BP Poelgeest Toelichting en Regels 18-01-2017

Download Report

Transcript BP Poelgeest Toelichting en Regels 18-01-2017

Oegstgeest
Poelgeest
BESTEMMINGSPLAN
RBOI - Rotterdam bv
Delftseplein 27b
Postbus 150
3000 AD Rotterdam
telefoon (010) 201 85 55
E-mail: [email protected]
Poelgeest Oegstgeest bestemmingsplan identificatie identificatiecode: datum:
status: NL.IMRO.0579.BPPoelgeest‐ON01 15‐11‐2016 18‐01‐2017
concept‐ontwerp ontwerp vastgesteld projectnummer: 057900.20161064 opdrachtleider: ing D.J. Willems aangesloten bij:
planstatus Delftseplein 27b
postbus 150
3000 AD Rotterdam
T: 010-201 85 55
E-mail: [email protected]
© Rho Adviseurs bv
Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder
voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming
niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
3 Inhoudsopgave Toelichting Hoofdstuk 1 5 Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 8 1.3 Planvorm 9 1.4 Leeswijzer 9 Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele analyse plangebied 11 2.1 Inleiding 11 2.2 Poelgeest 11 2.3 Oud Poelgeest 12 2.4 Overveerpolder 12 Hoofdstuk 3 Beleidskader 13 3.1 Inleiding 13 3.2 Rijksbeleid 13 3.3 Provinciaal en regionaal beleid 14 3.4 Gemeentelijk beleid 19 Hoofdstuk 4 Relevante onderzoeken 23 4.1 Inleiding 23 4.2 Verkeer 23 4.3 Wegverkeerslawaai 24 4.4 Vliegveld Schiphol 24 4.5 Bedrijven en milieuzonering 25 4.6 Bodemkwaliteit 25 4.7 Externe veiligheid 26 4.8 Kabels en leidingen 28 4.9 Luchtkwaliteit 29 4.10 Water 31 4.11 Ecologie 34 4.12 Archeologie en Cultuurhistorie 37 4.13 Toetsing aan mer‐wetgeving 39 Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 41 5.1 Inleiding 5.2 41 Juridische regeling 41 Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 45 6.1 Economische uitvoerbaarheid 45 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 45 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 4 Regels Hoofdstuk 1 47 Inleidende regels 49 Artikel 1 Begrippen 49 Artikel 2 Wijze van meten 56 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 57 Artikel 3 Bedrijf 57 Artikel 4 Bos 59 Artikel 5 Gemengd ‐ 1 60 Artikel 6 Gemengd ‐ 2 62 Artikel 7 Groen 64 Artikel 8 Horeca 65 Artikel 9 Kantoor 67 Artikel 10 Maatschappelijk 68 Artikel 11 Recreatie 69 Artikel 12 Sport 70 Artikel 13 Tuin 72 Artikel 14 Verkeer 74 Artikel 15 Water 75 Artikel 16 Wonen 77 Artikel 17 Waarde ‐ Archeologie 1 80 Artikel 18 Waarde ‐ Archeologie 2 82 Artikel 19 Waarde ‐ Archeologie 3 84 Artikel 20 Waterstaat ‐ Waterkering 86 Artikel 21 Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding 88 Hoofdstuk 3 Algemene regels 91 Artikel 22 Anti‐dubbeltelregel 91 Artikel 23 Algemene bouwregels 92 Artikel 24 Algemene gebruiksregels 93 Artikel 25 Algemene aanduidingsregels 94 Artikel 26 Algemene afwijkingsregels 96 Artikel 27 Algemene wijzigingsregels 97 Artikel 28 Overige regels 98 Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels 99 Artikel 29 Overgangsrecht 99 Artikel 30 Slotregel 100 Bijlagen 101 Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 103 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Toelichting
6 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 7 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Het actualiseren van bestemmingsplannen is een wettelijke taak. Bestemmingsplannen moeten om de 10 jaar worden geactualiseerd. De actualisatie van bestemmingsplannen is dan ook een continu proces. Het doel van de actualisatie is dat er steeds een actueel overzicht bestaat van de bouw‐ en gebruiksmogelijkheden in een gebied. Daarnaast kan (nieuwe) wet‐ en regelgeving, gemeentelijk beleid en jurisprudentie op het gebied van de fysieke leefomgeving er toe leiden dat er aanpassingen nodig zijn in het bestemmingplan. Ook nieuwe ontwikkelingen en verleende vergunningen in afwijking van het bestemmingsplan kunnen tijdens een actualisatieslag waar gewenst meegenomen worden. Over enkele jaren wordt de Omgevingswet van kracht. De Omgevingswet gaat alle aspecten van de fysieke leefomgeving aansturen. Om ruimte te creëren om voor de komst van de Omgevingswet en reeds invulling te geven aan de aspecten van de verbrede werking van deze wet is ook vroegtijdige samenvoeging van bestemmingsplannen wenselijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de samenvoeging van (een gedeelte van) en actualiseren van de volgende bestemmingsplannen:  Poelgeest, vastgesteld op 21‐05‐2007;  1e herziening Poelgeest, vastgesteld op 26‐11‐2009;  2e herziening Poelgeest, vastgesteld op 15‐12‐2009;  Overveerpolder 2013, vastgesteld op 29‐11‐2013;  Oud‐Poelgeest, vastgesteld op 18‐02‐2010;  Zwembad Poelmeer, vastgesteld op 19‐09‐1997;  Centrum, vastgesteld op 15‐08‐1974;  Partiële herziening Centrum, vastgesteld op 28‐08‐1980. De gronden binnen deze bestemmingsplannen worden consoliderend herbestemd, zodat deze delen van het plangebied voorzien zijn van een actueel juridisch‐planologisch kader, gebaseerd op huidige beleidsinzichten en gebruikerswensen. De bouw‐ en gebruiksmogelijkheden die, in de loop der jaren, verleend zijn via vergunningen in afwijken van het bestemmingsplan of op basis van een wijzigingsplan zijn ook geïntegreerd in voorliggend bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheden waar geen gebruik van is gemaakt, zijn wederom geïntegreerd. In deze actualisatie zijn tot slot ook de gebieden meegenomen, waaraan goedkeuringen zijn onthouden door Gedeputeerde Staten of waarover de Raad van State een uitspraak heeft gedaan. Ook zijn enkele grensaanpassingen meegenomen ten behoeve van de aansluiting met aangrenzende bestemmingsplannen. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 8 1.2 Ligging en begrenzing plangebied Het gebied waarvoor voorliggend bestemmingsplan is opgesteld, bestaat voor het grootste deel uit gebieden behorend tot de vigerende bestemmingsplannen 'Poelgeest' en 'Oud Poelgeest'. Het plangebied van het vigerend bestemmingsplan Poelgeest ligt grotendeels ten oosten van de Haarlemmertrekvaart. Ook het meest oostelijke deel van de Lange Voort valt hierbinnen, net als de woningen nabij de Vissersbrug. De plangrenzen vallen samen met de gemeentegrenzen van Oegstgeest met Teylingen en Leiden. Ten noorden van de Broekweg wordt de plangrens gevormd door de Haarlemmertrekvaart, tot aan de woonpercelen aan de Lange Voort. Binnen dit plangebied vallen ook de gronden behorend tot de bestemmingsplannen '1e herziening Poelgeest' en '2e herziening Poelgeest'. Het gedeelte van het bestemmingsplan 'Oud Poelgeest' ten westen van de Laan van Oud Poelgeest en Abtspoelweg wordt geactualiseerd binnen het bestemmingsplan 'Oudenhof en Klinkenbergerplas'. Het overige gedeelte is onderdeel van voorliggend bestemmingsplan en wordt globaal begrensd door de Haarlemmertrekvaart in het oosten, de Oegstgeesterweg, Hofdijck en Laan van Alkemade in het zuiden en de Lange Voort in het noorden. De Overveerpolder en de locatie van het zwembad Poelmeer liggen ten noorden van de Lange Voort. De Overveerpolder wordt globaal begrensd door de Abtspoelweg in het oosten en de Haarlemmertrekvaart in het westen en noorden. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Figuur 1.1 Globale ligging plangebied. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 9 1.3 Planvorm Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat de huidige functionele en ruimtelijke situatie in samenhang met de bestaande juridisch‐planologische regelgeving als uitgangspunt heeft gediend voor de nieuwe juridische regeling. Bouwinitiatieven en gebruikswijzigingen die passen binnen de reguliere bestemmingslegging blijven uiteraard mogelijk. Vigerende afwijkings‐ en wijzigingsmogelijkheden zijn ook zoveel mogelijk geïntegreerd in dit bestemmingsplan. 1.4 Leeswijzer Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 zal de huidige ruimtelijke en functionele opbouw van het plangebied geanalyseerd worden vanuit de verschillende deelgebieden in dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving en toetsing aan de beleidskaders die relevant zijn voor het plangebied. In hoofdstuk 4 komen alle voor het bestemmingsplan relevante milieu‐ en overige omgevings‐ en ruimtelijke aspecten aan de orde, waarna het geheel wordt vertaald in een juridische bestemmingsregeling die in hoofdstuk 5 wordt toegelicht. Vervolgens komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan de orde. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 10 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 11 Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele analyse plangebied 2.1 Inleiding Het nieuwe bestemmingsplan beslaat een gebied dat verscheidene functies kent en nu nog opgesplitst is bestemmingsplangebieden die in enkele gevallen opgesteld zijn geweest rond één bepaalde ontwikkeling of ruimtelijk thema. Zo is het bestemmingsplan 'Poelgeest' bijvoorbeeld opgesteld om de nieuwbouw in de gelijknamige wijk te faciliteren en het net gebouwde in planologisch opzicht juridisch te regelen. De partiële herzieningen van dit bestemmingsplan (1e en 2e herziening) betroffen woningbouw en de bouw van een school. Het bestemmingsplan 'Partiële herziening Centrum' voorziet in een regeling voor het zwembad. Het bestemmingsplan 'Overveerpolder 2013' is tot slot opgesteld om de aanleg van sportvelden mogelijk te maken. In dit hoofdstuk is een korte toelichting opgenomen van de ruimtelijke en functionele kenmerken van al deze deelgebieden. 2.2 Poelgeest Ten oosten van de Haarlemmertrekvaart is Poelgeest gelegen, een nieuwbouwwijk met bijbehorende voorzieningen, zoals commerciële en maatschappelijke voorzieningen aan de Clusiushof en basisschool De Vogels. De wijk zal, na uitvoering van de laatste bouwactiviteiten zoals het Heemland Terras, bestaan uit ongeveer 1.150 woningen. Het parkeren vindt voor het grootste deel op straat plaats aan de Jac. P. Thijsselaan, Lobiuslaan en Hugo de Vrieslaan. Bij de woningen aan de Martinus Houttuynhof en de Cornelis van Steenishof kan geparkeerd worden op eigen terrein. In Poelgeest bevindt zich één duidelijke hoofdroute. Deze wordt gevormd door de Lange Voort, Hugo de Vrieslaan, Anne Weber van Bosselaan en Jac. P. Thijsselaan. Speciaal voor langzaam verkeer zijn er twee hoofdontsluitingsroutes: de Broekwegtunnel en de Kwaakbrug. Tussen de gemeenten Oegstgeest en Leiden is afgesproken dat er een tweede ontsluitingsroute komt, die de Hugo de Vrieslaan verbindt met de Oegstgeesterweg. Het wijkpark in Poelgeest bestaat uit twee eilanden: het Bastion en het Speelveld. Het Bastion ligt ruim twee meter hoger dan de rest van het gebied. Het Speelveld is een groot grasveld dat kan worden gebruikt als ligweide, voetbalveld en evenemententerrein. Over het noordelijkdeel loopt een hoogspanningslijn die via de Overveerpolder richting Haaswijk gaat. De hoogspanningszone is voornamelijk ingericht als rietland met enkele hakhoutbosjes. Tussen de hoogspanningszone en de Lange Voort is Jachthaven Poelgeest gelegen. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 12 2.3 Oud Poelgeest Ten westen van de Haarlemmertrekvaart zijn Oud Poelgeest en Overveerpolder gelegen. Daartussen ligt een gebied rond de Lange Voort dat verschillende functies herbergt, zoals het zwembad Poelmeer. Vóór de realisatie van Poelgeest was dit een overgangsgebied aan de rand van Oegstgeest met een verscheidenheid aan functies waaronder woningbouw, onderwijs, kantoren, recreatie en sport, groen, zorg, bos, weiland, cultuurhistorische structuren en elementen, water en infrastructuur. Het meest in het oog springende element in dit deelgebied is kasteel Oud Poelgeest met de daarbij behorende gebouwen en gronden, waarvan een deel is aangemerkt als rijksmonument. Het landgoed van ruim 10 hectare kent een kasteel, een koetshuis, een oranjerie, een tuinderswoning en een kapel. Op het landgoed zijn horecavoorzieningen gevestigd. De gebouwen op het terrein, inclusief het kasteel, zijn in gebruik als conferentiecentrum. De landschapsstijl van het park wordt gekarakteriseerd door kronkelpaden, waterpartijen, zichtassen en een brug. Door de aanwezigheid van monumentale bomen en een unieke flora is het landgoed van grote cultuurhistorische en natuurlijke waarde. Ten zuidoosten van kasteel Oud Poelgeest ligt aan de Oegstgeesterweg de ijsbaan van IJsclub Oegstgeest, de zogeheten Ezelenweide. Het maakte oorspronkelijk onderdeel uit van het landgoed Oud Poelgeest. In de winter wordt de baan onder water gezet en kan er na vorst geschaatst worden. Op dit terrein is ook een clubhuis gevestigd dat mede gebruikt wordt door het Milieu Educatie Centrum (MEC). De Poelgeesterweg en Abtspoelhof kennen individuele woningbouw met veelal ruime, boomrijke kavels. Het woongebied is naar binnen gericht. De overige woningen zijn gesitueerd aan de Lange Voort en de Arie Bijhof, Reinier van Kampenhoutlaan en Guus Reitsmahof. De woningen ten noorden van de Lange Voort zijn gebouwd op het terrein van het voormalige buitenbad van zwembad Poelmeer. Als gevolg van de stedenbouwkundige structuur heeft de wijk een introvert karakter. De ontsluitingsstructuur wordt gevormd door doodlopende straatjes en hofjes. Ten zuiden van de Lange Voort ligt een zone met grootschaligere bebouwing in de vorm van een kantoorgebouw en een schoolgebouw van het Wellantcollege Oegstgeest. Aan de Kwaaklaan ligt in een bebost gebied een bunkercomplex dat nu in gebruik is als datacenter. Haarlemmertrekvaart 19 is een voormalige boerderij met monumentale waarden en thans in gebruik als woning. Tussen het bunkercomplex en deze woning ligt grasland. 2.4 Overveerpolder Het gebied ten noorden van de woningen aan de Lange Voort biedt ruimte voor verschillende recreatieve en sportieve voorzieningen. Zo zijn daar Zwembad Poelmeer met bijbehorend parkeerterrein en het terrein van Scouting Shawano’s Oegstgeest. Aan de Haarlemmertrekvaart is Jachthaven Welgelegen gevestigd. Momenteel wordt een groot deel van de weilanden in de Overveerpolder klaar gemaakt voor de aanleg van een sportcomplex met een clubgebouw en sportvelden. Dit gebeurt om de verhuizing van voetbalvereniging ASC hiernaartoe te faciliteren. Ook cricketclub ASC zal hier gebruik van maken. Zo kan ASC als voetbal‐ en cricketclub zijn activiteiten weer als één vereniging op één locatie voortzetten. Bovendien kunnen kwalitatief betere velden en een nieuw clubhuis worden aangelegd, waardoor het veldsportcomplex doelmatiger kan worden gebruikt. Aan de oostelijke rand van de Overveerpolder ligt aan de Haarlemmertrekvaart een klein volkstuinencomplex met enkele, kleinschalige opstallen. De Haarlemmertrekvaart zelf heeft verschillende aanlegsteigers voor de pleziervaart en heeft vijf ligplaatsen voor woonschepen. De Haarlemmertrekvaart is een recreatieve en ecologische verbinding. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 13 Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Inleiding Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciale en regionale beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 3.4. 3.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat plannen voor ruimte en mobiliteit. In dit beleidsdocument staat beschreven in welke grote infrastructurele projecten het kabinet tot en met 2040 wil gaan investeren. Er is sprake van een hoog abstractieniveau: de visie richt zich alleen op nationale belangen zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en de waterveiligheid. Voor de toekomst kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor de gemeente Oegstgeest relevante belangen zijn:  Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;  Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;  Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;  Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;  Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;  Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;  Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;  Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;  Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. Ladder voor duurzame verstedelijking De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2 Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 14 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie‐ en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de ecologische hoofdstructuur. Toetsing De aanwezige hoogspanningsverbinding in het plangebied is van Rijksbelang voor de instandhouding van het hoofdnetwerk voor energievoorziening en energietransitie. In het plangebied zijn daarnaast meerdere rijksmonumenten aanwezig ter hoogte van de onderstaande twee adressen. Het betreffen:  Haarlemmertrekvaart 17 (jagerswoning);  Poelgeesterweg 1 (kasteel Oud Poelgeest en het bijbehorende koetshuis, tuinmanswoning, kapel, waterput, historische tuin, park, plantsoen, brug met toegangshek en tuinbeelden). Alle bovengenoemde rijksmonumenten genieten bescherming vanuit het Rijk. Er is geen sprake van strijd met de uitgangspunten zoals opgenomen in het SVIR en het Barro. Omdat het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, hoeft er niet getoetst te worden aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de ladder voor duurzame verstedelijking. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het rijksbeleid. 3.3 Provinciaal en regionaal beleid Visie Ruimte en Mobiliteit (9 juli 2014) De structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit' speelt meer in op de structurele veranderingen in de samenleving, de economie en het milieu, waarvan de uitkomsten nog onzeker zijn. Daarom is er sprake van een combinatie van zowel flexibiliteit als duidelijkheid in de vorm van randvoorwaarden en kaders. De ambities zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen voor onderdelen. De vier rode draden zijn: 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is Bij nieuwe (verstedelijkings)opgaven is het uitgangspunt eerst te kijken naar wat er al is en hoe deze ruimte of deze gebouwen beter benut of opgewaardeerd kunnen worden. 2. vergroten van de agglomeratiekracht. De Zuidelijke Randstad en de grote economische complexen in Zuid‐Holland vormen in potentie één grote agglomeratie, die schaal‐ en clustervoordelen met zich mee kan brengen. De provincie wil kwaliteiten van de stedelijke agglomeratie versterken door woon‐ en werkfuncties en voorzieningen op excellent bereikbare knooppunten te clusteren en concentreren. Verder wil de provincie ruimte bieden voor functiemenging. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit De essentie van het verbeteren van ruimtelijke kwaliteit is dat initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen enerzijds inspelen op de aanwezige kwaliteiten in de omgeving (zeker als de omgeving hoge cultuurhistorische of identiteitsbepalende waarden vertegenwoordigt) en er anderzijds specifieke kwaliteiten aan toevoegen die te maken hebben met de samenleving van vandaag. De provincie beschikt al enige tijd over een kwaliteitskaart die de kwaliteitsambities van de provincie toont en in een geactualiseerde vorm onderdeel is van deze Visie Ruimte en Mobiliteit. De kwaliteitskaart staat aan de basis van de regionale Gebiedsprofielen, die een handreiking vormen voor het gebiedsspecifiek omgaan met ruimtelijke kwaliteit. Het plangebied en de omgeving maakt deel uit van het gebiedsprofiel Duin‐ en Bollenstreek. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 15 4. bevorderen van de transitie naar een water‐ en energie‐efficiënte samenleving. Een ‘water‐ en energie‐efficiënte samenleving’ omvat meer dan het gebruiken van duurzame energiebronnen, energiebesparing en watermanagement. Ook rechtstreekse vermindering van de uitstoot van kooldioxide (CO2) is van belang. In de toekomst is opslag van CO2 onder zee een af te wegen optie. Ook het tegengaan van de inklinking van veengronden vermindert de CO2‐uitstoot. Verder vraagt een water‐ en energie‐efficiënte samenleving om een omgeving die bestand is tegen de gevolgen van de klimaatverandering, om ook op lange termijn de kwaliteit van leven en de economische ontwikkelingskansen te borgen. De bescherming tegen hoogwater, langs de rivieren en de kust, moet berekend zijn op hogere waterstanden. Toetsing Bestaand stads‐ en dorpsgebied Het plangebied ligt in het bestaand stads‐ en dorpsgebied ('bebouwde ruimte'). De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek‐industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon‐ en werklocaties mogelijk en wenselijk. Beschermingsgebieden In het plangebied zijn diverse door de provincie aangestelde beschermingsgebieden aanwezig, dit gebaseerd op de bijzondere kwaliteit van het gebied of een aanwezige waarde. In deze gebieden zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, maar slechts naar hun mate van impact op de omgeving. Vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid van de omgeving zijn bij ontwikkelingen extra voorwaarden van toepassing. Omdat dit bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, blijft de instandhouding van deze waarden gewaarborgd. Figuur 3.1 Kaart 6 Beschermingscategorieën en verblijfsrecreatiegebied. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 16 Nationaal Natuurnetwerk Een deel van het plangebied is gelegen Nationaal Natuurnetwerk/de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Meer informatie hierover is opgenomen in paragraaf 4.11. Molenbiotoop en historisch landgoed Molens en landgoederen vormen een kenmerkende combinatie van cultuurhistorie voor de provincie Zuid‐Holland. Daarbij gaat het niet alleen om het monument op zich maar ook om zijn omgeving en ensemblewaarde. Een gedeelte van het plangebied ligt in de molenbiotoop van de Kikkermolen, gelegen aan de Oegstgeesterweg in Leiden. In een zone van 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen worden beperkingen gesteld aan de hoogte van bebouwing en beplanting om de vrije windvang en het zicht op de molen te beschermen. De gronden (voormalig) behorend bij kasteel Oud Poelgeest zijn door de provincie aangewezen als historisch landgoed. Ter plaatse mag geen aantasting plaatsvinden van de waarden van het landgoed. Figuur 3.2 Kaart 9 Cultureel erfgoed Stedelijke groen‐ en waterstructuur en recreatiegebied Een groot deel van het plangebied is aangewezen als stedelijke groenstructuur. De Haarlemmertrekvaart is een stedelijke waterstructuur. Met de verdichtingsopgave van het bestaand stads‐ en dorpsgebied wordt de groene ruimte als tegenhanger van de stedelijke dynamiek nog belangrijker voor rust, ruimte en leefkwaliteit. De stedelijke groen‐ en waterstructuur kan met het oog op klimaatverandering dienen als klimaatbuffer bij hittestress, droogte en wateroverlast. Naast klimaatbestendigheid leveren deze structuren een bijdrage aan de biodiversiteit in de provincie en kunnen zijn dienen als recreatieve verbinding tussen stad en land. Omdat dit bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, blijft de instandhouding van deze structuren gewaarborgd. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 17 De provincie zet daarnaast in op een toename van kwalitatief hoogwaardige recreatiemogelijkheden in en nabij de stad. Binnen de recreatiegebieden biedt de provincie ruimte aan nieuwe recreatieve voorzieningen, passend bij de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Een deel van het plangebied gelegen langs de Haarlemmertrekvaart valt binnen het door de provincie aangewezen recreatiegebied. In de regels van dit bestemmingsplan is ruimte gegeven voor recreatieve voorzieningen. Hiermee wordt voldaan aan de uitgangspunten van provinciaal beleid. Figuur 3.3 Kaart 10 Stad en land verbonden Regionale waterkering In het plangebied ligt een aantal regionale waterkeringen. Deze zijn als zodanig bestemd inclusief beschermingszone. Meer informatie hierover is opgenomen in paragraaf 4.10. Archeologische waarde Een deel van de gronden ter hoogte van het kasteel Oud Poelgeest is aangewezen als gebied met een (zeer) hoge archeologische waarde. Meer informatie hierover is opgenomen in paragraaf 4.12. Programma Ruimte (9 juli 2014) Het Programma Ruimte is parallel aan de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Mobiliteit en de Verordening Ruimte opgesteld. De Visie Ruimte en Mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk‐
relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma Ruimte, dat dezelfde vier rode draden hanteert als de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiemix om deze doelen te (doen) bereiken. Zo bevat het beleidsdocument bijvoorbeeld een raming van de groei van de woningbehoefte per regio en is beschreven waar ruimte is gereserveerd voor nieuwe infrastructuur. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het Programma Ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 18 Toetsing Het plangebied ligt in het structuurvisiegebied 'bestaand stads‐ en dorpsgebied' en de 'stedelijke agglomeratie'. Nieuwe investeringen in gebiedsontwikkeling, mobiliteit en infrastructuur worden zo veel mogelijk geconcentreerd in deze stedelijke agglomeratie en het bestaand stads‐ en dorpsgebied. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads‐ en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor wonen, kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel af met andere gemeenten in de regio. Voor kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel gelden in het Programma Ruimte vastgestelde totalen als behoefteraming per gebied. Omdat in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden is het bestemmingsplan niet in strijd met de uitgangspunten vanuit het Programma Ruimte. Verordening Ruimte (9 juli 2014) De Verordening Ruimte Zuid‐Holland is vastgesteld in samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid‐Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw‐ en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen. Een aantal van deze onderwerpen zijn hieronder uitgelicht. Recreatieve vaarverbinding De Haarlemmertrekvaart is aangewezen als recreatieve vaarverbinding. Regels ten aanzien van bescherming van deze recreatieve vaarwegen zijn opgenomen in artikel 2.1.9 van de Verordening Ruimte. Nieuwe ontwikkelingen mogen geen beperkingen opleveren van de recreatieve bevaarbaarheid van de vaarweg, tenzij de ontwikkeling is gericht op verbetering en versterking van de bevaarbaarheid. Omdat in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden is het bestemmingsplan niet in strijd met deze uitgangspunten. Nationaal Natuurnetwerk en recreatiegebied Een deel van het plangebied is aanwezen als Nationaal Natuurnetwerk (voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) en als recreatiegebied en valt binnen de gebieden met de beschermingscategorie 1 en 2. Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan onder voorwaarden. Omdat in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden is het bestemmingsplan niet in strijd met deze uitgangspunten. Molenbiotoop en historisch landgoed Het plangebied ligt deels binnen de molenbiotoop van de Kikkermolen. De voorschriften die de Verordening Ruimte verbindt aan deze molenbiotoop zijn opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. De gronden (voormalig) behorend bij kasteel Oud Poelgeest zijn door de provincie aangewezen als historisch landgoed. Ontwikkelingen mogen niet voorzien is een aantasting van de waarden behorend bij dit landgoed. Omdat in het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden is het bestemmingsplan niet in strijd met deze uitgangspunten. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 19 Regionale waterkering Het bestemmingsplan moet de gronden behorend bij de regionale waterkering of de daarbij behorende beschermingszone als zodanig bestemmen. De exacte locatie van deze waterkeringen en beschermingszone worden bepaald door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het bestemmingsplan zijn deze gronden voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat ‐ Waterkering. Archeologie Voor de gronden voorzien van een (zeer) hoge archeologische waarde moet conform de Verordening Ruimte een beschermingsregime opgenomen worden. Dit is gedaan in dit bestemmingsplan middels de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie. Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020 (2009, partiële herziening 2012) De regio Holland Rijnland is een samenwerkingsverband van 15 gemeenten. In juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur van de regio de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. In 2012 is ingestemd met de eerste partiële herziening van de visie. De gemeenten hebben de visie ontwikkeld om gezamenlijk te werken aan de toekomst van de regio. De regio wil op de scharnierplek tussen de Noord‐ en Zuidvleugel van de Randstad een gebied zijn waar wordt gewerkt aan kwaliteit en waar het goed wonen, werken en recreëren is, met een uitstraling die verder gaat dan de regio‐ of landsgrenzen. In de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 (met een doorkijk naar 2030). Toetsing Omdat in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, maar het plan slechts voorziet in het consoliderend herbestemmen zodat er voorzien wordt in een actueel juridisch‐
planologisch kader, is het bestemmingsplan niet in strijd met uitgangspunten die voortkomen uit de regionale structuurvisie. 3.4 Gemeentelijk beleid Structuurvisie Oegstgeest 2005‐2020 De gemeente heeft in haar structuurvisie van 2005 het ruimtelijk beleid tot 2020 beschreven. Uit de structuurvisie blijkt dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het deelgebied Poelgeest en er ook enkele gemeentelijke groenstructuren aanwezig zijn. Dit levert voor het plangebied de volgende uitgangspunten op: Poelgeest ‐ Nieuw Poelgeest Uitgangspunten Groen en water Hoogspanningstracé ecologische zone Verkeer en parkeren Tunnel naar Leiden bedoeld voor bestemmingsverkeer, niet voor doorgaand verkeer, busverbinding door wijk Wonen Verdere ontwikkeling gemengd woonmilieu, van laag tot hoog, grondgebonden en gestapeld Werken Geen ontwikkelingen Voorzieningen (Commerciële) Binnensportvoorzieningen Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 20 Poelgeest ‐ Oud Poelgeest Groen en water Verkeer en parkeren Uitgangspunten Overveer nieuw landgoed of sportterrein, hoogspanningstracé ecologische zone, groene zone langs water Regionale langzaam verkeersroute verbeteren langs Haarlemmertrekvaart, busverbinding Geen ontwikkelingen Geen ontwikkelingen Geen ontwikkelingen Wonen Werken Voorzieningen Verder is in de structuurvisie aangegeven dat versterking van onder andere de recreatieve routes langs de Haarlemmertrekvaart een uitgangspunt is voor de toekomst. De groenblauwe kwaliteit hier, maar ook in andere gebieden zoals ter hoogte van de hoogspanningszone dienen beschermd te worden door behoud, verbetering, verbinding en eventueel vergroting van de aanwezige groen‐ en waterstructuren. In het deelgebied Poelgeest bevindt zich ook het landgoed en de historische buitenplaats Oud Poelgeest, die wordt gezien als waardevolle groenstructuur en als landgoed met monumentale status. De nabijgelegen ijsbaan is naast een belangrijke recreatieve voorziening van belang als plek om uitzicht op het kasteel Oud Poelgeest te waarborgen. Op wijkniveau zijn er in Poelgeest voldoende voorzieningen (onder andere sociaal‐maatschappelijk, horeca, onderwijs, detailhandel) aanwezig. Versterking is in de toekomst niet noodzakelijk. Tot slot zijn vanuit de structuurvisie de van Oud Poelgeest en de Ambtspoelweg aangewezen als regionale autoverbinding en de Haarlemmertrekvaart als primaire boezemwatergang. Omdat in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, maar het plan slechts voorziet in het consoliderend herbestemmen zodat er voorzien wordt in een actueel juridisch‐
planologisch kader, is het bestemmingsplan niet in strijd met uitgangspunten die voortkomen uit de gemeentelijke structuurvisie. Het bestemmingsplan levert er ook geen directe bijdrage aan de genoemde uitgangspunten. Groenbeleid 2011 – 2015 Het Groenbeleidsplan vormt het kader voor hoe in Oegstgeest het gewenste groen en blauw er uit zal zien. Het geeft richting aan toekomstige (her)inrichtingen, omvormingen en eventuele uitbreidingen van het openbaar groen. Uitgangspunten zijn:  het in stand houden en ontwikkelen van de groenstructuur in Oegstgeest en aansluiting op regionale groenstructuren;  het bewaken en verhogen van de kwaliteit en duurzaamheid;  het optimaliseren van de gebruikswaarde van het groen;  voorlichting. In het Groenbeleidsplan heeft de gemeente Oegstgeest het streven naar behoud en versterking van de hoofdgroenstructuur verwoord. Dit streven staat ook centraal in de “Structuurvisie Oegstgeest 2005 – 2020”. De hoofdgroenstructuur is voor een groot deel historisch bepaald. De waterlopen (blauwe structuur) en de bos‐ en landgoederen zijn de belangrijkste onderdelen van de hoofdgroenstructuur. Deze structuur sluit aan op de bovenlokale groenblauwe structuur. Langs de randen van de gemeente Oegstgeest zijn drie omvangrijke groene zones te onderscheiden die van regionaal belang zijn. Binnen Oegstgeest is een aantal groene elementen van formaat te onderscheiden dat op een lager schaalniveau de groene dooradering van de gemeente vormt. Op een lager niveau zijn er de wegen die de groenvoorzieningen van hogere orde verbinden. Zowel de recreatieve en educatieve, als de ecologische functie van de hoofdgroenstructuur wordt van belang geacht. Om dit streven nader uit te werken zijn in het Groenbeleidsplan projecten geformuleerd. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 21 Toetsing In het plangebied liggen diverse groene zones, die ook grotendeels onderdeel zijn van de hoofdgroenstructuur (nummer 1 t/m 9) van de gemeente Oegstgeest. Figuur 3.4 Kaart hoofdgroenstructuur Deze groenstructuren zijn allen gelegen in het gebied A. Landgoederenzone. Dit is de noord‐zuid lopende verbindingszone tussen de Kaag en het poldergebied rond het Valkenburgse Meer en het Vliegkamp Valkenburg. Deze verbindingszone maakt deel uit van de regionaal belangrijke zone die de op de strandwallen gelegen landgoederen en landgoedbossen van Wassenaar, Oegstgeest en Warmond verbindt. Veel aandacht zal gegeven moeten worden aan het behoud en verbetering van verbindingen in die gebieden waar op dit moment en in de nabije toekomst bouwprojecten plaatsvinden. Het landgoed Oud‐Poelgeest (8) is een belangrijk groen element in deze zone. Veel aandacht zal gegeven moeten worden aan het behoud en verbetering van verbindingen in die gebieden waar op dit moment en in de nabije toekomst bouwprojecten plaatsvinden. In het gebied rond Poelgeest zijn vooral de groene elementen Haarlemmertrekvaart (6) en Kwaaklaan (7) zeer kwetsbaar. De Overveeroevers zijn onderdeel van het gebied B. Klinkenbergerzone. Dit is de oost‐west lopende verbindingszone tussen de Kaag, de Elsgeesterpolder en (de polders achter) de binnenduinen. Het in ecologische zin goed kunnen functioneren van de Overveeroevers is essentieel voor het in stand houden van polders zoals de Veerpolder en de Klaas Hennepoelpolder. Deze twee polders zijn ingericht als natuurgebied. Overtollig hemelwater uit de wijk Poelgeest wordt opgevangen (o.a. in wadi’s) en afgevoerd naar de Klaas Hennepoelpolder en de Veerpolder. In dit bestemmingsplan zijn de belangrijke groene en recreatieve zones als zodanig bestemd. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 22 Welstandnota 2015 Met de herziening van 2015 heeft de gemeente het welstandsbeleid geactualiseerd naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen, veranderingen in wetgeving en ervaringen met het welstandsbeleid. Met de herziening van 2015 is onder meer de nadere invulling van Nieuw Rhijngeest opgenomen in de nota en zijn ten opzichte van de versie in 2009 de mogelijkheden in het vergunningvrij bouwen verruimd, deze wijziging in de wetgeving is ook meegenomen in de nieuwe welstandsnota. Welstandstoezicht heeft allereerst tot doel te voorkomen, dat bouwwerken de openbare ruimte ontsieren. Het welstandsbeleid van de gemeente is echter opgesteld vanuit de overtuiging, dat het belang van een goede leefomgeving eveneens een rol speelt. Bij iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt bekeken of de plannen voldoen aan redelijke eisen van welstand, wat inhoudt dat de plaatsing en het uiterlijk van het beoogde bouwwerk wordt beoordeeld. Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen de aantrekkelijkheid van de leefomgeving als algemene waarde. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden te benoemen en een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Met de gebiedsgerichte benadering wil de gemeente in principe de waardevolle eigenschappen van de kernen behouden. Toetsing Omdat het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, wordt er niet getoetst aan de uitgangspunten van de welstandsnota. Bij een aanvraag omgevingsvergunning wordt gekeken of de gewenste activiteiten passen binnen de uitgangspunten zoals opgenomen in de welstandsnota. Mobiliteitsplan Oegstgeest (mei 2016) Het Mobiliteitsplan Oegstgeest beschrijft het beleid van de gemeente op het gebied van mobiliteit. De uitwerking vindt plaats in de vorm van een Uitvoeringsplan, dat periodiek wordt bijgesteld. De gemeente heeft de volgende doelstellingen: 5. Verkeersveilig, niet alleen objectief, maar vooral subjectief: het gevoel dat Oegstgeest een verkeersveilige omgeving is. Dit wordt bereikt door het principe 'Duurzaam veilig' te hanteren voor het categoriseren van wegen en een bijpassende vormgeving van het wegennet te realiseren; 6. Bereikbaar: woon‐, werk‐ en winkellocaties dienen voor (vracht)auto en fiets snel en betrouwbaar zijn te bereiken. De hoofdstructuren voor fiets, auto en bus zijn goed bereikbaar, aantrekkelijk en stromen goed door. Omdat duurzame mobiliteit belangrijk is, is het OV goed toegerust. 7. Leefbaar: de fiets en de duurzame vervoerwijzen moeten we stimuleren en faciliteren. Deze drie hoofddoelen kunnen conflicteren afhankelijk van de locatie een opgave, een keuze is dan ook noodzakelijk. Dit beleid heeft voor dit bestemmingsplan geen directe gevolgen. Wel zijn de verkeersbestemming zo opgenomen dat in het openbare gebied ruimte is voor een andere vormgeving van wegen. Ligplaatsenplan 2015 en Woonschepenverordening 1999 Een ligplaatsvergunning kan uitsluitend worden verleend voor woonschepen op de locaties die zijn aangegeven in het door de gemeente opgestelde Ligplaatsenplan 2015. De woonschepen op deze locaties mogen niet langer zijn dan 20 meter en niet breder zijn dan 6 meter. Toetsing De bestaande ligplaatsen zijn in dit bestemmingsplan consoliderend herbestemd. De voorgeschreven maatvoering voor woonschepen is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 23 Hoofdstuk 4 Relevante onderzoeken 4.1 Inleiding De verplichting om een goede ruimtelijke onderbouwing aan het bestemmingsplan ten grondslag te leggen, impliceert onderzoek naar verschillende omgevingsaspecten. Aspecten als verkeer, verschillende milieuaspecten, ecologie en water zijn onlosmakelijk verbonden met het creëren van een ruimtelijke ordening. Onderstaande paragrafen maken inzichtelijk op welke wijze het onderzoeksaspect wordt betrokken en welke consequenties dit eventueel heeft voor het bestemmingsplan. Het uitgangspunt voor onderstaande onderzoeken is dat de onderzoeksverplichting voor de bestaande reeds bestemde functies reeds is onderzocht voor de vigerende bestemmingsplannen. Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, is er geen aanvullend onderzoek uitgevoerd. De bestaande milieuhygiënische kaders zijn slechts omschreven en getoetst. 4.2 Verkeer Verkeersstructuur Ontsluiting gemotoriseerd verkeer Het plangebied wordt via diverse wegen ontsloten. De belangrijkste zijn de Jac P. Thijsselaan, de Hugo de Vrieslaan, de Lange Voort, de Haarlemmertrekvaart (N44), de Abtspoelweg en de Laan van Oud Poelgeest. Met name deze twee laatste wegen vormen de regionale doorgaande verbinding richting de Warmonderweg, de Oegstgeesterweg en de Rijsburgerweg die uiteindelijk aansluiting vindt op de A44, richting Amsterdam en Den Haag. Via de Oegstgeesterweg kan het centrum van Leiden eenvoudig bereikt worden. Ontsluiting langzaam verkeer Het fietsverkeer wordt (met uitzondering van een aantal wegen zoals de Lange Voort, de Abtspoelweg en de Laan van Oud Poelgeest) op dezelfde wegen afgewikkeld als het gemotoriseerd verkeer. De verschillende wegen zijn ingericht conform Duurzaam Veilig. Zo wordt het verkeer op de gebiedsontsluitingswegen gescheiden afgewikkeld en op de erftoegangswegen gemengd. Bijna alle wegen in het plangebied zijn voorzien van een eigen trottoir voor voetgangers. Ontsluiting openbaar vervoer Binnen en in de nabijheid van het plangebied halteren verschillende busdiensten in de richting van Leiden, Gouda, Haarlem en Oegstgeest. De haltes zijn gelegen aan de Laan van Oud Poelgeest en de Abtspoelweg. Parkeren Binnen het plangebied wordt voor de bestaande functies zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte geparkeerd. Met name aan de Jac. P. Thijsselaan is een groot aantal openbare parkeerplaatsen aanwezig. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 24 In het plangebied worden niet direct nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wanneer zich wel ontwikkelingen voordoen, die passen binnen de kaders van het bestemmingsplan, dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd op basis van de dan geldende normen. Dit is ook gewaarborgd in de regels van dit bestemmingsplan, zie artikel 28.1. Conclusie De bereikbaarheid voor de verschillende vervoerswijzen is goed. Eventuele ontwikkelingen kunnen verkeerskundig gezien worden afgewikkeld en er wordt voorzien in voldoende parkeerbehoefte. 4.3 Wegverkeerslawaai Beleid en normstelling De Wet geluidhinder biedt een toetsingskader voor het geluidsniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Op basis van de Wet geluidhinder artikel 74 hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen. Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Onderzoek en conclusie Binnen het bestemmingsplan worden niet direct nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Ter hoogte van 'wijzigingsgebied 2' mogen met een eigen procedure op termijn wel zeven woningen worden gerealiseerd. Het wijzigingsgebied ligt niet binnen de onderzoekszone van de Abstpoelweg (50 km/uur), maar is wel gesitueerd langs de Lange Voort (30 km/uur). De geluidbelasting op het dichtstbijzijnde punt van het wijzigingsgebied ligt, op basis van verkregen informatie van de Omgevingsdienst West‐Holland, lager dan 48 dB. De geluidbelasting is lager dan de voorkeurswaarde, waardoor er sprake is van een goed woon‐ en leefklimaat. Er zijn geen nieuwe wegen mogelijk waarbinnen bestaande geluidsgevoelige functies zijn gelegen. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan. 4.4 Vliegveld Schiphol Beleid en normstelling Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. Het LIB regelt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden ten behoeve van de veiligheid en geluidsbelasting. Het LIB geeft regels voor gebruik en bestemming van de grond in deze gebieden. Op basis van het LIB kan de rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. De minister van Infrastructuur en Milieu kan een verklaring van geen bezwaar geven, zodat nieuwe bebouwing of functiewijziging toch mogelijk is. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 25 Onderzoek en conclusie Het plangebied is niet gelegen binnen de contouren uit het LIB voor beperking bebouwing en beperking aantrekken vogels. Dit aspect vormt hierdoor geen belemmering voor de vaststelling van het plan. 4.5 Bedrijven en milieuzonering Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:  ter plaatse van de woningen een goed woon‐ en leefmilieu wordt gegarandeerd;  rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruikgemaakt van de VNG‐publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie‐indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Onderzoek en conclusie In het plangebied komen naast woningen diverse functies voor waaronder een jachthaven, sportcomplex, zwembad, kasteel, horeca, ijsbaan, scholen enzovoorts. Zie hoofdstuk 2 voor een complete beschrijving van het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Er worden niet direct nieuwe milieugevoelige functies of milieuhinderlijke activiteiten mogelijk gemaakt. Daarnaast worden er niet direct grootschalige wijzigingen aangebracht aan bestaande milieugevoelige functies en milieuhinderlijke activiteiten. 