- Juan y Rosa

Download Report

Transcript - Juan y Rosa

Woordenlijstenspel
Een taal leren betekent ook nieuwe woorden en woordcombinaties leren in de nieuwe taal!
Er zijn veel verschillende manieren om die nieuwe woorden te leren en te onthouden zodat je
ze ook zelf kunt gaan gebruiken.
Hieronder geef ik je een aantal tips en trucs om woorden te leren. Voor jou is het belangrijk
je eigen manier te ontdekken. Welke manier past het best bij jou! Oefen hierin en ervaar dat
het leren van woorden op je eigen manier kun je zo leuk maken als je zelf wilt...
Tips en trucs:
1. Knip de stroken los van het hoofdstuk welke je wilt gaan leren. Vouw ze dubbel zodat je
aan de ene kant het Spaanse woord of de woordcombinatie kunt lezen en aan de andere
kant de vertaling in het Nederlands. Nu kun je overal deze stroken meenemen en met
iedereen gaan oefenen. De een leest de ene kant en jij geeft de vertaling.
2. Knip de stroken uit tip 1 los, en maak er een memoryspel van. Zoek de stroken bijelkaar
die elkaars vertaling zijn.
3. Teken een plaatje bij de Spaanse woordcombinatie welke jou het eerst te binnen schiet
als je die woorden leest.
4. Schrijf er met een potlood een ander Spaans woord bij waar jij aan denkt die hoort bij dit
nieuwe Spaanse woord. Dat kan een synoniem zijn of een afgeleid woord ervan, maar
ook een tegenstelling, een persoon, dier, enzovoort.
5. Neem de bladzijde in zijn geheel en zing de Spaanse woorden met zijn vertaling aan
elkaar. Neem een gemakkelijk deuntje waarbinnen de woorden passen.
6. Plak de bladzijde op een muurtje achter je huis en neem een springtouw. Lees de
woorden en zijn vertaling hardop. Je springt de woorden in je geheugen als het ware.
7. Heb je zelf een idee bedacht hoe jij op een nog andere manier heel gemakkelijk woorden
kunt leren in een nieuwe taal, geef jouw tip dan door op de Facebook site van Juan y
Rosa https://www.facebook.com/juanyrosadeespanja of op Twitter van Don Toro
https://twitter.com/Don_Toro_
Hoofdstuk 1a
índice
inhoudsopgave
¡Hola!
Hallo!
¡Buenos días!
Goedendag, goede morgen!
¡Buenas tardes!
Goede middag!
¡Buenas noches!
Goede avond, goede nacht!
¡Adiós!
Dag!
¡Hasta pronto!
Tot gauw/binnenkort!
¡Hasta luego!
Tot straks!
¿Qué tal?
Hoe gaat het?
¿Cómo estás?
Hoe gaat het met je?
Soy Juan.
Ik ben Juan.
¿Y eres?
En jij bent?
Estoy bien.
Het gaat goed met mij.
¿y tú?
En jij?
¡Formidable!
Geweldig!
¡Fenomenal!
Geweldig!
Somos amigos.
Wij zijn vrienden.
¡Sí, claro!
Ja, natuurlijk!
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 1b
Los niños son amigos.
De kinderen zijn vrienden.
Están en el camping.
Ze zijn op de camping.
en España
in Spanje
¡Mira allí!
Kijk daar!
¿Dónde está…..?
Waar is…..?
¡Estoy aquí!
Ik ben hier!
¡Qué bicicleta!
Wat een fiets!/Wauw!
¿Cómo te llamas?
Hoe heet jij?
me llamo
ik heet
mi amigo / el amigo
mijn vriend / de vriend
de
van
se llama
hij heet
mi amiga / la amiga
mijn vriendin / de vriendin
pues, regular
nou, ‘t gaat
no
niet, nee
¿Son ésos tus amigos?
Zijn dat jouw vrienden?
más
meer
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 2
¿De dónde eres?
Waar kom je vandaan?
Es de Francia.
Hij komt uit Frankrijk.
Es francés.
Hij is Fransman.
¿Y tú?
En jij?
Soy de aquí.
Ik kom van hier.
Soy de Holanda.
Ik kom uit Nederland.
Soy holandesa.
Ik ben Nederlandse.
Vivo en Huissen.
Ik woon in Huissen.
también
ook
Soy de Galicia.
Ik kom uit Galicia (provincie).
Está en el norte.
Het is in het noorden.
Está en el sur de Europa.
Het is in het zuiden van Europa.
el centro
het centrum
del país
van het land
montañas
bergen
solución
oplossing
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 3:
adónde vas
waarheen ga je
Voy a casa.
Ik ga naar huis
¿Vienes conmigo?
Kom (ga) je mee met mij?
