07 - PKN Sneek

Download Report

Transcript 07 - PKN Sneek

Verkondiging op zondag 26 februari 2017 in de Martinikerk Voorganger: ds. Evert Jan Hefting Schriftlezing Oude Testament: Jesaja 49: 13 – 18 Evangelielezing: Lukas 18: 31 – 43 Gemeente van Christus, Bij het lezen van ons evangeliegedeelte van vanmorgen over de discipelen die niet begrijpen wat Jezus zegt als hij spreekt over de weg, die hij gaat, zijn weg van lijden, sterven en opstaan en het juist wel zien van wie Jezus is door de blinde man moest ik denken aan de petitie van de theoloog Alain Verheij, “Lang leve onze christelijke cultuur”. Die petitie was gericht tot Nederlandse politici, die zoals hij zei flirten met de christelijke cultuur. Ik las daarover in Trouw en mijn nieuwsgierigheid werd gewekt. De petitie was door veel kerkleiders, geestelijken, maar ook predikanten, betrokkenen bij christelijke organisaties, omroepen etc. ondertekend. Kort gezegd is de petitie een oproep aan politici om niet over de christelijke cultuur te praten, die zij zeggen te moeten verdedigen tegen vreemde invloeden, maar om in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de christelijke cultuur. De kritiek is dat politici zo gemakkelijk de term joods-christelijke of christelijke traditie in de mond nemen en die laten samenvallen met de leefwijze van de doorsnee Nederlander. Ze doen zich als hoeder van die traditie voor terwijl hun uitspraken of handelen daar niet altijd mee stroken. Aan de hand van 5 stellingen geeft Verheij aan, dat kerk en politiek gescheiden moeten blijven. Kerk en politiek varen hun eigen koers. Kerkmensen wonen weliswaar in deze wereld, maar zetten zich in voor een rechtvaardige wereld voor iedereen op grond van een utopie, een beloofd koninkrijk. De grondwet van dat koninkrijk is te radicaal voor compromissen, ongeschikt voor partijpolitiek. Verder zegt hij, dat de christelijke cultuur inclusief is, binnen- en niet buitensluitend. Jood, Griek, man, vrouw, slaaf koning, ze mogen er allemaal bijhoren. Verdedigen van de christelijke cultuur is eerder de vreemdeling opnemen dan hen weren. Centraal in de christelijke cultuur staat het woord barmhartigheid: niet de leerstellingen zijn bepalend, maar de

vraag of je mensen te eten, te drinken geeft, ze opzoekt of opvangt. Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Concluderend zegt hij: Wie de Bergrede of andere woorden van Jezus wil doorvoeren als politiek program loopt al snel gillend weg. De petitie verwoordde wat ik al jaren voelde. Mensen gaan op de loop met mijn geloof, leggen het zo uit dart het in hun straatje past en gebruiken het om stemmen te winnen. De woorden van Jezus zijn radicaal: geen wraak, maar de andere wang. Als iemand iets van je eist weiger je niet, maar geef je het dubbele. Dat kun je toch niet serieus nemen. Ik moet dan altijd denken aan een mevrouw uit een vorige gemeente, die redelijk strikt was, maar bij dergelijke uitspraken van Jezus vaak zei: dat moet je toch niet letterlijk nemen? Maar Jezus neemt het wel letterlijk, hij brengt het in de praktijk en om het met woorden van de tekst van vanmorgen te zeggen: hij wordt daardoor bespot, bespuugd, mishandeld en gekruisigd. Wie de Bergrede of andere woorden van Jezus wil doorvoeren als politiek program, maar ook wie hem serieus wil volgen loopt al snel vast in onze wereld, ziet niet zitten of kan ook moeilijk inzien, waarom Jezus die weg moest gaan. Dat brengt ons bij de lezing van vanmorgen. Jezus gaat met de 12 leerlingen op weg naar Jeruzalem. “Zie, wij trekken op, wij gaan op naar Jeruzalem”. Wij, jullie en ik, de 12 staan dan ook voor de 12 stammen, voor Israël en Jeruzalem is de stad van koning David, de stad ook waar God troont en woont in zijn tempel. Het is een beweging, een tegenbeweging. Jezus volgen is een opgaan naar Jeruzalem, naar God, die zijn koninkrijk hier op aarde wil stichten, is je ook onderdaan weten van dat rijk en je inzetten voor barmhartigheid en naastenliefde, open staan voor de vreemdeling, de weduwe en de wees, de zwakken in de samenleving. Opmerkelijk is dan dat Jezus niet zegt: dit zal mij overkomen: bespotting, geseling, kruisdood, nee hij spreekt in de 3 e persoon over de Mensenzoon, iemand met de gestalte van een mens uit de zogenoemde apocalyptische literatuur, die we o.a. in het boek Daniël vinden en de Apocalyps, de Openbaring van Johannes, het laatste bijbelboek. De Mensenzoon, een mensengestalte, komt uit de hemel en verslaat aan het einde der tijden de vijand, Gods tegenstanders, en doet de nieuwe tijd, de nieuwe wereldorde aanbreken. Wij zetten vaak automatisch een = -teken tussen de Mensenzoon en Jezus. Eigenlijk zouden we ons meer moeten verplaatsen in de positie van de leerlingen. Voor hen

