Afstudeerhandleiding CO 2016-2017

Download Report

Transcript Afstudeerhandleiding CO 2016-2017

Handleiding
afstudeeropdracht
Communicatiemanagement-vt
Studiejaar 2016-2017
1e semester
Amsterdam, aug 2016
Versie aug 2016
1/58
Contactgegevens Afstudeercommissie
Mevr. C.H.C. Kintzen
[email protected]
Kamer 03A19
Benno Premselahuis
Volgens afspraak
Mevr. L. Wientjes
[email protected]
Kamer 06A06
Benno Premselahuis
Volgens afspraak
Contactgegevens Stage/afstudeerbureau
Mevr. J.M. Couperus-Piet
[email protected]
Kamer 06A06
Benno Premselahuis
Volgens afspraak
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING ....................................................................................................................................................... 3
WANNEER WORDT ER WAT VAN MIJ VERWACHT ALS IK DE ALGEMENE PLANNING
WIL AANHOUDEN? ....................................................................................................................................... 5
PLANNING AFSTUDEERTRAJECT COMMUNICATIEMANAGEMENT 2015/2016 .......... 6
WAAR MOET IK, ALS IK WIL STARTEN MET DE AFSTUDEEROPDRACHT, REKENING
MEE HOUDEN? ................................................................................................................................................ 8
2 DE FORMELE UITGANGSPUNTEN ..................................................................................................... 9
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
2.8
WAT IS EEN AFSTUDEEROPDRACHT? ................................................................................................ 9
DOELEN AFSTUDEEROPDRACHT ......................................................................................................... 9
STUDIEPUNTEN ................................................................................................................................. 10
PLAATS IN DE OPLEIDING ................................................................................................................ 10
SAMEN AAN ÉÉN AFSTUDEEROPDRACHT WERKEN .......................................................................... 10
HET PROCES VAN GOEDKEURING EN TOEWIJZING BEGELEIDER ................................................... 10
AFSTUDEERONDERWERP EN AFSTUDEERCOMMISSIE: EERSTE SCREENING.................................. 10
DE AFSTUDEERDOCENT .................................................................................................................... 11
HOE MOET IK BEGINNEN AAN DE AFSTUDEEROPDRACHT ALS IK MIJN ONDERWERP
WEET EN EEN BEGELEIDER TOEGEWEZEN HEB GEKREGEN? ............................................ 12
3
DE AANPAK ............................................................................................................................................ 13
3.1
AFSPRAAK VOOR BESPREKEN VAN PLAN VAN AANPAK ................................................................... 13
3.2
DE VOORTGANGSGESPREKKEN ........................................................................................................ 13
3.3
DE BEGELEIDING .............................................................................................................................. 13
3.3.1
TWEEDE LEZER ............................................................................................................................. 14
3.4
INHOUDELIJKE EISEN VAN HET PLAN VAN AANPAK ................................................ 14
HET SCHRIJVEN VAN JE RAPPORT OP BASIS VAN PROBLEEMSTELLING, THEORIE,
ONDERZOEK, RESULTATEN, CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ....................................... 17
4
DE OPBOUW VAN EEN GEDEGEN AFSTUDEEROPDRACHT ........................................... 18
4.2
DOEL- EN VRAAGSTELLING .............................................................................................................. 19
4.2.1
DE DOELSTELLING ........................................................................................................................ 19
4.2.2
DE VRAAGSTELLING ..................................................................................................................... 19
4.2.3
ADVIEZEN VOOR ONDERWERPSKEUZE ........................................................................................ 21
4.2.4
ADVIEZEN VOOR DE DOELSTELLING............................................................................................ 21
4.2.5
ADVIEZEN VOOR DE HOOFDVRAAG EN DEELVRAGEN ................................................................. 21
4.3. HET BEPALEN VAN HET JUISTE THEORETISCH KADER ......................................................................... 21
4.4. HET DOEN VAN HET ONDERZOEK.......................................................................................................... 22
4.4.1
DE VOORBEREIDINGSFASE (PROBLEEMANALYSE) ...................................................................... 22
4.4.2
HET ONDERZOEK/ANALYSEFASE.................................................................................................. 22
4.4.3
DE BESLISSINGSFASE .................................................................................................................. 23
4.5
ADVIEZEN VOOR SLOTCONCLUSIES ................................................................................................ 23
4.6
ADVIEZEN VOOR AANBEVELINGEN .................................................................................................. 24
5 HET INLEVEREN EN BEOORDELEN VAN HET AFSTUDEERRAPPORT .......................... 26
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
OMVANG VAN HET RAPPORT ............................................................................................................ 26
DE CONCEPTVERSIE ......................................................................................................................... 26
DE DEFINITIEVE VERSIE (NA DE CONCEPTVERSIE) ....................................................................... 27
DE INLEVERPROCEDURE VAN DE DEFINITIEVE VERSIE .................................................................. 27
BEOORDELING DEFINITIEVE VERSIE ............................................................................................... 28
5.6
5.7
5.8
5.9
5.10
5.11
5.12
5.13
PRESENTATIE EN VERDEDIGING ...................................................................................................... 28
DE BEOORDELING............................................................................................................................. 29
INHOUDELIJKE CRITERIA VOOR DE BEOORDELING AFSTUDEERRAPPORT ..................................... 30
BEOORDELINGSCRITERIA PRESENTATIE (COMPETENTIE COMMUNICEREN) ................................. 32
BEOORDELINGSCRITERIA VERDEDIGING ........................................................................................ 32
BEOORDELINGSCRITERIA PROCES (COMPETENTIE INNOVATIEF VERMOGEN) ............................. 32
FRAUDE/PLAGIAAT ........................................................................................................................... 32
DIPLOMA ........................................................................................................................................... 33
6 VALKUILEN................................................................................................................................................. 35
6.1
ONDERZOEK ..................................................................................................................................... 35
6.2
AFSPRAKEN ....................................................................................................................................... 35
6.3
FASERING EN PLANNING .................................................................................................................. 35
......................................................................................................................................................................... 38
HVA CO-VT EINDBEOORDELINGSFORMULIER AFSTUDEEROPDRACHT ...................... 38
BIJLAGE ........................................................................................................................................................... 43
SAMENVATTING BEROEPSTAKEN HBO-BACHELOR COMMUNICATIE ............................................................. 43
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
2/58
INLEIDING
De afstudeeropdracht vindt plaats in het vierde jaar van de opleiding
Communicatiemanagement-voltijd en maakt samen met de stage deel uit van de
praktijkcomponent van de studie. Tijdens de stage heb je de rol van werknemer ingenomen,
je zult nu tijdens de afstudeeropdracht de rol van communicatieadviseur vervullen.
Let op: de afstudeeropdracht is nadrukkelijk geen afstudeerstage! Je werkt dus niet mee bij
je opdrachtgever. Je bent als extern adviseur opdrachtnemer en stelt je ook als zodanig op.
De afstudeeropdracht vormt de afsluiting van de studie; je laat zien in staat te zijn om de
kennis, inzichten, vaardigheden en houding verworven tijdens de studie
Communicatiemanagement (CO), toe te passen in een reële probleemsituatie. Je toont
hiermee aan geheel zelfstandig een praktijkgericht probleem te kunnen analyseren en
hiervoor oplossingen aan te dragen en advies uit te brengen gebaseerd op theorie en
onderzoek. Het communicatieadvies moet uiteindelijk zo worden gerapporteerd en
gepresenteerd dat de opdrachtgever het advies kan implementeren in de praktijk.
De volgende competenties worden in de afstudeeropdracht getoetst:
 Vakkundigheid: in je afstudeerrapport en onderzoek toon je je vakkundigheid aan.
 Communiceren: deze competentie wordt getoetst in de wijze waarop je met de
verschillende betrokkenen bij je afstudeeropdracht communiceert en specifiek met je
opdrachtgever en je begeleider.
 Ontwikkelingsgerichtheid: in je reflectieverslag laat je zien dat je kritisch kijkt
naar je aanpak en invulling van de opdracht; je geeft een heldere indruk van de
mogelijke verbeterpunten van je aanpak, je eigen houding en je gedrag in de
verschillende fases van de opdracht.
 Innovatief vermogen: je bent innovatief als je in verschillende situaties laat zien
over visie en/of creativiteit te beschikken: je doet dit zelfstandig, frequent en/of ook
in meer complexe omstandigheden. Maatschappelijke verantwoordelijkheid speelt in
complexere situaties een steeds grotere rol. Complex in dit verband zijn bijvoorbeeld
situaties of organisaties waar innovatief denken eerder belemmerd wordt (door
bureaucratie) dan gestimuleerd.
(Zie bijlage voor verdere toelichting en overzicht van de competenties).
Je dient zelfstandig aan de slag te gaan als adviseur en zult, bij het met een voldoende
afronden van de afstudeeropdracht, in staat zijn een gedegen communicatieadvies uit te
brengen in praktijksituaties. Dit alles gaat volledig op eigen initiatief en vraagt om een flinke
dosis discipline.
De (periodieke) aanwijzingen van de begeleider vanuit de opleiding vormen de enige
begeleiding die je krijgt tijdens het werken aan de afstudeeropdracht. Je hebt geen
taakomschrijving, alleen de opdracht om een probleem te onderzoeken en op te lossen dat
betrekking heeft op communicatiemanagement bij een organisatie.
Samenvattend: de afstudeerder formuleert, onderzoekt en bepaalt. De begeleider begeleidt,
wijst aan en adviseert daar waar nodig. De opdrachtgever uit de praktijk bekijkt de
resultaten op bruikbaarheid en verstrekt waar nodig en indien mogelijk informatie.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
3/58
De volgende zaken zijn van belang bij aanvang van het schrijven van een gedegen
afstudeeropdracht:
1. Het praktijkonderwerp dat onderzocht wordt, behoort tot het beroepsterrein
van communicatiemanagement en de oplossing heeft betrekking op één of
meerdere communicatiedomeinen.
2. Er wordt een afstudeeropdracht geschreven die gebaseerd is op theorie en
onderzoek. Deze moeten vervolgens toepasbaar zijn op de gekozen
praktijksituatie.
3. Het onderzoek wordt in de praktijk uitgevoerd.
4. Het onderwerp van de afstudeeropdracht moet worden goedgekeurd
voordat er volgende stappen worden genomen, zoals het schrijven van het
plan van aanpak of de opdracht zelf.
5. De afstudeeropdracht bevat een praktische probleemsignalering en deze
dient op een efficiënte en adequate wijze te worden opgelost, waarbij het
communicatieadvies concreet en implementatiegereed wordt geformuleerd.
6. De begeleiding vanuit de opleiding is gericht op aanwijzen en adviseren. De
begeleider heeft 18 uren om de afstudeerder te begeleiden om tot een goed
eindresultaat te komen. Een duidelijk plan van aanpak opgesteld door de
afstudeerder met heldere haalbare deadlines is dan ook een vereiste.
In deze syllabus komen de volgende aspecten van de afstudeeropdracht aan de orde:
Deel
Deel
Deel
Deel
1.
2.
3.
4.
De planning: wanneer ga ik wat doen?
De start: waar moet ik beginnen?
De opzet van de afstudeeropdracht: het opstellen van plan van aanpak.
De uitvoering van de afstudeeropdracht: het uitwerken van je afstudeeropdracht op
basis van probleemstelling, theorie en onderzoek.
Deel 5. De afronding van de afstudeeropdracht: het inleveren, de beoordeling en de
eindpresentatie.
Deel 6. Mogelijke problemen tijdens het schrijven van het rapport.
Deel 7. Bijlagen: extra informatie; formulieren en overzicht van de competenties.
Veel succes met het schrijven van de afstudeeropdracht.
De afstudeercommissie,
Christien Kintzen
Liz Wientjes
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
4/58
DEEL 1
PLANNING
PLANNING AFSTUDEEROPDRACHT
Wanneer wordt er wat van mij verwacht als ik de algemene
planning wil aanhouden?
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
5/58
Planning afstudeertraject Communicatiemanagement 2016/2017
Bij afstuderen per 31 januari 2017 adviseren wij je de onderstaande planning aan te
houden.

