wel en wee der brandende woestijn’ (XVII)
‘den man / die aan walging en wanhoop ten prooi, / naar het einde
te luisteren lag / dat daalde in de winterse stad’ (XVIII)
‘die zag nu in den oogopslag / van het parelend morgenuur / de
schaduwen reeds van den nacht’ (XX)
‘de hunkering naar een groot, / hartstochtlijk en heilig bestaan; (…)
de spijt / in het heden geboren te zijn / met dit rauw en laaghartig
gebroed / dat den droom verkwanselt voor goed’ (XXVIII)
‘als ik zitten blijf op die vaalt / en de wanhoop mij weer overvalt // is
het reddeloos met mij gedaan. / maar waar moet ik gaan of staan?’
(XLIII)
Motieven
Abstracte motieven (7):
- genot en zonde:
‘het vale verval van het vlees - / en de kamer die eens als een nest / voor
de dieren der lust was geweest / werd zwart en koud als het graf’ (XXIX)
‘dan nog langer de wegen te gaan / waarvan iedere steen u weer zegt / wat
gij hebt misdacht en misdaan. / ga heen en weiger te staan / voor den
bloedraad van een gericht / waarin gij uw jeugd hebt verteerd’ (XLI)
‘Geen dragender, / doodlijker wonde / dan het knagend en / slepend besef /
van een schuld, / een erflijke zonde, / bedreven voordat / wij bestonden’
(XLVI)
‘naar de vleeslijke dalen / in de onschuld / van vóor het berouw’ (XLVI)
- geest en lichaam:
geest/gedachten ~ ‘beet van een schorpioen’, ‘gif in een gulzige spons’,
‘een schimmel’ (VI)
‘O vlees dat uzelve bevlekt / met het beurse vlees der cultuur (…)
slaap niet met het intellect, / paar niet met een kouden schoot. (…)
en ook de infant van den geest / zal den weg gaan van alle vlees’ (VII)
Motieven
Abstracte motieven (8):
- water en droogte:
‘van het strand der horizon / langs de woestijnen van het firmament’
(IX)
‘de steengrond die oase wilde zijn. / en in het donker klaagde de
woestijn / om levend water dat geen hitte droogt’ (XII)
‘toen de morgen hun lichamen vond, / was hun ziel reeds ten prooi
aan den nacht / waarin ook de wereld verzonk’ (X)
- kosmische hoogte en val
‘Ik die bij sterren sliep en ‘t haar der ruimten droeg / als zilveren
gewei (…) niets rest mij dan mijn val, laat mij te pletter slaan (…) die
eens als zon in ‘t zenith heeft gestaan, / zal bijten in het zand als
kreperend dier’ (XVII)
‘De extase brak als een zuil. / van de sneeuwtoppen van het heelal /
sloeg de ziel in verwilderden val / naar de poelen van wanhoop en
pijn’ (XXXVI)
Metrum
Het metrische vers:
- De (drievoetige) anapest:
‘en hem, wien het vuur van den geest
met den beet van een schorpioen
door het glad labyrinth van de schors
in het weke der hersenen drong
als gif in een gulzige spons’ (VI)
v- / vv- / vvvv- / vv- / vvv- / vv- / vvvv- / vv- / vvv- / vv- / vv-
Metrum
Het metrische vers:
- de (drievoetige) anapest (2):
‘hij stond op en liep naar het raam;
van walging vervuld en vermoeid,
zag hij neer in het pompende hart
van de zwarte getekende stad’ (X)
vv- / v- / vvv- / vv- / vvvv- / vv- / vvvv- / vv- / vv(cf. XI: ‘langs de roman stuift regen en wind / in het halflicht
herkent hij de tint / van het kandinskiaans schilderij’)
Metrum
Metrische verzen:
- de (tweevoetige) anapest:
‘en de transen gescheurd
van den brandenden sneeuw
en de sneeuw weer besmeurd
met het bloed dezer eeuw’ (XLVIII)
vv- / vvvv- / vvvv- / vvvv- / vv-
Metrum
Het metrische vers:
- De vijfvoetige iambe:
‘Eens bood die tuin hem een beschutte plek,
wanneer hij eenzaam in ‘t begroeid prieel
kon treuren om het trouweloze kind;
waarvoor hij in zijn dagboek verzen schreef’ (IX)
-v / v- / vv / v- / vv- / v- / v- / v- / vv- / vv / v- / v- / vv- / v- / v- / v- / vantimetrie: klemtoon op ‘Eens’ (nu niet meer)
Metrum
Het metrische vers:
- de vijfvoetige jambe:
‘De kamer waar hij lag werd weer een cel,
de wereld een bouwvallig labyrinth,
de steenprojectie van zijn eigen walg.
