Oso dresi ini Bakra kondre. Het gebruik van traditionele

Download Report

Transcript Oso dresi ini Bakra kondre. Het gebruik van traditionele

Oso dresi ini Bakra kondre
Het gebruik van traditionele geneeswijzen
door Surinamers in Nederland
Tinde van Andel
Colofon
Uitgave: Universiteit Utrecht
Print: Repro FSB, Universiteit Utrecht
April 2008
Titel: Oso dresi ini Bakra kondre (‘huismedicijnen in Nederland’). Het gebruik van
traditionele geneeswijzen door Surinamers in Nederland
Auteur: Dr. T.R. van Andel
Nationaal Herbarium Nederland
Dept. Planten Ecologie en Biodiversiteit
Universiteit Utrecht
Sorbonnelaan 16
3584 CA Utrecht
E-mail:[email protected]
Tel. 0628 523329
URL: https://osodresie.wikispaces.com
Titelpagina: Verkoop van medicinale planten uit Suriname op de markt in Amsterdam
Zuidoost. Foto: L. Niekoop.
Dit onderzoek is financieel mogelijk gemaakt door subsidie van NWO (Ministerie van
Onderwijs), projekt ALW 814.01.015 en de GGD Den Haag.
Dit rapport werd gemaakt in opdracht van:
GGD Den Haag
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn
Afdeling Gezondheidsbevordering
Thorbeckelaan 360, 2564 BZ Den Haag
Contactpersoon: drs. C.M.J. Kraetzer
E-mail:[email protected]
Tel. 070-353 72 66
2
Inhoudsopgave
Samenvatting
Summary
4
5
1. Inleiding
1.1 Migranten en traditionele geneeswijzen
1.2 Vraagstellingen
6
6
7
2. Methodes
2.1 Vragenlijsten
2.2 Steekproef
2.3 Medicinale planten
2.4 Statistische analyse
8
8
9
9
9
3. Resultaten
3.1 Beschrijving van de onderzoekspopulatie
3.2 Gezondheidsproblemen
3.3 Medische kennis
3.4 Ziekte bij andere leden van het huishouden
3.5 Gebruik en herkomst van medicinale planten
3.6 Meest populaire geneeskrachtige kruiden
3.7 Winti en kruidenbaden (wasi)
3.8 Vaginale stoombaden
3.9 Bittere tonics (bita)
3.10 Laxeermiddelen (kowru dresi)
3.11 Plantenkennis
3.12 Gezondheid bevorderen, ziekte voorkomen of genezen?
3.13 Invloed van demografische variabelen op ziekte en plantgebruik
3.14 Traditionele genezers
3.15 Religie en het gebruik van traditionele geneeswijzen
3.16 Overheid en reguliere gezondheidszorg versis oso dresi
3.17 Relevantie Den Haag
10
10
11
12
12
13
14
15
15
16
16
17
17
18
18
19
19
21
4. Discussie
4.1 Gezondheidsproblemen van Surinaamse Nederlanders
4.2 Winti en geestelijke gezondheid
4.3 Commercie in Surinaamse kruiden en behandelwijzen
4.4 Voor- en nadelen van het gebruik van Surinaamse kruiden
4.5 De toekomst
21
21
22
22
23
24
5. Conclusies
25
6. Dankwoord
26
7. Literatuur
26
Appendix 1
Appendix 2
Appendix 3
Beknopte resultaten van de 210 interviews
Soortenlijst tijdens interviews genoemde medicinale kruiden
Interview
3
Samenvatting
Miljoenen mensen op de wereld gebruiken traditionele geneeswijzen omdat ze goedkoop zijn,
effectief, de moderne gezondheidszorg tekort schiet, of omdat ze om culturele of religieuze
redenen liever gebruikt worden dan synthetische medicijnen. Nederland is hierop geen
uitzondering. Met de komst van migranten hebben ook exotische medicinale kruiden en nietWesterse ideeën over ziekte en gezondheid hun intrede gedaan in ons land. Over de omvang
en redenen van het gebruik en de handel in medicinale planten door allochtonen in Nederland
is nog weinig bekend. Om de gezondheidsachterstand van allochtonen te verkleinen en
tegemoet te komen aan hun zorgvraag, is het van belang begrip te hebben van het bestaan van
ziekteconcepten en het gebruik van traditionele geneeswijzen door patiënten met een nietwesterse culturele achtergrond.
Het hier gepresenteerde onderzoek, een samenwerking tussen het Nationaal Herbarium
Nederland (Universiteit Utrecht) en de GGD Den Haag, richt zich op het gebruik van
medicinale planten door Surinamers in Nederland. De belangrijkste onderzoeksvragen
luidden:
•
•
•
•
•
Hoe wijdverspreid is het gebruik van traditionele geneeswijzen onder Surinamers in
Nederland?
Welke medicinale planten gebruiken ze en voor welke kwalen?
Worden medicinale kruiden alleen gebruikt bij ziekte of ook om de gezondheid te
bevorderen en om ziektes te voorkomen?
Spelen leeftijd, gender, etniciteit of sociaal-economische achtergrond een rol bij de
keuze voor traditionele geneeswijzen?
Waarom maken Surinamers nog steeds gebruik van deze kruiden terwijl zij toegang
hebben tot de Nederlandse gezondheidszorg?
In totaal werden 210 Surinamers (zowel 1e als 2e generatie migranten) geïnterviewd in de
Randstad. Uit de resultaten van de interviews blijkt dat ongeveer 77% van de Surinaamse
Nederlanders medicinale planten (oso dresi in het Surinaams) gebruikt, 66% gebruikte ze het
afgelopen jaar. Mensen gebruiken vaker kruiden om de gezondheid te bevorderen en ziektes
te voorkomen dan om kwalen te genezen. De vaakst genoemde toepassingen waren spirituele
kruidenbaden, genitale stoombaden, bittere kruidenaftreksels en de consumptie van bittere
groenten. De meest genoemde Surinaamse geneeskruiden waren: kwasi bita (Quassia amara),
fini bita (Phyllanthus amarus), gember (Zingiber officinalis), neem (Azadirachta indica) en
sopropo (Momordica charantia).
De belangrijkste redenen waarom men kruiden gebruikt zijn de vertrouwdheid met de planten,
de geringere bijwerkingen en grotere effectiviteit dan synthetische geneesmiddelen. Hoewel
sommige kruiden daadwerkelijk een bijdrage aan de gezondheid lijken te leveren door
bijvoorbeeld het bloedsuikergehalte te verlagen, kunnen anderen juist weer schadelijke
effecten hebben. Afro-Surinamers gebruikten significant vaker medicinale planten dan
Hindostanen. Het geloof in de winti-religie lijkt sterk bepalend voor het gebruik van oso
dresi. Leeftijd en opleidingsniveau leken nauwelijks invloed te hebben op het gebruik, het
inkomen en geboorteland waren wel bepalende factoren.
Zolang bepaalde, cultureel gebonden ideeën over ziekte en gezondheid binnen de Surinaamse
gemeenschap standhouden, zal het gebruik van traditionele geneeswijzen blijven bestaan.
Openheid over kruidengebruik tussen en arts en patiënt is van belang om het gebruik van
kruiden en synthetische geneesmiddelen op elkaar af te stemmen. Er is meer onderzoek nodig
naar het gebruik van medicinale planten door migranten in Nederland en het effect hiervan op
hun gezondheid.
4
Summary
Medicinal plants are used by millions of people worldwide. The frequently inadequate
provision of Western medicine in developing countries, costs of consultations and
pharmaceuticals, distance to the nearest primary health care centre, as well as cultural and
religious practises contribute to the widespread and continued use of herbs as medicine. The
Netherlands are no exception to this phenomenon. Non-Western immigrants brought their
traditional medicine and culture-bound disease concepts with them to our country. Little is
known about the use and trade in medicinal plants by immigrants in the Netherlands. In order
to improve the health condition of immigrants it is essential to study their use of traditional
medicine and their cultural disease concepts.
This research project, a cooperation between the National Herbarium of the Netherlands and
the GGD The Hague, focuses on the use of medicinal plants by Surinamers in the
Netherlands. The main research questions were:
• How widespread is the use of traditional medicine among Surinamers in the Netherlands?
• Which medicinal plants (oso dresi in Surinamese) do they use and for what illnesses?
• Do they use herbs to treat diseases or also for health promotion and disease prevention?
• Which demographic variables play a role in people’s choice for traditional medicine?
• Why do Surinamers still use these herbs, while they have access to the Dutch health care
system?
In total 210 Surinamers were interviews (both 1st and 2nd generation migrants) in the region
Amsterdam and The Hague. Results show that ca. 77% of the Dutch Surinamers use
medicinal plants (oso dresi in the Surinamese language), 66% used these in the past 12
months. People use herbs more often for health promotion and disease prevention than to cure
illnesses. The most popular treatments were spiritual herbal baths, genital steam baths, bitter
tonics and the consumption of bitter vegetables. The most popular Surinamese herbs were
kwasi bita (Quassia amara), fini bita (Phyllanthus amarus), ginger (Zingiber officinalis), neem
(Azadirachta indica) and sopropo (Momordica charantia).
People stated that the main reasons they used medicinal herbs were that they grew up with
them and they were more effective and had less side effects than prescription medicine.
Although some herbs indeed seem to have positive health effects (by lowering blood sugar
levels for example), others can have harmful consequences. Afro-Surinamers more often used
medicinal herbs than Surinamers of East Indian origin. The belief in the Afro-Surinamese
winti religion strongly influences plant use. Age and education did not play a clear role, but
household income and country of birth did.
As long as certain cultural bound disease syndromes remain important among Surinamese
immigrants, people will continue using medicinal herbs from their country of origin.
Conventional health care providers should be open n their conversation about medicinal with
their patients to consider the implications of combining modern medical treatment with
traditional therapies. More research is needed on the use of medicinal herbs by migrants in the
Netherlands and their possible health effects.
5
1. Inleiding
1.1 Migranten en traditionele geneeswijzen
Medicinale planten worden door miljoenen mensen wereldwijd gebruikt. Volgens de
wereldgezondheidsorganisatie is 90% van de bevolking van ontwikkelingslanden afhankelijk van
traditionele geneeswijzen voor hun primaire gezondheidszorg1. Mensen gebruiken traditionele
geneeswijzen omdat ze goedkoop zijn, effectief, de moderne gezondheidszorg tekort schiet, of omdat
ze ze om culturele of religieuze redenen prefereren boven synthetische medicijnen2-4. Lang werd
gedacht dat door een hogere welvaart en toegang tot adequate gezondheidszorg (bijvoorbeeld door
migratie), de vraag naar medicinale planten vanzelf zou afnemen5. Recent onderzoek onder migranten
in Europa en de Verenigde Staten wijst echter uit dat ze hun cultuur en traditionele geneeswijzen trouw
blijven6,7. De vraag naar medicinale planten onder etnische minderheden blijft bestaan, ook al
integreren ze in de Westerse samenleving en maken ze gebruik van de moderne gezondheidszorg8. De
groeiende migrantengemeenschappen in grote steden doet de vraag naar traditionele geneeswijzen juist
toenemen.
Nederland is hierop geen uitzondering. Met de komst van migranten hebben ook exotische medicinale
kruiden en traditionele geneeswijzen hun intrede gedaan in ons land. Over de omvang van het gebruik
en de handel in medicinale planten door allochtonen is nog weinig bekend. Wat wel bekend is dat
allochtonen over het algemeen een minder goede gezondheid hebben dan autochtone Nederlanders9,10.
De overheid is bezorgd over het feit dat allochtonen niet optimaal gebruikmaken van gezondheidszorg.
Via het programma Zorg Onderzoek Nederland (ZonMw) wordt geïnvesteerd in onderzoek naar de
verschillen in gezondheid en zorggebruik tussen etnische groepen onderling en autochtone
Nederlanders11. Er is tot nu toe echter weinig onderzoek verricht naar het gebruik van traditionele
geneeswijzen door etnische minderheiden in Nederland.
In Nederland maakt één op de zes inwoners gebruik van alternatieve geneeswijzen, waaronder
homeopathie en natuurgeneeskunde12. Het blijkt dat artsen de omvang van het gebruik onderschatten.
Ze vragen er ook zelden naar. Artsen en apothekers hebben er geen zicht op omdat de meeste van de in
de handel zijnde middelen vrij verkrijgbaar zijn en patiënten ze niet op de hoogte stellen van hun
plantgebruik13.
De hardnekkige sociaal-economische gezondheidsverschillen in Den Haag waren voor het Haagse
gemeentebestuur aanleiding om in 2003 het programma ‘Gezondheidsachterstand moet wijken’ te
starten. Het doel hiervan was om gezondheidsachterstanden terug te dringen door middel van een
wijkgerichte aanpak14. In het projekt ‘De Thuisdokter’ werd voor het eerst ook aandacht besteed aan
kruiden en huismiddeltjes gebruikt door niet-Westerse migranten. In het kader van de werkgroep
Kruiden en Kwalen van de GGD Den Haag, is er een samenwerking tot stand gekomen met het
Nationaal Herbarium Nederland (Universiteit Utrecht) om wetenschappelijke informatie in te winnen
over de gebruikte kruiden13,15. Sinds 2005 doet het Nationaal Herbarium Nederland etnobotanisch
onderzoek naar het gebruik van medicinale planten door Surinamers16. De gedeelde belangstelling voor
de gezondheid van Surinaamse Nederlanders maakte het mogelijk om onderzoek te doen naar het
gebruik van traditionele Surinaamse geneeswijzen vanuit verschillende invalshoeken (botanisch en
volksgezondheid). Het huidige rapport is het produkt van de samenwerking tussen de GGD Den Haag
en het Nationaal Herbarium Nederland binnen het programma Natuurlijk: gezonde wijken! Het
onderwerp van deze studie was het gebruik van traditionele geneeswijzen (bekend als oso dresi
(‘huismedicijn’) in het Surinaams), door Surinamers in Nederland (bakra kondre).