'Wijzigingsgebied 1' maakt het mogelijk om de huidige maatschappelijke activiteiten om te zetten naar een bestemming 'Sport'. Hoewel het hier niet gaat om de mogelijkheid om een geluidgevoelige bestemming te realiseren, is het aspect industrielawaai wel relevant. Het mogelijk maken van een sportvoorziening is een activiteit die valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Er moet worden voldaan aan onder andere de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. Om te borgen dat er een goed akoestisch klimaat wordt gewaarborgd ten aanzien van de zuidelijk gelegen woningen zijn hiervoor regels gesteld in artikel 25.2. Daarnaast moet bij het uitwerken van dit wijzigingsgebied rekening worden gehouden met de richtafstanden uit de VNG‐publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. De conclusie is dat sprake is van een aanvaardbaar woon‐ en leefklimaat en dat er geen bedrijven aanwezig zijn die met de vaststelling van dit bestemmingsplan in hun bedrijfsvoering worden beperkt. 4.6 Bodemkwaliteit Beleid en normstelling Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 26 Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Onderzoek en conclusie Overeenkomstig het Bodemloket is de bodem van het plangebied grotendeels onderzocht. In figuur 4.1 is te zien dat de gronden binnen het plangebied deels zijn gesaneerd. Daarnaast zijn er enkele onderzoeken uitgevoerd die concluderen dat er geen noodzaak is tot verder onderzoek of sanering. Er zijn ook enkele onderzoeken uitgevoerd waarbij geconcludeerd is dat verder onderzoek noodzakelijk kan zijn. Figuur 4.1 Bodemloket Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden niet direct nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In geval van ruimtelijke activiteiten dient middels bodemonderzoek aangetoond te worden of de bodemkwaliteit voldoet aan de beoogde functie. Ten behoeve van het bestemmingsplan is daarom geen bodemonderzoek nodig. Voor 'wijzigingsgebied 2' dient bodemonderzoek (NEN 5740) uitgevoerd te worden wanneer er gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid tot woningbouw. Voor 'wijzigingsgebied 1' geldt dit wanneer er sprake is van een meer bodemgevoelige functie. In artikel 25.2 en 25.3 zijn hiervoor regels gesteld. Aangenomen wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan. 4.7 Externe veiligheid Beleid en normstelling Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:  bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;  vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 27 Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Risicovolle inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10‐6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Vervoer van gevaarlijke stoffen Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet‐ en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10‐5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10‐6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10‐6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10‐6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute. Besluit externe veiligheid buisleidingen In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Onderzoek Volgens de professionele risicokaart is in het plangebied één risicovolle inrichting gelegen (figuur 4.2). Dit betreft Zwembad Poelmeer. Het zwembad heeft zowel geen plaatsgebonden risicocontour van 10‐6 per jaar als invloedsgebied van het groepsrisico. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 28 Figuur 4.2 Uitsnede professionele risicokaart met plangebied in rood Ten zuiden van het plangebied zijn daarnaast twee risicovolle inrichtingen gelegen (AWZI Leiden Noord en R.J. Proper). De inrichting R.J. Proper heeft zowel geen plaatsgebonden risicocontour van 10‐6 per jaar als invloedsgebied van het groepsrisico. AWZI Leiden Noord heeft twee plaatsgebonden risicocontouren van 10‐6 per jaar. Deze contouren van 15 en 30 meter bereiken niet het plangebied. De inrichting heeft geen invloedsgebied van het groepsrisico. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Daarnaast vindt er zowel in als nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de opgenomen wijzigingsbevoegdheden. 4.8 Kabels en leidingen Beleid en normstelling Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:  gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;  aardgasleidingen afhankelijk van druk;  defensiebrandstoffen;  warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink‐ en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 29 Onderzoek Door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningslijn van 150 kV. Deze hoogspanningslijn heeft een indicatieve zone van 80 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn. Binnen deze zone wordt geadviseerd nieuwe situaties te voorkomen waarin personen (en met name kinderen) langdurig worden blootgesteld aan het magnetisch veld van de hoogspanningsverbinding. Voor deze lijn geldt ook een zakelijk rechtstrook van 27,5 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn. Binnen de zakelijk rechtstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan. De zakelijk rechtstrook is opgenomen op de verbeelding en in de regels. Figuur 4.3 Hoogspanningslijn met plangebied in rood (bron: RIVM) Ter hoogte van de Hofdijck en de Poelgeesterweg ligt een ondergrondse hoogspanningsverbinding (50 kV) van Liander. Verder zijn binnen het plangebied en in de directe omgeving geen planologisch relevante buisleidingen of straalpaden aanwezig. Conclusie De conclusie is dat het aspect kabels en leidingen de vaststelling van het plan niet in de weg staat. 4.9 Luchtkwaliteit Beleid en normstelling In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar‐ en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 30 stof toetsing van Grenswaarde stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ Uurgemiddelde concentratie Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ 24‐uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³ Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht. Besluit niet in betekenende mate In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:  een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);  een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen. Onderzoek Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er zijn geen directe ontwikkelingen die effect hebben op de luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL‐monitoringstool 2015 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De wegen in het plangebied waarlangs wordt gemonitord zijn Oegstgeesterweg, Laan van Oud‐Poelgeest en Abtspoelweg. Uit de NSL‐
monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Doordat deze waarden ruimschoots onder de grenswaarden liggen, zal het aspect luchtkwaliteit ook geen belemmering vormen voor het 'wijzigingsgebied 2' waar nieuwe gevoelige functies mogelijk zijn. Tevens is in dat kader sprake van een project 'niet in betekende mate'. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitswetgeving. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 31 4.10 Water Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits‐ en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 13 oktober 2016. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld. Europa:  Kaderrichtlijn Water (KRW) Nationaal:  Nationaal Waterplan (NW)  Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)  Waterwet Provinciaal:  Provinciaal Waterplan  Provinciale Verordening Ruimte  Provinciale Structuurvisie Waterschapsbeleid Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 ‐2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Keur en uitvoeringsregels Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:  waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);  watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);  andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);  de bodem van kwelgevoelige gebieden. Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak. Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 32 aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Riolering en afkoppelen Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat Huidige situatie Het plangebied omvat grofweg het deel van de gemeente Oegstgeest ten oosten van de Laan van Oud Poelgeest en de Abtspoelweg. Bodem en grondwater Het westelijk deel van het plangebied is niet gekarteerd. Het oostelijk deel van het plangebied (vanaf de Haarlemmertrekvaart) bestaat uit klei met zware tussenlaag of ondergrond en veen op ongerijpte klei. Ter plaatse is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 m – 1,2 m beneden het maaiveld. Waterkwantiteit Overeenkomstig de Legger van het waterschap zijn in het plangebied diverse primaire en overige watergangen gelegen (figuur 4.4). Primaire watergangen hebben een beschermingszone van 5 meter. Overige watergangen hebben een beschermingszone van 2 meter. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Figuur 4.4 Uitsnede Legger Rijnland met plangebied in rood Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 33 Veiligheid en waterkeringen Het plangebied bevindt zich binnen de kern‐ en beschermingszone van diverse regionale waterkeringen (figuur 4.5). Figuur 4.5 Regionale waterkeringen plangebied (Bron: digitale Watertoets). Het Hoogheemraadschap van Rijnland maakt onderscheid tussen een beschermingszone binnendijks en een beschermingszone buitendijks. De breedte van beschermingszone buitendijks is altijd 15 meter. De breedte van de binnendijkse beschermingszone bedraagt volgens de Legger 11 meter voor dit plangebied. De buitenbeschermingszone bedraagt 50 meter. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. Afvalwaterketen en riolering Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel. Toekomstige situatie Algemeen Het plan is consoliderend van aard. Er worden niet direct nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan‐ of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en het waterbeheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden (bijvoorbeeld op basis van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden), is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 34 ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet‐
uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's‐houdende materialen), zowel gedurende de bouw‐ als de gebruiksfase. Water en Waterstaat in het bestemmingsplan In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat ‐ Waterkering' toebedeeld gekregen. Conclusie Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. 4.11 Ecologie Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier‐ en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan. Beleid en normstelling Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier‐ en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Gebiedsbescherming De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten: a. Natuurnetwerk Nederland (NNN); b. Natura‐2000 gebieden. Natura‐2000 gebieden De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000‐gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden: 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen; 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000‐netwerk bewaard blijft. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 35 Bijzondere nationale natuurgebieden De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied. Natuurnetwerk Nederland (NNN) Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Soortenbescherming In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen: a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn; b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en c. de bescherming van overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn. Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In de provincie Zuid‐Holland zal voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling geleden voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Deze lijst zal in Zuid‐Holland ongeveer vergelijkbaar met de “Tabel 1‐soorten”, dus de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel‐ en Habitatrichtlijn) is er overigens geen beleidsruimte en blijft de bescherming onveranderd. Provinciale vrijstellingen Bij de implementatie van de Wet natuurbescherming binnen provincie Zuid‐Holland is ervoor gekozen om dat beleidsarm te doen. Uitgangspunt is om de landelijke vrijstelling zoals hij gold onder de Ffw voor te zetten onder de Wnb. De landelijke vrijstelling gold voor algemene amfibieën en zoogdieren. Om te beoordelen of de soorten in aanmerking komen voor een provinciale vrijstelling is per soort gekeken naar de verspreiding en talrijkheid in provincie Zuid‐Holland. Hieruit blijkt dat de soorten molmuis, ondergrondse woelmuis en tweekleurige bosspitsmuis niet of nauwelijks voorkomen in Zuid‐Holland, hierdoor is een provinciale vrijstelling voor deze soorten niet opportuun. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 36 Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een Natura 2000‐gebied (figuur 4.6). Het dichtstbijzijnde Natura 2000‐gebied is gelegen circa 4,6 km ten westen van het plangebied (Meijendel & Berkheide). Het plangebied maakt deel uit van het Nationaal Natuurnetwerk/de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Figuur 4.6. Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden Vanwege het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan zullen de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid‐Holland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Gezien de omvang van de ontwikkelingen die mogelijk zijn op basis van 'wijzigingsgebied 1' en 'wijzigingsgebied 2' en de afstand tot de Natura‐2000 gebieden, zijn er geen significante negatieve effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelen van deze Natura 2000‐gebieden bij uitvoering van deze plannen. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen directe concrete ontwikkelingen voorzien. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. In de regels (artikel 25.2 en 25.3) is opgenomen dat de uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheden in het kader van de Wet natuurbescherming moet zijn gewaarborgd door aan te tonen dat onderzoek niet noodzakelijk is of noodzakelijk onderzoek is uitgevoerd. Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.  Er is geen ontheffing nodig voor de benoemde soorten van de lijst 'overige' beschermde soorten omdat in provincie Zuid‐Holland hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.  Bij aanvang en tijdens werkzaamheden dient er rekening te worden gehouden met broedende vogels. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of wanneer er geen broedgeval aanwezig is. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).  Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor beschermde soorten en broedvogels met jaarrond beschermde nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoekseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 37 Conclusie De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan. 4.12 Archeologie en Cultuurhistorie Beleid en normstelling Erfgoedwet Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Besluit ruimtelijke ordening Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied. Onderzoek Archeologie Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Oegstgeest is in beeld gebracht wat de archeologische verwachting is van de bodem in Oegstgeest. Voor het plangebied gelden diverse archeologische verwachtingen. In het bestemmingsplan hebben de gronden met een gematigde archeologische verwachtingswaarde de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 3 gekregen. De gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 2 en de gronden met een archeologische waarde (zeer hoog) de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 1. Door middel van deze dubbelbestemmingen zijn eventuele archeologische waarden in de bodem beschermd. In onderstaand figuur is een uitsnede opgenomen van de archeologische verwachtingskaart. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 38 Figuur 4.7 Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Cultuurhistorie In het plangebied zijn meerdere rijksmonumenten aanwezig zoals aangegeven in paragraaf 3.2. Deze rijksmonumenten genieten bescherming vanuit het Rijk en zijn niet voorzien van een nadere aanduiding. In het plangebied bevinden zich meerdere gebouwen met monumentale en/of cultuurhistorische waarden. Deze panden zijn voorzien van een beschermende aanduiding. Nadere eisen kunnen worden gesteld aan de situering en de afmetingen van deze gebouwen voor wat betreft de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte, de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm en de onderlinge situering. Het is daarnaast verboden deze gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder vergunning. Conclusie Het aspect archeologie en cultuur is geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 39 4.13 Toetsing aan mer‐wetgeving Beleid en normstelling In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer‐plichtig, projectmer‐plichtig of mer‐beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG‐richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:  de kenmerken van de projecten;  de plaats van de projecten;  de kenmerken van de potentiële effecten. Onderzoek en conclusie Aangezien het bestemmingsplan niet direct nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, zullen hierdoor ook geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Dit geldt ook voor de mogelijkheden opgenomen in 'wijzigingsbevoegdheid 1' en 'wijzigingsbevoegdheid 2' en blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer‐procedure of mer‐beoordelingsprocedure noodzakelijk. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 40 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 41 Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Vervolgens wordt ingegaan op de juridische regeling en worden de gekozen bestemmingen besproken. 5.2 Juridische regeling De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. In dit eerste hoofdstuk is ook een regel opgenomen over de wijze van meten. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals een algemene regel voor het gebruik van de gronden die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. De overgangs‐ en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk. Om de bestaande ruimtelijke kwaliteit te borgen is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan, waarin voor elke aanwezige functie een toegesneden bestemming met regels is voorzien. 5.2.1 Inleidende regels Conform SVBP2012 en de gemeentelijke standaard bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten. 5.2.2 Bestemmingsregeling De verschillende bestaande functies in het plangebied zijn overeenkomstig hun huidig gebruik bestemd. De bestemmingsregelingen worden hieronder nader toegelicht. Bedrijf De gronden ter plaatse van het botenbedrijf en jachthavenvoorzieningen zijn bestemd als Bedrijf. Hier is tevens één bedrijfswoning toegestaan. Bos De groene gebieden in het plangebied met een parkachtige inrichting en boskenmerken zijn bestemd als Bos. Gemengd 1 en 2 De bestemming Gemengd 1 is hoofdzakelijk ten dienste van maatschappelijke voorzieningen en sportactiviteiten. De bestemming Gemengd 2 kent een breder scala aan doeleinden zoals tevens wonen, detailhandel en dienstverlening. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 42 Groen Ten behoeve van de groenvoorzieningen in het plangebied is de bestemming Groen opgenomen. Binnen deze bestemming mogen groen‐ en watervoorzieningen worden gerealiseerd. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Horeca De horecavoorzieningen in het plangebied hebben de bestemming Horeca. Binnen deze bestemming zijn horecavoorzieningen toegestaan en een conferentiecentrum. Kantoor De bestaande kantoorlocatie heeft specifiek de bestemming Kantoor gekregen. Maatschappelijk De maatschappelijke functies in het gebied hebben een brede maatschappelijk bestemming. Dit is ook zo bepaald in het begrip 'maatschappelijk'. Op bepaalde locaties is dit begrip ingeperkt door uitsluitend onderwijs en verenigingsleven toe te staan. Recreatie De recreatieve voorzieningen zoals het zwembad zijn bestemd als Recreatie. Bij het zwembad is een zone nabij de bestaande woningen opgenomen waar speelvoorzieningen zijn uitgesloten, dit om eventuele geluidhinder te voorkomen nabij de bestaande woningen. Sport De sportvelden en de daarbij horende voorzieningen zijn bestemd als Sport. Er zijn bijzondere bepalingen opgenomen om de lichthinder en veldverlichting te beperken, dit staat in de specifieke gebruiksregels van deze bestemming. Tuin Op de voortuinen is de bestemming Tuin gelegd. Binnen deze bestemming is een aparte regeling ten aanzien van bebouwing op het erf opgenomen. Ook is een bepaling opgenomen dat parkeerplaatsen verplicht zijn in de tuin om de parkeerdruk in het openbaar gebied te ontlasten. Verkeer De hoofdverkeersstructuur heeft in het bestemmingsplan de bestemming Verkeer. Deze gronden zijn bestemd voor wegen met een functie voor gebieds‐ en wijkontsluiting. Daarnaast zijn ook andere, bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, reclame‐uitingen, en parkeer‐ en nutsvoorzieningen toegestaan. Water Binnen de bestemming Water zijn bruggen, dammen en duikers algemeen toegestaan. Binnen de bestemming Water zijn aanduidingen opgenomen voor de steigers, aanlegsteigers en woonschepenligplaatsen. Wonen De bestaande woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn ook maatschappelijke functies toegestaan. Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bestemmings‐ en bouwvlakken. Voor de woningen is een maximale goothoogte en/of bouwhoogte opgenomen. Buiten het bouwvlak mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, conform de gestelde regeling. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 43 Naast het wonen zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen. Bedrijven aan huis zijn na afwijking door middel van een omgevingsvergunning toegestaan. Het uitoefenen van aan huis gebonden beroepen en ‐bedrijven is mogelijk, mits de woonfunctie blijft prevaleren. Waarde ‐ Archeologie 1, 2 en 3 Ten behoeve van de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden is de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie opgenomen. Ter plaatse van deze dubbelbestemming geldt dat gebouwen en werken in principe niet zijn toegestaan, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldoen (verstoringsdiepte en oppervlak) of na het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen te wijzigen, indien archeologisch onderzoek daar aanleiding toe geeft. Het verschil tussen de drie bestemmingen is dat in Archeologie 1 een oppervlaktemaat geldt van 25 m2, in Archeologie 2 100 m2 en Archeologie 3 250 m2. Waterstaat ‐ Waterkering Ten behoeve van de bescherming van kernzones is deze dubbelbestemming opgenomen. Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding Ten behoeve van de aanwezige hoogspanningsverbindingen en andere datafuncties is de dubbelbestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding opgenomen. Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd na verlening van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan, mits de bebouwing niet tot onevenredige schade leidt aan de hoogspanningsverbinding. 5.2.3 Algemene regels In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels. Tevens is de vrijwaringszone van de molen opgenomen. 5.2.4 Overgangsrecht en slotregels In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 44 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 45 Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 6.1 Economische uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt geen directe ontwikkelingen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd. 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Ter voorbereiding op het bestemmingsplan zijn diverse documenten opgesteld zoals een Startnotitie en een Nota van Uitgangspunten. Deze notities vormen de basis voor de regeling in dit bestemmingsplan. Ten behoeve van deze Nota van Uitgangspunten hebben op 11 en 25 augustus 2016 inloopavonden plaatsgevonden voor de bewoners en gebruikers in en rond het plangebied. Op deze avonden én in de periode van 22 juli tot en met 25 augustus hebben zij kunnen aangeven wat de wensen en onwenselijkheden zijn in het gebied. Waar mogelijk en wenselijk zijn de wensen van deze participanten meegenomen in dit bestemmingsplan. Voor de ter inzage legging is het concept‐ontwerpbestemmingsplan in het kader van het wettelijk vooroverleg zoals genoemd in artikel 3.1.1. Bro voorgelegd aan de overlegpartners. Hierop zijn zes reacties binnengekomen. De reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien. De Nota beantwoording overlegreacties is separaat bijgevoegd. Ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Een ieder kan in deze periode zijn of haar zienswijze indienen. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 46 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Regels