de straten barstten naar de horizon
door ‘t puin der nacht, riolen naar de vaalt’ (XXXIX)
v- / v- / v- / v- / vv- / vv/ v- / v- / vv- / v- / vv / v- / vv- / v- / v- / v- / vv- / v- / v- / v- / v→ blanke verzen: rijmloze verzen, meestal vijfvoetige jambe (cf. I)
Metrum
Metrische verzen:
- de vijfvoetige jambe:
‘Wie schrijft, schrijv’ in den geest van deze zee
of schrijve niet; hier ligt het maansteenrif
dat stand houdt als de vloed ons overvalt
en de cultuur gelijk Atlantis zinkt;
hier alleen scheert de wiekslag van het licht’ (LI)
v- / -v / v- / v- / vv- / v- / -v / v- / vv- / -v / v- / v- / vvv / v- / v- / v- / v-v / -v / v- / vv / v(veel antimetrieën: schrijv’, hier, stand houdt, hier alleen)
Metrum
Het metrische vers:
- De alexandrijn (zesvoetige jambe):
‘doortrilt een rode slag het lichaam, blank en nieuw,
dat in den heten nacht zijn diepsten vorm herwon,
gelouterd van het vuil dat in den smeltkroes viel,
terwijl het oerbeeld, slank, tot zijn gestalte kwam’ (XIV)
v- / v- / v- // v- / v- / vv- / v- / v- // v- / v- / vv- / vv / v- // vv / v- / vv- / v- / v- // vv / v- / v(//: diaeresis, cesuur waarbij woordeinde en einde van de
versvoet samenvallen)
Metrum
Het metrische vers:
- de alexandrijn (zesvoetige jambe):
‘schaduwen eeuwenoud en het verbond der bomen
smelten als zwarte sneeuw voor ‘t schroeien van de zon;
Abraham voert het vee van de verdorde stromen
naar ‘t grazige gebied rond Mamre’s eikenbron.’ (XIII)
-v / v- / v- // vv / v- / v- / v
-v / v- / v- // v- / vv / v-v / v- / v- // vv / v- / v- / v
v- / vv / v- // v- / v- / v(veel antimetrieën: shaduwen, smelten, Abraham)
Metrum
Het niet-metrische vers:
- het vrije vers (niet lettergreeptellend, noch metrisch, geen rijm):
‘De schemer draalt.
na maanden reizen
zonder dat het hart
veel van zijn bitterheid en vrees verloor,
zat hij een avond in den paarsen gloor
van een ruim, schaduwrijk bourgondisch plein’ (XLV)
v-v4
v-v-v
5
-vvv5
-vv-vvv-v
10
v-v-vvv-v10
vv—vvv-v10
→ deviatie van de tweede orde: afwijking van een afwijking (het metrum) die tot
conventie geworden is (en niet als afwijking wordt ervaren)
Metrum
Het niet-metrische vers:
het heffingsvers:
‘Alles immers is beter dan dit!
zou ons hart niet moeten vergaan
van wroeging en schaamte, dat dit
ongestraft kan bestaan?
want geen onze heeft iets gedaan
om met zijn bestaan te bezweren,
dat er bloed aan de handen klit
en het tuig uit de onderwereld
de vulkanische tronen bezit.’ (XXVI)
-vvvv-vvvv-v-vvv-vv-vv-v-vvv--vv-vvvv-v-vv-v
vv-vv-vvv-vv-v-v
vv-vv-vv-
Metrum
Niet- metrische verzen:
het heffingsvers:
‘Geen dragender,
doodlijker wonde
dan het knagend en
slepend besef
van een schuld,
een erflijke zonde,
bedreven voordat
wij bestonden’ (XLVI)
v-vv
-vv-v
vv-vv
-vvvvv-vv-v
v-vvvv-v
→ afwisselend 1 beklemtoonde en 2 beklemtoonde lettergrepen per vers
Metrum
Niet-metrische verzen:
- het heffingsvers:
‘De zon hing laag.