= werk inleveren ,
= gesprek begeleider
TIP: Zet deze data alvast in je agenda!
Datum
Uiterlijk 5
sept.
Actie
Verwerking in OnStage

5 sept.


week van 19
sept.
Start afstudeerperiode; zorg dat je
de eerste afspraak maakt met je
begeleider.
Tevens lever je je eerste versie
Plan van Aanpak en tijdsplanning
in bij je begeleider
Opleveren
- Vastleggen
bedrijfsgegevens
- Bewijs voldoende
studiepunten
1e versie Plan van
Aanpak en planning
Start met analyses
Bespreking 1e versie Plan van
Aanpak met begeleider
Wie?
Student
Afstudeerder en
begeleider
Afstudeerder en
begeleider

Uiterlijk 28
sept
Plan van Aanpak definitief
Eerste week
oktober
Week van
17 okt.
Voortzetting analyses



1e versie analyses en theoretisch
kader opleveren aan begeleider
Def. Plan van
Aanpak inleveren bij
begeleider en
uploaden in OnStage
Afstudeerder
Afstudeerder
Rapport (werkversie)
Afstudeerder en
begeleider
Start praktijkonderzoek
17 nov.
Praktijkonderzoek afgerond
Week van
21 nov.
Theorie en onderzoek geïntegreerd,
start conclusies en aanbevelingen
Rapport (werkversie)
Afstudeerder en
begeleider
7 december
Conceptversie afstudeerrapport
inleveren bij beoordelaars
(begeleider en 2e lezer) én uploaden
in OnStage
Concept eindrapport
Afstudeerder
21/22 dec.
Feedback gesprek conceptversie met
begeleider: go/no go / go mits
 


Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
Afstudeerder
Afstudeerder,
begeleider+ 2e
lezer
6/58
9 jan. 2017

Week van
16 jan.
2017
Uiterlijk 16.30 uur definitieve versie
afstudeerrapport inleveren bij
onderwijsbureau MIC-CO en
uploaden in OnStage (dit moet
voor de verdediging gebeuren!)
Beoordelingsformulier van
opdrachtgever uploaden (met
handtekening!)
Afstudeerpresentatie aan
beoordelaars ( 1e en 2e lezers)
Def. Rapport:
3 exemplaren hard
copy+uploaden
Afstudeerder
Presentatie en
verdediging
Afstudeerder
Begeleider, 2e
lezer
(Externe
beoordelaar)
Afstudeerder
Begeleider, 2e
lezer
(Externe
beoordelaar)

Week van
23 jan.
2017
Herkansingen indien
presentatie/verdediging onvoldoende
uiterlijk 1
jan. 2017
Indienen verzoek om af te studeren
via formulier bij onderwijsbureau
MIC-CO
(als je alles incl. modules 4e jaar,
hebt gehaald)
31 jan.
2017
Maart 2017
Administratieve Afstudeerdatum
Afstudeerder
Feestelijke diplomering
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
7/58
DEEL 2
DE START
Waar moet ik, als ik wil starten met de afstudeeropdracht,
rekening mee houden?
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
8/58
2 DE FORMELE UITGANGSPUNTEN
2.1
Wat is een afstudeeropdracht?
Meerdere vormen zijn mogelijk:
1. een afstudeeropdracht bij een bedrijf/organisatie
2. een door de afstudeerder aangedragen onderwerp met praktische toepassing
Bij deze vormen is het uitgangspunt voor de afstudeeropdracht een reëel probleem,
waarvoor na gedegen analyse praktische oplossingen dienen te worden gezocht. Je dient
een uitgebreide analyse van de huidige situatie te maken, het probleem nader te
identificeren, oorzaken te benoemen, oplossingen te formuleren en te onderbouwen, en een
uiteindelijk advies op te stellen waarin aangegeven wordt wat de beste oplossing is.
Ad 1. Afstudeeropdracht bij een bedrijf/organisatie
Een opdrachtgever kan een commercieel bedrijf, maar ook een overheidsinstantie of nonprofitorganisatie, zijn. Zoals gezegd, houdt de opdracht een onderzoek in waarbij je een
probleemsituatie beschrijft en uitgebreid analyseert. Je maakt hierbij gebruik van
theoretisch modellen en koppelt die aan de praktijk. De oplossingen die je aandraagt
moeten direct toepasbaar zijn binnen het bedrijf of branche.
Je stage-ervaring kan een goede inspiratiebron zijn om te komen tot een
afstudeeronderwerp.
Een afstudeeropdracht kan nooit plaatsvinden binnen dezelfde organisatie of afdeling van je
stageplaats.
Bij uitzondering kan de afstudeercommissie toestemming geven een afstudeeropdracht bij het
stagebedrijf uit te voeren mits de opdracht bij een andere divisie, met een andere
opdrachtgever/begeleider en met betrekking tot een ander communicatiedomein wordt
uitgevoerd.
Voor details over de criteria waaraan het afstudeervoorstel wordt getoetst zie 2.7.
Het is van belang op tijd de nodige contacten te leggen en materiaal te verzamelen. Indien het
onderwerp c.q. de probleemstelling van de afstudeeropdracht wordt aangedragen door het
bedrijf, bepaalt de begeleider bij de HvA/COvt of dit geschikt is en NIET de opdrachtgever.
Ad 2. Een door de afstudeerder aangedragen onderzoek dat aan de praktijk
getoetst wordt
Indien je geïnteresseerd bent in een bepaald onderwerp dat past binnen de
aandachtsgebieden van Communicatiemanagement, maar waarvoor niet direct een
opdrachtgever bestaat, dan is het onder bepaalde voorwaarden toch mogelijk om hierover
een afstudeeronderzoek te doen. Bijv. een reële situatie bij een organisatie of in een
bepaalde sector.
Een literatuuronderzoek alleen mag niet: er moet altijd een praktijkcomponent aanwezig
zijn; dit kan bijvoorbeeld in de vorm van kwalitatief of kwantitatief onderzoek. De
afstudeercommissie beslist of deze zelf geformuleerde opdracht voldoet aan de eisen en of
hiermee de beoogde competenties op eindniveau kunnen worden aangetoond.
2.2
Doelen afstudeeropdracht
De hoofddoelstelling van de afstudeeropdracht is aantonen dat men zelfstandig de rol van
communicatieadviseur kan vervullen en de hierbij behorende taakgebieden op HBO-niveau
kan uitvoeren.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
9/58
Bij het schrijven van de afstudeeropdracht komen vooral de volgende taakgebieden
duidelijk naar voren: het stellen van een diagnose (probleemstelling en analyse van een
situatie), en het opstellen van een advies (formuleren van mogelijke oplossingen en het
doen van gefundeerde aanbevelingen).
2.3
Studiepunten
De afstudeeropdracht levert 20 ECTS op.
2.4
Plaats in de opleiding
Het uitvoeren van de afstudeeropdracht vindt plaats in het laatste jaar van de opleiding.
Tijdens de uitvoering van de afstudeeropdracht volg je verplicht een aantal ondersteunende
modules. Deze staan ingeroosterd in het lesrooster.
Voorwaarden toelating afstudeertraject
Om te starten met de afstudeeropdracht moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
 de Hoofdfase 1 moet volledig zijn afgesloten;
 de stage+flankerende vakken moeten met goed gevolg zijn afgerond;
 de afstudeerder heeft in totaal 210 studiepunten behaald.
Verder moet het afstudeervoorstel zijn goedgekeurd door de afstudeercommissie alvorens
men aan de slag kan gaan.
2.5
Samen aan één afstudeeropdracht werken
Iedere afstudeerder moet individueel aan de exameneisen voldoen, dus ook aan de eisen
die gesteld worden aan het uitvoeren van een afstudeeropdracht.
Alleen in bijzondere gevallen en na toestemming van de afstudeercommissie kan een vorm
van samenwerking plaatsvinden.
Samenwerking kan alleen toegestaan worden wanneer het onderzoeksterrein het bereik van
een individuele afstudeerder te boven gaat. In dit geval kan gekozen worden voor een
verdere inperking van het onderwerp, of voor een vorm van samenwerking met een andere
afstudeerder. Deze samenwerking moet zich beperken tot informatie-uitwisseling van de
deelonderzoeken. Elke afstudeerder uit het samenwerkingsverband moet haar/zijn eigen
onderzoek beschrijven, ook wanneer de verschillende bijdragen gebundeld worden. De
begeleiding van de samenwerkende afstudeerders wordt door dezelfde docent gedaan.
Wanneer dit oorspronkelijk verschillende docenten waren, moet de afstudeercommissie in
kennis gesteld worden van de wijziging.
2.6
Het proces van goedkeuring en toewijzing begeleider
Het proces van goedkeuring start met een door jou, zelfstandig en in overleg met een
opdrachtgever uit de praktijk, geformuleerd afstudeervoorstel. Het afstudeervoorstel wordt
door de afstudeercommissie bestudeerd en beoordeeld op haalbaarheid en relevantie. Bij
goedkeuring wordt er een begeleidende docent, hierna begeleider genoemd, toegewezen.
Als je voldoet aan de in paragraaf 2.4 genoemde eisen, dan kun je vervolgens van start
gaan met het uitvoeren van je afstudeeropdracht. In de volgende paragrafen wordt het een
en ander nader toegelicht. Lees dit zorgvuldig.
2.7
Afstudeeronderwerp en afstudeercommissie: eerste screening
Voor het bepalen van het afstudeeronderwerp en het eventueel vinden van een
opdrachtgever is de afstudeerder zelf verantwoordelijk.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
10/58
Het afstudeeronderwerp wordt aan de afstudeercommissieleden voorgelegd door indiening
van het goedkeuringsformulier met daarin de omschrijving van het onderwerp, de
opdrachtgever, het probleem en voorlopige aanpak.
Op basis van de hieronder genoemde criteria keurt de afstudeercommissie het voorstel al
dan niet goed.
De afstudeercommissie doet een eerste screening. Hierbij zijn de belangrijkste criteria:












de aansluiting bij de CO-beroepstaken en HvA/LOCO competenties (zie bijlage voor
nadere toelichting);
de opdracht is een vraagstuk dat opgelost kan worden met advies op het gebied van
één of meerdere communicatiedomeinen;
de opdracht wordt direct voor de opdrachtgever uitgevoerd dus zonder
tussenpersonen;
de organisatie bestaat minimaal uit 20 medewerkers (stagiaires/vrijwilligers niet
meegerekend);
de organisatie is geen start-up maar bestaat minimaal 2 jaar;
het onderwerp houdt verband met of is een aanvulling op communicatietheorie en is
uitvoerbaar met communicatieonderzoek;
uitgangspunt is een complex communicatieprobleem, de oplossing van het probleem
vereist van de student algemene en beroepsspecifieke competenties op hbo-niveau;
het probleem kan worden geanalyseerd en de aanpak daarvan is oplossingsgericht;
het probleem is voldoende omvattend om de studiepunten te rechtvaardigen;
het probleem is complex, relevant, substantieel en actueel;
het probleem is te omvatten en te beschrijven in de daarvoor aangewezen periode;
de aanpak van het probleem is theoretisch te funderen en met onderzoek te
bestuderen.
Indien de afstudeercommissie het onderwerp goedkeurt, wijst deze een begeleider toe, die
je gedurende het afstudeertraject bijstaat. In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk dat de
afstudeercommissie een opdracht onder voorwaarden goedkeurt. Deze voorwaarden worden
in OnStage toegevoegd bij het uploaden van de het Goedkeuringsformulier
Afstudeeropdracht CO. Dit betekent dat je in de plan van aanpakfase van je
afstudeeropdracht aan je begeleider moet aantonen hoe je in de uitvoering van de
afstudeeropdracht aan deze voorwaarde zult voldoen.
2.8
De afstudeerdocent
Nadat de afstudeercommissie een begeleider heeft toegewezen, maak je binnen twee
weken een afspraak met de toegewezen begeleider. Bij deze afspraak neem je een kopie
van jouw Goedkeuringsformulier Afstudeeropdracht Co mee. Tevens neem je eventuele
voorwaarden mee die de afstudeercommissie aan de goedkeuring heeft verbonden.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
11/58
DEEL 3
DE OPZET VAN DE
AFSTUDEEROPDRACHT
het plan van aanpak
Hoe moet ik beginnen aan de afstudeeropdracht als ik mijn
onderwerp weet en een begeleider toegewezen heb gekregen?
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
12/58
3 De aanpak
3.1
Afspraak voor bespreken van plan van aanpak
Na goedkeuring van het onderwerp en toewijzing van je begeleider neem je binnen twee
weken contact met je begeleider op voor een eerste afspraak. Bij de eerste afspraak breng
je de eerste versie van je plan van aanpak mee. Hierin komen in ieder geval aan de orde:
een aangescherpte probleemstelling, een redelijk gedetailleerde planning van de
afstudeeropdracht en een voorlopige inhoudsopgave.
In onderling overleg tussen jou en de begeleidende docent kan dit plan eventueel bijgesteld
worden. Een beschrijving van een PvA vind je verderop in dit hoofdstuk.
3.2
De voortgangsgesprekken
Je dient gedurende het afstudeertraject regelmatig concepten van (delen van) het rapport
aan de begeleider voor te leggen. De begeleider kan aan de hand van deze informatie zo
nodig bijsturen. Jij en de begeleider maken aan de hand van het plan van aanpak een
afsprakenschema, waarin de voortgang wordt besproken.
De voortgangsgesprekken kunnen als volgt worden getypeerd:
1e onderwerpbespreking + procesbespreking
2e def. plan van aanpak
3e tussentijdse gesprekken
4e theorie gekoppeld aan onderzoek
5e totaalconcept (go/no go)
6e presentatie + verdediging (in bijzijn van tweede lezer)
Deze indeling kun je aanhouden voor de planning van de afspraken met je begeleider. je
moet minimaal vijf keer gedurende het afstuderen contact hebben gehad met de
begeleidende docent. Het is verstandig om deze contactmomenten vooraf zoveel mogelijk
vast te leggen met je begeleider en zelf een kort verslag van de besproken onderwerpen te
maken en te mailen naar je begeleider. Neem de contactmomenten op in je plan van
aanpak. Zie ook de Planning die staat in deel I van deze handleiding.
3.3
De begeleiding
Vanuit CO word je begeleid door een begeleider die ook doceert aan de opleiding of op
andere wijze aan de opleiding verbonden is. De afstudeercommissie wijst de begeleider toe.
Bij de toewijzing wordt getracht rekening te houden met het specialisme van de docent.
Indien je een afstudeeropdracht voor een organisatie uitvoert, dan vindt de begeleiding bij
de opdrachtgever plaats door een bedrijfsmentor. Deze bedrijfsmentor zal na afloop van de
opdracht gevraagd worden een oordeel te geven over de kwaliteit van de uitgevoerde
opdracht. Dit beoordelingsformulier vind je in de bijlagen.
Waar en wanneer je aan de afstudeeropdracht werkt is voor de opleiding niet van belang. Je
hoeft dus niet binnen het bedrijf (dagelijks) werkzaam te zijn. Het is nadrukkelijk niet de
bedoeling dat je de opdracht in een stagesituatie uitvoert.
Je bent zelf verantwoordelijk voor zowel de inhoudelijke als procesmatige kant van het
traject. Je komt met de afstudeerbegeleider in de eerste of tweede bijeenkomst een
tijdsplan overeen met als uitgangspunt het gewenste afstudeermoment.
De begeleider en jij zijn beiden gehouden om afspraken na te komen en elkaar ter
verantwoording te roepen wanneer dat niet gebeurt. Het is immers in ieders belang dat je
in een gestaag tempo de afstudeeropdracht tot een goed einde brengt.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
13/58
Regulier rond je je afstudeeropdracht binnen een semester, in die periode heb je recht op
18 uur begeleiding door de 1e lezer/begeleider. Deze begeleidingsuren zijn incl.
communicatieactiviteiten per email en mondeling, het lezen van en feedback geven op
tussentijdse stukken, het bijwonen van de afstudeerpresentatie en de beoordeling van de
afstudeeropdracht. Het is aan jou om op juiste wijze gebruik te maken van de beschikbare
begeleiding. Mocht je langer over je afstudeeropdracht doen dan een semester dan krijg je
voor de verlengde periode beperkte uren begeleiding. Indien door niet nakoming van
afspraken van jouw kant begeleidingsuren verstreken zijn, zonder dat je de
afstudeeropdracht hebt afgerond, heb je deze uren verspeeld.
Duur van de opdracht
Je mag maximaal één jaar aan dezelfde afstudeeropdracht werken. Indien je na één jaar je
afstudeeropdracht nog niet met een voldoende heb afgesloten dan kun je het afstuderen
alleen voortzetten met een nieuwe afstudeeropdracht. Voor deze nieuwe afstudeeropdracht
dien je weer het goedkeuringstraject via de afstudeercommissie te volgen. Je krijgt bij een
nieuwe afstudeeropdracht een nieuwe begeleider en opnieuw begeleidingsuren.
Let op: een belangrijk onderdeel in de boordeling is de manier waarop je het project
aanpakt. Dit proces wordt apart beoordeeld met het beoordelingsformulier (zie bijlage
Beoordelingsformulier). Mocht de begeleider tussentijds constateren dat het proces niet
volgens de eisen verloopt dan zal hij/zij ingrijpen. Van de afstudeerder verwachten wij
uiteraard een professionele aanpak van het afstudeertraject en voldoende communicatieve
en procesmatige kwaliteiten en competenties.
3.3.1 Tweede lezer
Naast de begeleider of eerste lezer wordt ook een tweede lezer/beoordelaar toegewezen.
Met deze tweede lezer krijgt je in principe pas te maken bij de beoordeling van het
conceptrapport. Het conceptrapport is een complete eerste versie van je afstudeerrapport.
De tweede lezer leest het conceptrapport als een onafhankelijke partij en beoordeelt of het
rapport op voldoende niveau is om te kunnen afstuderen. Uiteindelijk bepalen de eerste en
tweede lezer gezamenlijk of je een GO, een NO GO of een GO Mits krijgt voor je
conceptversie. Meer hierover lees je in hoofdstuk 5.
3.4
Inhoudelijke eisen van het plan van aanpak
Onderstaande opbouw van het Plan van Aanpak kan in de aanvangsfase van de begeleiding
door de afstudeerder en zijn begeleider gebruikt worden om snel grip te krijgen op het
onderzoeksproces:
1. achtergrondgegevens
 Naam, adres, klas, telefoonnummer.
 Namen begeleiders.
2. de begeleiding
 Wat zijn je verwachtingen van de begeleiding?
 Wat verwachten je begeleiders van jou?
 Welke belangrijke afspraken heb je gemaakt of wil je met hen maken?
3. onderwerpsgegevens
 Wat is het onderwerp van je afstudeeronderzoek?
4. de probleemomschrijving
 Hoe is de huidige, ongewenste situatie?
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
14/58



Hoe is de gewenste situatie?
Wat is het probleem?
Wat is het doel van het onderzoek?
5. de hoofdvraag en deelvragen
 Formuleer de hoofdvraag in de vorm van een open vraag.
 Geef aan of het een beschrijvende, verkennende, toetsende of
probleemoplossende vraag betreft.
 Definieer de vaktermen in je onderzoeksvraag.
 Formuleer de deelvragen.
6. stel een voorlopige werkinhoudsopgave op.
 Theoretische kader: literatuur, modellen etc.
 Praktijkkader.
7. geef aan wat voor type(n) onderzoek het betreft.
Bijvoorbeeld (een combinatie van):
 beschrijvend, analyserend, explorerend, probleemoplossend onderzoek;
 literatuuronderzoek;
 kwalitatief en/of kwantitatief.
8. welke methoden ga je gebruiken?
 Casestudie;
 Analyses;
 Observaties, wie of wat?
 Populatieonderzoek;
 Interviews, wat voor type?
 Enquêtes, wat voor type?
9. geef (per deelvraag) aan welke bronnen je gaat gebruiken!
Voorbeelden van bronnen:
* literatuur
 tijdschriften
 krantenartikelen
 encyclopedieën
 leerboeken
 handboeken
 inleidingen tot een wetenschap
 vakbibliografieën
 afstudeerrapporten
 jaarverslagen
 archieven
 administratie
 statistieken
 financiële overzichten
 internet
* personen/deskundigen
 interviews
 vragenlijsten
 gesprekken
* observaties
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
15/58