In Nederland vormen Surinamers (329.000) na Turken de grootste migrantengroep17,18. Ze wonen
hoofdzakelijk in de randstad (omgeving Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht). In de
afgelopen decennia zijn er in Nederland enkele studies gedaan naar de gezondheid van Nederlanders
van Surinaamse afkomst. De sterfte onder Surinaamse Nederlanders tot 40 jaar is hoger dan onder
autochtone Nederlanders19. Relatief veelvoorkomende doodsoorzaken zijn infectieziekten, externe
oorzaken (ongevallen en geweld) en hart- en vaatziekten. De sterfte onder Surinaamse Nederlanders
met een lage sociaal-economische positie is hoger dan onder Surinaamse Nederlanders met een hoge
sociaal-economische positie20. Surinaamse Nederlanders tot 50 jaar worden vaak in het ziekenhuis
opgenomen vanwege perinatale aandoeningen en vanwege hart- en vaatziekten. Uit de Tweede
6
Nationale Studie van het NIVEL21 blijkt dat Surinaamse Nederlanders in vergelijking met autochtone
Nederlanders een slechtere gezondheidsbeleving hebben en vaker lijden aan hypertensie, beroerte en
overgewicht. Uit onderzoek in Amsterdam bleek dat de psychische gezondheid van Surinaamse
Amsterdammers minder goed was dan die van autochtone Amsterdammers10.
Zelf na tientallen jaren verblijf in Nederland hebben veel Surinamers nog steeds sterke band met hun
moederland, iets wat vaak wordt gezien als de oorzaak van hun zwakke sociaal-economische positie22.
Ook blijkt het Surinaamse regenwoud nog steeds een rol te spelen in de gezondheid van Surinamers in
Nederland. Een student van de Universiteit Utrecht vond honderden soorten medicinale planten uit
Suriname in een winkel in Amsterdam Oost23. De Afro-Surinaamse winti religie speelt ook nog steeds
een belangrijke rol in de geestelijke gezondheid van veel Surinamers in Nederland24-26. De winti
godsdienst wordt gekenmerkt door de bezetting door geesten, voorouderverering, zang, dans en
geneeskrachtige kruidenbaden24,27.
1.2 Vraagstellingen
Het hier gepresenteerde onderzoek zocht de antwoorden op de volgende vragen:
•
•
•
•
•
•
Hoe wijdverspreid is het gebruik van traditionele geneeswijzen onder Nederlandse
Surinamers?
Welke medicinale planten gebruiken ze en voor welke kwalen?
Worden medicinale kruiden alleen gebruikt bij ziekte of ook om de gezondheid te bevorderen
en ziektes te voorkomen?
Spelen leeftijd, gender, etniciteit of sociaal-economische achtergrond een rol bij de keuze voor
traditionele geneeswijzen?
Wat vinden Surinamers van de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg en die van
traditionele genezers?
Wat is de reden dat Surinamers nog steeds gebruik maken van deze kruiden terwijl zij toegang
hebben tot de Nederlandse gezondheidszorg?
Om de gezondheidsachterstand van allochtonen in de toekomst te verkleinen en tegemoet te komen aan
hun zorgvraag, is het van belang begrip te hebben van het bestaan van ziekteconcepten bij patiënten
met een niet-westerse culturele achtergrond12. Met de uitkomsten van dit onderzoek hopen wij bij te
dragen aan een beter inzicht in de ideeën van Surinamers over ziekte en gezondheid.
7
2. Methodes
2.1 Vragenlijsten
In de periode juli-december 2007 zijn op verschillende plaatsen in de randstad interviews afgenomen
onder Surinamers van 18 jaar en ouder. Ongeveer de helft (111) van de deelnemers is geïnterviewd op
het Kwakoe festival, een jaarlijks Surinaams festival in Amsterdam Zuidoost. De interviewers in
Amsterdam waren studenten, waarvan de meeste stage liepen binnen het Utrechtse onderzoeksprojekt
naar medicinale planten van Suriname. Hierdoor hadden zij al ruime ervaring opgedaan met het
interviewen van personen over het gebruik van traditionele geneeswijzen. Deelnemers ontvingen een
bijdrage van vijf euro voor hun medewerking.
De overige 99 interviews zijn afgenomen door Voorlichters Eigen Taal en Cultuur (VETC-ers) van de
GGD Den Haag en vrouwen van de Haagse Stichting Kaabasi. Zij zijn getraind op (gezondheids-)
communicatie in de eigen taal in overeenstemming met de normen en waarden van de doelgroepen en
hebben vaak een uitgebreid netwerk aan sociale contacten binnen hun gemeenschap. Deelnemers
werden actief benaderd in de kennissenkring van de interviewers. Voorafgaand aan het veldwerk vond
een trainingsbijeenkomst plaats, waarin achtergrond, doel en opzet van het onderzoek werd besproken
met de VETC-ers. Nadat de eerste interviews in de regio Den Haag waren afgenomen is er een tweede
bijeenkomst georganiseerd om eventuele vragen rond de interviewtechniek te bespreken. Alle
interviews waren volledig anoniem.
In totaal hebben 212 personen meegedaan aan deze studie. Na exclusie van één persoon van
Antilliaanse afkomst en één jonger dan 18 jaar, bleven er 210 respondenten over voor de analyse. De
analyse is beperkt tot respondenten vanaf 18 jaar om vergelijking mogelijk te maken met andere
gezondheidsonderzoeken onder Surinaamse Nederlanders. Van personen die niet wilden deelnemen is
geen non-responslijst ingevuld, maar het meest gehoorde argument was ‘geen tijd’ of ‘geen
belangstelling’. Deelnemers werden voorafgaand aan de enquête uitgelegd wat het doel was van het
onderzoek en kregen een informatieblad met uitleg en de contactgegevens van de onderzoeker.
Wanneer in dit rapport wordt gesproken over Surinamers, dan worden in Nederland verblijvende
mensen bedoeld die zelf in Suriname zijn geboren, of tenminste één van hun ouders. Dus zowel
personen uit de eerste als uit de tweede generatie Surinaamse migranten zijn meegenomen in het
onderzoek. Informanten gaven zelf aan tot welke etniciteit (Creolen, Hindostanen, gemengd, etc.) zij
behoorden. Omdat er zich onder de respondenten slechts 12 Marrons bevonden, zijn in de analyse
Creolen (afkomstig uit Paramaribo en de kustgebieden) en Marrons (Boslandcreolen, afkomstig uit het
binnenland) samengevoegd onder de term ‘Afro-Surinamers’.
Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een schriftelijke vragenlijst, opgesteld door de auteur
(Universiteit Utrecht) in overleg met de GGD Den Haag. De volledige vragenlijst staat in Appendix 3.
Voor deze rapportage werden een aantal sociaal-demografische gegevens gebruikt, zoals geslacht,
leeftijd, etniciteit, inkomen, opleiding, burgerlijke staat en huishoudsamenstelling. Bekend is dat deze
kenmerken van invloed zijn op gezondheid, zorggebruik en leefgewoonten28. Psychosociale factoren
als traditionele kruidenkennis, meningen en geloof in de werking van kruiden hebben ook invloed op
het gebruik van traditionele geneeswijzen29. De afhankelijke variabelen in dit onderzoek waren het
gebruik van medicinale planten: zowel om de gezondheid te bevorderen als om ziektes te voorkomen
of te genezen. Tenslotte werd ook informatie ingewonnen over de zogenaamde interveniërende
factoren, zoals de houding van de kerk, de gezondheidszorg en de overheid, die de keuze van mensen
om gebruik te maken van traditionele geneeswijzen zou kunnen beïnvloeden29. De resultaten van de
vragenlijsten worden beknopt weergegeven in Appendix 1.
8
Tijdens het interview werd gevraagd of mensen een traditionele genezer kenden en of ze wel eens van
zijn/haar diensten gebruik maakten. Onder traditionele genezers werd een ieder verstaan die anders met
behulp van kruiden kon genezen. Dit kon de volgende personen betreffen:
1. Hindostaanse religieuze leider (pandit): heeft vaak grote kruidenkennis
2. Javaanse dukun: gespecialiseerd in massage, zwangerschapsbegeleiding en Javaanse
geneeskrachtige drankjes (djamu).
3. Dresiman: Afro-Surinaamse genezer die vooral met kruiden werkt
4. Bonuman / Lukuman: Afro-Surinaamse genezer op spiritueel (winti) gebied
5. Maulana: islamitische genezer (vaak van Hindostaanse afkomst)
6. een ieder die medicinale preparaten voor anderen maakt of verkoopt
Bovenstaande termen zijn niet seksespecifiek. De 210 deelnemers werd ook (beperkte) informatie
gevraagd over ziekte en plantgebruik van de in totaal 363 andere leden van hun huishouden.
2.2 Steekproef
In dit onderzoek is gestreefd naar een representatieve steekproef onder Surinamers in Nederland. Bij
onderzoek onder migranten zou in principe gebruik gemaakt kunnen worden gemaakt van een aselecte
steekproef uit de Gemeentelijke Basisadministratie. Bij gebruik van een dergelijke steekproef komt
echter de anonimiteit van het onderzoek in het geding en is de respons naar verwachting lager30.
Daarnaast blijven migranten die niet beschikken over een verblijfsvergunning buiten bereik. Daarom is
gekozen voor een actieve benadering van de doelgroepen. De methode om deelnemers te werven op
multiculturele festivals en in het netwerk van de VETC-ers werd eerder succesvol toegepast in
onderzoek naar gezondheidsaspecten van migranten15,30,31.
2.3 Medicinale planten
De door de informanten genoemde medicinale kruiden werden aangeduid met hun lokale Surinaamse
(Sranantongo) naam. De wetenschappelijke namen bij deze medicinale planten zijn geverifieerd door
middel van eerder door de auteur gemaakte botanische collecties in Suriname en Nederland16, die zijn
gedeponeerd in het Nationaal Herbarium Nederland. Vanwege de leesbaarheid worden
wetenschappelijke namen vooral in tabellen en Appendix 2 gebruikt. Sranantongo namen voor kruiden
en ziektebeelden zoals gebruikt door de respondenten en waar geen Nederlandse vertaling voor bestaat,
worden schuin geschreven. Wetenschappelijke (Latijnse) namen van planten worden onderstreept.
Tijdens de interviews werd de traditionele kruidenkennis van de respondenten getest. Van vijf bekende
Surinaamse planten uit de traditionele geneeskunst werd gevraagd of de werking ervan bekend was.
Het ging hierbij om de volgende soorten:
1.
2.
3.
4.
5.
fini bita (Phyllanthus amarus). Veel gebruikt plantje tegen menstruatieklachten
kwasi bita (Quassia amara). Hout in alcohol gedronken als kruidenbitter
krapa olie (Carapa guianensis). Olie voor huidproblemen en tegen insectenbeten
gember (Zingiber officinalis). Wortelstok voor keelpijn en heesheid
papaya (Carica papaya). Onrijpe vrucht wordt gegeten tegen ingewandswormen
Respondenten kregen de gelegenheid om behalve deze lijst ook nog andere geneeskrachtige planten te
noemen. Het aantal kruiden waarbij de werking bekend was werd gebruikt als maat voor traditionele
kennis.
2.4 Statistische analyse
Voor het maken van vergelijkingen tussen bepaalde groepen respondenten op basis van etniciteit,
gender, leeftijd, etc. is gebruik gemaakt van een aantal statistische testen. Het statistiek programma
SPSS14.0 is gebruikt om uitkomsten tussen verschillende groepen respondenten te vergelijken. De
Pearson γ2 test werd gebruikt bij de vergelijking tussen categorische variabelen (gender, etnische groep,
etc.). De Mann-Whitney U test en de two-sample t-test bij vergelijkingen tussen continue variabelen
zoals het aantal genoemde kruiden en leeftijd32. Er werd getoetst met als significatieniveau 0,05.
9
3. Resultaten
3.1 Beschrijving van de onderzoekspopulatie
In totaal zijn 210 deelnemers meegenomen in de analyse, waarvan 86 mannen (41%) en 124 vrouwen
(59%). Bij de interviews afgenomen in Amsterdam lag de man-vrouw verhouding ongeveer gelijk. Bij
de door de GGD Den Haag afgenomen interviews was het aantal vrouwen meer dan tweemaal zo hoog
als het aantal mannen. De mogelijke reden hiervoor was dat de meeste Haagse interviewers zelf vrouw
waren en sommigen van hen actief waren binnen een vrouwennetwerk. In Tabel 1 wordt een aantal
demografische kenmerken van de onderzoeksgroep weergegeven.
Tabel 1: Demografische kenmerken van de onderzoekspopulatie (n=210).
Variabelen
Geslacht
Leeftijd
Etniciteit
Geboorteland
Woonplaats
Woont in probleembuurt
Bezoek aan Suriname
Opleiding
Inkomen huishouden
Grootte huishouden
Kinderen
Burgelijke staat
Respons categorie
man
vrouw
mediaan
Afrosurinamer
Hindostaan
anders (mix, Javaans, etc.)