48 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 49 Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan het bestemmingsplan Poelgeest met identificatienummer NL.IMRO.0579.BPPoelgeest‐ON01 van de gemeente Oegstgeest. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels. 1.3 verbeelding de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie. 1.4 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6 aan‐ en uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw of deel van een hoofdgebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt dan wel in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.7 aan huis verbonden beroep een beroep waarvan de uitoefening niet publieksgericht is en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. 1.8 aan huis verbonden bedrijfsactiviteit het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten (waaronder bed and breakfast) c.q. het uitoefenen van ambachtelijke ‐geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen‐ bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. 1.9 achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 50 1.10 archeologisch deskundige een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties. 1.11 archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning of certificaat beschikt. 1.12 archeologische (verwachtings)waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende of te verwachten archeologische relicten. 1.13 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.14 bebouwingspercentage het percentage dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald. 1.15 bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, goederen. 1.16 bedrijfsgebouw een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten. 1.17 bedrijfsvloeroppervlak (bvo) het totale vloeroppervlak van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten 1.18 bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door een persoon (en zijn/haar huishouden), wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein. 1.19 bestaand a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan (niet zijnde het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan) of het gebruik krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik; b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen; c. bestaande afmetingen: afstands‐, hoogte‐, inhouds‐ en oppervlaktematen zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.20 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 51 1.21 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.22 Bevi‐inrichting een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.23 bevoegd gezag het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.24 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 1.25 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.26 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is. 1.27 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.28 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel. 1.29 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.30 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.31 bijbehorend bouwwerk de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. 1.32 bijgebouw een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.33 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps‐ of bedrijfsactiviteit. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 52 1.34 dienstverlening het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten die bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen banken, uitzendbureaus, tandarts‐, dokter en fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen. 1.35 erf al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt. 1.36 erfafscheiding een bouwwerk geplaatst om de grens met de naburige percelen aan te geven en niet zijnde een natuurlijk gewas zoals een haag. 1.37 erker een uitbouw aan de voorzijde van een gebouw en aan de zijkant bij een op de hoek gelegen gebouw, niet zijnde een entree, grenzend aan een verblijfsruimte van het betreffende gebouw, waarvan de naar de openbare weg gekeerde zijde en nog minimaal één andere zijde (grotendeels) transparant is. 1.38 garagebox een gebouw, bestemd voor stalling van een motorrijtuig op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk. 1.39 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.40 grootschalige detailhandel detailhandel in de volgende categorieën: a. detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand en explosiegevaarlijke goederen; b. tuincentra met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m²; c. bouwmarkten met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m². 1.41 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 1.42 horeca Categorie 1: Een bedrijf vallend onder de horecasector dat uitsluitende of in hoofdzaak is gericht op bedrijfsmatig verstrekken van in eigen onderneming bereide (in hoofdzaak complete) maaltijden voor gebruik ter plaatse zoals bistro’s, grillrooms en (specialiteiten) restaurants; Categorie 2: Een bedrijf vallend onder de horecasector, dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren/maaltijden t.b.v. gebruik ter plaatse zoals cafés, bars, bodega’s, restaurants, broodjeszaken, conditoreien, pannenkoekenrestaurants, lunchrooms, koffiecafes, ijssalons of een mengvorm daarvan. Cafetaria’s, snackbars, fritures, discotheken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven waarvan het gezamenlijke oppervlakte meer dan 10 m2 is, vallen hier buiten; Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 53 Categorie 3: Een bedrijf vallend onder de horecasector, dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig snel serveren c.q. verstrekken van kleinere maaltijden en etenswaren als broodjes, hapjes, snacks en dergelijke zoals automatieken, fritures, broodjeszaken, conditoreien, pannenkoekhuizen, lunchrooms en snelbuffetten; Categorie 4: Een bedrijf vallend onder de horecasector, dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, maaltijden voor gebruik ter plaatse en bijbehorende diensten zoals hotels, pensions en herbergen. 1.43 jachthaven een haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren en/of afgemeerd houden van pleziervaartuigen. 1.44 kampeermiddelen de niet als een bouwwerk aan te merken, zoals vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. 1.45 kantoor een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/ het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen. 1.46 kelder een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer‐ of dakconstructie waarvan de bovenkant, voorzover de kelder tenminste niet onder het hoofdgebouw gesitueerd, minimaal 10 cm onder het peil ligt. 1.47 ligplaats Een ligplaats bestemd voor het aanmeren van een pleziervaartuig. 1.48 maatschappelijke voorzieningen culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.49 nadere eis een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onderdeel d van de Wet ruimtelijke ordening. 1.50 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, elektrische oplaadpalen en apparatuur voor telecommunicatie. 1.51 ondergeschikte detailhandel detailhandel die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden van de detailhandel zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit en er een, al dan niet vrijtoegankelijke, sanitaire ruimte aanwezig is. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 54 1.52 ondergeschikte dienstverlening een dienstverlenende activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden van de dienstverlenende activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit en er een, al dan niet vrij‐toegankelijke, sanitaire ruimte aanwezig is. 1.53 ondergeschikte horeca een dienstverlenende activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit, welke uitsluitende toegankelijk is via de hoofdactiviteit en waarvan de openingstijden van de horeca zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit en er een, al dan niet vrij‐toegankelijke, sanitaire ruimte aanwezig is. 1.54 overkapping een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand. 1.55 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.56 peil Hieronder wordt verstaan: a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg; b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein; c. bij ligging anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld. 1.57 perceel afgedeeld stuk land of water, kavel. 1.58 perceelsgrens een grens tussen twee percelen. 1.59 pleziervaartuig elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water, niet zijnde een woonschip. 1.60 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.61 recreatiewoning een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond. 1.62 seksinrichting een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, dan wel onderkomens, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotisch massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 55 1.63 slopen het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk. 1.64 tuinhuis een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander gebouw op wielen zijnde, behorende bij een volkstuin, bestemd voor recreatief verblijven in het zomerseizoen, zijnde van 15 maart tot 15 oktober van elk jaar, met als primair doel het telen van gewassen voor eigen gebruik en/of het houden van een siertuin. 1.65 volkstuinen stuk grond waarop door particulieren voedings‐ en siergewassen worden geteeld voor vermaak of als bijvoeding, alsmede stuk grond ingericht als siertuin ten behoeve van het buiten zijn van particulieren. 1.66 voorgevel de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. 1.67 voorgevellijn een aangegeven lijn, waarin of waarachter de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd. 1.68 water en waterhuishoudkundige voorzieningen oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten. 1.69 weg alle voor het verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten. 1.70 Wgh‐inrichtingen bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 1.71 woning een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. 1.72 woonschip elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf. 1.73 zijerf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor‐ en achtergevel. 1.74 zijdelings perceelsgrens een aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het perceel. 1.75 zijerf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor‐ en achtergevel. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 56 Artikel 2 Wijze van meten 2.1 afmetingen van een woonschip afmetingen, uitwendig gemeten daar waar zijn het grootste zijn. 2.2 afstanden afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. 2.3 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de gemeenschappelijke scheidingsmuren. 2.6 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.7 hoogte van een woonschip de hoogte gemeten vanaf de waterlijn, ondergeschikte delen als antennes niet meegerekend. 2.8 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.9 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.10 oppervlakte van een woonschip tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil. 2.11 vloeroppervlakte de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 57 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijf 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bootopslag‐, botenbouw‐ en bootreparatiebedrijven; b. jachthavenvoorzieningen; c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning; d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen. e. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en duikers, voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en laad‐ en losvoorzieningen. 3.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. 3.2.2 Bedrijfswoning Voor het bouwen een bedrijfswoning gelden de volgende regels: a. een bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gebouwd; b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 600 m³; c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte. 3.2.3 Kelders Kelders mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. de oppervlakte een kelder die buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd, mag niet meer bedragen dan 30% van de gronden gelegen buiten het bouwvlak en gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan, met een maximum van 50 m²; b. een kelder die buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd, wordt tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn gesitueerd; c. de hoogte van een kelder bedraagt ten hoogste 0,1 m beneden peil, met dien verstande dat in voorkomende gevallen een goede aansluiting op de openbare weg en belendende percelen wordt gerealiseerd; d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m. Indien belendende percelen tegelijkertijd een kelder bouwen, mag in de gezamenlijke zijperceelsgrens worden gebouwd; e. de kelder mag niet ten koste gaan van de op het perceel aanwezige parkeerplaatsen. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 58 3.2.4 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van hijskranen ten behoeve van de bootopslag, botenbouw en bootreparatie bedraagt ten hoogste 10 m; b. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van overkappingen, bedraagt ten hoogste 3 m. 3.3 Specifieke gebruiksregels Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan; b. per bedrijf zijn aan de toegestane bedrijfsactiviteiten ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorfuncties tot 50 % van het totale bedrijfsvloeroppervlak (bvo) toegestaan; c. detailhandel, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde goederen, is niet toegestaan; d. geluidshinderlijke inrichtingen in de zin van de Wet geluidhinder zijn niet toegestaan; e. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; f. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; g. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn toegestaan, met uitzondering van de verkoop van lpg, uitsluitend ten behoeve van de pleziervaart; h. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Artikel 4 59 Bos 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bos; b. parken; c. de instandhouding en bescherming van groen en bouwwerken met monumentale en cultuurhistorische waarden; d. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur‐ en landschapswaarden; e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f. bij deze bestemming behorende bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, bruggen, dammen en duikers en parkeervoorzieningen. 4.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden gebouwd; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; c. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 3,5 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van overkappingen, bedraagt ten hoogste 3 m. 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het planten, rooien, kappen of verminken van de houtopstand en gewassen; b. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeervoorzieningen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk); c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, uitdiepen, egaliseren, ontginnen, ophogen, aanleggen van drainage en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur; d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen; f. het aanleggen van boven‐ of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 4.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende omgevingsvergunning. 4.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur‐, cultuurhistorische en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 60 Artikel 5 Gemengd ‐ 1 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd ‐ 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven; b. sportactiviteiten en daarmee in verband houdende voorzieningen; c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': een geluidscherm; d. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en duikers, voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laad‐ en losvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 5.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 5.2.1 Gebouwen a. de bouwhoogte van dug‐outs bedraagt ten hoogste 3 m. 5.2.2 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van scorehokken, scoreborden, vlaggenmasten, backstops en ballenvangers bedraagt ten hoogste 8 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 18 m; c. de bouwhoogte van slagkooien en hekwerken bedraagt ten hoogste 6 m; d. de bouwhoogte van een geluidsscherm bedraagt ten hoogste 2 m; e. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) bedraagt ten hoogste 3 m. 5.2.3 Lichtmasten In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.2.2 onder b mogen uitsluitend lichtmasten worden gebouwd indien op basis van een lichtplan is geconstateerd dat er geen of minder dan 0,5 lux lichtuitstraling naar de Haarlemmertrekvaart plaatsvindt, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart. 5.3 Specifieke gebruiksregels 5.3.1 Algemeen Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. het aanleggen van kunstgrasvelden is niet toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport ‐ bijveld’ is een gebruik voor sportactiviteiten in de avonduren niet eerder toegestaan, dan nadat geluidwerende voorzieningen, in de vorm van een geluidwal of een geluidscherm met een hoogte van 2 m, zijn getroffen in verband met het woon‐ en leefklimaat bij de recreatiewoningen in de omgeving. 5.3.2 Lichtuitstraling Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van lichtmasten, waarbij de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart. Indien de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart dan mag in de periode van 1 april tot 1 oktober van ieder jaar geen gebruik worden gemaakt van de lichtmasten die de overbelichting op de Haarlemmertrekvaart veroorzaken. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 61 5.3.3 Veldverlichting Veldverlichting mag niet eerder worden aangelegd en in gebruik genomen dan nadat uit een door de gemeente goedgekeurd lichtplan blijkt, dat er hooguit slechts minimale effecten zijn op het woon‐ en leefklimaat bij de (recreatie)woningen in de omgeving én is aangetoond dat de lichtuitstraling geen negatieve effecten heeft voor vleermuizen. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 62 Artikel 6 Gemengd ‐ 2 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd ‐ 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen; b. maatschappelijke voorzieningen; c. detailhandel; d. dienstverlening; e. bedrijven tot en met milieucategorie 2; f. dienstverlening; g. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en duikers, voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, (geheel of gedeeltelijk verdiepte) parkeervoorzieningen, laad‐ en losvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 6.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 6.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; 6.2.2 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van overkappingen, bedraagt ten hoogste 3 m. 6.3 Specifieke gebruiksregels 6.3.1 Aan huis verbonden beroep Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep; b. degene die het aan huis verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. door degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; d. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 63 6.3.2 Algemeen Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. bedrijven tot en met milieucategorie 2 en detailhandel zijn uitsluitend toegestaan op de eerste bouwlaag (begane grond) en de tweede bouwlaag, indien deze tweede bouwlaag in verbinding staat met de eerste bouwlaag; b. geluidshinderlijke inrichtingen in de zin van de Wet geluidhinder zijn niet toegestaan; c. Bevi‐inrichtingen zijn niet toegestaan; d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan; e. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan; f. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan; g. grootschalige detailhandel is niet toegestaan. 6.4 Afwijken van de gebruiksregels 6.4.1 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteit Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit; b. degene die de bedrijfsactiviteiten in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd; d. de bedrijfsactiviteit dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving; e. de bedrijfsactiviteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn; f. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit die verband houdt met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 64 Artikel 7 Groen 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groen, bermen en beplanting; b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; c. voet‐ en fietspaden; d. in‐ en uitritten en ontsluitingswegen; e. hellingbanen en talud ten behoeve van een brug en constructieve delen van de brug zoals een landhoofd; f. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': een ijsbaan; g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ waterrad': een stuw; h. bij deze bestemming behorende bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals bruggen, dammen en duikers, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 7.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden gebouwd; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van overkappingen, bedraagt ten hoogste 3 m. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Artikel 8 65 Horeca 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horecabedrijven in de categorie 2 of 4; b. conferentiecentrum; c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning; d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': tevens de instandhouding en bescherming van bouwwerken met monumentale en cultuurhistorische waarden; e. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laad‐ en losvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 8.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 8.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte. 8.2.2
Aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen a. bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m2; c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m. 8.2.3 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; b. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 3,5 m; c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) bedraagt ten hoogste 3 m. 8.3 Nadere eisen 8.3.1 Karakteristiek Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken met monumentale en cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'karakteristiek', voor wat betreft: a. de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte; b. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm; c. de onderlinge situering. 8.3.2 Voorwaarden Nadere eisen zoals genoemd in artikel 8.3.1 kunnen alleen gesteld worden mits: a. dit noodzakelijk is uit oogpunt van behoud en/of herstel van de bouwwerken met monumentale en cultuurhistorische waarden; b. vooraf advies is ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 66 8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk 8.4.1 Sloopverbod zonder vergunning Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. 8.4.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning a. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 kan slechts worden verleen indien door het slopen dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de te beschermen monumentale of cultuurhistorische waarden; b. voordat een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 8.4.1 wordt verleend wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Artikel 9 67 Kantoor 9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en duikers, voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laad‐ en losvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 9.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 9.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; 9.2.2
Bijgebouwen a. bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m2; c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m. 9.2.3 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; b. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde), bedraagt ten hoogste 3 m. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 68 Artikel 10 Maatschappelijk 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': uitsluitend scholen en voorzieningen ten behoeve van de kinderopvang; c. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': uitsluitend maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven alsook ondergeschikte horeca; d. ondergeschikte dienstverlening; e. ondergeschikte detailhandel; f. ondergeschikte horeca; g. ter plaatse van de aanduiding 'zend‐/ontvanginstallatie'; een zend‐/ontvanginstallatie; h. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en duikers, voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 10.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 10.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten minste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag een overbouwing worden gerealiseerd mits de vrije ruimte onder deze overbouwing ten minste 3 m bedraagt. 10.2.2 Aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen a. aan‐ en uitbouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd; c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 25 m2; d. in afwijking van het bepaalde onder c. bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' ten hoogste 100 m2; e. de bouwhoogte van aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m. 10.2.3 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; b. de bouwhoogte van een zend‐/ontvanginstallatie bedraagt ten hoogste 115 m; c. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) bedraagt ten hoogste 3 m. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Artikel 11 69 Recreatie 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. recreatieve activiteiten; b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens volkstuinen, tuinhuizen en recreatiewoningen; c. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': uitsluitend een zwembad en daarmee verband houdende voorzieningen zoals kleedlokalen, tribunes en ligweiden; d. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en duikers, voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 11.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 11.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten minste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; 11.2.2 Volkstuin In afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1 geldt ter hoogte van het aanduiding 'volkstuin' het volgende: a. het bebouwingspercentage per volkstuin bedraagt ten hoogste 15%; b. de goothoogte van tuinhuizen en recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de bouwhoogte van tuinhuizen en recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 4 m. 11.2.3 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m; c. het bebouwingspercentage aan speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' bedraagt ten hoogste 5%; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van overkappingen, bedraagt ten hoogste 3 m. 11.3 Specifieke gebruiksregels a. de permanente bewoning van recreatiewoningen en tuinhuizen is niet toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening uitgesloten' is de realisatie van speelvoorzieningen niet toegestaan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 70 Artikel 12 Sport 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportactiviteiten en daarmee in verband houdende voorzieningen; b. een servicestation ten behoeve van onderhoud van sportvelden en sportaccommodaties; c. horeca in de categorie 3 uitsluitend voor zover het een ondergeschikte nevenactiviteit van de hoofdfunctie betreft; d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': een geluidscherm; e. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en duikers, voet‐ en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, laad‐ en losvoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 12.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 12.2.1 Gebouwen a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn buiten het bouwvlak dug‐outs en gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1.
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud bedraagt ten hoogste 125 m2; 2. de bouwhoogte van dug‐outs en gebouwen ten behoeve van opslag, stalling en onderhoud bedraagt ten hoogste 3 m. 12.2.2 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van scorehokken, scoreborden, vlaggenmasten, backstops en ballenvangers bedraagt ten hoogste 8 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 18 m; c. de bouwhoogte van slagkooien en hekwerken bedraagt ten hoogste 6 m; d. de bouwhoogte van het geluidsscherm bedraagt ten hoogste 2 m; e. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) bedraagt ten hoogste 3 m. 12.2.3 Lichtmasten In aanvulling op het bepaalde in artikel 12.2.2 onder b mogen uitsluitend lichtmasten worden gebouwd indien op basis van een lichtplan is geconstateerd dat er geen of minder dan 0,5 lux lichtuitstraling naar de Haarlemmertrekvaart plaatsvindt, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 71 12.3 Specifieke gebruiksregels 12.3.1 Algemeen Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. het aanleggen van kunstgrasvelden is niet toegestaan; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross is niet toegestaan; c. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport ‐ bijveld’ is een gebruik voor sportactiviteiten in de avonduren niet eerder toegestaan, dan nadat geluidwerende voorzieningen, in de vorm van een geluidwal of een geluidscherm met een hoogte van 2 m, zijn getroffen in verband met het woon‐ en leefklimaat bij de recreatiewoningen in de omgeving. 12.3.2 Lichtuitstraling Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan het gebruik van lichtmasten waarbij de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart. Indien de lichtuitstraling meer bedraagt dan 0,5 lux, gemeten op 0,3 m hoogte in het midden van de Haarlemmertrekvaart dan mag in de periode van 1 april tot 1 oktober van ieder jaar geen gebruik worden gemaakt van de lichtmasten die de overbelichting op de Haarlemmertrekvaart. 12.3.3 Veldverlichting Veldverlichting mag niet eerder worden aangelegd en in gebruik genomen dan nadat uit een door de gemeente goedgekeurd lichtplan blijkt dat er hooguit slechts minimale effecten zijn op het woon‐ en leefklimaat bij de (recreatie)woningen in de omgeving én is aangetoond dat de lichtuitstraling geen negatieve effecten heeft voor vleermuizen. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 72 Artikel 13 Tuin 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; b. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals ontsluitingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen en parkeervoorzieningen. 13.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 13.2.1 Gebouwen a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin ‐ bijgebouw' zijn bijgebouwen toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m en een oppervlakte van ten hoogste 5 m2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ 1' zijn gebouwen toelaatbaar ten behoeve van het bepaalde in artikel 16.1 met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. 13.2.2 Erkers In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 gelden voor het bouwen van een erker aan de voor‐ of zijgevel van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen de volgende regels: a. de diepte van een erker bedraagt ten hoogste 1,5 m; b. de breedte van een erker bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van de gevel; c. de goothoogte van een erker en de bouwhoogte bedraagt ten hoogte 3 m of 0,5 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning; d. de afstand van een erker tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m; e. het bepaalde onder e. is niet van toepassing bij twee aaneengesloten erkers bij aaneengesloten bebouwing. 13.2.3 Parkeren Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin ‐ parkeervoorziening' dient per perceel een parkeerplaats, dan wel opstelstrook voor een auto, met een afmeting van ten minste 18 m2 te worden gerealiseerd en in stand gehouden. 13.2.4 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van overkappingen, bedraagt ten hoogste 3 m. 13.3 Afwijken van de bouwregels 13.3.1 Overkapping Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 voor het bouwen van een overkapping bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, onder de volgende voorwaarden: a. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 2,5 m; b. de afstand van een overkapping tot de openbare weg bedraagt ten minste 1 m; c. de oppervlakte van een overkapping bedraagt ten hoogste 18 m2. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 73 13.3.2 Aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 voor het bouwen van aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen bij de op de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, onder de volgende voorwaarden: a. de gezamenlijke oppervlakte van aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 40% van het perceel, exclusief het bouwvlak, met een maximum van 60 m2; b. de goot‐ en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de bouwhoogte van aan‐ en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 m of 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning; d. de diepte van aan‐ en uitbouwen bedraagt, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, ten hoogste 3,5 m; e. tenzij aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m; f. bij realisatie van een terras bovenop een aan‐ of uitbouw bedraagt de afstand van het terras tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m. 13.3.3 Erfbebouwing woonschepenligplaats Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 voor het realiseren van erfbebouwing ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. per kavel mag 1 bijgebouw worden gerealiseerd; b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m; c. het oppervlak bedraagt ten hoogste 10 m²; d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1,5 m. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 74 Artikel 14 Verkeer 14.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken, busstroken, voet‐ en fietspaden en ontsluitingen; b. bruggen; c. hellingbanen en talud ten behoeve van een brug en constructieve delen van de brug zoals een landhoofd; d. ter plaatse van de aanduiding 'markt': tevens een weekmarkt en vaste standplaatsen; e. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en duikers, reclame‐uitingen, geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen. 14.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 14.2.1 Gebouwen Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding ‐ 2' zijn gebouwen toelaatbaar ten behoeve van het bepaalde in artikel 16.1 met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. 14.2.2 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte bouwwerken ten behoeve van de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt ten hoogste 6 m; b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m; c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) bedraagt ten hoogste 3 m. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Artikel 15 75 Water 15.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water; b. waterhuishouding; c. waterberging; d. bruggen, dammen en duikers; e. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': een steiger; f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ aanlegsteiger 1' en ‘specifieke vorm van water ‐ aanlegsteiger 2': ligplaatsen van pleziervaartuigen; g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': ligplaatsen van woonschepen; h. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven; i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ waterrad': een stuw; j. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals groen, oeverbeschoeiingen, recreatieve voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. 15.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 15.2.1 Woonschepen Voor de ligplaatsen van woonschepen gelden de volgende regels: a. de lengte van een woonschip bedraagt ten hoogste 20 m; b. de breedte van een woonschip bedraagt ten hoogste 6 m.; c. de hoogte van een woonschip bedraagt ten hoogste 5 m; d. het aantal woonschepen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven. 15.2.2 Aanlegsteigers Voor aanlegsteigers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ aanlegsteiger 1' gelden de volgende regels: a. de lengte van een steiger bedraagt ten hoogste 5 m; b. de diepte van een steiger bedraagt ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste het aansluitende peil; d. de oeverlijn aan land‐ en waterzijde mag ten hoogste met 0,5 m overschreden worden. Voor de aanlegsteiger ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water ‐ aanlegsteiger 2' geldt dat in afwijking van het bepaalde onder a, de lengte van de steiger ten hoogste 6 m mag bedragen. 15.2.3 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) De bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) bedraagt ten hoogste 3 m. 15.3 Nadere eisen Het bevoegd gezag kan na afweging van de in het geding zijnde belangen nadere eisen te stellen aan de situering en omvang van bouwwerken (geen gebouwen zijnde) met het oog op een stedenbouwkundige verantwoorde inpassing in de structuur van de omgeving en waterhuishoudkundige belangen. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 76 15.4 Specifieke gebruiksregels 15.4.1 Aan huis verbonden beroep Gebruik van ruimten binnen een woonschip ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep; b. degene die het aan huis verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. door degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; d. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden. 15.5 Afwijken van de gebruiksregels 15.5.1 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteit Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.4.1 voor het gebruik van ruimten binnen een woonschip voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit; b. degene die de bedrijfsactiviteiten in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd; d. de bedrijfsactiviteit dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving; e. de bedrijfsactiviteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn; f. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit die verband houdt met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit; Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Artikel 16 77 Wonen 16.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen; b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke voorzieningen; c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': tevens de instandhouding en bescherming van bouwwerken met monumentale en cultuurhistorische waarden; d. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend garageboxen; e. bij deze bestemming behorende gebouwen, bouwwerken (geen gebouwen zijnde) en voorzieningen zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en (geheel of gedeeltelijk verdiepte) parkeervoorzieningen. 16.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 16.2.1 Hoofdgebouwen a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte; c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten minste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte; d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte. e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een openbare doorgang in stand te worden gehouden. 16.2.2 Aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen a. de gezamenlijke oppervlakte van aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 40% van het perceel, exclusief het bouwvlak, met een maximum van 60 m2; b. de goot‐ en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m; c. de bouwhoogte van aan‐ en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 m of 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning; d. de diepte van aan‐ en uitbouwen bedraagt, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel, ten hoogste 3,5 m. e. tenzij aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m; f. bij realisatie van een terras bovenop een aan‐ of uitbouw bedraagt de afstand van het terras tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m. 16.2.3 Kelders Kelders mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. de oppervlakte een kelder die buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd, mag niet meer bedragen dan 30% van de gronden gelegen buiten het bouwvlak en gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan, met een maximum van 50 m²; b. een kelder die buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd, wordt tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn gesitueerd; c. de hoogte van een kelder bedraagt ten hoogste 0,1 m beneden peil, met dien verstande dat in voorkomende gevallen een goede aansluiting op de openbare weg en belendende percelen wordt gerealiseerd; Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 78 d.
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m. Indien belendende percelen tegelijkertijd een kelder bouwen, mag in de gezamenlijke zijperceelsgrens worden gebouwd; de kelder mag niet ten koste gaan van de op het perceel aanwezige parkeerplaatsen. e.