gedrag van personen
situaties, processen
feiten, objecten
10. Tijdschema voor de verschillende werkzaamheden
Geef precies aan wanneer je wenst te beginnen en te eindigen met de verschillende
werkzaamheden (van onderwerpskeuze tot verdediging). Wees zo gedetailleerd
mogelijk. Neem ook de geplande contactmomenten met je begeleider op.
11. Taakverdeling bij meer dan één auteur
 Wie onderzoekt wat?
 Wie schrijft wat?
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
16/58
DEEL 4
DE UITVOERING VAN DE
AFSTUDEEROPDRACHT
Het schrijven van je rapport op basis van
probleemstelling, theorie, onderzoek, resultaten, conclusie en
aanbevelingen
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
17/58
4
De opbouw van een gedegen afstudeeropdracht
Hieronder staan de richtlijnen, of ook wel het raamwerk, voor de opbouw van het rapport.
Er kan worden afgeweken van deze richtlijnen. Dit moet wel goed met de begeleider worden
besproken. Het format van het rapport moet zakelijk, helder en inzichtelijk zijn.
1. Voorpagina met titel
2. Tweede pagina met titel, ondertitel, naam student, studentnummer, datum,
opleiding, beoordelaren e.d.
3. Ten geleide: opleidingsfunctie van het onderzoek en/of de eigen leerdoelen
(persoonlijk invulling)
4. Voorwoord: bedrijfscontext waarbinnen het onderzoek heeft plaatsgevonden,
‘acknowledgement’
5. Inhoudsopgave (gegenereerd in Word)
6. Managementsamenvatting bestaande uit de probleemstelling en belangrijkste
onderzoeksuitkomsten en adviezen in het kort
7. Inleiding/aanleiding onderzoek inclusief context van de probleemstelling (inclusief
doel- en vraagstelling)
8. Analyse van de situatie (o.m intern/extern/communicatieanalyse/S.W.O.T.)
9. Theoretisch kader: Uitgangspunten van waaruit het onderzoek is gestart, welke
theorieën zijn over de probleemstelling ontwikkeld of welke theorieën zijn belangrijk
aangaande de probleemstelling, welk (wetenschappelijk) onderzoek heeft reeds
plaatsgevonden
10. Het onderzoek
- verantwoording gekozen aanpak+eigen verwachtingen
- onderzoeksvraag: presentatie hoofdvraag en deelvragen
- onderzoeksopzet en –planning
- oplossingsstrategie, keuzen, methoden, instrumenten
11. Uitkomst/ resultaten onderzoek
12. Conclusies
13. Advies: oplossingen, adviezen, aanbevelingen (+ condities waaronder e.e.a.
realiseerbaar is, bijv. ook organisatorische en financiële consequenties)
14. Nawoord: waardering van de opdrachtgever over kwaliteit/bruikbaarheid van de
onderzoeksuitkomst
15. Retrospectie/reflectie met eigen oordeel over:
- Je onderzoeksaanpak, -planning, -opzet
- Onafhankelijkheid van het onderzoek
- Gerealiseerde doelen
- Leermomenten
- Begeleiding/ondersteuning door het bedrijf
- Begeleiding/ondersteuning door de opleiding
16. Bronnenlijst
17. Bijlagen
Opmerking: de bovenstaande onderdelen zijn minimaal noodzakelijk in het verslag dat
ingeleverd moet worden bij de opleiding Communicatiemanagement om de studiepunten
voor de afstudeeropdracht te behalen. Hierbij kan door de afstudeerder worden gekozen om
voor de opdrachtgever een apart adviesrapport te schrijven dat minder veelomvattend is en
dat bijvoorbeeld het theoretisch kader weglaat. Dit moet in overleg met begeleider en
opdrachtgever worden besloten. Let wel dit kost extra tijd omdat er dan twee eindrapporten
worden opgeleverd.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
18/58
4.2
Doel- en vraagstelling
Voordat je met je onderzoek en het schrijven van je rapport begint, moet het niet alleen
volledig duidelijk zijn wat er formeel van je wordt verlangd, wat het onderwerp is en hoe de
opbouw wordt van de afstudeeropdracht. Ook de doel- en vraagstelling moeten je helder
voor ogen staan alvorens je je bezig kan houden met theorie en onderzoek. Overleg met je
begeleider hierover, maar neem zelf het initiatief tot de juiste formulering en afbakening.
4.2.1 De doelstelling
De doelstelling van de afstudeeropdracht geeft aan wat er uiteindelijk met de uitkomst(en)
ervan moet worden gedaan. Als je een bijdrage wilt leveren aan de oplossing van een
probleem, in de vorm van bijvoorbeeld adviezen, richtlijnen of procedures dan is er sprake
van een algemene doelstelling. Er zijn twee algemene doelstellingen van de
afstudeeropdracht te onderscheiden:
1. een praktijkgerichte doelstelling: voorkomen, verminderen of oplossen van een
praktisch probleem (bijvoorbeeld een probleem in een bedrijf)
2. een leerdoelstelling: vaardigheden oefenen en verwerven
Voor de afstudeeropdracht is dit leerdoel natuurlijk van primair belang. De beoordelaars van
je afstudeeropdracht - en dat is de opleiding oftewel de betrokken docenten - beoordelen
niet alleen de uitkomsten van je onderzoek en je advies, maar bovenal de wijze waarop je
jouw afstudeeropdracht uitvoert. Echter, in het rapport zelf komt een leerdoelstelling
niet aan de orde uit oogpunt van realiteitswaarde. Ga uit van de praktijkgerichte
doelstelling voor het bedrijf, maar houd de leerdoelstelling in je achterhoofd.
Meestal zal jouw doelstelling er één van het eerste type zijn: een praktijkgerichte
doelstelling.
Voorbeelden van doelstellingen:
 oorzaken achterhalen van de slechte reputatie
 een betere relatie met stakeholders bewerkstellingen
 een grote verandering doorvoeren
 continuïteit van het bedrijf waarborgen
 werksfeer verhogen
 kwaliteit van product of dienstverlening vergroten;
 verbetering interne communicatiestromen
 optimaliseren in-, door- en uitstroombeleid
 etc.
4.2.2 De vraagstelling
De hoofdvraag geeft aan wat de onderzoeker te weten wil komen; welke informatie
verzameld moet worden. Een goede hoofdvraag is het hulpmiddel bij je onderzoek en bij het
schrijven van je rapport. Het geeft namelijk enerzijds aan vanuit welke invalshoek je je
onderwerp gaat benaderen en anderzijds vormt het de kapstok voor de informatie en
redeneringen in je rapport. Meer concreet gezegd: de hoofdvraag geeft aan welke literatuur
en andere bronnen geraadpleegd dienen te worden; welke onderzoeksvorm(en) gehanteerd
moeten worden; welke informatie bijzaak is en welke hoofdzaak; wat de rode draad is van
(het betoog in) jouw onderzoek, naar welke conclusies toegewerkt moet worden. Om tot
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
19/58
een goede hoofdvraag te komen dien je eerst het probleem te analyseren en tot de kern
van het probleem door te dringen. Deze analyse mondt uit in een probleemstelling.
Bijvoorbeeld: “De effectiviteit van de interne communicatie is onvoldoende waardoor
medewerkers niet weten wat er van hun verwacht wordt.”. Een bijpassende algemene
doelstelling zal dan bijvoorbeeld luiden: “Het verbeteren van de effectiviteit van de interne
communicatie”. De hoofdvraag hierbij kan zijn: “Hoe kunnen we de effectiviteit van onze
interne communicatie verbeteren?” Of: 'Wat zijn de oorzaken van het slechte functioneren
van onze interne communicatie?”.
Andere voorbeelden van vragen:
 Hoe kan communicatie bijdragen aan het betrekken en binden van vrijwilligers bij
organisatie X?
 Hoe kan maatschappelijke rapportage bijdragen aan de beeldvorming over de
organisatie?
 Hoe kan sponsoring bijdragen aan de communicatiedoelen van woningcorporatie Y?
 Hoe kan interne communicatie bijdragen aan de gewenste verandering van een
taakgerichte naar een mensgerichte cultuur?
 Hoe kan interne communicatie bijdragen aan het versterken van de betrokkenheid
bij medewerkers op verschillende locaties?
 Met welke communicatiestrategie kan bank B contacten met diverse stakeholders
versterken?
Deelvragen
De hoofdvraag, hoe goed afgebakend ook, is een algemene en complexe vraag. Om hierop
antwoord te kunnen geven zal de hoofdvraag uiteengerafeld moeten worden in deelvragen.
De hoofdvraag met de deelvragen vormt tezamen de vraagstelling. Hieronder staan
voorbeelden van deelvragen bij de hoofdvraag: “Hoe kan maatschappelijke rapportage
bijdragen aan de beeldvorming over de organisatie?”
1. Wat wordt verstaan onder maatschappelijke rapportage?
2. Hoe wordt de beeldvorming beïnvloed?
3. In welke branches is maatschappelijke rapportage gangbaar?
4. Wat is de relevantie van maatschappelijke rapportage ?
5. Etc.
Probeer logische en relevante deelvragen te formuleren die je met behulp van deskresearch
dan wel fieldresearch kunt beantwoorden.
In de deelvragen verwachten we geen vragen over theorie. Dus heeft jouw opdracht te
maken met een interne communicatieprobleem dan kun je niet de volgende deelvraag
formuleren:
‘Wat is interne communicatie?’ Immers dit is een onderdeel van je theoretische context en
niet een deel van je onderzoek.
Wel zou jouw deelvraag bijv. kunnen zijn:
‘Hoe ervaart het personeel de huidige interne communicatiekanalen?’
Dat is een vraag waarvoor je fieldresearch zou kunnen doen.
Een deelvraag die je met je interne en externe analyse kunt beantwoorden, hoort niet in de
deelvragen, dus de volgende deelvraag is niet goed:
‘Welke communicatiemiddelen gebruikt de organisatie nu?’
Dit is geen geschikte deelvraag maar een onderdeel van je interne analyse: communicatieanalyse.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
20/58
Aan de beantwoording van deelvragen zal afzonderlijk, bijvoorbeeld in de verschillende
hoofdstukken, aandacht worden besteed. Op de hoofdvraag geef je aan het eind van het
onderzoek antwoord met de op het onderzoek gebaseerde slotconclusie(s).
Een goede formulering van de vraagstelling kan je een heel eind op weg helpen om van je
rapport een samenhangend geheel te maken. Immers, het antwoord op de hoofdvraag is
jouw slotconclusie van het onderzoek. Deze slotconclusie is in wezen niets anders dan het
standpunt dat je met jouw interpretatie van de resultaten van het onderzoek verdedigt. De
belangrijkste interpretaties van jouw onderzoeksresultaten (de deelconclusies) vormen de
antwoorden op de deelvragen van de vraagstelling.
4.2.3 Adviezen voor onderwerpskeuze








Kies voor jouw onderwerp een (probleem)gebied dat jou interesseert.
Kies een onderwerp waar je het een en ander van afweet.
Kies een onderwerp waar niet te veel en niet te weinig literatuur over is te vinden.
Kies een onderwerp waarmee je ervaring hebt opgedaan gedurende je studie.
Kies een weinig omvangrijk onderwerp op dat gebied, maar wel complex genoeg
voor een interessant onderzoek!
Inventariseer voor jezelf en met anderen of het onderwerp geschikt is.
Oriënteer je globaal op je onderwerp in de vakliteratuur.
Baken het onderwerp zodanig af dat de opdracht uitvoerbaar is binnen de
afstudeerperiode en tevens voldoet aan gestelde eisen.
4.2.4 Adviezen voor de doelstelling


De doelstelling is altijd algemener dan de hoofdvraag.
De doelstelling hoeft niet altijd expliciet geformuleerd te worden (bijvoorbeeld
wanneer de doelstelling zeer voor de hand liggend is).
4.2.5 Adviezen voor de hoofdvraag en deelvragen








