programmaboekje

Download Report

Transcript programmaboekje

do 9 februari 2017 - 20 u - parketzaal
CLUB#5
ANNELEEN LENAERTS (HARP) &
QUATUOR ZAÏDE
Fantastische vertellingen
PROGRAMMA
Maurice Ravel (1875-1937)
Strijkkwartet in F
Allegro moderato - Très doux
Assez vif - Très rythmé
Très lent
Vif et agité
Claude Debussy (1862-1918)
Danses sacrée et profane
Danse sacrée
Danse profane
Pauze
Gabriel-Urbain Fauré (1845-1924)
Impromptu voor harp solo in Des opus 86
Claude Debussy (1862-1918)
Claire de Lune – bewerking A. Lenaerts voor harp
André Caplet (1878-1925)
Conte fantastique – voor harp en strijkkwartet
Naar Edgar Allan Poe “Die Maske des roten Todes”
TOELICHTING
Strijkkwartet in F
Ravel waagde zich slechts aan één strijkkwartet. Naar het voorbeeld
van Debussy, bevat dit de rijke schakeringen, de dromerigheid en het
volume van de grote impressionistische orkestwerken. Geen enkele
kamermuzikale bezetting is – als men het sonatedeel voor viool en piano
uit 1897 buiten beschouwing laat – met meer dan één werk in Ravels
oeuvre vertegenwoordigd. Zijn enige Strijkkwartet dateert van de jaren
1902-1903. Dit was het jaar van de creatie van Debussy’s ‘Pelléas et
Mélisande’, die negen jaar eerder zijn Strijkkwartet had geschreven.
In zijn beginjaren was Ravel sterk beïnvloed door Debussy– wat duidelijk
naar voor komt in het pianowerk ‘Miroirs’, bijvoorbeeld, en in liederen als
‘Sur l’herbe’ en ‘Les grands vents d’outre-mer’. Debussy was in zijn latere
jaren dan weer geneigd de compositieprincipes van Ravel over te nemen.
Maar hier in dit strijkkwartet was nog een andere invloed in het spel, dat
bij naam genoemd wordt in de opdracht boven het kwartet: “à mon cher
maître Gabriel Fauré”.
Doorheen het werk kan men inderdaad gemakkelijk de gereserveerde
expressie en quasi klassieke transparantie van Fauré herkennen.
Hoewel het eerste deel slecht ontvangen werd door een jury aan het
Parijse Conservatoire, waar Fauré enkele jaren later het roer zou
overnemen als directeur, slaagde Ravel erin het kwartet in maart 1904 te
laten uitvoeren door het Heymann Quartet bij de Société Nationale, de
organisatie die enkele decennia eerder was opgericht door Fauré’s vriend
en mentor Camille SaintSaëns met als doel de Franse kamermuziek te
promoten als tegenwicht tegen de Duitse muzikale suprematie (ten dele
uit nationalistische reflex na de Frans-Duitse oorlog). De première werd
gemengd onthaald: Fauré had kritiek op de finale die hij ongebalanceerd
kort vond, maar Debussy bezwoer: “In de naam van de goden van de
muziek en om mijnentwil, verander geen noot aan wat u geschreven
heeft”.
Ravel zelf schreef in zijn autobiografische notities: “Mijn kwartet in fa
groot [...] beantwoordt aan een streven naar muzikale constructie, dat
ongetwijfeld onvoldoende is gerealiseerd maar dat veel duidelijker naar
voor komt dan in mijn eerdere composities.”
Toch is dit kwartet, ondanks de strenge zelfreflectie, een opmerkelijk
werkstuk voor een zevenentwintigjarige componist, en een hoogst
origineel werk voor een vroeg 20ste-eeuwse compositie.
Het werken met zogenaamde ‘cyclische thema’s’, is typisch voor de
kamermuziek van Ravel. Men zou het kunnen vergelijken met een roman.