Suriname
Nederland
Randstad
buiten Randstad
vaak (> 1x per 5 jaar)
niet vaak (< 1x per 5 jaar)
laag
middel
hoog
beneden modaal
modaal of boven modaal
gemiddeld aantal personen
gemiddeld aantal
(thuiswonend en <18 jaar)
Alleenstaand
getrouwd / samenwonend
éénoudergezin met kinderen
Aantal respondenten
86
124
46,4 jaar
86
61
63
172
34
175
35
118
124
86
108
51
51
121
89
2.73
Percentage
41%
59%
41%
29%
30%
82%
16%
83%
17%
56%
59%
41%
51%
24%
24%
58%
42%
0.9
130
75
25
62%
36%
12%
De mediane leeftijd van de ondervraagde Surinamers was 46,4 jaar. Het overgrote deel van de
respondenten was in Suriname geboren en behoorde dus tot de eerste generatie migranten. Hier zaten
echter ook jonge mensen tussen, sommigen met de Surinaamse nationaliteit, die sinds kort in
Nederland werkten of studeerden. De mediane leeftijd van in Nederland geboren Surinamers (tweede
generatie migranten) was met 24,5 jaar beduidend lager dan die van de eerste generatie (50 jaar).
Creolen maakten de grootste groep uit onder de respondenten (74 personen) gevolgd door Hindostanen
(61), Marrons (12) en Javanen (5). Twaalf personen weigerden een etnische groep te noemen bij wie ze
zich verwant voelden en noemden zichzelf ‘wereldburger’ of ‘Surinamer’. Deze zijn bij de groep
‘overigen’ gerekend. Van de respondenten woonde het overgrote deel in de Randstad. Meer dan de
helft woonde in een ‘probleemwijk’, zoals door de politici Ella Vogelaar en Henk Kamp
(www.wweni.nl/Docs/wijkenlijst_alfabet1.pdf). Dit gaat om wijken met ernstige sociale problemen of
een dreiging dat die problemen op korte termijn dreigen te ontstaan.
Bijna tweederde van de Surinamers is alleenstaand. Hieronder bevinden zich ook personen wiens
partner is overleden, die gescheiden zijn en jongeren die bij hun ouders wonen. Onder de 130
alleenstaanden woonden er 25 in een éénoudergezin. Weinig personen gaven aan een Lat-relatie te
10
hebben, waarschijnlijk omdat de term onder de doelgroep niet goed bekend was. Afro-Surinamers
waren vaker alleenstaand (P = 0,02) dan Surinamers van Hindostaanse herkomst.
Meer dan de helft van de respondenten was laag opgeleid (ten hoogste MAVO/VMBO of LBO).
Minder dan een kwart was hoog opgeleid (HBO/WO). Afro-Surinamers waren gemiddeld beter
opgeleid dan Hindostaanse Surinamers (P = 0,001). Dit komt met name doordat 33% van de
Hindostanen geen opleiding of alleen basisschool had gevolgd. Van de ondervraagden had 63% een
baan. Een hoog percentage (37%) had geen betaald werk, iets wat gedeeltelijk kan worden verklaard
door een relatief hoog gehalte (17%) aan gepensioneerden. Hindostanen hadden vaker geen betaalde
baan dan Creolen, maar de verschillen waren net niet significant.
Volgens het Centraal Bureau van de Statistiek lag het gemiddelde (modale) netto inkomen van alle
Nederlanders in 2007 op € 20.000 per jaar (www.cbs.nl). Het gemiddelde netto inkomen van de
Surinamers uit dit onderzoek bedroeg € 18.000 per jaar. Meer dan de helft van de respondenten woonde
in een huishouden met een netto inkomen beneden modaal. Zo’n 12% moest rondkomen van een
maandelijks netto inkomen van € 500 of minder (Appendix 1). Slechts 10% van de Surinamers had een
netto inkomen van meer dan twee keer modaal (≥ € 3000 per maand). Deze inkomensgroepen zijn
vergelijkbaar met de resultaten van gezondheidsonderzoek onder Surinamers in Amsterdam10.
Surinamers hebben een sterke band met het moederland. Bijna 60% van de respondenten ging
minimaal eens per vijf jaar op bezoek in Suriname. Een klein percentage (7%) reisde zelfs meerdere
keren per jaar naar het land van herkomst (zie Appendix 1). Creolen reizen iets vaker naar het land van
herkomst dan Hindostanen, maar de verschillen waren niet significant, even min als die tussen mannen
en vrouwen.
3.2 Gezondheidsproblemen
Meer dan de helft van de respondenten gaf aan de afgelopen 12 maanden ziek geweest te zijn. In Tabel
2 worden de ziektes zoals gemeld door de deelnemers op een rijtje gezet.
Tabel. 2. Ziekten de afgelopen 12 maanden zoals gemeld door de respondenten
Ziekten het afgelopen jaar
Geen of onbekend
Ja
Aard van de ziekte
Griep, verkoudheid
Spier- en gewrichtspijn, reuma
Maag/darmproblemen
Diabetes
Hartklachten (incl. beroerte)
Hoge bloeddruk
Asthma
Psychische problemen
Anders of onbekend
Aantal respondenten
(n=210) en
percentage [%]
97 (46%)
113 (54%)
Respondenten met
zieke huisgenoot en
percentage [%]
160 (76%)
50 (24%)
n=113
41 (36%)
16 (14%)
15 (13%)
12 (11%)
8 (7%)
7 (6%)
5 (4%)
3 (3 %)
35 (31%)
n = 56
17 (30%)
2 (4%)
3 (5%)
1 (2%)
1 (2%)
3 (5%)
4 (7%)
5 (9%)
19 (34%)
Een kleine verkoudheid werd ook als ziekte meegerekend, met als gevolg dat de categorie griep (incl.
verkoudheid, hoest, keelpijn) een hoge score kende. Na griep waren de voornaamste klachten spier- en
gewrichtsproblemen, ingewandsklachten en diabetes. Van de 113 personen die aangaven het afgelopen
jaar wel eens ziek geweest te zijn, gaf 61% aan dat hun ziekte van korte duur was, terwijl 37% leed
onder een chronische ziekte. Sommigen gaven aan zowel aan een chronische ziekte te lijden (bijv.
diabetes) en daarnaast een acute ziekte te hebben gehad (bijv. griep).
De 113 respondenten die aangaven het afgelopen jaar ziek geweest te zijn werd gevraagd wat deze
ziekte had veroorzaakt en welke actie zij ondernomen hadden om die ziekte te genezen. Opvallend was
11
dat stress en problemen volgens 15% van de deelnemers de oorzaak waren van hun ziekte. Een
verkeerd eetpatroon en overgewicht werd door 14% als boosdoener gezien, gevolgd door het weer
(13%). Een aanzienlijk aantal (28%) had overigens geen idee van de oorzaak van hun aandoening.
Bijna 60% van de patiënten raadpleegde voor hun ziekte een dokter, 29% gebruikte reguliere
medicijnen om deze ziekte te verhelpen.
Na statistische analyse bleek dat oudere mensen inderdaad vaker ziek waren geweest het afgelopen
jaar1 en ook vaker aan een chronische ziekte leden dan jongeren2. Vrouwen waren vaker ziek dan
mannen3, maar er waren geen significante verschillen tussen etnische groepen. Hindostanen waren niet
vaker ziek dan Afro-Surinamers en hadden ook even vaak een chronische ziekte.
Een slechtere gezondheidsbeleving leek sterk samen te hangen met een slechte inkomenspositie.
Mensen zonder opleiding of alleen lagere school waren opvallend vaker ziek dan mensen met een
MAVO/VMBO opleiding en hoger4. Ook hadden ze ruim tweemaal zovaak een chronische ziekte dan
verwacht5. Personen met een inkomen beneden modaal waren iets vaker ziek dan degenen met een
hoger inkomen, maar verschillen waren niet significant. Surinamers die in een probleemwijk woonden
hadden wel een iets lager inkomen, maar waren niet vaker ziek dan mensen daarbuiten. Personen met
een zeer laag opleidingsniveau (geen of alleen lagere school) woonden wel vaker in een probleemwijk
dan personen met een hogere opleiding6
3.3 Medische kennis
In de vragenlijst waren een aantal stellingen opgenomen om de medische kennis van de respondenten
te testen. Er werd gevraagd naar de oorzaak van diabetes, diarree en AIDS. Respondenten konden
kiezen uit een aantal mogelijkheden (zie Appendix 3) en zelf ook oorzaken aangeven. Op de vraag
‘Weet u wat diabetes veroorzaakt?’, gaf 42% een goed antwoord (erfelijkheid, overgewicht, te weinig
insuline in bloed of een combinatie van deze factoren). De rest van de respondenten wist het niet of gaf
een onvolledig antwoord (stress, verkeerde voeding, teveel suiker eten, etc). Op de vraag naar de
oorzaak van diarree gaf 68% een goed antwoord, 10% een onvolledig antwoord en 22% wist geen
oorzaak te noemen.
Er lijken weinig misverstanden te bestaan over de transmissie van HIV/AIDS. Van de 99
ondervraagden wist 83% dat het Aids-virus kan worden overgedragen door seks met een besmet
iemand, 8% noemt een slechte hygiëne als oorzaak en 5% denkt dat AIDS door zoenen kan worden
overgedragen. Tien procent gaf aan niet te weten waardoor AIDS werd veroorzaakt.
De drie antwoorden werden opgeteld om een beeld van de medische kennis van de respondent te
krijgen. Driemaal een juist antwoord werd als goed gerekend, minimaal tweemaal een onjuist antwoord
werd als slecht gerekend en de overige combinaties als matig. Zoals verwacht hadden hoog opgeleiden
een betere medische kennis over de oorzaken van ziekten dan lager opgeleiden7. Een goede medische
kennis had geen effect te hebben op het voorkomen van ziektes.
3.4 Ziekten bij andere leden van het huishouden
Aan de deelnemers werd ook informatie gevraagd over de ziekten en het zorgzoekgedrag van hun
huisgenoten (in totaal 363 personen). Uit Tabel 2 lijkt het aantal zieke respondenten veel hoger te
liggen dan het aantal zieke gezinsleden. Slechts 50 mensen verstrekten informatie over de ziekte van
iemand binnen hun huishouden, in totaal over 56 personen. Statistisch gezien zouden huisgenoten even
vaak ziek moeten zijn als de respondenten zelf. Veel personen gaven aan niet te weten of iemand
binnen hun huishouden ziek was geweest het afgelopen jaar. Ook werd vaak geen informatie verschaft
over het geslacht en de etniciteit van de zieke huisgenoot. Daarom lijkt dit type interview minder
1
T-test, t = -2,756, P = 0,006
Mann-Whithey U-test, P = 0,001
3
χ2 = 5,986, P = 0,014
4
χ2 = 14,640, d.f. = 3, P = 0,002
5
χ2 = 26,271, d.f. = 12, P = 0,010
6
χ2 = 7,877, d.f. = 3, P = 0,049
7
χ2 = 14,503, d.f. = 6, P = 0,024
2
12
geschikt voor het achterhalen van betrouwbare gegevens over het voorkomen van ziektes van
huisgenoten van de respondenten. Uit de data blijkt niettemin dat griep de meest voorkomende
gezondheidsklacht was van de overige leden van het huishouden. Opvallend was dat 9% van de
huisgenoten kampte met psychische problemen. Van de 56 leden van het huishouden die het afgelopen
jaar ziek waren, had 51% een kortdurende ziekte, terwijl 30% een chronische ziekte had.
3.5 Gebruik en herkomst van medicinale planten
Een groot deel van de Surinamers (72%) gelooft in de geneeskrachtige werking van planten. Slechts
5% gelooft er niet in, de rest twijfelt nog of weet het niet. Ruim driekwart (77%) van de respondenten
gaf toe wel eens medicinale planten te gebruiken. Dit betrof zowel het gebruik van planten om ziektes
te genezen, als ook om ziektes te voorkomen of de gezondheid te bevorderen. Afro-Surinamers deden
dat significant vaker dan Hindostanen8. Van de respondenten had 66% de afgelopen 12 maanden
medicinale kruiden gebruikt. Ook hier scoorden Afro-Surinamers hoger dan Hindostanen9. Mannen en
vrouwen gebruikten even vaak oso dresi. In totaal werd in 68% van de huishoudens medicinale kruiden
gebruikt, was het niet door de geïnterviewde dan wel door een familielid.
Een klein aantal mensen (2%) die geen kruiden zeiden te hebben gebruikt het afgelopen jaar, gaven
toch aan wel eens medicinale planten te laten opsturen vanuit Suriname of in een winkel te kopen.
Slechts 21% van de geïnterviewde Surinamers gaf aan nooit medicinale planten te gebruiken of te
kopen. Zo’n 34% van de Surinamers kocht de geneeskrachtige kruiden op de markt of in speciale
winkels, terwijl 21% ze liet opsturen of meenemen uit Suriname. Een vijfde van de respondenten kreeg
de kruiden van familie, vrienden en/of een traditionele genezer. Het percentage geneeskruiden uit eigen
tuin was erg klein, wat ook wel verwacht was aangezien de tropische Surinaamse planten in het
Nederlandse klimaat moeilijk gedijen.