Praat met Jan en alleman over jouw hoofdvraag.
Formuleer jouw hoofdvraag aanvankelijk in de vorm van een open vraag.
Zorg dat de hoofdvraag gerelateerd is aan de doelstelling van de afstudeeropdracht.
Zorg ervoor dat de onderzoeksvraag echt één overkoepelende vraag is (niet twee
vragen ineen).
Geef aan hoe je tot jouw hoofdvraag bent gekomen (aanleiding, gedachtegang).
Presenteer de vraagstelling aan het begin van de inleiding van jouw rapport.
Definieer alle begrippen in de vermelde hoofdvraag of licht ze toe.
Sluit je onderzoek aan op de deelvragen.
4.3. Het bepalen van het juiste theoretisch kader
Gedurende de studie Communicatiemanagement zijn er hoogstwaarschijnlijk onderdelen
van jouw onderwerp besproken. Deze kunnen de fundering vormen van jouw theoretisch
kader. Echter, misschien er zijn nog meerdere theorieën of ontwikkelingen die aansluiten bij
jouw onderwerp. Deze verzamel je en formuleer je in het theoretisch kader. Vergeet niet
dat dit erg belangrijke bronnen zijn en dus in de bronnenlijst moeten worden verwerkt. Zorg
daarbij voor een heldere terugkoppeling naar je probleemstelling en wijk niet af van je
probleemstelling en doelstelling.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
21/58
4.4. Het doen van het onderzoek
Voor het schrijven van een afstudeerrapport is onderzoek doen noodzakelijk. Onderzoeken
zijn naar hun verschillende doelen te onderscheiden. Zo zijn er wetenschappelijke
onderzoeken met sterke innovatieve (vernieuwende) aspecten, en functionele onderzoeken naar bijvoorbeeld bedrijfsprocessen en -structuren. Deze laatste zijn voor het
schrijven van een afstudeeropdracht voor de opleiding Communicatiemanagement van
belang. Functionele onderzoeken verlopen in de regel volgens een vast patroon, met daarin
drie achtereenvolgende fasen:
 de voorbereidingsfase;
 het onderzoek;
 de beslissingsfase.
4.4.1 De voorbereidingsfase (probleemanalyse)
De kern van de voorbereidingsfase is de vraagstelling. Een probleem is altijd een
spanningssituatie, een ongewenste discrepantie tussen een bestaande en een gewenste
toestand. Betrek hierbij de beoogde strategische doelen van de organisatie. Met het
onderzoek naar kansen en bedreigingen van buitenaf en de sterke en zwakke punten binnen
de organisatie duid je het belang van de vraagstelling aan, en hierdoor tevens de
toegevoegde waarde van jouw onderzoek en advies.
Een juist inzicht in de verschillende factoren bepaalt de voortgang en uitkomsten van een
onderzoek.
4.4.2 Het onderzoek/analysefase
Het eigenlijke onderzoek bestaat in de regel uit:
 het verzamelen van de informatie;
 het ordenen van de informatie;
 het interpreteren en analyseren van de informatie.
Juiste en voldoende informatie is onontbeerlijk. Informatie waarvan je gebruik maakt moet
ook controleerbaar zijn voor de lezer. Dit gebeurt met bronvermeldingen. Alle belangrijke
schriftelijke en mondelinge informatie die niet van jezelf is (en dat is zo goed als alle
informatie!) behoeft een bronvermelding. Alleen daarom al is het belangrijk systematisch te
werk te gaan bij je materiaalverzameling: noteer alle bronnen én tijden in geval van
mondelinge informatie. Later moet je deze bronnen vermelden in je rapport.
Steeds meer instanties houden zich met het verzamelen, ordenen en beschikbaar stellen
van gegevens aan derden bezig. En dat gebeurt dan met databanken. Zo hebben
bijvoorbeeld de gezamenlijke Kamers van Koophandel een databank met gegevens van
bedrijven en zijn macro-economische gegevens bij het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) en bij het Centraal Planbureau (CPB) voorhanden. Maar een belangrijke, zo niet de
belangrijkste, informatie-ingang voor het schrijven is nog altijd de mediatheek met boeken,
documentatiemateriaal en databanken, zoals die van de HvA of UVA. Via de bibliotheek zijn
dergelijke bestanden en databanken gratis toegankelijk. Vraag bij de bibliotheek om de
informatiebrochure en indien nodig instructie.
Verder is het mogelijk aanvullende informatie te verkrijgen bij de Openbare Bibliotheek.
Openbare Bibliotheken hebben een wetenschappelijke functie voor het hoger
beroepsonderwijs. Bij de Openbare Bibliotheek heeft men toegang tot de Centrale Catalogus
van Periodieken. Het adres van de Openbare Bibliotheek is: Oosterdokskade 143,
Amsterdam of via www.oba.nl.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
22/58
Ook gesprekken met bijvoorbeeld mensen op de werkvloer van een bedrijf leveren
informatie op. Maak aantekeningen van deze gesprekken en noteer daarbij namen en data,
zodat je later deze brongegevens kunt vermelden in je afstudeerrapport.
Voor de analysefase (verzamelen, ordenen en analyseren van de informatie) zijn meerdere
methoden voor verschillende probleemsituaties beschikbaar. Veel voorkomende methoden
zijn interviews en enquêtes, financiële analyses en arbeidsanalyses. Ook gebruikt worden:
waarneming, observatie, meting, interpretatie van feiten en analyse van feiten aan de hand
van een theorie. Denk nog eens aan de onderzoeksvakken die je hebt gehad en pak je
boeken erbij!
4.4.3 De beslissingsfase
De beslissingsfase ten slotte bestaat uit het trekken van een conclusie uit de resultaten van
het onderzoek.
Belangrijk tijdens een dergelijk onderzoeksproces is een voortdurende evaluatie van de
voortgang van het proces. Iedere stap kan aanleiding zijn voor terugkoppeling naar een
eerder stadium. En daarmee krijgt een dergelijk onderzoeksproces een iteratief, een zich
telkens herhalend, karakter.
Resumerend ziet het traject er als volgt uit:
1. vrij ongericht informatie vergaren;
2. onderzoeksvraag (her)formuleren;
3. onderzoeksmethode bepalen;
4. (vooronderzoek);
5. verzamelen van informatie;
6. ordenen van informatie;
7. analyseren van informatie;
8. deelvragen (her)formuleren;
9. gericht verzamelen, ordenen en analyseren van informatie;
10. resultaten formuleren (antwoorden op deelvragen);
11. conclusies trekken (antwoord op onderzoeksvraag);
12. aanbevelingen
13. implementatie-advies
4.5
Adviezen voor slotconclusies







Houd de algemene conclusie(s) die je vermoedelijk gaat trekken gedurende het
onderzoek en het schrijven in gedachten.
Laat je conclusies voortkomen uit de resultaten van je desk- en fieldresearch. Leid ze
logisch af uit de resultaten van het onderzoek. Andersom geredeneerd: onderbouw
de conclusies in de kernhoofdstukken.
Onderbouw je conclusie met het door jou gehanteerde theoretisch kader.
Laat je slotconclusie(s) tevens naadloos aansluiten op je algemene probleemvraag
(en doelstelling).
Licht je conclusies niet of slechts kort toe. De rechtvaardiging ervan is al gebleken
uit je (interpretatie van de) resultaten van het onderzoek.
Formuleer ze zo dat ze los van de rest van het document te begrijpen zijn.
Formuleer ze kernachtig, eventueel met een zeer korte toelichting.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
23/58
4.6
Adviezen voor aanbevelingen