De protagonisten, de thema’s die in het begin worden gepresenteerd,
worden elk met hun specifiek karakter steeds in nieuwe situaties
geplaatst, tegen een nieuwe achtergrond, met steeds andere gevaren
en problemen, steeds een andere emotionele reactie, waardoor men de
karakters in de diepte leert kennen en ze tenslotte doorgrondt.
Thematische transformatie is inderdaad de sleutel tot de lezing van dit
kwartet, waarvan men de structuur als ‘klassiek’ zou kunnen omschrijven.
Wat de muzikale schriftuur betreft, is het geen wonder dat dit werk
indertijd slecht is onthaald door de conservatoriumoverheden, vol
harmonisch avontuurlijke exploraties en exotische geluiden. Zo zou
men in de pizzicatopassage in het tweede deel, met superpositie
van tweeledige en drieledige ritmes, de polyritmiek van Javaanse
gamelanorkesten kunnen horen. In 1889, het jaar van Ravels toelating
op het conservatorium, waren dergelijke orkesten aanwezig op de
wereldtentoonstelling. Ook Rimski-Korsakov was daar, in de schaduw
van de Eiffeltoren, om eigen muziek te dirigeren. In de Russische
muziek van die jaren pleegde men octatoniek toe te passen om
volkse, sprookjesachtige of exotische atmosferen op te wekken. Deze
exotische toets, waarvoor de kwartetten van Borodin in het bijzonder de
inspiratiebron zijn, schemert vooral door in het eerste deel van Ravels
kwartet.
Zo kan men het kwartet in fa groot lezen, als een fantastische roman met
sprookjesachtige passages. Debussy is ontegensprekelijk een van de grootste Franse componisten.
Dit mag men zeer letterlijk nemen want de componist sierde het voorblad
van menige van zijn werken met de signatuur ‘Claude Debussy, musicien
français’ of ‘Claude de France’. Als weinig anderen heeft hij een stempel
gedrukt op de muziekgeschiedenis en componisten opsommen die
vroeg of laat door hem zijn beïnvloed, is hetzelfde als het noemen van
alle belangrijke componisten van de 20ste eeuw tot op heden. Zijn vroege
invloeden zijn zeer divers en hebben in synergie bijgedragen tot Debussy’s
persoonlijke stijl. In het algemeen kan men stellen dat het exotisme in al
zijn facetten, met in ruimte of tijd verafgelegen muzikale bronnen, voor
Debussy (en vele anderen in de tweede helft van de 19de eeuw) een
belangrijke inspiratiebron vormde. De Franse meesters van de 18de en
19de eeuw, de Spaanse volksmuziek, de Russische en Noorse nationale
scholen, en niet in het minst Wagner om dan toch de belangrijkste bij
naam te noemen. Wagner, die door Debussy tegelijk bewonderd werd
– hij werd tot tranen toe bewogen bij een uitvoering van ‘Parsifal’ op
een bedevaart naar Bayreuth in 1889 – en verguisd omwille van zijn
breedsprakerige retoriek en verfoeide Duitse profondeur.
Danses sacrée et profane
Debussy componeerde zijn 'Danses sacrée et profane' voor harp en
strijkers op vraag van instrumentenfabrikant Pleyel om de mogelijkheden
van de nieuwe chromatische harp in de verf te zetten. Desalniettemin
preciseerde Debussy dat de solopartij even goed door piano als door harp
kan vertolkt worden.
De harp is een van de oudste instrumenten. De bouw ervan bleef in
essentie onveranderd gedurende eeuwen. In 1810 introduceerde
de Parijse instrumentenbouwer Sébastien Érard de pedaalharp,
waarbij de 7 pedalen instonden voor de alteraties, verhogingen en
verlagingen met een halve toon, en waardoor het mogelijk werd om
in alle toonaarden te spelen zonder te moeten verstemmen. Tegen
het einde van de 19de eeuw bracht de concurrerende bouwer Ignace
Pleyel een chromatische harp op de markt, zonder pedalen, waarbij
aan elke chromatische toon een snaar werd toegekend. Dit type harp
werd nooit een groot succes, onder andere omwille van de onhandige
proporties en de aanzienlijke tijd die nodig was om het instrument
telkens opnieuw te stemmen. In 1904 werd er in het Brusselse
conservatorium een cursus ingericht voor dit nieuwe instrument.