Op de vraag wat de reden was waarom men oso dresi gebruikte, waren de meeste argumenten onder te
brengen onder het begrip ‘vertrouwdheid’. Veel gehoorde antwoorden waren: ‘Zo is het me geleerd’,
‘Ik ben ermee opgegroeid’, ‘Het is deel van mijn cultuur’ en ‘Ik geloof erin dat het helpt’. Of zoals een
39-jarige man uit de Amsterdamse Bijlmer het treffend uitdrukte: ‘Waarom ik dresi gebruik? Ik ben
een Surinamer!’ Circa 12% van de respondenten was van mening dat kruiden beter werkten en minder
bijwerkingen veroorzaakten dan synthetische geneesmiddelen. Een 27-jarige man uit Leiden zei: ‘Het
werkt beter, ik heb goede ervaringen, dus waarom zou ik iets anders gebruiken?’ Ook het antwoord
‘baat het niet dan schaadt het niet’ werd gehoord. Vijftien procent van de respondenten gaf een
combinatie van bovenstaande antwoorden. Geen van de respondenten gaf aan dat ze oso dresi
gebruikten omdat het goedkoper was dan andere vormen van gezondheidszorg.
Ook werd gevraagd wat de reden was waarom mensen géén medicinale planten gebruikten. Velen
vatten dit op als de vraag waarom ze sommige planten niet gebruikten. Als gevolg hiervan was de
belangrijkste reden ‘die planten zijn niet aanwezig in Nederland’. Het ontbreken van kennis over de
recepten en de toepassing was voor 9% een reden om van gebruik af te zien. Slechts een klein
percentage gelooft niet in de werking van Surinaamse kruiden of wist zeker dat ze niet werkten.
Hoewel 13 mensen zich beklaagden over de hoge prijs van Surinaamse geneeskruiden in Nederland,
gaven sommigen hiervan aan dat ze ze ondanks de hoge prijs toch kochten. Er was geen aantoonbaar
verschil in mening tussen de verschillende etnische groepen of tussen mannen en vrouwen.
Van alle zieke respondenten (N= 113) gebruikte 48% medicinale planten. Vijftien personen gaven aan
tegelijkertijd medicijnen en kruiden te gebruiken om een ziekte te beteugelen. Een Creoolse vrouw uit
de regio Den Haag vertelde thee te drinken van kokosbast om haar hoge bloeddruk te beteugelen en
daarom de plaspillen die haar arts had voorgeschreven liet staan. Ruim 8% consulteerde een
traditionele genezer.
8
9
χ2 = 7,433, d.f. = 1, P = 0,006
χ2 = 9,146, d.f. = 1, P= 0,002
13
3.6 Meest populaire geneeskrachtige kruiden
In totaal werden tijdens de 150 verschillende medicinale produkten genoemd, waarvan er zeven een
dierlijke of chemische oorsprong hadden. Dus er waren 142 kruiden (-mengsels) bekend bij of gebruikt
door informanten of hun huisgenoten. Een volledige lijst met alle tijdens de interviews genoemde
kruiden, hun wetenschappelijke namen, land van herkomst en gebruik staat in Appendix 2.
De mengsels, waarvan veel informanten de afzonderlijke ingrediënten niet wisten te benoemen, worden
kant-en-klaar in Surinaamse of Indiase toko’s gekocht of vervaardigd door familieleden of traditionele
genezers. Ongeveer 96 (64%) van de kruiden (-mengsels) wordt uit Suriname geïmporteerd. Een flink
aantal andere geneeskrachtige planten (bijv. knoflook, gember, soepgroente, nootmuskaat of
sinaasappel) zijn weliswaar populair in Suriname, maar worden in Nederland gekweekt of
geïmporteerd uit China, Indonesië of Spanje. In Tabel 3 worden de 20 kruiden genoemd die het vaakst
tijdens de interviews naar voren kwamen.
Tabel 3. Meest genoemde Surinaamse kruiden (-mengsels) en hun toepassing.
Surinaamse naam
Reden voor gebruik
kruidenbad
(meerdere soorten)
vaginaal stoombad
(meerdere soorten)
fini bita
winti, geestelijke gezondheid, traditie tijdens jaarwisseling, om
familie ruzies te beslechten
reinigen vagina na menstruatie of bevalling
(alleen vrouwelijke respondenten, n=124)
menstruatieklachten, baarmoeder schoonmaken, potentie,
laxeermiddel
potentie, diabetes, laxeermiddel, gezondheid bevorderen,
menstruatieklachten, baarmoeder schoonmaken
verkoudheid, buikpijn, keelpijn, diabetes, bev. gezondheid
menstruatieklachten, baarmoeder schoonmaken, potentie,
laxeermiddel
bev. gezondheid, diabetes, bloedarmoede, ziektepreventie
(goma wiri, bita wiri, antroewa, tayerblad, onbekende soorten)
huidproblemen, Hindoe rituelen
diabetes, bevorderen gezondheid, bloedarmoede, hoge
bloeddruk
laxeermiddel, bevorderen gezondheid
menstruatieklachten, blaasontsteking, vaginaal stoombad
baarmoederproblemen, haarverzorging, diabetes
hoge bloeddruk, afslanken, impotentie, diabetes, bevorderen
gezondheid
verkoudheid, asthma, griep, bev. gezondheid, ziektepreventie
verkoudheid, hoest
griep, hoest, bev. gezondheid, ziektepreventie, kiespijn
menstruatieklachten, baarmoeder schoonmaken, potentie,
laxeermiddel
bevorderen gezondheid, gewrichtspijnen, kanker
menstruatieklachten, potentie
hoge bloeddruk, bevorderen gezondheid, ziektepreventie
kwasi bita
gember
bita (drank)
(soorten onbekend)
bittere groenten
neem
sopropo
(blad en vrucht)
kowroe dresi
redi katoen
Aloe vera
busi papaya
nootmuskaat
citroengras
kruidnagelen
loango tetey
noni
pedrekoe
soepgroente
Citatiescore
(n=210) en
percentage
72 (34%)
31 (25%)
27 (13%)
26 (12%)
23 (11%)
22 (10%)
20 (10%)
19 (9%)
15 (7%)
14 (7%)
14 (7%)
13 (6%)
13 (6%)
11 (5%)
8 (4%)
11 (5%)
6 (3%)
6 (3%)
6 (3%)
6 (3%)
Opvallend was dat een aantal Hindostanen uit Den Haag gebruikt maakten van Ayurvedische kruiden
(o.a. zwarte kardemom, maharishi, trivela) die direct uit India worden geïmporteerd. Ook lijken
sommige Surinamers te zijn overgestapt op typisch Nederlandse geneeskruiden, zoals kamille,
lavendel, brandnetelthee en homeopathische middelen. Ook werd wiet (marihuana) driemaal als
medicinale plant genoemd. Soepgroente (in Nederland bekend als selderij) wordt veel in Suriname
gekweekt en behalve in de keuken veel gebruikt als urinedrijvend middel om de bloeddruk te verlagen.
14
3.7 Winti en kruidenbaden (wasi)
Verreweg de meest frequent gebruikte vorm van traditionele geneeskunst onder de respondenten was
het kruidenbad (wasi). Meer dan een derde van de Surinamers neemt wel eens een wasi, met name voor
het bevorderen van de geestelijke gezondheid (20 personen), op oudejaarsdag (15), bij lichamelijke
klachten (7), voor een rituele reiniging (6), als bescherming tegen boze geesten of om goede geesten
tevreden te stellen (6). Verder werden ook verjaardagen, familieruzies, stress en’algehele malaise’
genoemd als redenen voor het nemen van een kruidenbad. Ook mensen die geen namen van kruiden
wisten te noemen of zeiden ze niet te gebruiken namen soms wel een kruidenbad, vervaardigd door een
familielid of traditionele genezer.
De reden voor de populariteit van het kruidenbad is terug te voeren op het winti geloof. Meer dan de
helft van de ondervraagden gaf aan in winti of geesten te geloven, hoewel sommigen wat moeite
hadden om het toe te geven. Dit bleek uit antwoorden als: ‘Ja, ze bestaan wel, maar ik doe er niet aan’.
Minder dan een derde (31%) gaf duidelijk aan niet in winti te geloven, terwijl 14% op deze vraag geen
antwoord wist of wilde geven. In deze laatste groep en in de groep die zei niet in winti te geloven,
namen tien personen wel af een toe een kruidenbad ‘voor spirituele reiniging’. Sommige mensen
nemen dus ofwel deel aan traditionele rituelen zonder erin te geloven, of ze komen er liever niet voor
uit.
Afro-Surinamers geloofden vaker in winti dan Hindostanen10, wat te verwachten was omdat het winti
geloof veel oorspronkelijk Afrikaanse elementen kent27. Toch geloofde 41% van de Hindostanen in het
bestaan van winti’s en geesten. Opvallend was dat mensen met een inkomen van modaal of hoger vaker
in winti of geesten geloofden11. De genoten opleiding leek geen invloed te hebben op het geloof in
winti of magische planten. Ook bleek dat Afro-Surinamers veel vaker een wasi gebruikten dan
Hindostanen12, wat aannemelijk was aangezien het een typisch winti ritueel betreft.
Aan de ingrediënten in een kruidenbad wordt vaak een magische kracht toegedacht. Zo wordt het
plantje prati lobi is staat geacht liefdesrelaties te verbreken en met de bladeren van de kantamasi de
kwade invloed bezworen van een winti die huist in termietennesten. Het merendeel (60%) van de
ondervraagden gaf aan (misschien) in magische kracht van planten te geloven. Een enkeling zei dat
planten alleen magische krachten hadden ‘mits ze goed benaderd werden’, doelend op de juiste
spreuken en rituelen die bij het plukken in acht genomen moeten worden. Volgens een Afro-Surinamer
uit Eindhoven hadden ‘planten hun eigen geneeskracht, maar zonder geloof word je niet genezen’.
Het geloof in winti lijkt sterk bepalend voor het gebruik van medicinale planten. Onder de mensen die
aangaven in winti (of geesten) te geloven, waren significant meer oso dresi gebruikers dan onder de
mensen die hier niet in geloofden of geen mening hadden13. Winti aanhangers geloofden ook vaker in
de magische kracht van planten14 en andersom: mensen die niet in winti geloofden, geloofden ook
minder vaak in de spirituele kracht van planten en gebruikten ze ook minder vaak. Zoals te verwachten
namen winti-aanhangers ook significant vaker een kruidenbad dan niet-gelovers15. Behalve de
Hindostaanse vrouw die een kruidenbad nam met brokobaka en fini bita tegen de jeuk, waren er acht
personen die zeiden niet in winti te geloven maar wel eens een kruidenbad namen. Er waren onder de
kruidenbadgebruikers ook relatief veel mensen te vinden die twijfelden over hun geloof in winti.
3.8 Vaginale stoombaden (fayawatra)
Vaginale stoombaden zijn erg populair in Suriname, met name onder Afro-Surinaamse vrouwen. De
lokale term voor deze hete baden is fayawatra (heet water). Veel soorten planten worden in deze baden
gebruikt: om de vagina strak en droog te maken, maar ook om de baarmoeder te reinigen na
menstruatie, zwangerschap, miskraam of abortus. Ook in Nederland lijken deze stoombaden populair
10
χ2 = 14,642, d.f. = 3, P = 0,002
χ2 = 15,709, d.f. = 6, P = 0,015
12
χ2 = 22, 002, df = 1, P < 0,000
13
χ2 = 30,033, d.f. = 3, P < 0,000
14
χ2 = 61,252, d.f. = 9, P < 0,000
15
χ2 = 39,338, d.f. = 3, P < 0,000
11
15
onder Surinaamse vrouwen. Van de 124 vrouwelijke respondenten gaven er 32 (25 %) aan wel eens
een vaginaal stoombad te nemen. Acht hiervan gaven aan dit in het verleden te hebben gedaan ‘toen ze
nog jong waren’. Als meest voorkomende reden van het gebruik werd ‘hygiëne’ of ‘reinigen’ genoemd
(11x), gevolgd door ‘na de bevalling’ (8x). Andere redenen waren ‘verstevigen baarmoeder’,
‘schimmelinfectie’ en ‘lekker, omdat ik er zin in heb’. Eén man vermeldde het gebruik ervan door zijn
vrouw vanwege een recente miskraam. De belangrijkste reden om medicinale planten te gebruiken was
voor een 53-jarige Creoolse vrouw uit Amsterdam: ‘Als ik een vrouwenbad wil gebruiken. De dokter
vindt dat je niet mag zitten in heet water en bladeren, maar zij hebben er niks voor’. Onder deze
gebruiksters was het merendeel Afro-Surinaams (15 vrouwen), vijf waren Hindostaans en de rest (12)
van gemengde of andere afkomst. Verschillen tussen bevolkingsgroepen waren niet significant. Er
werd niet gevraagd naar de frequentie van het gebruik. De meest genoemde kruiden voor vaginale
stoombaden waren redi katoen en blaka uma.
3.9 Bittere tonics (bita)
Op de derde, vierde en zesde plaats in de kruiden top-20 staan de bittere tonics, bij Surinamers bekend
als bita. Dit zijn aftreksels worden gemaakt door stukjes bittere bast, wortel, hout, zaadjes en kruiden in
water te koken of in alcohol te laten trekken (Figuur 1). Men zegt dat het drinken van bita het bloed
bitter maakt, wat de gezondheid zou bevorderen en ziektes kan voorkomen. Het regelmatig innemen
van een glaasje zou bloedzuiverend werken, de potentie verhogen en de kans op ziektes als malaria,
zweren, diabetes en huiduitslag verkleinen. Volgens de respondenten werden bittere tonics ook veel
door HIV-geïnfecteerden gedronken voor het ‘ondersteunen van het lichaam’.