Baseer je aanbevelingen voor handelingen in de toekomst op je slotconclusies.
Onderbouw je aanbevelingen met het door jou gehanteerde theoretisch kader.
Formuleer ze zo dat ze zelfstandig leesbaar zijn; formulier ze kernachtig.
Zorg ook voor advies m.b.t. implementatie
4.7
Het reflectieverslag
In het reflectieverslag kijk je kritisch terug op je aanpak van de opdracht; de volgende
onderdelen zijn daarbij van belang:
 Je onderzoeksaanpak, -planning, -opzet
 Je onafhankelijkheid van het onderzoek
 Gerealiseerde doelen
 Leermomenten/leerdoelen/beroepsvaardigheden
 Begeleiding/ondersteuning door het bedrijf
 Begeleiding/ondersteuning door de opleiding
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
24/58
DEEL 5
DE AFRONDING VAN DE
AFSTUDEEROPDRACHT
Wat moet ik doen als ik klaar ben met mijn rapport?
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
25/58
5 Het inleveren en beoordelen van het afstudeerrapport
5.1
Omvang van het rapport
Het afstudeerrapport omvat maximaal 40 pagina’s (exclusief bijlagen).
5.2
De conceptversie
Volgens de planning lever je eerst een conceptversie in bij beide lezer én plaats je de
conceptversie op Onstage. De conceptversie is een compleet afstudeerrapport: alles wat jij
wil vertellen staat er in. Het is belangrijk dat je een volledig rapport inlevert, je krijgt op
deze versie immers je GO/NO GO.
Je spreekt met je beoordelaars af of zij een digitale en/of papieren versie willen ontvangen.
Nogmaals: de conceptversie is dus al helemaal klaar; hoogstens wil je nog iets aan
vormgeving of punten en komma’s doen. Alle onderdelen zijn aanwezig en compleet!
Lever je geen conceptversie in dan heb je automatisch een NO GO.
Na het inleveren van je conceptversie zullen de 1e en 2e lezer/beoordelaar bepalen of de
conceptversie voldoende op niveau is om je afstuderen mee af te ronden middels de
afstudeerpresentatie/verdediging. Voor deze beoordeling gebruiken zij de punten genoemd
in onderdeel A en onderdeel B van het beoordelingsformulier voor afstuderen.
Je krijgt op het GO/NO GO-formulier de uitslag en een toelichting op de beoordeling tijdens
een gesprek met de 1e lezer.
Er zijn drie uitkomsten mogelijk:
1. GO: de conceptversie is voldoende volgens beide beoordelaars; je mag een
definitieve versie inleveren en presenteren/verdedigen. Misschien krijg je wel
nog wat tips om je eindresultaat nog beter te krijgen. Een GO voor je
conceptversie is ook een GO voor je definitieve versie!
2. GO MITS: de beoordelaars zijn nog niet helemaal overtuigd, zij beoordelen
het rapport met een 5, waarbij je onderzoek een 5,5 of hoger scoort. Tevens
moet het afstudeerrapport nog op een beperkt aantal punten aangepast
worden om tot een voldoende te kunnen komen bij de definitieve versie. Het
uit te voeren herstel wordt via het GO/NO GO-formulier gegeven en toegelicht
in een gesprek door je 1e lezer.
3. NO GO: het afstudeerrapport wordt met minder dan een 5 beoordeeld,
meestal is dan het onderzoeksdeel onvoldoende. Je moet volgend semester
verder werken hieraan; er volgt een gesprek met je begeleider met een
toelichting en verdere afspraken.
Er zijn dan twee opties:
Optie 1. Regulier zou je dan nog een semester de kans hebben om je
conceptversie op het gewenste niveau te krijgen. Je levert dan conform de
deadlines van het nieuwe afstudeersemester, een nieuwe conceptversie in
gevolgd door een definitieve versie. Je presenteert in de reguliere periode in
juni of januari. Mocht je bij deze tweede poging (dus na twee semesters) een
NO GO krijgen dan moet je met een nieuwe opdracht starten in de volgende
afstudeerperiode.
Optie 2. In overleg met de beoordelaars en de afstudeercommissie, wordt
besloten of je de kans krijgt op een eerder moment je definitieve versie in te
leveren. Dit gaat als volgt:
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
26/58
Studenten met een NO GO op de conceptversie, mogen uiterlijk 1 maart
(resp. 1 oktober) een definitieve versie inleveren bij de beoordelaars indien
voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden (zie hieronder de voorwaarden!);
Je hebt al feedback gehad op de conceptversie; je kunt geen aanspraak
maken op extra begeleiding;
De nieuw ingeleverde versie kan worden beoordeeld met een GO of NO GO:
o Een NO GO betekent: opnieuw afstuderen, met een nieuwe
afstudeeropdracht, in de volgende afstudeerperiode.
o Een GO betekent dat je voor 1 april (resp. 1 november) de kans krijgt
om te presenteren en te verdedigen. Indien je slaagt kun je je per 1
april (resp. 1 november) uitschrijven.
o Er is geen GO Mits-optie!
Aan een inlevermoment op 1 maart (resp. 1 oktober) zijn de volgende
voorwaarden verbonden:
o Je hebt geen andere modules meer openstaan;
o Je hebt een voldoende voor het onderzoeksdeel
(beoordelingsformulier Onderdeel A punt 3) van de
afstudeeropdracht.
5.3
De definitieve versie (na de conceptversie)
Je levert minimaal drie exemplaren van het afstudeerrapport in.
Daarvan is er één bestemd voor de begeleider, één voor de tweede lezer en één voor de
eventuele gecommitteerde/ externe toehoorder. De bewaarversie voor de school wordt door
jou ge-upload op het intranet (OnStage). Het afstudeerrapport moet geprint en ingebonden
zijn.
Als de afstudeeropdracht aan bepaalde kwalificaties voldoet (cijfer, soort onderzoek) kan hij
als voorbeeld worden opgenomen in de bibliotheek. Je begeleider is degene die dat beslist.
5.4
De inleverprocedure van de definitieve versie
1. Je levert bij het onderwijsbureau MIC-CO (2e etage Benno Premselahuis) drie
exemplaren in op de datum in de Planning (zie deel 1 van deze handleiding). Dit
kan op die datum tot uiterlijk 16.30 uur; op het voorblad staat jouw naam en de
namen van de eerste en tweede lezer.
2. Als je geen vakken meer hebt openstaan, dan kun je ook meteen het formulier ‘Verzoek
afstuderen en aanvraag diploma’ inleveren (te vinden op ‘MijnHvA’ bij studiedeel
Afstudeeropdracht).
3. Mocht je zelf niet op de aangegeven datum kunnen komen (bijv. door ziekte) dan mag
je iemand anders machtigen je afstudeeropdracht in te leveren. Dit gaat als volgt:
Je schrijft een briefje met daarop voor en achternaam van de gemachtigde en jouw
handtekening. De gemachtigde levert naast het briefje ook een kopie van zijn/haar
legitimatiebewijs in.
De beoordelaars halen vanaf de dag na de inleverdeadline de afstudeeropdrachten op bij
het onderwijsbureau.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
27/58
5.5
Beoordeling definitieve versie
Na het inleveren van je definitieve versie zullen de beoordelaars het eindcijfer voor het
afstudeerrapport toekennen; middels onderdeel A van het Eindbeoordelingsformulier
Afstudeeropdracht (zie bijlage).
Voor studenten met een GO MITS voor de conceptversie zijn er twee mogelijke uitkomsten:
1. Een voldoende (5,5 of hoger)= GO: je mag je afstudeeropdracht presenteren en
verdedigen. Je wordt ingeroosterd voor de presentaties in de AO-presentatieweek.
2. Een onvoldoende (5,4 of lager)= NO GO; het kan dus zijn dat de aanpassingen niet
hebben geleid tot een voldoende definitieve versie. Je mag dan niet
presenteren/verdedigen. Lees hieronder de consequenties.
NO GO na GO MITS bij definitieve versie
Studenten met een GO MITS die alsnog een NO GO krijgen op hun definitieve versie, mogen
uiterlijk 1 maart (resp. 1 oktober) een nieuwe definitieve versie inleveren bij de
beoordelaars indien voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden (zie hieronder de
voorwaarden!). Je hebt al feedback gehad op de definitieve versie; je kunt geen aanspraak
maken op extra begeleiding.
De nieuw ingeleverde versie kan worden beoordeeld met een GO of NO GO:
 Een NO GO betekent: opnieuw afstuderen, met een nieuwe afstudeeropdracht, in de
volgende afstudeerperiode.
 Een GO betekent dat je voor 1 april (resp. 1 november) de kans krijgt om te
presenteren en te verdedigen. Indien je slaagt kun je je per 1 april (resp. 1
november) uitschrijven.
Voorwaarden
Aan een inlevermoment op 1 maart (resp. 1 oktober) zijn de volgende voorwaarden
verbonden:
 Je hebt geen andere modules meer openstaan;
 Je hebt een voldoende voor het onderzoeksdeel (beoordelingsformulier Onderdeel A
punt 3) van de afstudeeropdracht.
 Je hebt niet eerder een NO GO op een GO mits voor dezelfde opdracht gehad.
De diploma-uitreiking is bij het eerstvolgende officiële moment, ook kun je je diploma
tussentijds ophalen bij de administratie.
5.6
Presentatie en verdediging
Voor de afstudeerpresentaties zijn er twee reguliere momenten in het jaar gepland: eind
januari en begin juni. In de planning bij deze handleiding staan deze beschreven; ook staan
ze in de jaarplanning voor CO-vt op intranet. Er vinden geen reguliere tussentijdse
afstudeerpresentaties plaats bij CO-vt tenzij je toestemming hebt je definitieve versie per 1
maart cq. 1 oktober in te leveren.
De presentatie en verdediging van het eindrapport vindt plaats in aanwezigheid van de
afstudeerdocent en de tweede lezer. Het kan zijn dat er ook een externe deskundige uit het
werkveld wordt uitgenodigd.
De presentatie
De presentatie heeft betrekking op de belangrijkste resultaten en aanbevelingen van het
onderzoek door de afstudeerder en duurt ongeveer 15 minuten. Je maakt hiervoor gebruik
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
28/58
van een PowerPointpresentatie of vergelijkbaar. Zorg voor een deugdelijk back up en
leesbare hand-out voor de beoordelaars!
De presentatie is in principe openbaar; je mag dus bedrijfsmentor, familie, vrienden of
medeafstudeerders uitnodigen.
Verdedigingsgesprek
De verdediging sluit meteen aan op de presentatie en bestaat uit een gesprek tussen de
afstudeerder en de beoordelaars (ca. 15 minuten).
Tijdens de verdediging (=gesprek) worden vragen gesteld naar aanleiding van het rapport
en de presentatie. In dit onderdeel wordt getoetst of de student kan reflecteren op haar
keuzes, aanpak, theorie en de opdracht kan vertalen naar vergelijkbare situaties in het
werkveld.
Tenslotte maken de beoordelaars aan het einde van de afstudeerzitting bekend of de
afstudeerder al dan niet is geslaagd en welke beoordeling de afstudeerder krijgt voor de
totale afstudeeropdracht. In de bijlage vind je de formulieren die worden gebruikt voor de
beoordeling.
Na afloop van je eindpresentatie/verdediging vermelden de beoordelaars je beoordeling op
het cijferformulier. Je 1e begeleider levert dit formulier in bij de administratie van het
stage/examenbureau. Het formulier met de cijfers wordt ook geupload in OnStage.
5.7
De beoordeling
Bij het beoordelen van de opdracht gaat het erom te bepalen of je de doelstellingen van de
afstudeeropdracht hebt behaald. Voordat tot de beoordeling van de afstudeeropdracht kan
worden overgegaan moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarde: je moet minimaal vijf
keer gedurende het afstuderen contact hebben gehad met de begeleidende docent.
In de bijlage tref je het beoordelingsformulier voor de begeleider en tweede lezer en het
formulier voor de bedrijfsbegeleider/opdrachtgever.
Procedures bij het niet behalen van de vereiste cijfers
De vier hoofdonderdelen van de afstudeeropdracht: 1.Afstudeerrapport en reflectie,
2. Proces, 3.Presentatie, 4.Verdediging, moeten elk met een voldoende worden afgerond
(5,5 of hoger). Wat als een of meerdere onderdelen onvoldoende zijn?
Hieronder de procedures in dat geval:
1. Bij onvoldoende voor het Afstudeerrapport kan de student niet
presenteren/verdedigen: je hebt dan in de GO/NO GO fase een NO GO gekregen.
Met je begeleider en de afstudeercommissie maak je afspraken over de voorzetting
van je opdracht in het volgende semester. De begeleiding die je in het 2 e semester
van je afstudeeropdracht krijgt, is afhankelijk van de inschatting van je begeleider
maar zal nooit meer dan 8 uur( incl. max.2 gesprekken) bedragen. Je mag max. 2
semesters aan je opdracht werken tenzij er aantoonbare persoonlijke verzachtende
omstandigheden zijn. Hierbij speelt de decaan een rol.
2. Bij onvoldoende voor het onderdeel Proces kan de student niet presenteren en
volgt een nieuwe afstudeeropdracht in overleg met de afstudeercommissie.
3. Bij onvoldoende voor Presentatie volgt een herkansing in de volgende week voor
1e en 2e lezer en een derde COdocent (in overleg met afstudeercie.). Mocht ook deze
herkansing onvoldoende zijn, dan krijgt de student de kans in de volgende periode
tijdens de afstudeerpresentaties opnieuw te presenteren.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
29/58
4. Bij onvoldoende voor Verdediging volgt een herkansing in de volgende week
voor 1e en 2e lezer en een derde COdocent (in overleg met afstudeercie.). Mocht ook
deze herkansing onvoldoende zijn, dan krijgt de student de kans in de volgende
periode tijdens de afstudeerpresentaties opnieuw te verdedigen.
5.8
Inhoudelijke criteria voor de beoordeling Afstudeerrapport
Het uiteindelijke rapport wordt beoordeeld op de hier onderstaande onderdelen; deze
hebben betrekking op de competentie vakkundigheid.
1. Probleembeschrijving [doelstelling, vraagstelling]




Complex (meerdere facetten en/of diepgang en/of breedte)
Relevant (beroeps(domein)gerelateerd)
Substantieel (belangwekkend, betekenisvol)
Actueel (aansluitend bij de huidige realiteit binnen de beroepspraktijk)
Probleemstelling
 strategische, professionele, maatschappelijke context:
 waarom is het gedefinieerde probleem een probleem
 probleemeigenaar
 reikwijdte
 urgentie
Analytisch beschreven
 ontleding in deelproblemen en/of facetten
Vertaald naar een centrale onderzoeksvraag
Doelstelling: het beoogde effect van de onderzoeksuitkomst
Centrale onderzoeksvraag
 rechtstreeks afgeleid van de probleemanalyse
 gedifferentieerd in deelvragen
 toetsbaar
 helder afgebakend en specifiek
 haalbaar binnen de vastgestelde tijdsperiode
2. Theoretisch kader
Theoretisch kader en inzet van relevante informatiebronnen
 Theorie(-ën) die worden gebruikt hebben betrekking op de
probleemstelling en zijn relevant om het probleem duidelijk weer te geven
 gebruikte literatuur omvat actuele artikelen uit (internationale)
vaktijdschriften en boeken
 gebruikte literatuur is in relatie tot de probleemstelling relevant en van
voldoende inhoudelijk niveau om de probleemstelling te beschrijven
3. Onderzoek
Onderzoeksopzet
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
30/58



onderzoeksopzet is logisch (je hebt deze besproken met je docent
onderzoek)
onderzoeksplanning is realistisch
bij de oplossingsstrategie is gebruik gemaakt van actuele theorieën en/of
theoretische modellen
 mogelijke theorieën en/of theoretische modellen zijn op relevantie
en bruikbaarheid beoordeeld
 de keuze voor een of meer oplossingsstrategieën is gemotiveerd
Onderzoeksmethode
 mogelijke onderzoeksinstrumenten zijn op bruikbaarheid beoordeeld en
ten opzichte van elkaar afgewogen
 de keuze voor een of meer instrumenten is gemotiveerd
 gebruik van een duidelijk analysekader
 gebruik van standaardanalyse
 correcte dataverwerking
 correcte weergave van resultaten
 transparant gebruik van informatiebronnen
 afwezigheid van cirkelredeneringen
 onderzoeksmethode is reproduceerbaar
Onderzoeksuitkomsten
 geeft antwoord op de onderzoeksvraag
 is (indien van toepassing) meetbaar
 bruikbaar, toepasbaar
 valide; niet ruimer dan de onderzoeksresultaten toelaten
 reproduceerbaar
 NB: een onderzoeksuitkomst kan ook negatief zijn, in dat geval geldt:
 antwoord op de onderzoeksvraag
 valide
 reproduceerbaar
4. Overige criteria
De informatie is volledig, zakelijk, correct en verifieerbaar
 geen redundante informatie
 consistent begrippenapparaat
 bronverwijzing is transparant en eenduidig:
 specifiek en –daardoor- traceerbaar
 consistent
 bibliografie is functioneel: relatie met de in het onderzoek gebruikte
informatie is aantoonbaar
 bijlagen zijn functioneel: ter verificatie, ter illustratie
Lay-out is




functioneel
Ondersteunt opbouw van het rapport
Ondersteunt toegankelijkheid/ leesbaarheid van het rapport
Zakelijk
Consistent
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
31/58
Taalgebruik is correct en zakelijk.
Spelling is correct en consistent en voldoet aan de taalnorm van domein DMCI.
Omvang maximaal 40 pagina’s (excl. bijlagen).
5.9
Beoordelingscriteria presentatie (competentie Communiceren)
De presentatie wordt beoordeeld op:
 Structuur
- inleiding (geeft aan wat gaat volgen);
- conclusie (duidelijk);
- afwisseling theorie en praktische voorbeelden.
 Inhoud
- probleemstelling (duidelijk);
- inhoud (boeiend, origineel);
- argumentatie (overtuigend, volledig).