De firma benaderde Debussy met de vraag om een examenstuk te
componeren speciaal voor het instrument, en dat werd de ‘Danse
sacrée et Danse profane’. Van bij het begin werd het werk ook
uitgevoerd op de pedaalharp, en er bestaan diverse bewerkingen,
onder andere voor twee piano's (van de componist zelf), en in de
versie voor pianokwintet.
Het werk ademt de geest van Saties ‘Gymnopédies’, de miniaturen
van deze zonderling die zo bewonderd werden door Debussy dat hij
er zelfs twee van heeft georkestreerd, onder andere in de antieke
inspiratie, die ongetwijfeld haar oorsprong had in de respectabele
geschiedenis van de harp. Beide dansen worden gekenmerkt
door kortademige melodische frasen, transparante texturen,
verschuivende harmonieën, modaliteit en zwoele dissonanten. In de
textuur speelt Debussy met de opponerende tinten van getokkelde en
gestreken tonen.
André Caplet werd geboren in Le Havre in 1878. Al op negenjarige
leeftijd won hij een vioolwedstrijd en op zijn twaalfde speelde hij al in het
plaatselijk Theaterorkest.
In 1899 – hij was toen 21 – werd hij aangesteld als directeur van het
Saint-Martin Théâtre en twee jaar later won hij de Prix de Rome met zijn
cantate “Myrrha” (Ravel won toen de derde prijs) . Ook in die periode
werkte hij als dirigent in Boston (USA). Tijdens de Eerste Wereldoorlog
werd zijn lichaam echter ernstig beschadigd en moest hij noodgedwongen
zijn posten als dirigent – onder meer ook in de Parijse Opera – opgeven.
Hij stierf in 1925.
Vandaag wordt hij nog steeds onderschat als componist en nog te veel
gezien als louter navolger van Debussy. Hij is dringend aan re-evaluatie
toe. Debussy gaf vaak opdrachten aan Caplet om veel van zijn werken te
arrangeren. Hij kende duidelijk alle kneepjes van het componeren, met
een ongelooflijk sprekende expressie van mystiek en het gebruik van
archaïsche formules, de compositietechniek die Debussy later in zijn leven
veel zou toepassen.
De Fantastische Vertelling, gebaseerd op de vertelling van Edgar Allan
Poe “The Masque of the Red Death” is geschreven voor harp and
strijkkwartet.
Het is een macaber verhaal, waarbij de muziek suggestief en
minimalistisch is. Er zijn duidelijk referenties naar Ravel’s Introduction
et Allegro enerzijds en naar Debussy’s Danses sacrée et profane.
De partituur zit vol vreemde harmonieën, die de mysterieuze, bizarre,
dreigende sfeer beeldig en beeldend weergeven. De dans der edelen is
eerder vluchtig en vol effecten dan krachtig. De ontknoping (passage in
de harp) is magisch.
Het verhaal
Er heerst een plotselinge en zeer zware epidemie, bekend onder de
naam 'de rode dood', die op korte tijd talloze slachtoffers maakt. Prins
Prospero, de plaatselijke heerser, besluit zich met duizend uitverkoren
edelen, hovelingen en vrienden terug te trekken in zijn versterkte abdij
in een poging de gevreesde ziekte buiten de deur te houden. Alle in- en
uitgangen worden afgesloten en er zijn meer dan genoeg voorraden om
het lange tijd vol te houden.
Na enige maanden geeft prins Prospero een gemaskerd bal, in zeven
door hemzelf ingerichte vertrekken. De zalen zijn bizar ingericht in zeven
verschillende kleuren: blauw, paars, groen, oranje, wit, violet en zwart,
met een gelijkgekleurde verlichting, behalve in de zwarte zaal, die verlicht
wordt met een dieprode scharlaken kleur. In die kamer staat ook een grote
houten klok die elk uur met een doordringend geluid de tijd aangeeft.