De meest populaire ingrediënten van deze
kruidenbitters zijn kwasi bita, het kruidje fini
bita, het hout van de loango tetey en pedrekoe
zaden (zie Tabel 3). Minder vaak genoemde
ingrediënten van de bittere tonics (para bita,
kamfer bita, batoto bita, gebrande maiskorrels)
staan vermeld in de Appendix 2. Zeker 22
informanten gaven toe bita te drinken, zonder
te weten van welke ingrediënten deze gemaakt
was. Sommige bitters, met name degene die
potentie verhogen, zijn specifiek voor mannen
bedoeld. Andere worden alleen door vrouwen
gedronken, met name de mengsels met fini
bita, pedrekoe en loango tetey. Deze laatste
mengsels zijn niet op alcoholische basis en
worden ingenomen om de menstruatiepijn te
verzachten of de baarmoeder te reinigen na
bevalling, menstruatie, miskraam of abortus.
Figuur 1. Flesje met bittere kruiden uit Suriname
Foto: T. van Andel
Behalve in alcohol getrokken bitters zijn bittere groenten ook erg populair onder Surinamers (Tabel 3).
Van deze groenten was de sopropo het meest geliefd. Deze geribbelde, komkommerachtige vrucht
wordt gekookt gegeten. Van de wilde variant (een veel voorkomend onkruid in Paramaribo) wordt een
thee gezet om ‘het bloed bitter te maken’ en de symptomen van diabetes en hoge bloeddruk te
verminderen. Bittere groenten zijn in alle Surinaamse toko’s en groentekramen in Nederland te koop.
De andere bita soorten worden veel met de pakkettenpost vanuit Suriname verstuurd
3.10 Laxeermiddelen (kowru dresi)
Laxeermiddelen zijn populair onder Surinamers, en dan vooral de volgens Surinaams recept
samengestelde kowru dresi. Het woord kowru wordt wel met ‘kou’ vertaald, maar betekent in feite
‘verstopping’ of ‘blokkade’. Het begrip kowru kan dus zowel slaan op een verstopte neus, als op
constipatie of dichtgeslibde aderen. Het wordt echter ook in verband gebracht met prostaatproblemen
en impotentie (geen goede doorstroming van het zaad), onvruchtbaarheid en baarmoederontsteking
16
(verstopping door vuil bloed). Er is overigens geen eenduidende verklaring voor het begrip kowru bere
(verstopte buik). Een aantal respondenten gaf juist kowru bere als oorzaak aan van diarree.
Kowru dresi (verstoppingsmedicijn) is een zwarte vloeistof van gekookt senneblad, anijszaad, zeezout,
bitterzout (Epsonzout), loango tetey en soms rabarber. Dit laatste, een donkergroen poeder van
Chinese oorsprong, is waarschijnlijk een uit de wortels van de rabarberplant gewonnen purgeermiddel.
Kowru dresi wordt in flesjes van 125 ml verkocht, die in één keer moeten worden leeggedronken.
Enkele uren hierna begint de laxerende werking. Het middel wordt traditiegetrouw aan het eind van het
jaar gedronken, om de darmen te reinigen en fris het nieuwe jaar te beginnen. Veertien respondenten
zeiden kowru dresi te gebruiken (afzonderlijke ingrediënten werden ook genoemd), voor darmklachten
maar ook om de gezondheid te bevorderen en ziekten te voorkomen. Het schoonmaken van buik en
ingewanden werd als een gezonde bezigheid beschouwd, hoewel één man waarschuwde het
laxeermiddel niet vaker dan eens per drie maanden te gebruiken.
Van de eerdergenoemde bittere tonics wordt ook gezegd dat ze een laxerende werking hebben, vooral
als er fini bita of kwasi bita in zit. Een 34-jarige Afro-Surinamer uit Amsterdam Noord zei dagelijks
kwasi bita te drinken, ‘om me te reinigen’. De thee van fini bita werd ook genoemd voor het laxeren
van babies. De combinatie afrodisiacum, laxeermiddel, bloedzuivering en alcohol maakt de bittere
tonics populair onder Surinaamse mannen. Een 42-jarige Afro-Surinamer vertelde: ‘Ik gebruik kowru
dresi, het resultaat is beter. Het apotheekmiddel is alleen darmspoeling, met kowru dresi komt de
potentie ook op peil’.
3.11 Plantenkennis
Een kwart van de respondenten wist geen enkele medicinale plant bij naam te noemen. Sommigen
hiervan gaven later in het interview overigens wel aan gebruik te maken van oso dresi. Een geringe
kennis van de ingrediënten staat het gebruik van traditionele geneeswijzen dus niet altijd in de weg. Het
gemiddeld aantal genoemde oso dresis per persoon was 2,7. Vrouwen wisten gemiddeld meer kruiden
te noemen (3,07 ± 2,6) dan mannen (2,15 ± 2,3)16. Afro-Surinamers kenden gemiddeld ook meer
kruiden (3,07 ± 2,6) dan Hindostanen (1,93 ± 2,0)17. Het geboorteland van de respondenten had ook
duidelijk invloed op de traditionele kennis: eerste generatie migranten (personen die in Suriname
geboren waren) wisten meer dan tweemaal zoveel kruidensoorten (2,97 ± 2,6) te noemen dan tweede
generatie migranten (gemiddeld 1,21 ± 1,3 soorten)18. Het aantal soorten oso dresi dat mensen kenden
lag bijna altijd hoger dan het aantal dat ze ook daadwerkelijk het afgelopen jaar gebruikten.
3.12 Gezondheid bevorderen, ziekte voorkomen of genezen?
Meer mensen kennen kruiden om de gezondheid te bevorderen (54%) dan om ziektes te voorkomen
(35%). In totaal gebruikte 39% van de respondenten het afgelopen jaar planten om de gezondheid te
bevorderen, terwijl 27% dit deed om ziektes te voorkomen. Een zelfde percentage (27%) gebruikte
planten om ziektes te genezen. Kruidenbaden en genitale stoombaden zijn alleen in deze percentages
meegenomen als de respondent dit duidelijk onder de verschillende categorieën aangaf. Mensen die
planten gebruiken om ziektes te genezen, gebruikten gemiddeld minder verschillende soorten (1,94)
dan zij die hun gezondheid wilden bevorderen (1,98) of ziektes wilden voorkomen (2,04). Hoewel we
niet naar frequentie van het gebruik gevraagd hebben, lijkt het bovendien aannemelijk dat mensen
vaker planten gebruiken voor preventie en ondersteuning van de gezondheid dan om ziekten te
genezen. De meeste mensen zijn immers vaker gezond dan ziek. Deze hypothese wordt ondersteund
door de lijst met meest gebruikte kruiden. Kruidenbaden, genitale stoombaden, laxeermiddelen, bittere
tonics en groenten worden namelijk veel gebruikt door mensen die helemaal niet ziek zijn. Het lijkt er
dus op dat Surinamers in Nederland vaker en meer soorten kruiden gebruiken om de gezondheid te
ondersteunen en ziektes te voorkomen dan als medicijn.
16
Man-Whitney U = 4191,500, P = 0,008
Man-Whitney U = 1920,000, P = 0,005
18
T-test, t = 3,842, d.f. = 204, P < 0,000
17
17
3.13 Invloed van demografische variabelen op ziekte en plantgebruik
Het lag in de veronderstelling dat oudere Surinamers, die vanwege hun leeftijd vaker te kampen hebben
met gezondheidsklachten en meestal een langere tijd van hun leven hebben doorgebracht in Suriname,
vaker medicinale planten zouden gebruiken dan jongeren. De laatste zijn vaker in Nederland geboren,
over het algemeen gezonder en staan wellicht wat verder van de Surinaamse cultuur af. Na statistische
analyse bleek dat oudere mensen inderdaad vaker ziek waren geweest het afgelopen jaar dan
jongeren19. Ouderen hadden ook vaker een chronische ziekte20. De gemiddelde leeftijd van
plantgebruikers en niet-gebruikers verschilde echter nauwelijks21. Dit betekent dat de leeftijd geen
invloed heeft op het wel of niet gebruiken van oso dresi. Wel gebruikten chronisch zieken over het
algemeen meer soorten planten (in alledrie de categorieën) dan mensen die gezond of slechts kort ziek
waren (Tabel 4). In deze berekening zijn zowel plantgebruikers als niet-gebruikers meegerekend.
Mensen die zowel chronische als acute ziektes hadden zijn hierbij wel buiten beschouwing gelaten
omdat niet duidelijk was welke plant voor welke ziekte was gebruikt. De chronisch zieken die planten
gebruikten waren ook vaak grootgebruikers, sommigen gebruikten wel vijf verschillende soorten per
categorie.
Tabel 4. Duur van de ziekte en aantal plantensoorten gebruikt door patiënt.
Duur ziekte
Niet ziek (n = 96)
Acuut (n=66)
Chronisch (n=40)
Gemiddeld aantal gebruikte plantensoorten
Bev. gezondheid
Voorkomen ziekte Genezen ziekte
0,52 ± 0,92
0,25 ± 0,68
0,08 ± 0,45
0,71 ± 1,04
0,50 ± 1,13
0,83 ± 1,14
1,40 ± 1,58
1,23 ± 1,46
1,05 ± 1,40
Het opleidingsniveau van de respondenten leek geen invloed te hebben op het gebruik van medicinale
planten, evenmin als hun medische kennis. Wel gebruikten mensen met een modaal inkomen of hoger
vaker medicinale planten dan verwacht22. Voor mensen met een laag inkomen was dit niet het geval.
Wellicht heeft de hoge prijs van Surinaamse kruiden hier mee te maken. De veronderstelling dat arme
mensen vaker gebruik maken van traditionele geneeskunst omdat het goedkoper is dan de reguliere
zorg gaat dus niet op voor Surinamers in Nederland.
3.14 Traditionele genezers
Slechts 28% van de ondervraagden kende een traditionele genezer in Nederland. Hieronder werden alle
typen genezers verstaan: van winti priesters tot een pandit die thuis een gebedsdienst kwam verzorgen
om de toestand van de zieke te verbeteren. Ook werden genezers van niet-Surinaamse afkomst
genoemd, zoals Ghanese kruidendokters uit de Bijlmer, een marabout uit Guinee en Indiase Ayurveda
genezers uit den Haag. Twee personen gaven aan zelf medicijnen te maken voor anderen, één hiervan
typeerde zichzelf als bonuman. De meeste respondenten (27) kenden een dresiman uit Amsterdam. Het
jaarlijkse Kwakoe festival in Amsterdam Zuidoost schijnt een ontmoetingsplaats voor traditionele
genezers te zijn. Volgens een geïnterviewde konden ‘al die oude gasten, iedereen boven de 50 hier op
Kwakoe’ als dresiman worden beschouwd. In 12% van de huishoudens was het afgelopen jaar gebruik
gemaakt van de diensten van een traditionele genezer naar aanleiding van de ziekte van één van de
bewoners. Een klein aantal mensen gaf aan alleen naar een dresiman te gaan tijdens de vakantie in
Suriname.
Hoewel het merendeel van de Surinamers in winti en geesten zei te geloven, stonden veel van hen
kritisch tegenover de kwaliteit van traditionele genezers. Een krappe 21% vond de kwaliteit van
traditionele genezers goed. Meer dan driekwart van de ondervraagde Surinamers was sceptisch ten
opzichte van deze personen. Zeker 22 mensen waarschuwden expliciet voor Surinaamse genezers: ‘Er
zitten veel oplichters bij’, ‘Ze zijn ophitsig, ik ben bang voor ze’, ‘Ze bepalen de keuze van de patiënt’,
19
T-test, t = -2,756, P = 0,006
Man-Whitney U = 823.000, P = 0,001
21
T-test, t = -0,122, P = 0,9033
22
χ2 = 7,461, d.f. = 2, P = 0,024
20
18
en: ‘Ze plukken je kaal’. Er lijken een grote kwaliteitsverschillen te zitten tussen genezers. Volgens een
56-jarige man uit Almere had elke dresiman zijn of haar eigen specialiteit en ervaring met bepaalde
ziektes. ‘De kwaliteit hangt af van het individu, je hebt overal schorem tussen zitten’. Een goede
dresiman ‘moet wel diep uit het bos komen’, niet teveel geld vragen en de grenzen van hun
behandelwijze goed kennen. Bovendien is het van groot belang dat de patiënt gelooft in de
behandelwijze. Mensen die in winti geloofden waren significant vaker goed te spreken over de
kwaliteit23 en de houding24 van traditionele genezers dan mensen die kritisch tegenover het winti geloof
stonden. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat lang niet alle traditionele genezers gebruik maken van
winti rituelen. De houding van de traditionele genezers ten opzichte van hun patiënten werd
opvallenderwijze door meer mensen (34%) goed bevonden dan hun kwaliteit. De verklaring hiervoor
was volgens een aantal geïnterviewden simpel: ‘Ze azen immers op het geld’, en: ‘Anders gaat dat ding
niet werken’.
3.15 Religie en het gebruik van traditionele geneeswijzen
Het merendeel van de respondenten (91%) beschouwde zichzelf als religieus, hoewel sommigen
aangaven ‘er niet veel aan te doen’. Slechts 9% gaf aan geen religie te hebben. Het protestantse geloof
kende de meeste aanhangers (29%), hiertoe werden ook Nederlands Hervormd, de Evangelische
Broedergemeente en het Volle Evangelie gerekend. Een krappe 28% was Hindoe en 4% was Moslim.
Slechts twee personen gaven openlijk toe winti als hoofdreligie te hebben. Een paar mensen hadden
meer dan één religie. Dus het merendeeldeel van de 113 mensen die zeggen in winti en/of geesten te
geloven combineert dit met een ‘officiële’ religie. Hoe staan deze gevestigde religies eigenlijk
tegenover het gebruik van medicinale planten en traditionele genezers? Belemmert het geloof mensen
in het gebruik van traditionele geneeswijzen? In plaats van de officiële standpunten van de
verschillende religies hierop na te gaan, vroegen we hoe mensen dit zelf interpreteerden. Dit laatste
heeft namelijk een grotere invloed op hun uiteindelijke keuze29.