tussen de witte muren
verbloedde goud en zwart
het avondrood
hij, van zijn hoog terras,
volgde de lange strepen (…)’ (L)
v-vvvv-v-v
v-v-vv-v-vv-vvvv-v-v
(afwisselend twee of drie heffingen per vers)
Metrum
Elisie:
‘Door het venster sloeg regenbooglicht
het verbond van God met zijn volk;
de zuil brak uiteen in een wolk
van bloesem en wemelende sneeuw’ (XXXII)
vv- / vv- / vvvv- / v- / vvv- / vv- / vvv- / vv- / vv‘Toen sprong uit den mond van den knaap
met den klank van klinkend metaal
de zilverstem van de fontein
door de duistrende avondzaal’ (XXXIII)
v- / vv- / vvvv- / v- / vvv- / v-v / vvantimetrie: klemtoon op zilverstem
vv- / vv- / v‘De liefde slaapt in haar hart
als de lente in den wintersen grond’ (XLIV) (lent’ in)
Metrum
Verzen met twee klemtonen:
→ in ‘De onvoltooide tempel’
‘- De hemel is leeg,
de oneindigheid bloedt.
in het nachtlijk gewelf
niets dan sintels en roet;’ (XLVIII)
v- / vvv- / vvelisie
vv- / vvvv- / vv-
‘de huiveringen
van ‘t geschubd metaal,
door ‘t stijgend maanlicht
rimpelend beschenen,
waren dien nacht op zee
het enig teken,
dat twintig eeuwen
ademloos verstreken
en in zijn hart
antieke vrede
was gedaald’ (L)
Klankherhaling en strofevorm
Rijmschema’s:
-
-
-
Gekruist rijm:
‘en de transen gescheurd
van den brandenden sneeuw
en de sneeuw weer besmeurd
met het bloed dezer eeuw’ (XLVIII)
Omarmend rijm:
‘zie, de aarde is rood
van den tragischen wijn;
‘t paradijs een woestijn,
maar het schepsel wordt groot’ (XLVIII)
Onzuiver rijmschema:
‘langs de helling het vuur van den wijn.
nadat hij het maal had genoten
op het stille beschaduwde plein
lag hij sluimerend onder den muur
die den vlammenden wijngaard omringde
en sliep tot het duisterend uur
in de westlijke heuvels verdween’ (XLVII)
a
b
a
b
a
b
b
a
a
b
a
c
d
c
e
Klankherhaling en strofevorm
Rijm aan het einde van de regel (eindrijm):
-
-
-
Gelijk rijm/ rijk rijm:
‘vindt men kracht en troost bij een vriend?”
maar geen wezen zo arm als een vriend’ (XLIII)
Vol rijm:
‘is het reddeloos met mij gedaan.
maar waar moet ik gaan of staan?’ (XLIII)
Mannelijk (staand) en vrouwelijk (slepend) rijm:
‘De zon scheen als helse steen
staand
in het schuimende dal der Durance;
slepend
hij stond op een landtong van steen
staand (gelijk rijm)
en keek naar het schitterend dansen’ (XLVII) slepend
Klankherhaling en strofevorm
Rijm aan het einde van het vers (eindrijm):
- Assonantie (half rijm):
‘de assen hitte hing in een nerveus gewemel
en sloeg in regens neer tot in de schoot der berm;
de bijen dansten om zijn sluimerende leden,
een gonzende muziek, als van een sterrenzwerm’ (XVI)
‘dat – weerglinsterend in kolkende strepen –
verschoot in schichtige kreken’ (XLVII)
- Acconsonantie (half rijm):
‘als ik zitten blijf op die vaalt
en de wanhoop mij weer overvalt’ (XLIII)
- afwijkende rijmvorm:
‘van den hemel een stortval van licht,
en in beken bij honderdtallen
sloeg het neer langs de watervallen,
hem regenend in het gezicht’ (XLIX)
→ honderdtallen / watervallen: wel identiek accentpatroon maar geen accent op
rijmende lettergrepen
Klankherhaling en strofevormen
Binnenrijm:
- Alliteratie:
‘wees een plant weer, een stromend wier’ (VII)
‘ter weerszij van den weg staan de verweerde olmen
een woelende rivier in ‘t zachte morgenblauw’ (XV)
- Klinkerrijm:
‘De liefde slaapt in haar hart (…)
van haar kamer, haar roden haard’ (XLIV)
‘dat bij de ochtendschemering der wereld wies.