Zodra de klok slaat, blijven de gasten verschrikt staan en luisteren nerveus
of in gedachten verzonken. Ook het orkest zwijgt op die momenten. Zodra
de slagen van de klok zijn weggestorven, hernemen de feestelijkheden
hun gang.
Als om middernacht de laatste slag van de klok heeft weerklonken valt
het de bezoekers op dat een onbekende in het rood geklede gast zich
bij hen heeft gevoegd, met een angstaanjagend masker. Prins Prospero
is verontwaardigd. Hij eist opheldering van de geheimzinnige gast. Maar
deze zwijgt en loopt langs prins Prospero, zonder naar hem te kijken. De
prins eist van zijn gasten de vreemdeling te ontmaskeren, maar zij deinzen
allen terug als hij hen passeert. Ten slotte besluit Prospero de ongenode
gast zelf te confronteren. Als deze hem in het gezicht staart, valt Prospero
dood ter aarde. Het hele gezelschap begeeft zich naar de zwarte kamer
om de vreemdeling uiteindelijk te ontmaskeren. Als zij hierin slagen blijkt
de gestalte echter vorm noch inhoud te hebben, maar de rode dood zelf te
zijn. Alle gasten vallen ten slotte als slachtoffer van de ziekte dood neer.
ANNELEEN LENAERTS
Met amper 28 jaar is Anneleen Lenaerts reeds één van de meest
gelauwerde harpisten van haar generatie. In 2010 werd ze benoemd tot
Solo Harpiste van de Wiener Philharmoniker.
Ondanks haar jonge leeftijd heeft Anneleen al een indrukwekkend
palmares. Tussen 1997 en 2010 won ze maar liefst 23 belangrijke prijzen
op internationale harpwedstrijden, waaronder de ‘Grand Prix International
Lily Laskine’, één van de meest prestigieuze harpwedstrijden ter wereld
en de 'Internationaler Musikwettbewerb der ARD München' waar ze
prijswinnaar werd en winnaar van de Publieksprijs.
Als soliste speelde ze met orkesten zoals het Symphonieorchester des
Bayerischen Rundfunk, Mozarteum Orchester, Philadelphia Chamber
Orchestra, Polish National Radio Symphony Orchestra, Collegium
Musicum Basel, Brussels Philharmonic, Nationaal Orkest van België ea.
Anneleen maakte haar solodebuut in de Wigmore Hall in Londen,
Carnegie Hall New York, Salle Gaveau in Parijs, Grosses Festspielhaus
in Salzburg, Bozar in Brussel en speelde in festivals zoals het Rheingau
Festival, Festival “Pietrasanta in Concerto”, Lockenhaus en Aspen Music
Festival.
Solo optredens werden opgenomen door BBC 3, Bayerischer Rundfunk,
Radio France Musique en Deutschlandfunk.
In 2014 nam Anneleen drie belangrijke harpconcerti uit de 20ste eeuw
op voor Warner Classics: van Joaquin Rodrigo, Reinhold Glière en
Joseph Jongen, samen met de Brussels Philharmonic en dirigent Michel
Tabachnik.
Ze ontving in 2004 de YoTaM-beurs (Young Talented Musicians) van
de Vlaamse regering. In 2006 werd aan Anneleen de ‘le Prix Culturel
International de la Jeunesse’ uitgereikt door de gouverneur van Basse
et Haute Normandie. In 2007 werd aan haar de beurs van de Artistieke
Stichting Mathilde E. Horlait- Dapsens toegekend en in 2008 ontving
ze de Prijs Lunssens en de Prijs van Straelen voor haar opmerkelijke
resultaten aan het Conservatorium van Brussel. In 2010 werd ze laureaat
van de 'Fondation Groupe Banque Populaire', in Parijs.
Anneleen Lenaerts kreeg haar harpopleiding van Lieve Robbroeckx en
volgde masterclasses bij vele gerenommeerde harpisten.