16.2.4 Bouwwerken (geen gebouwen zijnde) a. de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf‐ en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) bedraagt ten hoogste 3 m. 16.3 Nadere eisen 16.3.1 Karakteristiek Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken met monumentale en cultuurhistorische waarden, zoals aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'karakteristiek', voor wat betreft: a. de verhouding tussen lengte, breedte, goothoogte en/of bouwhoogte; b. de dakhelling, nokrichting en/of kapvorm; c. de onderlinge situering. 16.3.2 Voorwaarden Nadere eisen zoals genoemd in artikel 16.3.1 kunnen alleen gesteld worden mits: a. dit noodzakelijk is uit oogpunt van behoud en/of herstel van de bouwwerken met monumentale en cultuurhistorische waarden; b. vooraf advies is ingewonnen van de gemeentelijke monumentencommissie. 16.4 Afwijken van de bouwregels 16.4.1 Bouwhoogte aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder b. en c. voor het verhogen van de bouwhoogte tot maximaal 5 m, mits er geen nadelige situatie ontstaat ten aanzien van de daglichttoetreding bij naburige hoofdgebouwen. 16.5 Specifieke gebruiksregels 16.5.1 Aan huis verbonden beroep Gebruik van ruimten binnen de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 30 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep; b. degene die het aan huis verbonden beroep in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. door degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, kan worden aangetoond dat de uitoefening van het beroep geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; d. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden. 16.5.2 Maatschappelijke voorzieningen Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn maatschappelijke voorzieningen toelaatbaar tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m2. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 79 16.6 Afwijken van de gebruiksregels 16.6.1 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteit Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 voor het gebruik van ruimten binnen de woning voor aan huis verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen, tot ten hoogste 50 m², mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit; b. degene die de bedrijfsactiviteiten in de woning uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd; d. de bedrijfsactiviteit dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving; e. de bedrijfsactiviteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn; f. er mag geen detailhandel, groothandel of horeca plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit die verband houdt met de aan huis verbonden bedrijfsactiviteit. 16.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk 16.7.1 Sloopverbod zonder vergunning Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. 16.7.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning a. een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.7.1 kan slechts worden verleen indien door het slopen dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de te beschermen monumentale of cultuurhistorische waarden; b. voordat een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 16.7.1 wordt verleend wint het bevoegd gezag advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 80 Artikel 17 Waarde ‐ Archeologie 1 17.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde ‐ Archeologie 1 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. 17.2 Bouwregels a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 17.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 17.3 vooraf in acht zijn genomen. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden opgericht voor de primaire bestemming(en), mits de bepalingen van artikel 17.3 vooraf in acht zijn genomen. 17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 17.3.1 Omgevingsvergunning a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 1 zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning (voorheen archeologische aanlegvergunning) van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 25 m²: 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; 3. het aanleggen van ondergrondse transport‐, energie‐, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 4. het verlagen van het waterpeil; 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; 6. het heien van palen en slaan van damwanden; b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a 1 t/m 6 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden. 17.3.2 Omgevingsvergunning niet vereist Het verbod zoals bedoeld in artikel 17.3.1 is niet van toepassing indien: a. het gaat om onderhouds‐ en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. de werken of werkzaamheden: 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning. c. het bouwen betreft als bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit omgevingsrecht. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 81 17.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding). 17.4 Programma van eisen Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 17.3.1 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd. 17.5 Wijzigingsbevoegdheid Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door: a. de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. aan gronden alsnog een ander dubbelbestemming archeologie toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 82 Artikel 18 Waarde ‐ Archeologie 2 18.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde ‐ Archeologie 2 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. 18.2 Bouwregels a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 18.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 18.3 vooraf in acht zijn genomen. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden opgericht voor de primaire bestemming(en), mits de bepalingen van artikel 18.3 vooraf in acht zijn genomen. 18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 18.3.1 Omgevingsvergunning a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 2 zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning (voorheen archeologische aanlegvergunning) van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²: 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; 3. het aanleggen van ondergrondse transport‐, energie‐, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 4. het verlagen van het waterpeil; 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; 6. het heien van palen en slaan van damwanden; b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a 1 t/m 6 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden. 18.3.2 Omgevingsvergunning niet vereist Het verbod zoals bedoeld in artikel 18.3.1 is niet van toepassing indien: a. het gaat om onderhouds‐ en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. de werken of werkzaamheden: 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 83 18.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding). 18.4 Programma van eisen Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 18.3.1 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd. 18.5 Wijzigingsbevoegdheid Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door: a. de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. aan gronden alsnog een ander dubbelbestemming archeologie toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 84 Artikel 19 Waarde ‐ Archeologie 3 19.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde ‐ Archeologie 3 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. 19.2 Bouwregels a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 19.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 19.3 vooraf in acht zijn genomen. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden opgericht voor de primaire bestemming(en), mits de bepalingen van artikel 19.3 vooraf in acht zijn genomen. 19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 19.3.1 Omgevingsvergunning a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 3 zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning (voorheen archeologische aanlegvergunning) van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m²: 1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; 3. het aanleggen van ondergrondse transport‐, energie‐, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 4. het verlagen van het waterpeil; 5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; 6. het heien van palen en slaan van damwanden; b. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in voldoende mate is vastgesteld. c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a 1 t/m 6 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden. 19.3.2 Omgevingsvergunning niet vereist Het verbod zoals bedoeld in artikel 19.3.1 is niet van toepassing indien: a. het gaat om onderhouds‐ en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. de werken of werkzaamheden: 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 85 19.3.3 Voorwaarden omgevingsvergunning Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); b. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding). 19.4 Programma van eisen Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 19.3.1 wordt uitgevoerd op basis van een programma van eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het programma van eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de vergunning worden verbonden worden uitgevoerd. 19.5 Wijzigingsbevoegdheid Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door: a. de dubbelbestemming Waarde ‐ Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. aan gronden alsnog een andere dubbelbestemming archeologie toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 86 Artikel 20 Waterstaat ‐ Waterkering 20.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat ‐ Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor: a. de instandhouding van waterkeringen met daarbij behorende waterstaatswerken zoals taluds, dijken en onderhoudswegen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen en bouwwerken van waterbouwkundige aard zoals duikers, keerwanden en beschoeiingen. 20.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 20.3 Afwijken van de bouwregels Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 20.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 20.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming Waterstaat ‐ Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeervoorzieningen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk); b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, uitdiepen, egaliseren, ontginnen, ophogen, aanleggen van drainage en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur; d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen; e. het aanleggen van boven‐ of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen. 20.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een verleende omgevingsvergunning. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 87 20.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het waterhuishoudkundig belang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor dient schriftelijk advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 88 Artikel 21 Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding 21.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor: a. een boven‐ en ondergrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV; b. GSM netwerkantennes en (in beginsel onbemande) datacommunicatiemiddelen voor de exploitatie van glasvezelnetwerken; c. bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen. 21.2 Bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer bedraagt dan 40 m; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken (geen gebouwen zijnde) niet meer bedraagt dan 3 m; b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bouwhoogte niet wordt vergroot. 21.3 Afwijken van de bouwregels Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 21.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. 21.4 Specifieke gebruiksregels Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de hoogspanningsverbindingleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder. 21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 21.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding ‐ Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde; b. het aanleggen van wegen en verhardingen; c. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen; d. het aanleggen van andere kabels en leidingen, anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. e. het aanleggen van watergangen en ‐partijen; f. het wijzigen van het maaiveldniveau. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 89 21.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 21.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 21.3 bedoeld; b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 21.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor dient schriftelijk advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 90 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 91 Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 22 Anti‐dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 92 Artikel 23 Algemene bouwregels 23.1 Algemeen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde minimale of maximale afstandsmaten, maximale hoogte‐, inhouds‐, en oppervlaktematen alsmede maximale bebouwingspercentages gelden de dan aanwezige maten en percentages, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel; b. in geval van herbouw is het bepaalde in dit lid onder a. uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt; c. ondergrondse bebouwing is ter plaatse van bovengrondse bebouwing toegestaan, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald, met inachtneming van de volgende regels: 1. ondergrondse ruimten vormen een functionele eenheid met en zijn dienstbaar aan de ter plaatse toegestane functies zoals berg‐ en parkeerruimten en fietsenstallingen; 2. op het bouwen van ondergrondse ruimten zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer bedraagt dan 3,5 m gerekend vanaf de bovenkant van de eerste vloer gelegen boven peil; 3. in afwijking van het bepaalde in de onderdelen 1. en 2. is ondergronds bouwen ten behoeve van kelders bij (bedrijfs)woningen toegestaan overeenkomstig de bouwregels van de betreffende bestemming; d. in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 mogen bouwgrenzen – niet zijnde bestemmingsgrenzen – worden overschreden door: 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, helligbanen, funderingen, balkons, entreeportalen veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt: 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen – niet zijnde erkers – mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Artikel 24 93 Algemene gebruiksregels 24.1 Verboden gebruik Het is verboden de gronden, bouwwerken en onderkomens te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan die gronden gegeven bestemming, tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald, waaronder in ieder geval wordt gerekend: a. het gebruik van aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen van woningen voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten tenzij gebruik is gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid voor aan‐
huis verbonden‐bedrijfsactiviteiten in Hoofdstuk 2; b. het gebruik van aan‐ en uitbouwen en bijgebouwen voor zelfstandige en als afhankelijke woonruimte; c. het gebruik van de gronden, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie; d. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn; e. het gebruik van gronden als stort‐ en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; f. het gebruik van gronden als stallings‐ en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer‐, vaar‐ of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 94 Artikel 25 Algemene aanduidingsregels 25.1 Vrijwaringszone ‐ molenbiotoop De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone ‐ molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element. 25.1.1 Bouwregels In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone ‐ molenbiotoop' de volgende regels: a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek; b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek; c. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid a en b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2. 25.1.2 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.1.1: a. indien de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing; b. voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits ten behoeve van de Kikkermolen advies is verkregen van de gemeente Leiden. 25.2 Wetgevingszone ‐ wijzigingsgebied 1 Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone ‐ wijzigingsgebied 1' naar de bestemming Sport na het beëindigen van de maatschappelijke activiteiten of het verplaatsen van de maatschappelijke activiteiten, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden; b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden; c. de nieuwe functie mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben; d. er mag geen onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid plaatsvinden; e. er mogen geen gebouwen worden gerealiseerd op de betreffende gronden; f. er moeten geluidswerende voorzieningen worden gerealiseerd ten aanzien van de zuidelijk gelegen woningen; g. er moet vooraf advies worden ingewonnen bij de Omgevingsdienst West‐Holland ten aanzien van de aard en omvang van de te realiseren geluidswerende voorzieningen; h. er moet vooraf advies worden ingewonnen bij de Omgevingsdienst West‐Holland ten aanzien van de plaatsing van eventuele lichtmasten en eventueel lichtbeperkende maatregelen; i. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden: 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden; 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht; 3. dat flora en fauna onderzoek niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden; Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 4.
95 dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is. 25.3 Wetgevingszone ‐ wijzigingsgebied 2 Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone ‐ wijzigingsgebied 2' naar de bestemmingen Wonen, Tuin, Verkeer en Groen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. er mogen maximaal 7 woningen worden gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 10 m en een inhoud van 900 m³ per woning; b. over de wijze van uitvoeren bestaat overeenstemming met de beheerder van de waterkering; c. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden: 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden; 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht; 3. dat flora en fauna onderzoek niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden; 4. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 96 Artikel 26 Algemene afwijkingsregels 26.1 Maten en bouwgrenzen Het bevoegd gezag kan– tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds omgevingsvergunning kan worden verleend – bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden en waarden van aangrenzende gronden en bouwwerken, voor: a. het afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen indien dit uit het oogpunt van een doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing gewenst is, met inachtneming van de volgende regels: 1. de overschrijdingen bedragen niet meer dan 3 m; 2. het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; c. het in geringe mate afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; d. voor geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van de bestemmingsgrenzen, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden uitgevoerd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Artikel 27 97 Algemene wijzigingsregels 27.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met inachtneming van de volgende regels: a. de overschrijdingen bedragen niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot; b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad; c. het straat‐ en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid worden niet onevenredig geschaad. 27.2 Wijzigingsbevoegdheid seksinrichting Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen om een seksinrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende regels: a. ten hoogste één seksinrichting op het grondgebied van de gemeente Oegstgeest is toegestaan; b. het geen raamprostitutie betreft; c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten hoogste 500 m² bedraagt; d. de afstand tot de dichtstbijzijnde kerk, school, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, verblijf voor naschoolse opvang of soortgelijke voorziening minimaal 500 meter bedraagt; e. de afstand van de seksinrichting tot de dichtstbijzijnde woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt; f. voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein / erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is, uitgaande van de parkeernorm voor café/bar/discotheek/cafetaria in het Handboek Aanbevelingen voor stedelijke verkeersvoorzieningen (ASVV) uit 2004, met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat; g. wat het bouwen betreft moet worden aangesloten bij de regels van de onderliggende bestemming met dien verstande dat het college van burgemeester en wethouders voorwaarden kan stellen aan de maximumvloeroppervlakte van de activiteit; h. de activiteit, gelet op de aard en invloed ervan, niet leidt tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 98 Artikel 28 Overige regels 28.1 Voldoende parkeergelegenheid a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. a. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. 28.2 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 99 Hoofdstuk 4 Overgangs‐ en slotregels Artikel 29 Overgangsrecht 29.1 Overgangsrecht bouwwerken 29.1.1 Overgangsrecht Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 29.1.2 Afwijken Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 29.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid met maximaal 10 %. 29.1.3 Overgangsrecht niet van toepassing Lid 29.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 29.2 Overgangsrecht gebruik 29.2.1 Overgangsrecht Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 29.2.2 Ander strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 29.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 29.2.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht Indien het gebruik, bedoeld in lid 29.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 29.2.4 Overgangsrecht niet van toepassing Lid 29.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 100 Artikel 30 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Poelgeest. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ... De voorzitter, De griffier, ….................. …................. Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 bijlagen bij de Regels