Audiovisuele middelen:
- keuze van hulpmiddelen;
- gebruik hulpmiddelen (functioneel).

Manier van presenteren
-formuleren (duidelijk, vloeiend);
-betrekken publiek;
-stem (goed verstaanbaar, rustig tempo, stopwoorden);
-non-verbale aspecten (oogcontact, ontspannen, enthousiast);
-opvallend begin en afsluiting.
5.10





5.11
Beoordelingscriteria verdediging
Verdedigen van in het afstudeerrapport gehanteerde argumenten;
Beantwoorden van kritische vragen over veld van onderzoek; begrippen en
modellen;
Formulering eigen visie bij beantwoorden van vragen;
Actieve luisterhouding; kan goed omgaan met feedback;
Afstudeerder kan onderwerp in bredere context plaatsen.
Beoordelingscriteria Proces (competentie Innovatief vermogen)
Student heeft zelfstandig gewerkt:
 Is initiatiefrijk;
 Komt afspraken na;
 Beschikt over probleemoplossend vermogen;
 Kan plannen;
 Heeft tussentijdse producten op tijd ingeleverd.
5.12
Fraude/plagiaat
Er wordt van je verwacht dat je op professionele wijze en volgens APA-standaard verwijst
naar de gebruikte bronnen. Ook wordt verwacht dat bronnen en data controleerbaar zijn.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
32/58
Alle afstudeerrapporten worden met behulp van het plagiaatcheckprogramma Ephorus
gecontroleerd op plagiaat.
Mocht fraude (bijv. in de vorm van plagiaat, valse data etc.) geconstateerd worden, dan
volgt een NO GO voor de afstudeerpresentatie. De docent zal de afstudeercommissie
inlichten. De afstudeercommissie zal melding maken bij de examencommissie die verdere
maatregelen zal bepalen.
5.13
Diploma
Om je diploma te krijgen, dus nadat je alle studiepunten hebt behaald, zijn er jaarlijks
meerdere mogelijkheden:
1. Er zijn twee centrale, feestelijke diploma-uitreikingen waarbij je max. 4 gasten mag
uitnodigen. Neem je niet hieraan deel, dan moet je dat doorgeven bij het onderwijsbureau
MIC-CO.
2. Je kunt ook tussentijds je diploma ophalen bij het onderwijsbureau MIC-CO, nadat je alle
studiepunten hebt behaald.
Om je diploma te kunnen ontvangen moet je het formulier ‘Verzoek afstuderen en aanvraag
diploma’ invullen. Het onderwijsbureau MIC-CO handelt deze formulieren af; na ca. twee
weken ligt je diploma klaar.
Er zijn verschillende deadlines voor deze aanvraag gedurende het collegejaar. Deze data
worden aan het begin van ieder studiejaar bekend gemaakt. Zij zijn ook op te vragen bij het
bureau stages en afstudeeropdrachten, het onderwijsbureau en na te zien op het intranet.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
33/58
DEEL 6
MOGELIJKE PROBLEMEN
Ik hoor dat het schrijven van een rapport best wel lastig kan zijn,
waar kan ik rekening mee houden en hoe moet ik het oplossen
als ik tegen een probleem aanloop?
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
34/58
6 Valkuilen
Het op tijd gereed hebben van het afstudeerrapport blijkt ieder jaar opnieuw voor veel
afstudeerders een probleem. Ofwel ze beginnen te laat of werken te versnipperd aan de
opdracht, ofwel het onderwerp is te hoog gegrepen. Het is daarom belangrijk vanaf het
begin contact te hebben met de begeleider zodat eventuele problemen zo snel mogelijk
opgelost kunnen worden.
6.1
Onderzoek
Veel problemen die zich voor kunnen doen hangen samen met het verrichten van
onderzoek. Voor het doen van een onderzoek zijn nodig:
1. een goede formulering van de vraagstelling (incl. deelvragen);
2. een kritische verwerking van de bronnen (eigen onderzoek, literatuur, werk in de
praktijk).
6.2
Afspraken
1. Zorg bij de start van de afstudeeropdracht dat duidelijk is wat van jou, de
afstudeerder, wordt verwacht. Dit geldt zowel ten aanzien van het onderzoekswerk als
ten aanzien van de voortgang van het onderzoek en van het rapporteren.
2. Maak goede afspraken met de docent over de begeleiding. Het wordt sterk aanbevolen
om een paar vastgestelde bijeenkomsten te plannen met de docent. Op deze
bijeenkomst kun je dan de voortgang van het werk bespreken. Een aantal vaste
punten kan een goed houvast bieden bij het onderzoeks- en schrijfproces.
6.3
Fasering en planning
Een belangrijk deel van de problemen bij het schrijven ontstaat als gevolg van onjuiste tijdplanning en het onvoldoende plannen van de achtereenvolgende stappen van het
vervaardigen van het rapport.
De nauwe relatie tussen problemen bij het schrijven en gebrek aan fasering van de
verschillende activiteiten, lichten we hieronder nader toe. Dit gebeurt aan de hand van elf
stappen. Deze zijn ondergebracht in vier hoofdfasen:
1. de voorbereiding (fasen 1 tot en met 5);
2. het eigenlijke onderzoek (fasen 6 tot en met 8);
3. het schrijven van het rapport (fasen 9 en 10);
4. de verdediging en beoordeling van het rapport (fasen 11 en 12).
Stappen in het schrijven
De voorbereiding
1.
Oriëntatie
2
Keuze van het onderwerp
3
Vraagstelling
4
Opzet, werkplan, onderzoeksplan
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
Problemen vastgesteld bij
afstudeerders
Geen goed beeld kunnen vormen van de
opdracht.
Te ruim onderwerp, te weinig
afgebakend; onvoldoende inzicht in het
waarom van het onderwerp; problemen
met bronnenverkenning (relevantie van
bronnen voor onderwerp achterhalen).
Zwakke formulering van probleemvraag
en deelvragen
Ontbreken van goede indeling, opzet
werkplan in de tijd.
35/58
5
Indeling van het rapport naar onderwerp Problemen met het maken van een
en het raamplan met hoofdstukken en
indeling, wat hoort in welk hoofdstuk
paragrafen
thuis.
Het eigenlijke onderzoek
6
Verzamelen en selecteren van
resultaten: uit- voering onderzoek
Onzorgvuldig vastleggen van gegevens;
zich niet aan de planning houden;
onzorgvuldige verwerken van gegevens.
7
Interpreteren van resultaten, toetsen
aan deelvragen/ theoretische
uitgangspunten
Niet kunnen scheiden van
vooronderstellingen en feiten;
vastleggen, beschrijven en interpretatie;
verwerken van bronnen.
8
Interpretatie van het totaalresultaat en
die toetsen aan de probleemstelling
Te laat ontdekken dat belangrijke
onderdelen van het onderwerp zijn
gemist; terugvinden en ordenen van
gegevens. Conclusies zijn niet logisch
afgeleid.
Het schrijven van het afstudeerrapport
9
Invullen raamplan het schrijven
10
Vormgeving en controle
De verdediging en beoordeling
11
Verdediging
12
Beoordeling
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
Synthese van opvattingen, formuleren
van eigen meningen; hoe te beginnen,
opzetten van een logisch en consequent
betoog; scheiden van hoofd- en
bijzaken; ordenen van gedachten;
tabellen en grafieken verkeerd
gebruiken; terugvinden van gegevens;
onjuiste verwijzingen naar literatuur;
alles in één keer opschrijven; problemen
niet aantrekkelijk formuleren.
Gebrekkige verzorging, vaak ten gevolge
van haast/verkeerde tijdsplanning.
Slechte mondelinge verdediging door
gebrekkig preciseren, concretiseren,
populariseren en scheiden van hoofd- en
bijzaken; onvoldoende kritisch en
analytisch vermogen en helikopterview.
Te informatief; te weinig persuasief. Te
weinig publieksgericht. Te weinig
anticiperen op tegenargumenten.
Onvoldoende op de hoogte van de
beoordelingscriteria.
36/58
DEEL 7
Bijlagen
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
37/58
HvA CO-vt eindbeoordelingsformulier afstudeeropdracht
De eerste lezer vult het beoordelingsformulier onafhankelijk van de tweede lezer in.
Datum
Student
------------------------- ----------------------
1e lezer
2e lezer
---------------------- -----------------------
Eindoordeel afstudeeropdracht
(nb. elk van de vier deelcijfers moet 5,5 of hoger zijn)
Afstudeerrapport en reflectie
60%
Proces
10%
Presentatie
10%
Verdediging
20%
EINDCIJFER
A. Kwaliteit van het afstudeerrapport (competentie vakkundigheid)
Beoordelingscriterium
1.
Kwaliteit van de probleemanalyse, hoofdvraag en deelvragen



2.


Zijn de juiste onderzoeksgegevens verzameld, verwerkt en
geïnterpreteerd?
Zijn gemaakte keuzes m.b.t. de uitvoering theoretisch
onderbouwd?
Kwaliteit conclusie/eindproduct/aanbevelingen voor aanpassingen
of nader onderzoek


5.
Zijn verwijzingen naar (wetenschappelijke, internationale)
literatuur adequaat?
Worden relevante vakgebieden met elkaar geïntegreerd?
Kwaliteit onderzoek/analyse

4.
Zijn de meest relevante aspecten van het probleem adequaat in
kaart gebracht?
Is de hoofdvraag concreet, meetbaar en afgebakend in relevante
deelvragen?
Is er samenhang tussen probleemanalyse en hoofd- en
deelvragen?
Kwaliteit van het theoretisch kader

3.
1e lezer
Geeft de conclusie/eindproduct antwoord op hoofdvraag?
Is in het implementatieplan/advies duidelijk wie, welke acties
tegen welke kosten moet ondernemen?
Kwaliteit van de samenhang tussen de probleemstelling, het
onderzoek, de analyse, de conclusies en aanbevelingen
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
38/58
2e lezer
6.
Kwaliteit van de kritische reflectie van de student (in bijlage)


Op het gedane onderzoek (vanuit maatschappelijke, ethische of
onderzoeksmatige grond)
Student reflecteert kritisch op zijn werkwijze en geeft realistische
verbetersuggesties
(competentie ontwikkelingsgerichtheid)
Kwaliteit rapportage
7.



