de samenvatting

Download Report

Transcript de samenvatting

Empirical Studies of Consumer and Government Purchase Decisions.
F.Á. Leffelaar-Felső
Samenvatting (Summary in Dutch)
De klassieke vraag theorie gebruikt sterke aannames en vereenvoudigingen waarmee de
eigenschappen van de vraagfunctie nauwkeurig kunnen worden beschreven. Echter zijn situaties uit
de echte wereld vaak lastig te vergelijken met de abstracte setting van de standaard microeconomische theorie. Het loslaten van sommige (impliciete) aannames levert een reeks van nieuwe
interessante vragen op; vragen die verder gaan dan de traditionele thema's zoals hoe de vraag naar
een product verandert als gevolg van veranderingen in inkomen, prijzen of beschikbare producten.
De drie centrale vragen in dit proefschrift zijn als volgt:
1) Maakt het voor aankoopbeslissingen van consumenten uit, uit welke bron het inkomen
afkomstig is?
2) Aan wat voor tariefstructuren geven kopers de voorkeur als zij de keuze hebben uit
verschillende mogelijkheden?
3) Moeten organisaties bepaalde diensten zelf leveren of inkopen?
Hoofdstuk 2 geeft antwoord op de eerste vraag door het bestedingspatroon van consumenten te
analyseren die de VVV Cadeaubon als betaalmiddel gebruikten bij een aankoop. De data is afkomstig
uit een enquête gehouden onder 1,050 consumenten die zojuist een of meerdere cadeaubonnen
hebben uitgegeven in een van 196 winkels. De twee belangrijkste vragen uit de enquête zijn: (i) had u
dit item of een vergelijkbaar item gekocht indien u geen cadeaubon had gekregen en (ii) stel dat u
een enveloppe met geld had ontvangen in plaats van de cadeaubon, hoe had u dat geld uitgegeven?
De empirische strategie is om te verifiëren dat respondenten die “nee” op de eerste vraag
antwoorden, dat doen omdat zij cadeau-inkomen anders beschouwen dan gewone inkomen (narrow
bracketing) en niet vanwege beperkingen op de inwisselbaarheid van de bon. Het antwoord op de
tweede vraag onderscheidt consumenten die alle cadeau-inkomen (contant geld en VVV bonnen) op
een andere manier gebruiken van de groep die alleen VVV Cadeaubonnen anders uitgeeft.
De meerderheid van respondenten (83%) geeft een ontvangen cadeaubon uit als ware het gewoon
geld, maar voor een aanzienlijke minderheid van respondenten (17%) is het krijgen van een
cadeaubon een aanleiding om iets te kopen dat ze niet hadden gekocht zonder de cadeaubon. De
aanpassing van consumptiegedrag komt niet door beperkingen op de inwisselbaarheid van de
cadeaubon. Hoewel dit inconsistent is met het standard vraag model uit het micro-economie, kan dit
gedrag worden verklaard met de theorie van zogenaamde narrow bracketing consumenten.
Vrouwen zijn vaker geneigd om cadeaubonnen anders te besteden dan mannen. De suggestie van de
gever om de cadeaubon aan een bepaald item uit te geven, speelt pas een rol als de gever een
gezinslid is van de ontvanger.
Uit de groep respondenten die narrow bracketing gedrag vertoont (17%), doet het merendeel (10 %)
dit alleen dat als de cadeau wordt ontvangen in de vorm van een bon, terwijl de overige 7% dat doet
ongeacht de vraag of het cadeau wordt gegeven in de vorm van contant geld of een bon.
Hoofdstuk 3 analyseert de voorkeuren van klanten die een advocaat kiezen in een veiling waarin
advocaten met elkaar concurreren voor standaard zaken. In deze veiling kunnen advocaten met met
verschillende tariefstructuren bieden: een uurtarief, een vast bedrag of een gemengd tarief met een
vast tarief dat geldt tot een bepaald urenplafond en een uurtarief voor uren boven dat plafond. In
deze veiling worden naast de gebruikelijke uurtarieven ook andere tariefstructuren geboden. Dit
biedt een unieke gelegenheid om de voorkeuren van klanten te onderzoeken ten aanzien van
verschillende tariefstructuren, in een setting die aanzienlijk concurrerender is dan de markt voor
juridische dienstverlening buiten dergelijke veilingen.
De dataset bevat 196 prijsopgaven uitgebracht in 51 aanbestedingen. In dit hoofdstuk wordt een
keuzemodel geschat met het type tariefstructuur als verklarende variabele. Hierbij wordt
gecorrigeerd voor de hoogte van de bieding, veiling-specifieke omstandigheden en overige
kenmerken die de klant niet direct observeert. Het uurtarief blijkt de minst geliefde tariefstructuur
onder klanten. Deze conclusie blijft overeind als er een onderscheid wordt gemaakt voor type zaken
en klanten of als er gecorrigeerd wordt voor de biedervaring van de advocaat.
In hoofdstuk 4 kijk ik naar de make-or-buy beslissing van de Nederlandse gemeenten met betrekking
tot afvalinzameling. Meer specifiek: in hoeverre uitbesteding aan een private partij goedkoper is dan
een eigen inzameldienst of overheidsbedrijf. Deze vraag is in de literatuur al veelvuldig onderzocht
maar de conclusies lopen uiteen. De standaard aanpak in de literatuur is mogelijk onzuiver vanwege
het weglaten van enkele relevante variabelen die moeilijk te observeren zijn. Gemeenten die nieuwe
afvalinzameling technologieën willen introduceren zijn mogelijk meer geneigd om uit te besteden
aan particuliere aanbieders dan gemeenten die geen plannen hebben om de technologie te wijzigen.
Om dit probleem te verkennen, schat ik een kostenfunctie waar uitbesteding aan een private partij
wordt geïnstrumenteerd met variabelen die de houding van de gemeenteraad weergeven ten
aanzien van aanbestedingen in het algemeen. De kostenbesparingen geassocieerd met een privaat
afvalinzamelingsbedrijf worden geschat op 30% in 2010; dit is een veel grotere besparing dan wordt
geschat met een rechttoe-rechtaan OLS schatting of de besparingen die in de literatuur zijn
gerapporteerd. Tegelijkertijd zijn er enkele kanttekeningen te plaatsen bij de exogeniteit van de
instrumenten en daarmee de geldigheid van de resultaten. Een tweede punt van aandacht bij de
interpretatie is dat de gemeten kostenbesparingen aanzienlijk verschillen tussen 2010 en 2006.