Volgens 11% van de respondenten (allen katholiek of protestant) keurde hun religie zowel het gebruik
van kruiden als het bezoeken van traditionele genezers af. Volgens een 69-jarige Christelijke vrouw uit
Eindhoven was de traditionele geneeskunst ‘een gruwel in Gods ogen’. Een ander zei dat het een groot
taboe was in de kerk, de medicijnman werd gezien als afkodrei (afgoderij). Men stelde de gelovigen
voor de keuze: óf oso dresi gebruiken óf in God geloven. Een aantal van deze mensen vond echter zelf
‘dat het toch wel moest kunnen’ of dat ‘de kerk niets te zeggen had’. Een katholieke vrouw zei: ‘Het
maakt mij niet uit, de winticultuur is belangrijker’. Volgens 34% werden kruiden wel, maar genezers
niet geaccepteerd door hun kerk, want de laatste ‘hielden zich met duivelse praktijken bezig’. Eén
informant vond dit vreemd: ‘In de Bijbel hakken sommige profeten toch ook bomen om, en komen er
ook bovennatuurlijke zaken voor’. Slechts drie personen gaven aan géén oso dresi te gebruiken omdat
ze ‘van de kerk’ waren.
Het hindoeïsme en de islam lijken toleranter te staan tegenover het gebruik van medicinale planten.
Tijdens Hindoe rituelen worden veel planten aan de goden geofferd. Ook hier werden genezers niet
altijd geaccepteerd. Er lijkt geen éénduidig religieus beleid te worden gevoerd ten opzichte van oso
dresi. Volgens 20% van de ondervraagden (van alle religies, hoewel protestanten in de minderheid
waren), werden zowel kruiden als genezers geaccepteerd of oogluikend toegestaan.
3.16 Overheid en reguliere gezondheidszorg versus oso dresi
Sinds de invoering van de Wet Beroepsuitoefening in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) in
1993 is de beoefening van de natuurgerichte gezondheidszorg of natuurgeneeskunde legaal,
uitgezonderd bepaalde handelingen die uitsluitend door daartoe bevoegde beroepsbeoefenaren worden
verricht. Deze acht reguliere beroepen zijn: arts, tandarts, apotheker, klinisch psycholoog,
psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige en verpleegkundige (www.ringregister.nl). Volgens de
Warenwetbesluit Kruidenpreparaten moeten kruiden (-extracten) die op de Nederlandse markt worden
gebracht als geneesmiddel kunnen worden onderbouwd met objectieve (wetenschappelijke) gegevens.
Bovendien staat er in dit besluit een lijst met planten die niet als kruidengeneesmiddel in Nederland
mogen worden verkocht51.
23
24
χ2 = 43,332, d.f. = 9, P = 0,000
χ2 = 41,174, d.f. = 9, P = 0,000
19
Zijn Surinamers in ons land van dit beleid op de hoogte en laten zij zich hierdoor leiden? Op de vraag
‘Wat is de opinie van de Nederlandse overheid over oso dresi en traditionele genezers’ wist 54% geen
antwoord te geven. Iets minder dan 20% denkt dat zowel het gebruik van kruiden als traditionele
genezers afgekeurd wordt. ‘Ze vinden dat we in de tijd zijn blijven vastlopen’, aldus een 22-jarige man
uit Amsterdam Zuidoost, die zelf oso dresi ‘onmisbaar voor betere leefsituatie’ vond. Een 68-jarige
man die geen kruiden gebruikte onder het motto: ‘De eigen weg is een heilloze weg’, vond dat de
dokters in Nederland gelijk hadden met hun negatieve houding ten opzichte van geneeskruiden.
Volgens hem ‘moesten Surinamers zich aanpassen’. Volgens 11% werden zowel kruiden als genezers
geaccepteerd of oogluikend toegestaan: ‘Ze hebben er hun bedenkingen bij, maar accepteren het zolang
ze er geen problemen mee krijgen’. Het feit dat homeopathie in Nederland geaccepteerd is, gaf
sommige Surinamers het idee dat de overheid eenzelfde beleid zou hebben ten opzichte van oso dresi.
‘Ze zijn met de acceptatie bezig, ze kunnen het toch niet verbieden’, aldus één van hen. Zeker elf
personen merkten op dat de Nederlandse overheid geen flauw idee had van Surinaamse kruiden. De
officiële overheidsrichtlijnen waren bij geen van de ondervraagden bekend.
De reguliere gezondheidszorg is over het algemeen nogal terughoudend ten opzichte van alternatieve
geneeswijzen. KNMG wijst alle complementaire en alternatieve geneeswijzen af die niet door artsen
worden uitgevoerd. (http://knmg.artsennet.nl). Laten Surinamers zich leiden door de houding van hun
Nederlandse zorgverleners tegenover oso dresi? Trekken ze hun eigen plan? Of gaan zij de discussie
hierover uit de weg? Wat vinden ze eigenlijk van de kwaliteit van de Nederlandse gezondheidszorg en
van de houding van het medisch personeel tegenover de patiënt?
Bijna de helft van de ondervraagden wist niet wat de houding van de reguliere gezondheidszorg was
ten opzichte van Surinaamse geneeswijzen. Klaarblijkelijk gaan veel mensen hierover niet in discussie
met hun huisarts. Volgens 26% werden zowel kruiden als genezers afgekeurd. ‘Ze zijn erg sceptisch,
het moet eerst wetenschappelijk onderbouwd worden’ werd gezegd, maar ook: ‘Ze zijn negatief, want
doktoren moeten toch ook verdienen’ en ‘ Ze noemen het kwakzalverij, verklaren je helemaal voor gek,
maar weten er niets vanaf’. De opinie hing ook sterk af van het ziekenhuis en de betreffende arts:
‘Surinaamse artsen geloven erin’, en: ‘Sommigen zullen het bullshit vinden’. Zo’n 12% merkte dat er
een kentering naar acceptatie gaande was: ‘Ze moeten eraan wennen, sommigen kennen 't, anderen
niet’, ‘Ze zijn met de acceptatie bezig’, ‘Sommigen mogen van het ziekenhuis naar Suriname om te
genezen’. Of zoals een 39-jarige vrouw uit de Bijlmer het uitdrukte: ‘Het gros is onwetend, maar in de
psychiatrie komt er meer kennis’. Slechts een paar personen legden de verantwoordelijkheid bij de
patiënt zelf, getuige de antwoorden: ‘Mits je openheid geeft, worden beiden geaccepteerd’, en: ‘Alleen
kruidengebruik in overleg met de dokter’.
De kwaliteit van de gezondheidzorg ter plaatse, maar ook de houding van de medische staf tegenover
de patiënt is bepalend voor het vertrouwen in de geboden zorg. Veel artsen denken dat mensen hun
toevlucht tot het alternatieve circuit zoeken omdat ze teleurgesteld zijn in de reguliere zorg 33. Ruim de
helft van de ondervraagde Surinamers was tevreden over de kwaliteit van de Nederlandse
gezondheidszorg. Volgens 27% was deze kwaliteit afhankelijk van de ziekte, de arts, en het geloof van
de patiënt in zijn of haar genezing. Slechts 5% vond de zorg in ons land ronduit slecht, en lichtten dit
toe met opmerkingen als: ‘Ze willen je soms laten doodgaan, ze willen eerst geld zien’, en ‘Je wordt als
proefkonijn gebruikt’. Een 42-jarige man vond het bedenkelijk dat ‘wanneer ze niets vinden je naar je
eigen land wordt gestuurd’.
Hoewel het merendeel van de Surinamers tevreden was over de kwaliteit van de medische zorg in
Nederland, vond slechts 33% dat de houding van het medisch personeel tegenover de patiënt in orde
was. Volgens 21% was het respect van artsen voor hun patiënten wisselend: er is verschil tussen
streekziekenhuizen en de Randstad en ‘het hangt af wie je voor je hebt’. Een tiende was ronduit
ontevreden over de behandeling door medici: ‘Ze discrimineren veel’, ‘Als je niet mondig genoeg bent,
dan hang je’, en: ‘Een kruidengenezer heeft meer respect voor de patiënt’. Ongeveer 36% had geen
mening of ervaring met zorgverleners. Het overgrote deel van de respondenten (83%) had een
ziektekostenverzekering, 7% gaf aan er geen te hebben.
Mensen die de kwaliteit van de reguliere gezondheidszorg slecht beoordeelden gebruikten iets vaker
traditionele geneeswijzen dan degenen die positiever waren over de Nederlandse zorg, maar de
verschillen waren net niet significant. Mensen die kritisch waren over de houding van de reguliere
20
zorgverleners tegenover patiënten gebruikten wel significant vaker medicinale planten dan mensen die
goede ervaringen hadden met zorgverleners25.
3.17 Relevantie Den Haag
In januari 2005 woonden 45.388 Surinamers in Den Haag30. Voor dit onderzoek zijn er in totaal 68
Haagse Surinamers geïnterviewd, waaronder 37 Hindostanen en 13 Afro-Surinamers. Hagenaars waren
iets vaker ziek dan personen uit andere steden en hadden ook iets vaker een chronisch ziekte, maar de
verschillen waren niet significant. Hagenaars gebruikten wel medicinale planten, maar significant
minder dan mensen uit andere regio’s26. Deze verschillen zijn vooral terug te voeren op het feit dat er in
Den Haag veel Hindostaanse Surinamers wonen, en dat deze groep ook het merendeel van de
steekproef voor zijn rekening nam. Er zijn in Den Haag drie winkels die verse en gedroogde
Surinaamse geneeskruiden verkopen34.
4. Discussie
4.1 Gezondheidsproblemen van Surinaamse Nederlanders
Uit de resultaten van andere onderzoeken over gezondheidsproblemen van Surinamers in Nederland
blijkt dat Hindostanen meer gezondheidsklachten rapporteren dan Afro-Surinamers en autochtone
Nederlanders35. Hindostanen lijden vaker aan hart- en vaatziekten en diabetes. Afro-Surinamers hebben
vaker last van hoge bloeddruk dan autochtone Nederlanders19. Uit ons onderzoek bleken geen
significante verschillen tussen Hindostanen en Afro-Surinamers wat betreft gerapporteerde
gezondheidsklachten. Vrouwen en ouderen waren wel vaker ziek dan mannen en jongeren. Mensen
zonder opleiding of met alleen lagere school waren opvallend vaker ziek dan mensen met een
MAVO/VMBO opleiding of hoger. Deze resultaten sluiten aan bij andere onderzoekers10,28, volgens
wie het relatief lage opleidingsniveau en het lage inkomen van Surinamers de verschillen in
(psychische) gezondheid tussen Surinamers en autochtonen verklaren.
Na lichamelijk onderzoek door het Academisch Medisch Centrum onder Amsterdamse Surinamers van
35-60 jaar bleek dat 28% van de Hindostanen en 16% van de Afro-Surinamers aan diabetes leed36. Dit
was veel hoger dan de prevalentie onder autochtone Nederlanders (9%). Tijdens ons onderzoek meldde
binnen dezelfde leeftijdscategorie slechts 5% aan diabetes te lijden. Van alle respondenten lag het
percentage diabetespatiënten op 11%. Dit lagere percentage kan verklaard worden door het feit dat
diabetes alleen door ons werd geregistreerd als mensen dit zelf naar voren brachten. Er is niet specifiek
naar diabetes gevraagd en er vond geen medisch onderzoek plaats. Omdat een aanzienlijk deel van de
Surinaamse diabetespatiënten niet gediagnosticeerd is10, is het waarschijnlijk dat het werkelijke
percentage diabetici onder onze respondenten hoger ligt. De belangrijkste redenen voor de toename in
diabetes zijn de vergrijzing, erfelijke factoren, weinig lichaamsbeweging en de toename van het aantal
mensen met ernstig overgewicht9.
Surinaamse Nederlanders kampen vaker met overgewicht dan autochtone Nederlanders. Volgens
onderzoek in de vier grote steden, is ongeveer de helft van de Surinamers te dik, terwijl 17 procent
kamp met obesitas (ernstig overgewicht). Van de autochtone Nederlanders is ca. 34 procent te dik en
heeft 10% obesitas. Overgewicht lijkt vooral een probleem onder sociaal zwakkere groepen, waarin
allochtonen zijn oververtegenwoordigd10. Weinig Surinamers uit ons onderzoek maakten melding van
overgewicht als ziekte. Slechts vier personen gaven overgewicht aan als oorzaak van hun ziekte, drie
hiervan leden aan diabetes.
Surinamers hebben ook vaker een hoge bloeddruk dan autochtone Nederlanders. Bij Afro-Surinamers,
waarvan 12% een hoge bloeddruk heeft, lijkt het moeilijk die bloeddruk te normaliseren. Dat zou te
maken kunnen hebben erfelijkheidsfactoren en met een verschil in het aanslaan van de beschikbare
middelen10. In deze studie van de Amsterdamse GGD werd geen aandacht besteed aan het gebruik van
25
26
χ2 = 7,196, d.f. = 2, P = 0,027
χ2 = 9,558, d.f. = 1, P = 0,002
21
bloeddrukverlagende plantenextracten, die het effect van medicijnen kunnen beïnvloeden. Uit onze
interviews bleek dat mensen overstapten op oso dresi als de werking van synthetische medicijnen hun
niet beviel.