¡Sí, de acuerdo!
ja, oké!/afgesproken
¡Vale!
Oké! / Goed!
nosotros/vosotros
wij/jullie
ir de compras
winkelen, boodschappen
halen/doen
a pie
te voet
no tengo bici
ik heb geen fiets
¡Qué lástima!
Wat jammer!
hasta otro día
tot een andere keer
¡Adiós!
Dag, doei!
¡Hasta luego!
Tot ziens!
¡Hasta pronto!
Tot ziens (tot over een tijdje)!
Mi madre está en casa.
Mijn moeder is thuis.
¿Vamos a mi casa en bicicleta?
Gaan we naar mijn huis met de fiets?
¿Tienes una bici?
Heb je een fiets?
claro
naturalmente
desde luego
por supuesto
natuurlijk
“
“
“
claro que sí
claro que no
natuurlijk wel
natuurlijk niet
tus padres
jouw ouders
mi madre/mi padre
mijn moeder/mijn vader
está trabajando
hij is aan het werken
mañana no va a trabajar
morgen gaat hij niet werken
está en casa
zij is thuis
casi siempre
bijna altijd
¡Vamos!
Laten we gaan!/Kom op!
¡Adelante!
Kom binnen!
pero ahora
maar nu
estoy de vacaciones
ik ben met / op vakantie
con mis padres
met mijn ouders
¡Qué os divertáis!
Veel plezier! (jullie)
¡Qué te diviertas!
- Veel plezier! (jij)
- ¡Pásalo bien!
- Veel plezier!
jugar
spelen
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 4:
conoces a mi abuela
ken je mijn oma
es muy cariñosa
ze is erg lief/vriendelijk
(ella) tiene el pelo cano
ze heeft grijs haar
(ella) tiene 74 años
ze is 74 jaar
(ella) lleva gafas
ze draagt een bril.
(ella) es mi hermana menor
ze is mijn jongste zus
ella es profesora de inglés
zij is lerares Engels
ahora conozco a tu familia un
poco
nu ken ik je familie een beetje
es simpática
ze is aardig
a veces sí y a veces no
soms wel en soms niet
mi hermana mayor
mijn oudste zus
los dos tienen el pelo negro
beiden hebben zwart haar
es contable
hij is boekhouder
siempre ayuda a mi hermana
hij helpt altijd mijn zus
con los deberes
met het huiswerk
¡Qué bien!
Fijn!
hijo, hija
zoon, dochter
tío, tía
- madrina
- padrino
oom, tante
- peettante
- peetoom
nieto, nieta
kleinkind
primo, prima
neef, nicht
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 5:
deportes y juegos
sporten en spellen
tienes un hermano
heb je een broer
viven todos por aquí
ze wonen allen in de buurt
vamos a jugar un juego
wij gaan een spel spelen
Me gusta jugar a las damas o
jugar al ajedrez
Ik houd van dammen of
schaken
A mí, me gusta muchísimo
ik houd heel erg van
¿Lo juegas bien?
Speel je het goed?
muy bien, está bien
heel goed, dat is goed/oké
sin duda lo hago mejor
zonder twijfel ben ik beter
te toca salir
jouw beurt, jij begint
mira, un gato
kijk, een poes/kat
¡Qué angelito!
Wat een schatje!
Todas las noches duerme
conmigo.
‘s Nachts slaapt hij altijd bij mij.
¡Qué guapa es!
Wat is ze knap!
¡Has ganado!
Jij hebt gewonnen!
No le hace./No importa.
Het maakt niet uit.
Eres muy simpático.
Je bent erg aardig.
¿Qué deporte practicas?
Welke sport doe je?
Juego al fútbol.
Ik speel voetbal.
Monto a caballo.
Ik rijd paard.
Puedo montar a caballo cada tarde a las dos.
Ik kan/mag elke middag om twee uur paardrijden.
es la una y media
het is half twee
Tengo que irme.
Ik moet (weg)gaan.
Vale, ¡hasta pronto!
Oké, tot gauw/zo!
Rosa se va.
Rosa gaat weg.
conejillo de Indias
cavia
su jaula está debajo de la mesa en la sala
zijn kooi is onder de tafel in de woonkamer
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 6:
la casa de Juan
het huis van Juan
Rosa va a ver a Juan otra vez.
Rosa gaat weer terug naar Juan.
¿Vienes conmigo a mi dormitorio?