Ze studeerde
verder aan de Conservatoria van Brussel en Parijs en behaalde in 2008
al een Master diploma voor harp met grootste onderscheiding. Ze rondde
haar harpstudies af bij Isabelle Perrin met de 'Cours de perfectionnement'
aan de Ecole Normale de Musique de Paris. Naast harp legde
Anneleen zich ook toe op de studie van Muziekschriftuur. Ze studeerde
Harmonieleer, Contrapunt en Fuga aan het Brusselse Conservatorium.
Ze vormt een duo met klarinettist Dionysis Grammenos. Haar
samenwerking met hoboïst Karel Schoofs resulteerde in een CD met werk
uit het Franse impressionisme.
In 2008 verscheen haar eerste solo CD bij
Egan Records en in 2011 bracht Aliud Records haar tweede solo CD uit
met werken van Chopin en Liszt, een primeur op harp.
QUATUOR ZAÏDE
Bezetting
Charlotte Juillard, viool
Leslie Boulin-Raulet, viool
Sarah Chenaf, altviool
Juliette Salmona, cello
Het Quatuor Zaïde is jong en beloftevol en staat in de voorhoede van
een nieuwe generatie strijkkwartetten. In het seizoen 2015-2016 is het
kwartet genomineerd als ECHO Rising Star. Met de nodige sturm und
drang verovert het de voorbije jaren de internationale bühne.
Het Quatuor Zaïde kreeg op de Internationale Wedstrijd voor
Kamermuziek Joseph Haydn 2012 in Wenen niet enkel de Eerste Prijs,
maar won ook drie Speciale Prijzen voor Interpretatie, een tour de force
waar niet veel kwartetten in slagen. In 2011 won het kwartet ook al de
Eerste Prijs op de Internationale Muziekwedstrijd in Peking en in 2010
mocht het de Eerste Prijs op het Charles Hennen Concours in ontvangst
nemen. Bijzonder voor een kwartet dat in 2009 boven het doopvont
gehouden werd.
In april 2014 verscheen het debuutalbum van Quatuor Zaïde op het
nieuwe label NoMad Music, met daarop de twee strijkkwartetten van
Janácek en het vijfde kwartet van Martinu. Voor een eerste opname een
uitdagend programma, dat representatief is voor de sterke identiteit van
dit jonge kwartet. Het verbaast niet dat de cd op veel internationale bijval
mocht rekenen.
VOLGENDE CONCERTEN
ma 13 feb 2017 - 20 u - kathedraal
TRIO MEDIAEVAL
Aquilonis - mystieke reis door Europa
vr 17 feb 2017 - 20 u
B’ROCK
Harmonic inspiration met o.a. Vivaldi
ma 13 mrt 2017 - 15 u - matinee
MAAIKE CAFMEYER, BRAM NOLF &
PIET VAN BOCKSTAL
concert in de kijker
De toverfluit in een note(n)dop
vr 24 mrt 2017 - 20 u
VLAAMS RADIO KOOR & SOLISTEN
BRUSSELS PHILHARMONIC
HERVÉ NIQUET DIRIGENT
Requiem van Fauré
di 28 mrt 2017 - 20 u - kathedraal
REINOUD VAN MECHELEN
Erbarme dich - prelude op de passie
wo 29 mrt 2017 - 20 u
LE CONCERT OLYMPIQUE
JAN CAEYERS DIRIGENT &
VIKTORIA MULLOVA VIOOL
Brahms & van Beethoven
zo 05 mrt 2017 - 15 u - stadhuis
CLUB #6 - ST. GEORGE QUINTET
British legends
Het St. George Quintet was laureaat van
Supernova 2016, de wedstrijd van onder
meer KLARA die jonge talenten een
duwtje in de rug geeft.
Deze jonge musici gaan geen uitdaging
uit de weg en hun repertoire kent geen
grenzen.
Wat je mag verwachten? Een matinee
met een uur onversneden meeslepende
strijkersmuziek.
violen Liesbeth Baelus & Kaja Nowak
altviool Marie-Louise De Jong
cello Wouter Vercruysse
contrabas Bram Decroix
© Frederic Oszczak
WWW.CCHA.BE