4.2 Winti en geestelijke gezondheid
In Nederland voelen veel meer Surinamers zich ongelukkig dan autochtonen. Uit Amsterdams
onderzoek blijkt dat Surinaamse vrouwen een slechtere psychische gezondheid hebben dan mannen,
maar tussen er de leeftijdsgroepen etnische groepen geen significante verschillenzijn10. Ook uit onze
interviews bleek dat stress relatief vaak werd genoemd als oorzaak van een ziekte. Onderzoek onder
migranten in Europa en de VS heeft aangetoond dat de stress die zij ondervinden door socioeconomische veranderingen en aanpassingsproblemen in hun nieuwe land een grote rol speelt in het in
stand houden van traditionele geloofsystemen en rituelen37. Latino genezers in New York houden zich
voornamelijk bezig met het behandelen van stress en onzekerheidsgevoelens, veroorzaakt door
economische onzekerheid, de status van etnische minderheid, heimwee en persoonlijk verlies6.
Nederland lijkt hierop geen uitzondering te zijn. De winti-religie wint de laatste decennia aan
populariteit in Nederland24,26. Veel Surinaamse hulpverleners merken dat een deel van hun Surinaamse
(en soms Antilliaanse) clientèle met bepaalde wintiproblematiek kampt. Nederlandse hulpverleners
krijgen dit zelden te horen van hun Surinaamse cliënten, die vaak het gevoel hebben dat die bakra’s
(Nederlanders) er toch niets van begrijpen25. Ook uit onze data blijkt dat met name Afro-Surinamers,
maar ook andere Surinaamse bevolkingsgroepen steun vinden bij de winti religie. Volgens Stephen
worden kruidenbaden ‘vooral toegepast bij problemen die zijn ontstaan door winti, voor genezing van
zenuwziekten, zoals depressie, melancholie, emotionele toestanden en kwalen van nerveuze aard’38. Uit
ons onderzoek komt naar voren dat mensen ook kruidenbaden nemen om zich gelukkig te voelen en
hun zelfvertrouwen te vergroten. Hier biedt de traditionele geneeswijze een houvast dat niet door de
Nederlandse gezondheidszorg geboden kan worden. Verkoudheid en griep mogen dan de meest
voorkomende kwalen onder de respondenten zijn, het nemen van een kruidenbad was de meest
genoemde geneeskrachtige behandeling. Hoewel de behoefte aan cultuurspecifieke projecten binnen de
grote integrale zorginstellingen groeiende lijkt, past specifieke culturele zorg echter (nog) niet in de
huidige beleidsvisie van integrale hulpverlening25.
4.3 Commercie in Surinaamse kruiden en behandelwijzen
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek maakt tussen 6 en 7% van de Nederlandse bevolking
gebruik van alternatieve geneeswijzen (www.cbs.nl, gebruik medische voorzieningen). Het percentage
Surinamers dat medicinale kruiden gebruikt (77%) is vele malen hoger dan het Nederlands gemiddelde.
Volgens onderzoek door de GGD in Amsterdam10 hebben Surinamers vaker contact hebben met de
reguliere zorgverleners en minder vaak met alternatieve genezers dan autochtonen. Het lijkt er sterk op
dat traditionele Surinaamse genezers niet bij dit onderzoek waren inbegrepen. Surinamers zullen
waarschijnlijk minder vaak een acupuncturist of iriscopist consulteren, maar bij 12% van de
ondervraagden had iemand binnen het huishouden het afgelopen jaar een traditionele genezer
geraadpleegd.
Jaarlijks wordt zo’n 55.000 kilo aan medicinale kruiden per pakkettenpost naar Nederland verscheept16.
Ongeveer de helft hiervan wordt doorverkocht in ca. 40 Surinaamse winkels, de rest is voor familie,
vrienden of wordt aan huis of via internet verkocht34. Sommige winkels verkopen meer dan honderd
verschillende soorten medicinale planten. Het merendeel wordt gebruikt voor winti rituelen, bitters en
vaginale reiniging34,39. Er zijn in Nederland tientallen commercieel opererende Surinaamse traditionele
genezers werkzaam40. Slechts één van hen heeft zich officieel als natuurgenezer laten registreren,
waardoor zijn patiënten de kosten van het consult bij hun verzekering kunnen claimen. De rest van de
Surinamers rekent dus contant af. Aangezien weinig Surinamers zich openlijk identificeren als
traditioneel genezer is hun werkelijke aantal moeilijk te schatten.
In de VS zijn traditionele genezers en kruiden vaak goedkoper dan de reguliere gezondheidszorg6,8.
Hierdoor is een groot parallel zorgsysteem ontstaan van herbal pharmacies, waar grote groepen
onverzekerde migranten gebruik van maken6,8. In Nederland dit niet het geval: de prijs is niet de reden
waarom Surinamers naar hun eigen genezers gaan. Geen van de respondenten gaf aan dat ze oso dresi
prefereerden boven andere vormen van zorg omdat het goedkoper was. In tegendeel, verscheidene
mensen beklaagden zich over de hoge prijs van geïmporteerde Surinaamse geneeskruiden. Ook werd er
22
flink gemopperd op de prijzen die door winti genezers werden gevraagd, bedragen van honderden
euro’s per sessie werden genoemd. Mensen met een (boven-) modaal inkomen gebruikten vaker
medicinale planten dan mensen met een laag inkomen. Gender en medische kennis speelt geen grote rol
bij de keuze voor traditionele geneeswijzen. Vertrouwdheid en goede ervaringen met de kruiden waren
wel van invloed op de keuze voor traditionele geneeswijzen. De veronderstelling dat arme, laag
opgeleide mensen vaker gebruik maken van traditionele geneeskunst, gaat dus niet op voor Surinamers
in Nederland.
Gevraagd naar de reden waarom men géén oso dresi gebruikte, antwoordden mensen vaker dat die
planten niet in Nederland te koop waren of dat hun kennis ervan te kort schoot, dan dat ze het gebruik
van kruiden afkeurden. Hieruit kan afgeleid worden dat als er meer bekendheid aan Surinaamse
kruiden gegeven zou worden en de marketing zou worden verbeterd, het aantal gebruikers alleen maar
zal toenemen. Dit komt overeen met de voorspellingen van de traditionele genezers geïnterviewd door
Niekoop40, waarvan de meeste het gebruik van oso dresi de afgelopen jaren zagen toenemen.
4.4 Voor- en nadelen van het gebruik van Surinaamse kruiden
‘Baat het niet, dan schaadt het niet’, zei 11% van de ondervraagde Surinamers over hun gebruik van
oso dresi. Dit is echter niet altijd het geval. Sommige traditionele geneeswijzen die tijdens dit
onderzoek naar voren kwamen brengen wel degelijk risico’s met zich mee. Recent onderzoek wijst
erop dat het excessief gebruik van vaginale stoombaden gevaarlijk kan zijn. Frequent stomen met
astringerende (‘drogende’) planten kan het vaginale slijmvlies beschadigen, wat de verspreiding van
seksueel overdraagbare aandoeningen bevordert. Het frequente gebruik van intieme stoombaden door
Marronvrouwen in Suriname is waarschijnlijk medeverantwoordelijk voor de snelle stijging van het
aantal seropositieven onder die bevolkingsgroep41,42. Aangezien Surinamers regelmatig naar hun land
van herkomst reizen en tijdens dit bezoek vaak onbeschermde seks hebben, kunnen zij een brug
vormen voor de overdracht van HIV naar Surinamers in Nederland31.
Tegelijkertijd is het aannemelijk dat dit soort stoombaden in het binnenland van Suriname
mensenlevens kan redden, omdat ze kraamvrouwenkoorts en excessieve bloedingen na de bevalling
kunnen voorkomen42,43. De antibiotische eigenschappen van sommige stoombadkruiden lijken de
werkzaamheid tegen vaginale schimmels en door bacteriën veroorzaakte SOA’s te bevestigen43. Het is
in Nederland echter niet meer noodzakelijk deze aandoeningen met kruiden te genezen. Het frequente
gebruik van genitale stoombaden door Surinaamse vrouwen was tot voor kort onbekend bij de
Nederlandse gezondheidszorg42. Gezien het feit dat bij Surinaamse vrouwen de meeste
ziekenhuisopnamen worden waargenomen voor ziekten van het urogenitaalstelsel44, zou het wenselijk
zijn het verband tussen (excessieve) vaginale hygiëne en het voorkomen van urogenitale aandoeningen
onder deze groep nader te bestuderen.
Ook het gebruik van bitters heeft positieve en negatieve kanten. Van een aantal bittere kruiden en
groenten is het traditionele gebruik wetenschappelijk onderbouwd. Indiase onderzoekers hebben
aangetoond dat ui, knoflook, neem, Aloe vera, amsoi, granaatappel, monkimonki kersie en met name
sopropo een duidelijke verlaging van de bloedsuikerspiegel teweeg kunnen brengen45. Dit betekent wel
dat de consumptie hiervan afgestemd moet worden met het gebruik van diabetesmedicatie. Er is nog
weinig onderzoek gedaan naar de mogelijke positieve effecten van medicinaal plantgebruik door
migranten. De consumptie en het effect van ‘medicinaal voedsel’, ook geliefd in landen rond de
Middellandse zee, krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht46.
Fini bita heeft behalve een contraceptieve ook een anti-virale (met name hepatitis B) en anti-tumor
werking47. Van Kwasi bita hout is bewezen dat het werkt tegen de malaria parasiet48, maar het heeft
ook een negatief effect heeft op de vruchtbaarheid van zowel mannelijke als vrouwelijke proefdieren49.
Een ander ingrediënt van de bittere drankjes, loango tetey, behoort tot het geslacht Aristolochia, wat in
Nederland verboden is omdat het kankerverwekkend is en ernstige nierschade kan veroorzaken50. Ook
waarschuwt de Voedsel en Warenautoriteit tegen het gebruik van wonderolie51. Regelmatig gebruik
van laxeermiddelen (zoals kowru dresi) kan ook ernstige gevolgen hebben. De zenuwen die de darm
laten werken raken beschadigd. De darm gaat het steeds slechter doen, wat de opname van vitaminen
en mineralen kan verminderen. Een te hoge dosis laxeermiddel kan bovendien hevige diarree en
uitdroging tot gevolg hebben (www.gezondheid.be).
23
4.5 De toekomst
Reinheid is een belangrijk aspect van de Surinaamse cultuur. Het reinigen van het lichaam, zowel
fysiek door (stoom-) baden en laxeermiddelen, als spiritueel (winti kruidenbaden) is een essentieel
onderdeel van de gezondheid. Het idee dat ‘kou’ (verstopping) de vrije stroom van
lichaamsvloeistoffen onderbreekt en daarmee de gezondheid in gevaar brengt is wijdverspreid in het
Caribische gebied. Het verwijderen van deze ‘kou’ door middel van baden en laxeermiddelen is de
methode om ziekten te voorkomen52,53. Omdat deze methodes worden gebruikt om de gezondheid te
bevorderen of ziektes te voorkomen, worden ze vaak niet door een patiënt genoemd als gevraagd wordt
naar planten om ziektes te genezen. Vaak is de persoon ook helemaal niet ziek. Het wil echter niet
zeggen dat deze traditionele geneesmiddelen geen effect op de gezondheid hebben. Uit ons onderzoek
kwam naar voren dat Surinamers vaker dergelijke middelen voor cultuurbepaalde aandoeningen
gebruiken dan voor het genezen van een (in Nederland erkende) ziekte. Het is ook de reden dat leeftijd
geen invloed lijkt te hebben op het wel of niet gebruiken van medicinale planten. Hoewel Surinamers
vergeleken met andere migrantengroepen goed zijn geïntegreerd in de Nederlandse samenleving54,55,
maakt toch zeker driekwart van hen nog gebruik van traditionele geneeswijzen. Zo lang bovenstaande
ideeën over ziekte en gezondheid gemeengoed blijven onder Nederlandse Surinamers, zullen ze
gebruik blijven maken van medicinale kruiden.
Al snel rijst de vraag hoe het zit met andere allochtonengroepen met grotere integratieproblemen, zoals
Turken, Marokkanen, Somaliërs, Antillianen en Ghanezen. Zij hebben over het algemeen een minder
goede gezondheid dan Surinamers en autochtone Nederlanders56. Er zijn aanwijzingen dat ook zij
medicinale kruiden gebruiken15,37,57, maar er is nog weinig onderzoek naar gedaan. De komende
decennia zal het aantal niet-westerse allochtonen in Nederland toenemen tot 2 miljoen58. Willen we als
Nederlandse samenleving ervoor zorgen dat deze groepen niet achterblijven qua gezondheid, dan
zullen we ons meer moeten verdiepen in hun ideeën en handelswijzen aangaande ziekte en gezondheid.
Zorgverleners, in bijzonder huisarts en apothekers, kunnen moeilijk voorbij gaan aan het brede
spectrum van gebruik van geneeskundige kruiden. Het komt veel voor en is niet zonder risico’s. Voor
hen is het van belang kennis te hebben over de voor- en nadelen van medicinale planten om de
kruidengebruiker te kunnen begeleiden.
Omdat er ook bij de kruidengebruiker behoefte is aan informatie, is deskundige voorlichting van
belang15. Voor het ontwikkelen van adequate voorlichtingsmethode is het van belang inzicht te krijgen
welke kruiden er door migranten gebruikt worden en wat hiervan het gezondheidseffect zou kunnen
zijn. Patiënten moeten meer uitgenodigd worden hun behandelaar (huisarts en specialist) op de hoogte
te stellen van hun kruidengebruik, zonder angst dat het gebruik op zichzelf wordt afgewezen15. Om op
basis van de grote verscheidenheid aan lokale namen van kruiden een idee te krijgen van hun werking,
moeten zorgverleners wel ergens terecht kunnen voor betrouwbare informatie. Samenwerking tussen de
publieke gezondheidssector en etnobotanici zou deze lacune aan informatie kunnen dichten.