102 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 103 Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 104 Rho adviseurs voor leefruimte 057900.20161064 Bijlage Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‐ < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag w j B C D L Z R V G/P week
jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) Vuurwerkbesluit van toepassing verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking 1 VERKEER GEUR INDICES CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GROOTSTE AFSTAND OMSCHRIJVING
GEVAAR GELUID SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten STOF 2 01 01 ‐ LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0112 011, 012, 013, 016 0 Tuinbouw: 0112 0113
4 - champignonkwekerijen (algemeen)
0112 0113
5 - champignonkwekerijen met mestfermentatie
0112 0163
6 0112 011 014 30
10
30
C
10
30
2 1 G 100
10
30
C
10
100
3.2 1 G - bloembollendroog‐ en prepareerbedrijven
30
10
30
C
10
30
2 1 G 7 - witlofkwekerijen (algemeen)
30
10
30
C
10
30
2 1 G 016 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014 016 1 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
014 016 2 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
014 016 - algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI‐code 51.55
014 016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
014 016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
0142 0162
KI‐stations 30
10
30
05 03 ‐ VISSERIJ‐ EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1 0311
Zeevisserijbedrijven
0501.2 0312
Binnenvisserijbedrijven
0502 032 0 Vis‐ en schaaldierkwekerijen
0502 032 1 - oester‐, mossel‐ en schelpenteeltbedrijven
0502 032 2 - visteeltbedrijven
15 10, 11
‐ VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 101, 102
0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 101, 102
1 - slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
151 101 2 - vetsmelterijen
700
0
100
C
30
151 101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
100
C
50
D
3.1 2 G 2 1 G C
10
50
3.1 2 G 10
30
2 1 G 0
30
2 1 G 100
0
100
C
50
50
0
50
C
10
R
100
3.2 2 G 50
3.1 1 G 100
30
50
C
0
100
3.2 1 G 50
0
50
C
0
50
3.1 1 G R
R
100
D
3.2 2 G 700
5.2 2 G 300
4.2 2 G Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES 101 4 - vleeswaren‐ en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
100
3.2 2 G 151 101 5 - vleeswaren‐ en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
30
50
3.1 1 G 151 101 6 - vleeswaren‐ en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
10
50
3.1 1 G 151 101, 102
7 - loonslachterijen
50
0
50
10
50
3.1 1 G 151 108 8 50
0
50
10
50
3.1 2 G 152 102 0 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant‐en‐klaarmaaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven:
152 102 1 - drogen 700
100
200
C
30
700
5.2 2 G 152 102 2 - conserveren 200
0
100
C
30
200
4.1 2 G 152 102 3 - roken 300
0
50
C
0
300
4.2 1 G 152 102 4 - verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
50
C
30
300
4.2 2 G 152 102 5 - conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
50
30
100
3.2 1 G 50
10
30
10
50
3.1 1 G GELUID GEVAAR 151 VNG‐nr. VERKEER AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND STOF SBI‐2008
GEUR SBI‐1993 3 R
152 102 6 - conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
1531 1031
0 Aardappelproductenfabrieken:
1531 1031
1 - vervaardiging van aardappelproducten
1531 1031
2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
1532,1533 1032, 1039
0 Groente‐ en fruitconservenfabrieken:
1532,1533 1032, 1039
1 - jam 1532,1533 1032, 1039
2 - groente algemeen
1532,1533 1032, 1039
3 - met koolsoorten
1532,1533 1032, 1039
4 - met drogerijen
1532,1533 1032, 1039
5 - met uienconservering (zoutinleggerij)
1541 104101
0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 104101
1 - p.c. < 250.000 ton/jaar
200
30
100
C
1541 104101
2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar
300
50
300
C
1542 104102
0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 104102
1 - p.c. < 250.000 ton/jaar
200
10
100
C
1542 104102
2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar
300
10
300
C
D
300
30
200
C
50
10
50
50
10
100
C
50
10
100
100
10
100
300
10
300
10
50
R
300
4.2 2 G 50
R
50
3.1 1 G 10
100
3.2 1 G C
10
100
3.2 2 G C
10
100
3.2 2 G 200
C
30
300
4.2 2 G 100
C
10
300
4.2 2 G Z
30
R
200
4.1 3 G 50
R
300
4.2 3 G 100
R
200
4.1 3 G 200
R
300
4.2 3 G Z
4 OMSCHRIJVING
AFSTANDEN IN METERS
INDICES 200
4.1 3 G Z
50
R
300
4.2 3 G C
Z
50
R
500
5.1 3 G 500
C
Z
50
R
500
5.1 3 G 100
C
50
R
100
3.2 2 G 0
300
C
50
R
300
4.2 3 G 50
300
C
50
R
300
4.2 3 G 0
100
C
50
R
100
3.2 2 G 0
30
30
2 1 G 100
300
C
4.2 2 G 100
50
200
4.1 2 G 50
100
200
4.1 2 G - p.c. < 10 ton/uur
200
50
2 - p.c. >= 10 ton/uur
300
100
0 Veevoerfabrieken:
1091
1 - destructiebedrijven
1571 1091
2 - beender‐, veren‐, vis‐ en vleesmeelfabriek
700
100
100
C
30
1571 1091
3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water 300
100
200
C
30
300
1571 1091
4 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water 700
200
300
C
50
1571 1091
5 - mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
50
200
C
30
1571 1091
6 - mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur
300
100
300
C
1572 1092
Vervaardiging van voer voor huisdieren
200
100
200
C
1581 1071
0 Broodfabrieken, brood‐ en banketbakkerijen:
STOF GELUID GEUR 1543 1042
0 Margarinefabrieken:
1543 1042
1 - p.c. < 250.000 ton/jaar
100
10
200
C
1543 1042
2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar
200
10
300
C
1551 1051
0 Zuivelproducten fabrieken:
1551 1051
1 - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
200
100
500
1551 1051
2 - geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur
200
30
1551 1051
3 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
50
0
1551 1051
4 - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
100
1551 1051
5 - overige zuivelproductenfabrieken
50
1552 1052
1 Consumptie‐ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
1552 1052
2 - consumptie‐ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
10
1561 1061
0 Meelfabrieken: 1561 1061
1 - p.c. >= 500 ton/uur
200
1561 1061
2 - p.c. < 500 ton/uur
1561 1061
Grutterswarenfabrieken
1562 1062
0 Zetmeelfabrieken:
1562 1062
1 1562 1062
1571 1091
1571 VERKEER R
GEVAAR 30
VNG‐nr. CATEGORIE SBI‐2008
GROOTSTE AFSTAND SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten Z
0
Z
R
300
C
50
R
200
C
50
200
C
30
R
200
4.1 1 G 300
C
50
R
300
4.2 2 G 200
D
Z
30
100
700
200
C
50
Z
Z
50
30
R
R
700
D
5.2 3 G 700
D
5.2 3 G 4.2 2 G 700
5.2 3 G 200
4.1 3 G 300
4.2 3 G 200
4.1 2 G Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES GEUR STOF VERKEER CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GROOTSTE AFSTAND OMSCHRIJVING
GEVAAR GELUID SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 5 1581 1071
1 - v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge‐ovens
30
10
30
C
10
30
2 1 G 1581 1071
2 - v.c. >= 7.500 kg meel/week
100
30
100
C
30
100
3.2 2 G 1582 1072
Banket, biscuit‐ en koekfabrieken
100
10
100
C
30
100
3.2 2 G 1583 1081
0 Suikerfabrieken:
1583 1081
1 - v.c. < 2.500 ton/jaar
500
100
300
C
100
R
500
5.1 2 G 1583 1081
2 - v.c. >= 2.500 ton/jaar
1000
200
700
C
200
R
1000
5.3 3 G 1584 10821
0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade‐ en suikerwerk:
1584 10821
1 - cacao‐ en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m²
500
50
100
50
500
5.1 2 G 1584 10821
2 100
30
50
30
100
3.2 2 G 1584 10821
3 30
10
30
10
30
2 1 G 1584 10821
4 - cacao‐ en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² - cacao‐ en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² - suikerwerkfabrieken met suikerbranden
300
30
50
30
R
300
4.2 2 G 1584 10821
5 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m²
100
30
50
30
R
100
3.2 2 G 1584 10821
6 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m²
30
10
30
10
30
2 1 G 1585 1073
Deegwarenfabrieken
50
30
10
10
50
3.1 2 G 1586 1083
0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1083
1 - koffiebranderijen
500
30
200
10
500
5.1 2 G 1586 1083
2 - theepakkerijen
100
10
30
10
100
3.2 2 G 1587 108401
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
50
10
200
4.1 2 G 1589 1089
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
50
30
200
4.1 2 G 1589.1 1089
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
50
4.1 2 G 1589.2 1089
0 Soep‐ en soeparomafabrieken:
1589.2 1089
1 - zonder poederdrogen
100
10
50
10
1589.2 1089
2 - met poederdrogen
300
50
50
50
Z
R
C
R
200
D
D
1589.2 1089
Bakmeel‐ en puddingpoederfabrieken
200
50
50
1591 110101
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
200
1592 110102
0 Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting:
C
R
100
3.2 2 G 300
4.2 2 G 30
200
4.1 2 G 30
300
4.2 2 G 6 INDICES 110102
1 - p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
200
C
30
R
200
4.1 1 G 1592 110102
2 - p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
300
C
50
R
300
4.2 2 G 1593 t/m 1595 1102 t/m 1104
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
10
0
30
C
0
30
2 1 G 1596 1105
Bierbrouwerijen
300
30
100
C
50
300
4.2 2 G 1597 1106
Mouterijen 300
50
100
C
30
300
4.2 2 G 1598 1107
Mineraalwater‐ en frisdrankfabrieken
10
0
100
100
3.2 3 G 16 12 ‐ VERWERKING VAN TABAK
160 120 Tabakverwerkende industrie
GELUID GEVAAR 1592 VNG‐nr. VERKEER AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND STOF SBI‐2008
GEUR SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 50
R
R
200
30
50
C
30
200
4.1 2 G 17 13 ‐ VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 131 Bewerken en spinnen van textielvezels
172 132 0 Weven van textiel:
172 132 1 - aantal weefgetouwen < 50
10
10
100
172 132 2 - aantal weefgetouwen >= 50
10
30
300
173 133 Textielveredelingsbedrijven
50
0
174,175 139 Vervaardiging van textielwaren
10
0
1751 1393
Tapijt‐, kokos‐ en vloermattenfabrieken
100
0
10
50
100
30
100
3.2 2 G 0
100
3.2 2 G 50
300
4.2 3 G 50
10
50
3.1 2 G 50
10
50
3.1 1 G 30
200
10
200
4.1 2 G 10
50
10
50
3.1 1 G Z
176,177 139, 143
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
18 14 ‐ VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 141 Vervaardiging kleding van leer
182 141 Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer)
10
10
30
10
30
2 2 G 183 142, 151
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
50
3.1 1 G 30
0
50
0
50
3.1 1 G 19 15 ‐ VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191 151, 152
Lederfabrieken 300
30
100
10
300
4.2 2 G Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES 2 G 3.1 2 G STOF 3.1 GEUR VERKEER CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GROOTSTE AFSTAND OMSCHRIJVING
GEVAAR GELUID SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 7 192 151 Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
30
10
50
193 152 Schoenenfabrieken
50
10
50
10
50
20 16 ‐ HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE 2010.1 16101
Houtzagerijen 2010.2 16102
0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 16102
1 - met creosootolie
2010.2 16102
2 - met zoutoplossingen
202 1621
Fineer‐ en plaatmaterialenfabrieken
203,204,205 162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout
203,204,205 162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 205 162902
Kurkwaren‐, riet‐ en vlechtwerkfabrieken
10
21 17 ‐ VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER‐ EN KARTONWAREN
2111 1711
Vervaardiging van pulp
2112 1712
0 Papier‐ en kartonfabrieken:
2112 1712
1 - p.c. < 3 ton/uur
2112 1712
2 - p.c. 3 ‐ 15 ton/uur
2112 1712
3 - p.c. >= 15 ton/uur
212 172 Papier‐ en kartonwarenfabrieken
30
2121.2 17212
0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 17212
1 - p.c. < 3 ton/uur
30
30
100
C
2121.2 17212
2 - p.c. >= 3 ton/uur
50
30
200
C
0
50
100
50
R
100
D
3.2 200
30
50
10
200
4.1 2 G 2 G 10
30
50
10
50
3.1 2 G 100
30
100
10
100
3.2 3 G 0
30
100
0
100
3.2 2 G 0
30
50
0
50
3.1 1 G 10
30
0
30
2 1 G 200
100
200
C
50
R
200
4.1 50
30
50
C
30
R
50
3.1 1 G 100
50
200
C
Z
50
R
200
4.1 2 G 200
100
300
C
Z
100
R
300
4.2 3 G 30
100
C
30
R
100
3.2 2 G Z
3 G 30
R
100
3.2 2 G 30
R
200
4.1 2 G 22 18 ‐ UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221 1811
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100
C
10
100
3.2 3 G 8 INDICES 1812
Drukkerijen (vlak‐ en rotatiediepdrukkerijen)
30
0
100
10
100
3.2 3 G 2222.6 18129
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
30
0
30
2 1 P 2223 1814
A Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1 1 G 2223 1814
B Binderijen 30
0
30
0
30
2 2 G 2224 1813
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2 2 G 2225 1814
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30
223 182 Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
GELUID GEVAAR 2222 VNG‐nr. VERKEER AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND STOF SBI‐2008
GEUR SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten D
2 2 G 1 1 G 23 19 ‐ AARDOLIE‐/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT‐
/KWEEKSTOFFEN 231 191 Cokesfabrieken 1000
700
1000
C
Z
100
R
1000
5.3 2 G 2320.1 19201
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
C
Z
1500
R
1500
6 3 G 2320.2 19202
A Smeeroliën‐ en vettenfabrieken
50
0
100
30
R
100
3.2 2 G 2320.2 19202
B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
100
50
R
300
4.2 2 G 2320.2 19202
C Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
200
50
R
233 210, 212, 244
Splijt‐ en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
10
10
100
1500
300
D
4.2 2 G 1500
D
6 1 G 24 20 ‐ VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2411 2011
0 Vervaardiging van industriële gassen:
2411 2011
1 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
2411 2011
2 2411 2011
3 2412 2012
2413 Z
10
0
700
C
100
R
700
5.2 3 G - overige gassenfabrieken, niet explosief
100
0
500
- overige gassenfabrieken, explosief
100
0
500
C
100
R
500
5.1 3 G C
300
R
500
5.1 Kleur‐ en verfstoffenfabrieken
200
0
200
3 G C
200
R
200
4.1 2012
0 Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
3 G 2413 2012
1 - niet vallend onder 'post‐Seveso‐richtlijn'
100
30
300
C
300
R
300
D
4.2 2 G 2413 2012
2 - vallend onder 'post‐Seveso‐richtlijn'
300
50
500
C
700
R
700
D
5.2 3 G 2414.1 20141
A0 Organische chemische grondstoffenfabrieken:
D
Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES 10
200
C
300
R
300
D
4.2 2 G 30
500
C
700
R
1000
D
5.3 2 G GELUID GEVAAR GROOTSTE AFSTAND 300
1000
VERKEER AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE OMSCHRIJVING
STOF GEUR SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 9 2414.1 20141
A1 - niet vallend onder 'post‐Seveso‐richtlijn'
2414.1 20141
A2 - vallend onder 'post‐Seveso‐richtlijn'
2414.1 20141
B0 Methanolfabrieken:
2414.1 20141
B1 - p.c. < 100.000 ton/jaar
100
0
200
C
2414.1 20141
B2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar
200
0
300
C
2414.2 20149
0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2 20149
1 - p.c. < 50.000 ton/jaar
300
2414.2 20149
2 - p.c. >= 50.000 ton/jaar
2415 2015
Kunstmeststoffenfabrieken
2416 2016
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
242 202 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
242 202 1 - fabricage 300
50
100
C
1000
R
1000
242 202 2 - formulering en afvullen
100
10
30
C
500
R
500
D
5.1 2 G 243 203 Verf, lak en vernisfabrieken
300
30
200
C
300
R
300
D
4.2 3 G 2441 2110
0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 2110
1 - p.c. < 1.000 ton/jaar
200
10
200
C
300
R
300
4.2 1 G 2441 2110
2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar
300
10
300
C
500
R
500
5.1 2 G 2442 2120
0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 2120
1 - formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
50
50
2442 2120
2 - verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
2451 2041
Zeep‐, was‐ en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
200
C
100
2452 2042
Parfumerie‐ en cosmeticafabrieken
300
30
50
C
50
2462 2052
0 Lijm‐ en plakmiddelenfabrieken:
2462 2052
1 - zonder dierlijke grondstoffen
100
10
100
50
2462 2052
2 - met dierlijke grondstoffen
500
30
100
50
2464 205902
Fotochemische productenfabrieken
50
10
100
50
R
2466 205903
A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
50
10
50
50
R
Z
100
R
200
4.1 2 G 200
R
300
4.2 3 G 0
200
C
500
0
300
C
500
300
500
C
700
30
300
C
Z
100
R
300
4.2 2 G 200
R
500
5.1 3 G 500
R
500
5.1 3 G 500
R
700
5.2 3 G 5.3 R
3 G 50
3.1 2 G 30
2 2 G R
300
4.2 3 G R
300
4.2 2 G 100
3.2 3 G 500
5.1 3 G 100
3.2 3 G 50
3.1 3 G GEUR STOF 2466 205903
B Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
100
C
200
R
200
247 2060
Kunstmatige synthetische garen‐ en vezelfabrieken
300
30
300
C
200
R
300
25 22 ‐ VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 221101
Rubberbandenfabrieken
2512 221102
0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 221102
1 2512 221102
2513 2219
252 4.1 2 G 4.2 3 G INDICES VERKEER AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND GEVAAR SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten GELUID 10 D
C
100
R
300
50
300
300
4.2 - vloeroppervlak < 100 m²
50
10
30
30
50
3.1 1 G 2 - vloeroppervlak >= 100 m²
200
50
100
50
R
200
Rubberartikelenfabrieken
100
10
50
50
R
100
4.1 2 G 3.2 222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
1 G 252 222 1 - zonder fenolharsen
200
252 222 2 - met fenolharsen
252 222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 26 23 ‐ VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT‐, KALK‐ EN GIPSPRODUCTEN 261 231 0 Glasfabrieken: 261 231 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
261 231 2 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
261 231 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
261 231 4 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar
2612 231 2615 231 262, 263 232, 234
0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 232, 234
1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
262, 263 232, 234
2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
264 233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken
264 233 B Dakpannenfabrieken
D
2 G 50
100
100
R
200
4.1 2 G 300
50
100
200
R
300
4.2 2 G 50
30
50
30
50
3.1 2 G 30
30
100
30
30
100
300
300
100
100
500
200
300
Glas‐in‐loodzetterij
10
30
30
10
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
C
Z
50
R
30
C
Z
50
R
100
3.2 1 G 300
4.2 2 G 300
4.2 1 G 500
5.1 2 G 30
2 1 G 50
3.1 1 G 10
30
10
30
2 1 G 30
50
100
30
100
3.2 2 G 30
200
200
30
200
4.1 2 G 50
200
200
100
200
4.1 2 G R
Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES 30
R
500
5.1 2 G 50
R
1000
5.3 3 G 30
R
200
4.1 2 G 50
R
500
5.1 3 G GEUR STOF VERKEER CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GROOTSTE AFSTAND OMSCHRIJVING
GEVAAR GELUID SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 11 2651 2351
0 Cementfabrieken:
2651 2351
1 - p.c. < 100.000 ton/jaar
10
300
500
C
2651 2351
2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
500
1000
C
2652 235201
0 Kalkfabrieken: 2652 235201
1 - p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2652 235201
2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2653 235202
0 Gipsfabrieken: 2653 235202
1 - p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2653 235202
2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2661.1 23611
0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 23611
1 - zonder persen, triltafels en bekistingtriller
10
100
200
2661.1 23611
2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
10
100
300
2661.1 23611
3 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag
30
200
700
2661.2 23612
0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 23612
1 - p.c. < 100.000 ton/jaar
10
50
2661.2 23612
2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
300
2662 2362
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
50
50
100
2663, 2664 2363, 2364
0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 2363, 2364
1 - p.c. < 100 ton/uur
10
50
100
2663, 2664 2363, 2364
2 - p.c. >= 100 ton/uur
30
200
300
2665, 2666 2365, 2369
0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 2365, 2369
1 - p.c. < 100 ton/dag
10
50
100
2665, 2666 2365, 2369
2 - p.c. >= 100 ton/dag
30
200
300
267 237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
267 237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
3.1 1 G 267 237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
300
10
300
4.2 1 G Z
Z
Z
Z
R
200
4.1 2 G R
500
5.1 3 G 200
4.1 2 G 30
300
4.2 2 G 30
700
5.2 3 G 30
100
3.2 2 G 30
300
4.2 3 G 30
100
3.2 2 G 10
100
3.2 3 G 10
300
4.2 3 G Z
30
Z
50
100
30
Z
50
R
100
3.2 2 G 200
R
300
4.2 3 G D
3.2 1 G GEUR STOF 267 237 4 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
2681 2391
Slijp‐ en polijstmiddelenfabrieken
10
30
50
2682 2399
A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 2399
A1 - p.c. < 100 ton/uur
300
100
100
2682 2399
A2 - p.c. >= 100 ton/uur
500
200
200
2682 2399
B0 Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682 2399
B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
100
200
2682 2399
B2 - overige isolatiematerialen
200
2682 2399
C 50
2682 2399
D0 Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton/uur
2682 2399
D1 - asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
INDICES 5.2 2 G 3.1 1 G VERKEER AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND GEVAAR SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten GELUID 12 Minerale productenfabrieken n.e.g.