waren Jezus woorden abacadabra, ze begrijpen het niet, de betekenis was voor hen verborgen, ze konden het niet bevatten. Maar begrijpen wij het wel, doorzien wij Jezus woorden? Bevatten wij ze wel. Met die 3 e persoon zet Jezus zich in de traditie van Israëls geloof, verwoord door de profeten. Zoals we vanmorgen ook bij Jesaja gehoord hebben, die over God als een moeder spreekt, die haar kind niet vergeet. Die getuigen ervan dat God steeds een keer zal brengen in het lot van zijn volk, op momenten, dat het volk ten onder dreigt te gaan, zoals bij Daniël in de Babylonische Ballingschap of bij een bezetting, zoals door de Assyriërs, door Babel of Rome. God laat zijn volk niet los en brengt een keer in hun lot, er is een uitweg, een doortocht, maar steeds door nood en dood. De profeet Hosea zegt dat God zijn volk, verscheurd en verslagen, ten derde dage, ternauwer-nood, op het nippertje zal redden. Die weg maakt Jezus zich eigen, niet als martelaar, maar in het volste vertrouwen, dat de weg van vergeving, verzoening, de andere wang, de naaste willen zijn, de weg van God liefhebben met heel je zelf en je naaste als jezelf het zal winnen van de weg van wraak, van onderdrukken, van wegzetten, van overheersen, de grootste willen zijn. Dat is een heel ander beeld dan de leerlingen van Jezus hebben. Zeker nu ze op weg gaan naar Jeruzalem. Het lijkt haast wel verkiezingstijd. Massa’s mensen zijn op de been om Jezus te zien, te horen, te spreken. Maar doorzien ze ook wat hij zegt, verstaan ze wat hij van hen vraagt, is de weg van lijden sterven en weer opstaan voor hen niet net zo raadselachtig als voor ons? Is zijn boodschap inderdaad geen utopie? Geen droom, dus niet van deze wereld? Dan gebeurt er iets bijzonders. Vlakbij Jericho zit een blinde man te bedelen. Hij zit langs de kant van de weg. Hij kan zelf de weg niet vinden, is afhankelijk van familie, die hem misschien wel een lastpost vindt. Hij kan niet werken, staat aan de kant, buiten de samenleving, gemarginaliseerd. Maar misschien juist omdat hij aan de kant zit kan hij goed observeren met zijn andere zintuigen. Ziet hij wat de anderen niet zien. Met de Bergrede in ons achterhoofd, de profeten, de psalmen weten we, weet hij misschien ook, dat God juist oog heeft voor de kansarmen, die om hulp roepen. En als hij verneemt dat Jezus, van wie hij ongetwijfeld veel verhalen gehoord heeft, langs komt roept hij het uit: Jezus, zoon van David, heb medelijden (eleison) met mij. Hij spreekt hem aan als de langverwachte zoon van het vervallen