Ga je mee met mij naar mijn slaapkamer?
tu cuarto/tu habitación
jouw kamer
a la izquierda de la puerta
links van de deur
la sala, el salón
de woonkamer
detrás (de)
achter
la cocina
de keuken
a la derecha de
rechts van
el lavabo
los servicios
el wáter / el baño
het toilet
en el primer piso
op de eerste verdieping
el cuarto de baño
de badkamer
encima (de)
bovenop
a la fachada
aan de voorgevel
paredes azules
blauwe wanden
hay cuadros
er zijn schilderijen
en el suelo
op de vloer
una alfombra violeta
een violet tapijt
un escritorio
een schrijftafel, bureau
una silla
een stoel
su cuarto
zijn kamer
también un armario
ook een kast
para los libros
voor de boeken
ropa
kleren
una cama en un rincón
een bed in een hoek
¡Siéntate!
Ga zitten!
¿Cúal es tu dirección?
Wat is je adres?
la tuya
de jouwe
Vamos a escribirnos.
Laten we elkaar schrijven.
después de
na
después
daarna
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 7:
preguntar el camino
de weg vragen
Ana no puede ir con....
Ana kan niet meegaan met...
Tiene que ir de compras.
Ze moet boodschappen halen/doen.
pan y embutido
brood en vleesbeleg
la panadería
de bakkerswinkel
la carnicería
de slagerswinkel
por favor
alstublieft, alsjeblieft, graag
toma la primera calle
neem de eerste straat
a la derecha
rechts
a la izquierda
links
entonces
dan
sigue todo derecho
blijf rechtdoor gaan
al final de esta calle
aan het eind van deze straat
el centro comercial
het winkelcentrum
al lado de
aan de kant van, naast
enfrente de
tegenover
pienso que está muy lejos
ik denk dat het erg ver is
no está lejos de aquí
het is niet ver van hier
a pie
te voet
gracias
dank U
- de nada
- nada nada
- no hay de qué
geen dank
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 8:
dependiente/dependienta
vendedor/vendedora
winkelverkoper/-verkoopster
en la tienda
in de winkel
esperar su turno
op haar beurt wachten
¿Qué deseas?
Wat wens je?
seis panecillos
zes broodjes
pan blanco
pan tostado
barra (de pan)
wit brood
geroosterd brood
stokbrood
medio kilo de pastas
halve kilo koekjes
tenga
ten
alstublieft (bij geven)
alsjeblieft (bij geven)
¿Cuánto es?
Hoeveel is het?
todavía
aún
nog
carnicero (m)
slager
¿Qué necesitas hoy?
Wat heb je vandaag nodig?
doscientos gramos
tweehonderd gram
ese salchichón
die salchichón (= soort worst)
jamón
ham
sabe mejor que…
het smaakt beter dan…
¿Cuánto vale?
¿Cuánto cuesta?
Hoeveel kost het?
comer
- desayunar
- almorzar
- cenar
eten
- ontbijten
- lunchen
- dineren
beber
drinken
¿A qué hora abre la cafetería?
¿Y a qué hora cierra?
Wanneer gaat de cafetaria
open?
En wanneer gaat hij dicht?
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 9:
a la playa
naar het strand
hoy es jueves
vandaag is het donderdag
hace sol
het is zonnig
hace un poco de viento
- sopla un poco
het is een beetje winderig
- het waait een beetje
el último día
de laatste dag
tomar el sol
zonnen
tengo ganas de
ik heb zin in/om te
dentro de diez minutos
binnen/over tien minuten
ponerse
- vestirse
aandoen, omdoen, opdoen
zich aankleden
maravilloso
heerlijk, fijn
una vez más, otra vez
nog een keer, weer
bañador
zwembroek, badpak
paso por tí
te busco
ik haal jou op
el tiempo
de tijd, het weer
hace buen/mal tiempo
het is goed/slecht weer
hace bastante frío
het is nogal koud
hace mucho calor
het is erg warm
llueve, nieva
het regent, het sneeuwt
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.
Hoofdstuk 10:
la fiesta
het feest
vuelven a casa
keren terug naar huis
las maletas están hechas
de koffers zijn gepakt
se mira en el espejo
ze bekijkt zich in de spiegel
la minifalda
de minirok
la camiseta
het t-shirt
Ana busca a Rosa.
- Ana pasa por Rosa.
Ana haalt Rosa op.
¿Estás?
Ben je er ?
bonito-bonita
bello-a
lindo-a
hermoso-a
mooi
he echado
ik heb ingedaan
vestidos
jurken
la canción
het lied
Pido a Rosa para bailar.
Ik vraag Rosa om te dansen.
dentro de poco
en breve
próximamente
binnenkort
cuanto antes
lo más pronto posible
zo snel mogelijk
te quiero
te amo
ik hou van jou
Horizontaal stroken knippen:
Spel 1. De stroken in het midden omvouwen. Overhoor elkaar van Spaans naar Nederlands en andersom.
Spel 2. De stroken los knippen. Zoek de vertaling van de zinnen bij elkaar.