Z
10
700
10
50
D
Z
30
300
4.2 3 G 50
500
5.1 3 G 300
C
100
100
C
50
100
100
50
200
200
100
300
Z
Z
30
300
50
200
50
100
30
50
D
4.2 2 G 4.1 2 G 3.2 2 G 200
4.1 3 G 300
4.2 3 G 27 24 ‐ VERVAARDIGING VAN METALEN
271 241 0 Ruwijzer‐ en staalfabrieken:
271 241 1 - p.c. < 1.000 ton/jaar
700
500
700
271 241 2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar
1500
1000
1500
272 245 0 IJzeren‐ en stalenbuizenfabrieken:
272 245 1 - p.o. < 2.000 m²
30
30
500
272 245 2 - p.o. >= 2.000 m²
50
100
1000
273 243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 243 1 - p.o. < 2.000 m²
30
30
300
273 243 2 - p.o. >= 2.000 m²
50
50
700
274 244 A0 Non‐ferro‐metaalfabrieken:
274 244 A1 - p.c. < 1.000 ton/jaar
100
100
300
274 244 A2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar
200
300
700
274 244 B0 Non‐ferro‐metaalwalserijen, ‐trekkerijen en dergelijke:
274 244 B1 - p.o. < 2.000 m²
C
Z
R
700
5.2 2 G 300
R
1500
6 3 G 30
Z
50
R
30
5.1 2 G 1000
5.3 3 G 300
4.2 2 G R
700
5.2 3 G 30
R
300
4.2 1 G 50
R
700
5.2 2 G 50
50
500
50
Z
500
Z
200
50
R
500
5.1 2 G Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES VERKEER GROOTSTE AFSTAND 100
GEVAAR 200
CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GELUID OMSCHRIJVING
STOF GEUR SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 13 274 244 B2 - p.o. >= 2.000 m²
2751, 2752 2451, 2452
0 IJzer‐ en staalgieterijen/‐smelterijen:
1000
Z
2751, 2752 2451, 2452
1 - p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2751, 2752 2451, 2452
2 - p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
2753, 2754 2453, 2454
0 Non‐ferro‐metaalgieterijen/‐smelterijen:
2753, 2754 2453, 2454
1 - p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2753, 2754 2453, 2454
2 - p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
100
R
1000
5.3 Z
30
R
300
4.2 1 G 50
R
500
5.1 2 G Z
3 G 30
R
300
4.2 1 G 50
R
500
5.1 2 G 28 25, 31
‐ VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN) 281 251, 331
0 Constructiewerkplaatsen:
281 251, 331
1 - gesloten gebouw
281 251, 331
281 251, 331
30
30
100
30
1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
30
50
50
200
50
200
300
281 251, 331
3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m²
2821 2529, 3311
0 Tank‐ en reservoirbouwbedrijven:
2821 2529, 3311
1 - p.o. < 2.000 m²
30
50
300
2821 2529, 3311
2 - p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
2822, 2830 2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
30
30
200
284 255, 331
A Stamp‐, pers‐, dieptrek‐ en forceerbedrijven
10
30
200
284 255, 331
B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
284 255, 331
B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
2851 2561, 3311
0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 2561, 3311
1 - algemeen 2851 2561, 3311
2851 2561, 3311
Z
3.2 10
50
3.1 1 G 30
200
4.1 2 G 30
300
4.2 3 G Z
100
2 G 30
R
300
4.2 2 G 50
R
500
5.1 3 G 30
200
4.1 2 G 30
200
4.1 1 G 50
30
100
30
100
D
3.2 2 G 30
30
50
10
50
D
3.1 1 G 50
50
100
50
100
10 - stralen 30
200
200
30
200
D
4.1 2 G 11 - metaalharden
30
50
100
50
100
D
3.2 1 G 3.2 2 G VERKEER GEUR INDICES CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GROOTSTE AFSTAND OMSCHRIJVING
GEVAAR GELUID SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten STOF 14 2851 2561, 3311
12 - lakspuiten en moffelen
2851 2561, 3311
2 - scoperen (opspuiten van zink)
100
30
100
50
R
100
D
3.2 2 G 50
50
100
30
R
100
D
3.2 2 G 2851 2561, 3311
3 - thermisch verzinken
100
50
100
50
3.2 2 G 2851 2561, 3311
2851 2561, 3311
4 - thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2 2 G 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2 2 G 2851 2851 2561, 3311
6 - anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2 2 G 2561, 3311
7 - chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2 2 G 2851 2561, 3311
8 - emailleren 100
50
100
50
100
3.2 1 G 2851 2561, 3311
9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) 30
30
100
50
100
3.2 2 G 2852 2562, 3311
1 Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
D
3.2 1 G 2852 2562, 3311
2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
D
3.1 1 G 287 259, 331
A0 Grofsmederijen, anker‐ en kettingfabrieken:
287 259, 331
A1 - p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1 2 G 287 259, 331
A2 - p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
30
500
5.1 3 G 287 259, 331
B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
100
30
100
3.2 2 G 287 259, 331
B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1 1 G 29 27, 28, 33
‐ VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 27, 28, 33
0 Machine‐ en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
29 27, 28, 33
1 - p.o. < 2.000 m²
30
30
100
29 27, 28, 33
2 - p.o. >= 2.000 m²
50
30
200
29 28, 33
3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
29 27, 28, 33
30
30
50
- reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren  = 1 MW 30 26, 28, 33
‐ VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 26, 28, 33
A Kantoormachines‐ en computerfabrieken, inclusief reparatie
100
R
Z
30
10
30
Z
30
100
D
3.2 2 G 30
200
D
4.1 3 G 30
300
D
4.2 3 G 30
50
3.1 1 G 10
30
2 1 G Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten VERKEER GROOTSTE AFSTAND GEUR INDICES CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GEVAAR OMSCHRIJVING
GELUID STOF SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 15 31 26, 27, 33
‐ VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN 311 271, 331
Elektromotoren‐ en generatorenfabrieken, inclusief reparatie
200
30
312 271, 273
Schakel‐ en installatiemateriaalfabrieken
200
10
30
50
313 273 Elektrische draad‐ en kabelfabrieken
100
10
200
100
314 272 Accumulatoren‐ en batterijenfabrieken
100
30
100
50
315 274 Lampenfabrieken
200
30
30
300
316 293 Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
3162 2790
Koolelektrodenfabrieken
1500
300
1000
32 26, 33
‐ VERVAARDIGING VAN AUDIO‐, VIDEO‐, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN ‐
BENODIGDHEDEN 321 t/m 323 261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio‐, video‐ en telecommunicatieapparatuur en dergelijke, inclusief reparatie 30
0
50
30
50
3210 2612
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
50
30
50
33 26, 32, 33
‐ VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN 33 26, 32, 33
A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparatie 2 1 G 34 29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
341 291 1 - p.o. < 10.000 m²
100
10
200
341 291 2 - p.o. >= 10.000 m²
200
30
300
3420.1 29201
Carrosseriefabrieken
100
10
3420.2 29202
Aanhangwagen‐ en opleggerfabrieken
30
343 293 Auto‐onderdelenfabrieken
30
30
0
30
50
C
200
30
200
200
R
R
R
0
C
4.1 1 G 4.1 1 G 4.1 2 G 100
3.2 2 G 300
4.2 2 G 30
2 1 G 1500
6 2 G 200
D
D
30
2 G 3.1 1 G 30
R
200
4.1 3 G 50
R
300
4.2 3 G 200
30
R
200
4.1 2 G 10
200
30
200
4.1 2 G 10
100
30
100
3.2 2 G Z
R
D
3.1 VERKEER GEUR INDICES CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GROOTSTE AFSTAND OMSCHRIJVING
GEVAAR GELUID SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten STOF 16 35 30 ‐ VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS) 351 301, 3315
0 Scheepsbouw‐ en reparatiebedrijven:
351 301, 3315 1 - houten schepen
351 301, 3315
2 - kunststof schepen
351 301, 3315
3 - metalen schepen < 25 m
351 301, 3315
4 - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
351 301, 3315
- onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
3511 3831
Scheepssloperijen
352 302, 317
0 Wagonbouw‐ en spoorwegwerkplaatsen:
352 302, 317
1 - algemeen 50
30
100
352 302, 317
2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
353 303, 3316
0 Vliegtuigbouw en ‐reparatiebedrijven:
353 303, 3316
1 - zonder proefdraaien motoren
353 303, 3316
2 - met proefdraaien motoren
354 309 355 3099
36 31 ‐ VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 310 1 Meubelfabrieken
361 9524
2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
362 321 363 322 364 323 365 324 3661.1 32991
30
30
50
10
3.1 2 G 2 G 100
50
100
50
100
3.2 50
100
200
30
200
4.1 2 G 100
100
500
50
500
5.1 2 G 50
3.1 2 G 700
5.2 2 G C
Z
30
50
50
30
100
200
700
100
R
50
R
30
Z
30
R
3.2 2 G 300
4.2 2 G 50
30
200
100
30
1000
Rijwiel‐ en motorrijwielfabrieken
30
10
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
30
Z
100
200
4.1 2 G 5.3 2 G 3.2 2 G 3.2 2 G 100
R
1000
100
30
R
100
100
30
100
D
50
50
100
30
100
3.2 2 G 0
10
10
0
10
D
1 1 P Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2 1 G Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2 2 G Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1 2 G Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1 2 G Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2 1 P Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES VERKEER GROOTSTE AFSTAND 10
GEVAAR 30
CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GELUID OMSCHRIJVING
STOF GEUR SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 17 3661.2 32999
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
37 38 ‐ VOORBEREIDING TOT RECYCLING
371 383201
Metaal‐ en autoschredders
372 383202
A0 Puinbrekerijen en ‐malerijen:
372 383202
A1 - v.c. < 100.000 ton/jaar
30
100
300
10
300
4.2 2 G 372 383202
A2 - v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2 3 G 372 383202
B Rubberregeneratiebedrijven
300
50
100
300
4.2 2 G 372 383202
C Afvalscheidingsinstallaties
200
200
300
300
4.2 3 G 40 35 ‐ PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER 40 35 A0 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
40 35 100
40 35 A1 - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
500
5.1 2 G 40 35 A3 - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
R
500
5.1 1 G 40 35 A5 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth
30
30
500
C
Z
100
R
500
5.1 1 G 40 35 B0 Bio‐energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
40 35 40 35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
40 35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 35 C1 - < 10 MVA 40 35 C2 - 10 ‐ 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1 1 P 40 35 C3 - 100 ‐ 200 MVA
0
0
100
C
50
100
3.2 1 P 40 35 C4 - 200 ‐ 1.000 MVA
0
0
300
C
Z
50
300
4.2 1 P 40 35 C5 - >= 1.000 MVA
0
0
500
C
Z
50
500
5.1 1 P 40 35 D0 Gasdistributiebedrijven:
30
100
50
30
500
Z
50
30
500
D
3.1 5.1 50
C
R
50
700
700
C
Z
200
700
5.2 2 G 2 G 2 G 100
50
100
30
R
100
3.2 2 G 50
50
100
30
R
100
3.2 2 G 0
0
30
30
2 1 P C
10
AFSTANDEN IN METERS
INDICES GEUR STOF VERKEER CATEGORIE OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND GEVAAR SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten GELUID 18 40 35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
0
300
C
100
40 35 D2 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0
0
500
C
200
40 35 D3 - gas: reduceer‐, compressor‐, meet‐ en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
40 35 D4 - gasdrukregel‐ en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
40 35 D5 - gasontvang‐ en ‐verdeelstations, categorie D
0
0
50
C
50
40 35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 35 E1 - stadsverwarming
30
10
100
C
50
40 35 E2 - blokverwarming
10
0
30
C
10
41 36 ‐ WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
41 36 A0 Waterwinning‐/bereidingbedrijven:
41 36 A1 - met chloorgas
50
0
50
C
1000
5.3 1 G 41 36 A2 - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
10
0
50
C
30
50
3.1 1 G 41 36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 36 B1 - < 1 MW 0
0
30
C
10
30
2 1 P 41 36 B2 - 1 ‐ 15 MW 0
0
100
C
10
100
3.2 1 P 41 36 B3 - >= 15 MW 0
0
300
C
10
300
4.2 1 P 45 41, 42, 43
‐ BOUWNIJVERHEID
45 41, 42, 43
Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45 41, 42, 43
0 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2 2 G 45 41, 42, 43
1 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1 2 G 45 41, 42, 43
2 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2 1 G 453 432 Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2 1 G 453 4322
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1 1 G 453 4321
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2 1 G R
R
R
300
4.2 1 P 500
5.1 1 P 10
1 1 P 30
2 1 P 50
3.1 1 P 100
3.2 1 P 30
2 1 P 1000
D
Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES GEUR STOF VERKEER CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GROOTSTE AFSTAND OMSCHRIJVING
GEVAAR GELUID SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 19 50 45, 47
‐ HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS 501, 502, 504 451, 452, 454
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie‐ en servicebedrijven
10
0
30
10
30
2 2 P 501 451 Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2 2 G 5020.4 45204
A Autoplaatwerkerijen
10
30
100
10
100
3.2 1 G 5020.4 45204
B Autobeklederijen
0
0
10
10
10
1 1 G 5020.4 45204
C Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
50
3.1 1 G 5020.5 45205
Autowasserijen 10
0
30
0
30
2 3 P 503, 504 453 Groothandel in auto‐ en motorfietsonderdelen en ‐accessoires
0
0
30
10
30
2 1 P 51 46 ‐ GROOTHANDEL EN OPSLAG
5121 4621
0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
5121 4621
1 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 5122 4622
5123 4623
5124 4624
5125, 5131 5132, 5133 R
30
30
50
100
100
300
Groothandel in bloemen en planten
10
10
30
Groothandel in levende dieren
50
10
100
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
46217, 4631
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen
30
4632, 4633
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
5134 4634
Groothandel in dranken
5135 4635
Groothandel in tabaksproducten
5136 4636
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
30
0
30
2 2 G 5137 4637
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
30
0
30
2 2 G 5138, 5139 4638, 4639
Groothandel in overige voedings‐ en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2 2 G 514 464, 46733
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2 2 G 5148.7 46499
0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7 46499
1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2 2 G 5148.7 46499
2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1 2 G Z
30
R
50
3.1 2 G 50
R
300
4.2 2 G 0
30
2 2 G 0
100
3.2 2 G 30
0
50
3.1 2 G 10
30
50
R
50
3.1 2 G 0
30
50
R
50
3.1 2 G 0
0
30
0
30
2 2 G 10
0
30
0
30
2 2 G C
VERKEER GEUR INDICES CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GROOTSTE AFSTAND OMSCHRIJVING
GEVAAR GELUID SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten STOF 20 5148.7 46499
5 - munitie 5151.1 46711
0 Groothandel in vaste brandstoffen:
0
0
30
30
5151.1 46711
1 - klein, lokaal verzorgingsgebied
10
50
50
5151.1 46711
2 - kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
500
5151.2 46712
0 Groothandel in vloeibare brandstoffen:
5151.2 46712
- ondergronds, K1/K2/K3‐klasse
10
0
10
10
5151.2 46712
- bovengronds, K1/K2‐kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
5151.2 46712
- bovengronds, K1/K2‐kl.: o.c. 10 ‐ 1.000 m³
30
0
30
100
5151.2 46712
- bovengronds, K3‐klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
5151.2 46712
- bovengronds, K3‐klasse: o.c. 10 ‐ 1.000 m³
30
0
30
50
3.1 1 G 5151.2 46712
1 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
D
4.1 2 G 5151.2 46712
2 - o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1 2 G 5151.2 46712
3 - tot vloeistof verdichte gassen
50
0
50
300
R
300
D
4.2 2 G 5151.2 46712
0 Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2 46712
- bovengronds, < 2 m³
0
0
5151.2 46712
- bovengronds, 2 ‐ 8 m³
10
0
0
50
5151.2 46712
- bovengronds, 8 ‐ 80 m³
10
0
10
100
5151.2 46712
- bovengronds, 80 ‐ 250 m³
30
0
30
5151.2 46712
- ondergronds, < 80 m³
10
0
5151.2 46712
- ondergronds, 80 ‐ 250 m³
30
0
5151.2 46712
1 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
5151.2 46712
2 - o.c. >= 100.000 m³
5151.2 46712
0 Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2 46712
- kleine hoeveelheden < 10 ton
5151.2 46712
- beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
10
0
10
30
R
30
2 1 G 5151.2 46712
- grote hoeveelheden (> 150 ton) en/of laag beschermingsniveau
30
0
30
500
R
500
5.1 2 G 5151.2 46712
Niet‐reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
10
0
10
50
50
3.1 1 G Z
30
2 2 G 30
50
3.1 2 P 100
500
5.1 3 G 10
1 1 G R
50
3.1 1 G R
100
3.2 1 G 30
2 1 G 50
30
2 1 G R
50
3.1 1 G R
100
3.2 1 G 300
R
300
4.2 2 G 10
50
R
50
3.1 1G G 30
200
R
200
4.1 2 G 0
30
50
0
50
200
R
200
D
4.1 2 G 100
0
50
500
R
500
D
5.1 2 G 0
0
0
10
10
1 1 G Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 100
3.2 VERKEER CATEGORIE GEUR INDICES GROOTSTE AFSTAND AFSTANDEN IN METERS
GEVAAR OMSCHRIJVING
GELUID STOF SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 21 5151.3 46713
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
5152.1 46721
0 Groothandel in metaalertsen:
100
0
30
50
5152.1 46721
1 - opslag oppervlak < 2.000 m²
30
300
300
5152.1 46721
2 - opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
700
5152.2 /.3 46722, 46723
Groothandel in metalen en ‐halffabrikaten
0
10
100
5153 4673
0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153 4673
1 - algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1 2 G 5153 4673
2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2 1 G 5153.4 46735
4 Zand en grind: 5153.4 46735
5 - algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2 2 G 5153.4 46735
6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0
10
30
0
30
2 1 G 5154 4674
0 Groothandel in ijzer‐ en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 4674
1 - algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1 2 G 5154 4674
2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
5155.1 46751
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
5155.2 46752
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
5155.2 46752
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
5155.2 46752
- kleine hoeveelheden < 10 ton
5155.2 46752
- beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
0
30
R
30
2 1 G 5155.2 46752
- grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
0
0
0
500
R
500
5.1 1 G 5156 4676
Groothandel in overige intermediaire goederen
10
10
30
10
30
2 2 G 5157 4677
0 Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
10
30
100
30
100
3.2 2 G 5157 4677
1 - autosloperijen: b.o. <= 1.000 m²
10
10
50
10
50
5157.2/3 4677
0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
10
30
100
10
100
5157.2/3 4677
1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
10
10
50
10
50
518 466 0 Groothandel in machines en apparaten:
518 466 1 - machines voor de bouwnijverheid
Z
300
4.2 3 G 10
700
5.2 3 G 10
100
3.2 2 G 0
0
30
10
D
10
D
10
100
10
100
2 1 G 3.2 2 G 2 1 G 1 1 G 3.1 2 G 3.2 2 G 3.1 2 G 0
10
0
2 G 3.2 2 G 22 OMSCHRIJVING
AFSTANDEN IN METERS
INDICES 2 - overige 0
10
50
0
50
3.1 2 G 466 3 - overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2 1 G 519 466, 469
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) 0
0
30
0
30
2 2 G GELUID STOF GEUR VERKEER 466 518 GEVAAR 518 VNG‐nr. CATEGORIE SBI‐2008
GROOTSTE AFSTAND SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten 52 47 ‐ REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
527 952 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
1 1 P 60 49 ‐ VERVOER OVER LAND
6022 493 Taxibedrijven 6023 493 Touringcarbedrijven
10
0
100
C
0
100
3.2 2 G 6024 494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m²
0
0
100
C
30
100
3.2 3 G 6024 494 1 0
0
50
C
30
50
3.1 2 G 0
0
0
0
10
30
10
C
10
0
30
- goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m² 63 52 ‐ DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
631 522 Loswal 10
30
6312 52102, 52109
A Distributiecentra, pak‐ en koelhuizen
30
10
50
C
50
6312 52109
B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
30
C
10
30
6321 5221
2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
6321 5221
3 Caravanstalling 10
0
30
C
10
50
30
50
R
2 2 P 3.1 2 G 3.1 2 G 2 2 G 100
3.2 2 G 30
2 2 P 50
D
64 53 ‐ POST EN TELECOMMUNICATIE
641 531, 532
Post‐ en koeriersdiensten
2 2 P 71 77 ‐ VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN 711 7711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
30
10
30
2 2 P 712 7712, 7739
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
50
10
50
D
3.1 2 G 713 773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1 2 G 0
0
30
C
0
30
Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten INDICES VERKEER GROOTSTE AFSTAND 0
GEVAAR 10
CATEGORIE AFSTANDEN IN METERS
GELUID OMSCHRIJVING
STOF GEUR SBI‐2008
VNG‐nr. SBI‐1993 23 7133 7733
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
72 62 ‐ COMPUTERSERVICE‐ EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 62 Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
72 58, 63
B Datacentra 0
0
30
73 72 ‐ SPEUR‐ EN ONTWIKKELINGSWERK
731 721 Natuurwetenschappelijk speur‐ en ontwikkelingswerk
2 1 P 74 63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 ‐ OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
747 812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
3.1 1 P 7481.3 74203
Foto‐ en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
2 2 G 7484.3 82991
Veilingen voor landbouw‐ en visserijproducten
50
30
200
C
50
200
4.1 3 G 7484.4 82992
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
10
10
1 2 P 30
10
30
10
C
30
2 2 G 0
10
1 1 P 0
30
2 1 P 30
R
R
0
30
D
90 37, 38, 39
‐ MILIEUDIENSTVERLENING
9001 3700
A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9001 3700
A1 - < 100.000 i.e.
200
10
100
C
9001 3700
A2 - 100.000 ‐ 300.000 i.e.
300
10
200
C
9001 3700
A3 - >= 300.000 i.e.
500
10
300
C
9001 3700
B Rioolgemalen 30
0
10
C
9002.1 381 A Vuilophaal‐, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
9002.1 381 B Gemeentewerven (afvalinzameldepots)
30
9002.1 381 C Vuiloverslagstations
200
9002.2 382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
10
200
4.1 2 G Z
10
300
4.2 2 G Z
10
500
5.1 3 G 0
30
2 1 P 50
10
50
3.1 2 G 30
50
30
50
3.1 2 G 200
300
30
300
4.2 3 G R
INDICES VERKEER AFSTANDEN IN METERS
CATEGORIE OMSCHRIJVING
GROOTSTE AFSTAND 10
500
5.1 3 G 10
100
3.2 1 G 1500
1500
6 1 G GEVAAR SBI‐2008
GEUR STOF VNG‐nr. SBI‐1993 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten GELUID 24 9002.2 382 A1 - mestverwerking/korrelfabrieken
500
10
100
9002.2 382 A2 - kabelbranderijen
100
50
30
9002.2 382 A3 - verwerking radioactief afval
0
10
200
9002.2 382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
30
10
9002.2 382 A5 - oplosmiddelterugwinning
100
0
10
30
9002.2 382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
300
200
300
9002.2 382 A7 - verwerking fotochemisch en galvanoafval
10
10
30
30
9002.2 382 B 300
200
300
10
9002.2 382 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 382 C1 - niet‐belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
300
100
50
10
300
4.2 2 G 9002.2 382 C2 - niet‐belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
700
300
100
30
700
5.2 2 G 9002.2 382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
100
10
100
3.2 2 G 9002.2 382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
200
100
30
200
4.1 3 G 9002.2 382 C5 - gft in gesloten gebouw
200
50
100
100
200
4.1 3 G 93 9301.1 Vuilstortplaatsen
C
C
C
Z
50
96 ‐ OVERIGE DIENSTVERLENING
96011
A Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
9301.1 96011
B Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
9301.2 96012
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
96013
A Wasverzendinrichtingen
0
0
30
0
SBI 93/08/SvB Standaard maart 2012 R
3.1 1 G 100
D
3.2 1 G 300
D
4.2 3 G 30
2 1 G 300
4.2 3 G 9301.3 50
R
R
C
30
R
50
3.1 2 G 50
3.1 2 G 30
2 2 G 30
2 1 G