koningshuis van David, als iemand, die het vrederijk gaat stichten en dus de Romeinen zal verslaan. Een gevaarlijke uitroep in bezettingstijd. Ze dwingen hem te zwijgen, maar hij krijst het uit: Zoon van David, heb medelijden met mij. Zij roep getuigt van vertrouwen, van geloof en verwachting in dat nieuwe rijk, in deze Mensenzoon, die lammen doet lopen en blinden doet zien, die getuigt van God, die zijn volk niet in de steek laat. Niet hij, maar de menigte is blind. Hij ziet en doorziet wat hier gaande is, wie hier werkzaam is, in Godsnaam bezig is. Hij ziet dat hier Gods rijk doorbreekt. Jezus neemt hem serieus. Hij zegt niet: ik zal je weer laten zien, maar zo staat er letterlijk: wat voor jou wil je dat ik doe? Met de nadruk op “jou”. Kyrie, zegt hij Heer, dat ik weer kan zien. Eigenlijk ziet hij het al, ziet hij al wie Jezus is, belijdt hem als Heer, laat door zijn geloof iets van Gods nieuwe wereld zien. Je geloof, je vertrouwen in God of mij, zegt Jezus heeft je gered, heeft gemaakt dat je weer ziet. Of de man vroeger wel zag en blind geworden is door een oogziekte, omdat er staat: “weer zien” is niet bekend. Maar het griekse woord hier betekent : opnieuw zien, maar ook opzien, omhoog, naar God, zien, misschien zelf: ergens van opzien. De blinde wordt voorbeeld voor de discipelen, voor ons met open ogen. Hij kijkt op naar de zon, hij herkent God in alles wat om hem heen en in hem gebeurt en daardoor hervindt hij zijn eigenwaarde en hoop. Dat zou ook wat voor ons zijn: dát moeten wij ook zien en ervan opkijken! Is het vreemd, dat de leerlingen het niet zagen en die blinde man wel? Ik moet denken aan het verhaal van de Emmausgangers, aan twee mensen, die veel met Jezus waren opgetrokken. Op de Paasdag, de dag van Jezus opstanding, lopen ze teleurgesteld naar huis. Het is over, de mensen, de leidslieden, de politici, ze hebben gelijk gehad. Het was een droom, een luchtbel, die uit elkaar gespat is. Over tot de orde van de dag. Maar dan komt ineens die derde man en vertelt ze uitgebreid van de wet en de profeten, van de traditie en het vertrouwen in God, die zijn volk niet in de steek laat, door nood en dood zijn volk redt. Ze bevatten het nog niet. Tijdens de maaltijd, het breken van het brood, gaan hun ogen open, zien ze het, zien ze iets van die andere wereld, van Gods plan, van Gods koninkrijk oplichten in een donkere, soms vijandige wereld. Dat is onze hoop en dat is ook ons antwoord en weerwoord op mensen, die onze christelijke cultuur claimen en menen te moeten beschermen. Mooi dat ze daar weer belangstelling

voor hebben, maar misschien kunnen we ze in alle bescheidenheid, want hoeveel begrijpen wij van Gods plan, de ogen openen voor die andere werkelijkheid, die tegendraadsheid van Jezus, het radicale van zijn boodschap, dat niet één op één is toe te passen in onze samenleving. In alle bescheidenheid, want hoe goed zijn onze ogen? Hoeveel begrijpen wij ervan, doorzien wij het allemaal? Laten we bidden dat we mensen langs de kant van de weg tegenkomen, die ons net als die blinde man de menigte de ogen opende, ook onze ogen openen voor Gods trouw en liefde. Voor God, die doorgaat met zijn plan, die ons door nood en dood heen redt, ten derde dage, op het nippertje, maar doorgaat. Dan mogen we met de blinde man en de menigte God loven en prijzen: hij laat zijn wereld niet los. Amen.