tussen de schaduwen der platanen door
die bevend vlekken wierp
over de zilvren huid der duisternis’ (XNL)
- middenrijm (een soort glijdend rijm):
‘en ontwaak als de bevende zon
door de lentlijke evening gaat’ (XLIV)
Klankherhaling en strofevorm
Strofische vormen:
-
Kwatrijn:
‘Tederheid, leg nu uw hoofd
aan het ademend schoudergewelf –
deze man verloor het geloof
in wat sterker was dan hijzelf’ (X)
Onregelmatige strofevormen:
- Distichon:
‘Hij lag in het donker en dacht:
- ik moet sterven of weggaan vannacht’ (XLIII)
- Blanke verzen:
‘Het oud gesternte gloeit, en in den nacht
leest hij het spijkerschrift van het heelal,
dat in de sterren stond van Babylon
en klinken zal wanneer de kinderstem
het dies irae zingt bij de bazuin;
→ metrisch vers (vijfvoetige jambe) zonder eindrijm
Klankherhaling en strofevorm
Enjambement (syntactische vs poëtische code):
‘Naar deze rede [aanlegplaats voor schepen] zenden zon en maan
hun zwevend schip met dromen; zie, de jacht
der bliksemende vleugels in hun val
sneeuwen voorbij zijn raam; hij peinst en schrijft,
en langzaam vult zich het geduldig blad
met tekens die zijn hand bevreemd herkent
als letterbeelden uit een dood visioen;
en als ‘t papier doorschijnend wordt en zwart
van woorden uit een blinden onderlaag
van de moerassen der vergetelheid (…)’ (I)
→ ‘Naar deze rede zenden zon en maan hun zwevend schip met dromen;
zie, de jacht der bliksemende vleugels in hun val sneeuwen voorbij zijn raam;
hij peinst en schrijft, en langzaam vult zich het geduldig blad met tekens die zijn hand
bevreemd herkent als letterbeelden uit een dood visioen;
en als ‘t papier doorschijnend wordt en zwart van woorden uit een blinden onderlaag
van de moerassen der vergetelheid (…)’
Klankherhaling en strofevorm
Enjambement:
‘hij legt het voorhoofd aan den harden muur,
zijn wang rust aan het ruige wingerdblad.
maar dan,
alsof hij zich vergrepen had
aan ‘t dierbaarst deel van zijn herinnering,
hoort hij zijn moeders stem’ (IX)
→ ‘alsof hij zich vergrepen had’ springt eruit
‘Die, een rovend en zwervend dier [bijstelling],
langs het rulle pad van den dag,
naar de sporen zocht die het bloed
ten teken liet dat het genot
alweer sluipend in aantocht was,
zat nu oud en vermoeid bij het vuur
en warmde het kleumend karkas
en vroeg aan het donkerend uur
of de dood reeds in aantocht was’ (XXI)
→ bloed en genot beklemtoond door enjambement / die: hij die / hij + betrekkelijke bijzin
Klankherhaling en strofevormen
Poëtische vs syntactische code:
‘tussen het hoog geweld der wilde voorjaarsbomen
wier vliegend haar gelijk een schubbig hemd
schuimt van den zilverglans en hoog wordt opgenomen,
splijtend de groene zee naar het beloofde land,
neemt hij het lemen pad dat wentelt naar de verte,
een populierenrij met sidderend gewei;’ (XV)
hoofdzin: tussen het hoog geweld der wilde voorjaarsbomen (…) neemt hij
het lemen pad dat wentelt naar de verte
bijvoeglijke bijzin bij ‘voorjaarsbomen’: wier vliegend haar gelijk een
schubbig hemd schuimt van den zilverglans + wier vliegend haar hoog
wordt opgenomen
verzwegen handelend voorwerp: opgenomen [door de wind] + bijvoeglijke
bijzin (?): splijtend de groene zee naar het beloofde land