24
5. Conclusies
•
Circa 77% van de Surinamers in Nederland gebruikt medicinale planten, 66% gebruikte deze
planten het afgelopen jaar. Mensen gebruiken vaker planten om de gezondheid te bevorderen
en ziektes te voorkomen dan om ziektes te genezen.
•
De vaakst genoemde toepassingen zijn kruidenbaden, genitale stoombaden, bittere
kruidenaftreksels en de consumptie van bittere groenten.
•
De meest populaire Surinaamse geneeskruiden zijn: kwasi bita (Quassia amara), fini bita
(Phyllanthus amarus), gember (Zingiber officinalis), neem (Azadirachta indica) en sopropo
(Momordica charantia).
•
De belangrijkste redenen waarom men kruiden gebruikt zijn: vertrouwdheid met de planten,
minder bijwerkingen en een betere werking dan synthetische geneesmiddelen.
•
Terwijl sommige kruiden daadwerkelijk een bijdrage aan de gezondheid lijken te leveren door
bijvoorbeeld het bloedsuikergehalte te verlagen, kunnen anderen juist weer schadelijke
effecten hebben.
•
Afro-Surinamers gebruiken vaker medicinale planten dan Hindostanen.
•
Het geloof in winti lijkt sterk bepalend voor het gebruik van medicinale planten. Leeftijd en
opleidingsniveau leken geen invloed te hebben op het gebruik van medicinale planten, het
inkomen en geboorteland waren wel bepalende factoren.
•
Zolang bepaalde, cultureel gebonden ideeën over ziekte en gezondheid standhouden binnen de
Surinaamse gemeenschap zal het gebruik van traditionele geneeswijzen blijven voortbestaan.
•
Openheid over kruidengebruik tussen en arts en patiënt is van belang om het gebruik van
kruiden en synthetische geneesmiddelen op elkaar af te stemmen.
•
Er is meer onderzoek nodig naar het gebruik van medicinale planten door migranten in
Nederland en het effect hiervan op hun gezondheid.
25
6. Dankwoord
Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de inzet van interviewers Daphne Koopmans, Sanne
de Korte, Lucienne Niekoop, Reinout Havinga, Julian Starink, Guiselle Martha, Hanna Mulder, Rienia
Power, Tila Premchand, Hendrik Parag, Edith stoffer, Shama Jipat, Joelaika Behari-Ramdas, Hermien
Smith, Ruth John, Ranjit Badloe, Dolly Alleyne en Constance Doorson. Ook ben ik Stans Kraetzer en
Els Enting van de GGD Den Haag zeer erkentelijk voor de goede samenwerking. Het onderzoek tijdens
het Kwakoe festival werd gefaciliteerd door het Politiebureau Reigersbos, Amsterdam Zuid-Oost. Paul
Westers (Biostatistiek, Universiteit Utrecht) wordt bedankt voor zijn advies betreffende de statistische
analyse.
7. Literatuur
1. WHO. 2002. Traditional medicine-growing needs and potential. World Health Organization Policy
Perspectives on Medicines 2:1-6.
2. Sheldon, J.W. et al. 1997. Medicinal plants: can utilization and conservation coexist? Advances in
Economic Botany 12:1-104.
3. Hamilton, A.C. 2004. Medicinal plants, conservation and livelihoods. Biodiversity and Conservation
13:1477-1517.
4. Vandebroek, I. et al. 2004. Use of medicinal plants and pharmaceuticals by indigenous communities
in the Bolivian Andes and Amazon. Bulletin of the World Health Organization 82(4):243-250.
5. Cunningham, A.B. 1993. African medicinal plants: setting priorities at the interface between
conservation and primary healthcare. People and Plants Working Paper. UNESCO, Parijs.
6. Reiff, M. et al. 2003. Ethnomedicine in the urban environment: Dominican healers in New York
City. Human Organization 62:12-26.
7. Pieroni, A. & Vandebroek, I. (eds.) 2007. Travelling cultures and plants. The Ethnobiology and
Ethnopharmacy of Human Migrations. Berghahn Publishers, New York.
8. Balick, M.J. et al. 2000. Medicinal plants used by Latino healers for women’s health conditions in
New York City. Economic Botany 54:344-357.
9. Bos, G. 2007. Etnische verschillen in diabetes, risicofactoren voor hart- en vaatziekten en
zorggebruik. Resultaten van de Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2004. RIVM, Bilthoven.
10. Dijkshoorn, H. 2006. De gezondheid van Surinamers in Amsterdam. GGD Amsterdam.
11. Veen, E. van der. 2003. Bewijs voor verschil? Ministerie van VWS, ZonMW, Raad voor
Gezondheidsonderzoek, Den Haag.
12. Dijk, P.A. van. 2004. Alternatieve Geneeswijzen in Nederland. Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde, studenteneditie 7(2):37.
13. Kraetzer, C.M.J. 2007. Kruiden en kwalen: Streven naar verantwoord gebruik. Epidemiologisch
Bulletin 42(4):25-28.
14. Kraetzer, C.M.J. et al. 2007. De wijkgerichte aanpak van gezondheidsachterstand in Den Haag.
Epidemiologisch Bulletin 42(4):11-17.
15. Kraetzer, C.M.J. et al. 2007. Kwalen en kruiden. Het gebruik van geneeskrachtige kruiden en
huismiddeltjes bij alledaagse kwalen. GGD Den Haag.
16. Andel, T.R. van et al. 2007. The medicinal plant trade in Suriname. Ethnobotany Research &
Applications 5:351-373.
17. Alders, M. 2005. Bevolkingsprognose 2004–2050: veronderstellingen over immigratie. Centraal
Bureau voor de Statistiek, Voorburg.
18. Unger, B. & Siegel, M. 2006. The Netherlands-Suriname Corridor for workers' remittances.
Prospercts for remittances when migration ties loosen. Utrecht School of Economics, Universiteit
Utrecht.
19. Lucht, F. van der & Verkleij, H. 2002. Gezondheid in de grote steden. Volksgezondheid Toekomst
Verkenning. RIVM, Bilthoven.
20. Bos, V. et al. 2005. Socioeconomic inequalities in mortality within ethnic groups in the Netherlands
1995-2000. Journal of Epidemiology & Community Health 59:329-335.
21. Lindert, M.W. van der et al. 2004. Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de
huisartspraktijk. NIVEL / RIVM, Bilthoven.
26
22. Gowricharn, R.S. & Schuster, J. 2001. Diaspora and transnationalism: the case of Surinamese in the
Netherlands. In: Hoefte, R. & P. Meel (ed.) 20th century Suriname. Ian Randle, Kingston. pp: 155173.
23. Klooster, C.I.E.A. van ‘t. 2000. Het gebruik van medicinale planten door Surinamers in
Amsterdam: Universiteit Utrecht en Vrije Universiteit Amsterdam.
24. Stephen, H.J.M. 1998. Winti culture: mysteries, voodoo and realities of an Afro-Caribbean religion
in Suriname and the Netherlands. Karnak, Amsterdam.
25. Leenders, F.R.J. et al. 2001. Winti en de verslavingszorg. Centrum voor Verslavingsonderzoek,
Universiteit Utrecht.
26. Wetering, I. van. 2003. Winti en voodoo. In: Bovenkerk, F. et al (ed.) Multiculturaliteit in de
strafrechtspleging. Boom Juridische Uitgevers, Den Haag: pp. 89-99.
27. Wooding, C.J. 1972. Winti: een Afro- Amerikaanse godsdienst in Suriname. Krips Repro, Meppel.
28. Hoeymans, N. et al. 2005. Zijn er sociaal-demografische gezondheidsverschillen? Volksgezondheid
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid.
29. Slikkerveer, L.J. 2005. A multivariate model of biocultural conservation of medicinal, aromatic and
cosmetic (MAC) plants in Indonesia. Ethnobotany Research & Applications 3:127-138.
30. Veen, M.G. van et al. 2006. HIV-surveys bij hoog-risicogroepen in Den Haag 2005. RIVM en
GGD Den Haag.
31. Kramer, M.A. et al. 2005. Sexual risk behaviour among Surinamese and Antillean migrants
travelling to their countries of origin. Sexually Transmitted Infections 81:508-510.
32. Dytham C. 2003. Choosing and using statistics: A biologist's guide. Blackwell Science, Oxford.
33. Dijk, G. van. 2007. Artsen verdeeld over alternatieve geneeswijzen. Medisch Contact Nr. 49: 7 dec.
34. Behari-Ramdas, J.A. 2007. Evaluating Ecological Impact of Commercial Trade on Surinamese
Medicinal Plants sold in the Netherlands. MSc thesis, Utrecht University.
35. Knipscheer, J. et al. 1999. Surinamers in de ambulante geestelijke gezondheidszorg: een onderzoek
naar hulpzoekgedrag en gezondheidsklachten. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid 54:591-604.
36. Bindraban, N.R. et al. 2008. A new tool, a better tool? Prevalence and performance of the
International Diabetes Federation and the National Cholesterol Education Program criteria for
metabolic syndrom in different ethnic groups. European Journal of Epidemiology 23(1):37-44.
37. Pieroni, A. et al. 2005. Traditional phytotherapy and trans-cutural pharmacy among Turkish
migrants living in Cologne, Germany. Journal of Ethnopharmacology 102:69-88.
38. Stephen, H.J.M. 1978. Geneeskruiden van Suriname. Hun toepassing in de volksgeneeskunde en in
de magie. De Driehoek, Amsterdam.
39. Andel, T.R. van & Klooster, C.I.E.A. van ’t. 2007. Medicinal plant use by Surinamese immigrants
in Amsterdam. In: Pieroni, A. & Vandebroek, I. (eds.) Travelling cultures, plants and medicines: the
ethnobiology and ethnopharmacy of migrations. Berghahn Publishers, New York. Pp: 207-237.
40. Niekoop, L. 2008. 'Ferberdesiki no abi dresi'. From Genital steam baths to Laxatives: Plant Use
amongst the Surinamese Community in the Netherlands. MSc thesis, Utrecht University.
41. Terborg, J.R.H. 2001. Sexual behaviour and sexually transmitted diseases among the Saramaka and
Ndjuka Maroons in the hinterland of Suriname. ProHealth & PHC Suriname, Paramaribo.
42. Andel, T.R. van et al. 2008. Dry sex in Suriname. Journal of Ethnopharmacology 116(1):84–88.
43. Fleury, M. 1996. Végétaux utilisés pour l’hygiène intime des femmes Aluku en Guyane française:
interprétation culturelle et intérêt pharmacologique. In: Schröder, E. et al. (eds.) Médicaments et
aliments: l’Approche ethnopharmacologique. ORSTOM, Parijs. Pp: 178-186.
44. Verweij, G. et al. 2004. Ziekenhuisopnamen naar herkomstgroepering en diagnose, 1995-2001.
Bevolkingstrends 52(3):97-121.
45. Grover, J.K. et al. 2002. Medicinal plants of India with anti-diabetic potential. Journal of
Ethnopharmacology 81(1):81-100.
46. Pieroni, A. & Price, L.L. (eds.) 2006. Eating and Healing: Traditional Food as Medicine. Haworth
Press, Binghamton, NY.
47. Rajesh Kumar, N.V. et al. 2002. Antitumour and anticarcinogenic activity of Phyllanthus amarus
extract. Journal of Ethnopharmacology 81(1):17-22.
48. Ajaiyeoba, E.O. et al. 1999. In vivo antimalarial activities of Quassia amara and Quassia undulata
plant extracts in mice. Journal of Ethnopharmacology 67:321-325.
49. Parveen, S. et al. 2003. A comprehensive evaluation of the reproductive toxicity of Quassia amara
in male rats. Reproductive Toxicology 17(1):45-50.
50. Martena, M.J. 2007. Enforcement of the ban on aristolochic acids in Chinese traditional herbal
preparations on the Dutch market. Analytical and Bioanalytical Chemistry 389(1):263-275
51. VWA. 2003. Kruidenpreparaten. Voedsel en Waren Autoriteit Informatieblad 46, Den Haag.
27
52. Lans, C.A. 2006. Ethnomedicines used in Trinidad and Tobago for urinary problems and diabetes
mellitus. Journal of Ethnobiology and Ethnomedicine 2:45.
53. Terborg, J.R.H. 2002. Liefde en conflict. Seksualiteit en gender in de Afro-Surinaamse familie:
Universiteit van Amsterdam.
54. Liem, P. & Veld, T. 2005. De integratie van Surinamers: voortgang en stagnatie. Instituut voor
Sociologisch-Economisch Onderzoek, Erasmus Universiteit, Rotterdam.
55. Niekerk, M. van. 2000. De krekel en de mier. Fabels en feiten over maatschappelijke stijging van
Creoolse en Hindoestaanse Surinamers in Nederland. Het Spinhuis, Amsterdam.
56. Uitenbroek, D.G. et al. 2006. Gezond zijn en gezond leven. Amsterdamse Gezondheidsmonitor,
Gezondheidsonderzoek 2004. GGD Amsterdam.
57. Buren, L. van & Hoeksma, J. 2002. Allochtone ouderen praten over oud worden Verslagen van
gespreksgroepen met Surinaamse, Turkse, Marokkaanse en Chinese ouderen. GGD Rotterdam.
58. CBS. Allochtonen in Nederland 2003. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg.
28