8.
Rapportage is na één keer lezen begrijpelijk
Rapportage is verzorgd (lay-out, spelling)
Samenvatting is helder en beknopt
Kwaliteit literatuurlijst



Literatuur is actueel en divers
Verplichte literatuur/literatuur uit verwante disciplines
Nette en kloppende literatuurlijst
Afstudeerrapport EINDCIJFER
Toelichting op eindcijfer kwaliteit afstudeerrapport
Wat zijn goede punten, wat is twijfelachtig, wat roept vragen op, wat is voor
verbetering vatbaar, etc.?
Geef ook aan hoe met het advies van de bedrijfsbegeleider is omgegaan!
B. Proces (competentie Innovatief vermogen)
Wordt alleen ingevuld door de eerste lezer
Beoordelingscriterium
Student heeft zelfstandig gewerkt





eindcijfer 1e lezer
Initiatiefrijk
Komt afspraken na
Probleemoplossend vermogen
Kan plannen
Tussentijdse producten zijn op tijd ingeleverd
Toelichting op eindcijfer proces
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
39/58
Samen in te vullen na afloop van het gesprek door 1e en 2e lezer
C. Kwaliteit van de presentatie (competentie communiceren)
Beoordelingscriterium
1e /2e
lezer
Presentatie kent een duidelijke structuur (opening, kern, afsluiting)



To the point
Kernpunten worden uitgelicht
Toegespitst op de luisteraar
Gebruik van hulpmiddelen is effectief
Presentatietechniek is verzorgd




Goed verstaanbaar
Goed tempo
Oogcontact
Energieke/ enthousiaste houding en verteltoon
Presentatie EINDCIJFER:
Toelichting op eindcijfer presentatie
D. Kwaliteit van het gesprek/verdediging
Beoordelingscriterium
1e / 2e
lezer
De student kan gebruikte begrippen, theorieën modellen, tabellen, toelichten
De student kan gemaakte keuzes m.b.t. zowel inhoud als proces motiveren

Geeft blijk van eigen visie
De student kan onderwerp in een bredere context plaatsen
Student maakt goed contact en luistert actief
Verdediging EINDCIJFER:
Toelichting op eindcijfer gesprek/verdediging
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
40/58
HvA CO-vt beoordelingsadvies afstudeeropdracht door bedrijfsbegeleider
(uploaden in Onstage, tegelijk met afstudeerraport)
Datum
Naam student
Naam bedrijf
Naam bedrijfsbegeleider
----------------
--------------------------
-------------------------
--------------------------
Eindcijfer afstudeeropdracht:
A. Kwaliteit van het afstudeerrapport
Beoordelingscriterium
Cijfer
bedrijfsbegeleider
Kwaliteit van de probleemanalyse/hoofdvraag en deelvragen
Kwaliteit onderzoek - analyse - conclusies - aanbevelingen




Zijn de juiste onderzoeksgegevens verzameld, verwerkt en
geïnterpreteerd?
Zijn gemaakte keuzes m.b.t. de uitvoering theoretisch onderbouwd?
Geeft de conclusie/eindproduct antwoord op hoofdvraag?
Zijn de aanbevelingen doelmatig, uitvoerbaar en effectief?
Kwaliteit rapportage



Rapportage is na één keer lezen begrijpelijk
Rapportage is verzorgd (lay-out, spelling)
Samenvatting is helder en beknopt
Toelichting op eindcijfer kwaliteit afstudeerrapport
B. Proces
Beoordelingscriterium
Eindcijfer
bedrijfsbegeleider
Student heeft zelfstandig gewerkt





Initiatiefrijk
Komt afspraken na
Probleemoplossend vermogen
Kan plannen
Tussentijdse producten zijn op tijd ingeleverd
Toelichting op eindcijfer proces
Handtekening bedrijfsbegeleider/ externe beoordelaar
--------------------------
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
41/58
Bijlage
Bronvermelding
Bij onderzoeksprojecten dient altijd expliciet te worden aangegeven op welke bronnen het
onderzoek berust, maar ook bij andere projecten wordt allerlei naslagmateriaal gebruikt.
Het is een goede gewoonte dit te vermelden. Het kan om schriftelijke, mondelinge en
elektronische bronnen gaan. Voor de omschrijving gelden enkele vaste regels (conform
APAstandaard).
De volgende gegevens worden opgenomen:
 auteur(s), titel van het boek of artikel, eventueel het tijdschrift waar het artikel in
staat, plaats en jaar van uitgave (bij een krant of tijdschrift ook jaargang en datum
van uitgave);
wordt er geen auteur vermeld, dan begin je met de titel;
zijn jaar of plaats van uitgave onbekend, dan schrijf je respectievelijk z.j. of z.p.;
 vaste regel is dat de titel van een hoek cursief of onderstreept wordt getypt, terwijl
de titel van een artikel uit een tijdschrift tussen aanhalingstekens wordt geplaatst en
de naam en her jaargangnummer van het tijdschrift cursief;
 het geheel wordt alfabetisch op auteur gerangschikt.
Voor het overige zijn er kleine varianten mogelijk: een punt achter de na(a)m(en) van de
auteur(s) of een komma; het jaartal na de plaats van uitgave of direct achter de
auteursna(a)m(en); naam van de uitgever en plaats of alleen de plaats van uitgave. Het
geeft niet voor welke methode je kiest, als je binnen een bronnenlijst maar consequent
bent.
Wat betreft informatie van internet/intranet: deze kan zeer vluchtig zijn, dus het is nuttig
hier aan te geven op welke datum (data) de sites zijn geraadpleegd. Meld het adres zo
precies mogelijk. Geef ook de sectie van de site aan indien dat al niet uit het adres (URL)
blijkt.
Voorbeelden bronvermelding
 Burch, John G. & Gary Grudnitski. Information Systems. Theory and Practice. Wiley, New
York, 1989 (5th edition).
 Jaarverslag 2001. ABN AMRO, Amsterdam.
 Cybernetcounselor: http://www.cybnetcounselor.com, sectie «Ask the Expert». (3 maart
2006).
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
42/58
Bijlage
Samenvatting beroepstaken hbo-bachelor Communicatie
Beroepstaak 1. Het opstellen, uitvoeren en evalueren van een ondernemingsplan
Een moderne samenleving heeft ondernemende mensen nodig. Ondernemers puur sang,
maar ook mensen die als werknemer ondernemend zijn. Ondernemend gedrag draagt bij
aan duurzame economische groei. Om een onderneming op te zetten of nieuw product of
dienst op de markt te zetten, wordt inzicht in organisaties, de markt en financiën
verondersteld. Immers, een nieuw product of dienst moet passen bij de (nieuwe)
organisatie, er moeten voldoende afnemers zijn en het product of de dienst moet
winstgevend zijn. Elke afgestudeerde aan de HES krijgt daarom in het eerste semester deze
basiskennis aangeboden.
Beroepstaak 2. Systematische monitoring en signalering
De communicatieprofessional signaleert op proactieve wijze ontwikkelingen in de interne en
externe politieke, economische, technologische en specialistische omgeving. Hij beoordeelt
de relevantie van de opgespoorde (inter)nationale trends, issues en verschuivingen en
plaatst deze in het perspectief van de korte, middenlange en lange termijn. Vervolgens past
hij de resultaten toe in het proces van de strategische beleidsvorming.
Beroepstaak 3. Strategisch en tactisch reputatiemanagement
De communicatieprofessional houdt zich bezig met de totale aansturing van het imago en
de identiteit van de onderneming om te zorgen voor maatschappelijke acceptatie,
competitieve kracht, en goede performance voor zowel de commerciële -, financiële - als de
arbeidsmarkt. Bovendien moet worden gezorgd voor ‘steun in de samenleving’. De
organisatie is immers afhankelijk van de reputatie voor hulpbronnen als menskracht,
kapitaal, regelgeving en grondstoffen. Met behulp van tactisch en strategisch
reputatiemanagement kan de communicatieprofessional de reputatie gunstig te
beïnvloeden.
Beroepstaak 4. Communicatie met actoren (intern en extern)
Bij communicatie met actoren gaat het om het initiëren, sturen en faciliteren van
communicatie- en informatieprocessen in de context van een organisatie. Men werkt binnen
een bepaald beleidskader en denkt vanuit de optiek van het functioneren van een
organisatie in haar omgeving. Zo ontstaat het geheel van planning, uitvoering en evaluatie
van de communicatie met intern en extern aanwezige actoren, die de mogelijkheden van
een organisatie beïnvloeden om gestelde doelen te bereiken.
Beroepstaak 5. Representeren van de organisatie
De communicatieprofessional treedt als een ware ambassadeur op binnen en buiten een
organisatie. Hij kan beleidsitems voor verschillende actoren van uiteenlopende organisaties
en verbanden zodanig communiceren dat recht wordt gedaan aan de strategische belangen
van een organisatie.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
43/58
Bijlage
HvAcompetenties
De algemene HvAcompetenties zijn over vier competentiedomeinen verdeeld:
Competentiedomein
I Beroepsmatig handelen
de student is in staat zijn beroepsvraagstukken te
signaleren en op professionele wijze te analyseren, op
te lossen en te verantwoorden. Het opgeleverde werk
moet inhoudelijk deugen.
II Bedrijfsmatig handelen
de student is in staat tot systematisch en efficiënt
handelen in beroepsvraagstukken zodat een optimale
output wordt bereikt: de werkwijze moet voldoen aan
eisen die doorgaans in het bedrijfsleven worden
gesteld.
III Sociaal communicatief handelen
de student is in staat om met en voor anderen werk uit
te voeren. De student is in staat om positieve werk- en
klantrelaties te creëren en te onderhouden en hij is in
staat te handelen in relatie met anderen.
IV Ontwikkelingsgerichtheid
de student neemt verantwoording voor de eigen
ontwikkeling en hij gaat actief op zoek naar
ontwikkeling- en loopbaanmogelijkheden: de student
kan leren van ervaring.
Competentie
1. vakkundigheid
2. innovatief vermogen
3. resultaatgerichtheid
4. ondernemend gedrag
5. besluitvaardigheid
6. communiceren
7. samenwerken
8 klantgerichtheid
9. interculturele sensitiviteit
10. ontwikkelingsgerichtheid
Competentiedomein I: Beroepsmatig handelen
Competentie 1: Vakkundigheid
Omschrijving: signaleert en analyseert beroepsvraagstukken c.q. problemen en komt tot
beredeneerde oordelen en oplossingen, gebruikmakend van relevante en actuele
(inter)nationale kennisbronnen en beroepspraktijken, theorieën, modellen, begrippen en
technieken.
Indicator
(gedrags)criteria
Onderzoekend
vermogen



Analytisch
vermogen





brengt verschillende aspecten aan een vraag/probleem in
kaart; weet een probleemstelling te definiëren en af te bakenen
in deelvragen
vergaart relevante informatie uit (inter)nationale,
(wetenschappelijke) kennisbronnen en beroepspraktijken
voert, als de praktijksituatie daarom vraagt, een valide en
betrouwbaar onderzoek uit
checkt informatie, vermijdt jumping-to-conclusions
bekijkt een vraagstuk vanuit de belangrijkste betrokken
(interne en externe) partijen en hun belang
haalt de essentie en relevantie uit (cijfermatige) gegevens
scheidt feiten van meningen/interpretaties
onderscheidt hoofd- van bijzaken
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
44/58
Conceptueel
vermogen



Oordeelsvorming





stelt oorzaak en gevolg vast
plaatst problemen of situaties in een meer omvattend kader
door verbanden te leggen met andere (cijfermatige) gegevens
integreert kennis en vaardigheden vanuit verschillende
vakinhoudelijke disciplines
past recente (wetenschappelijke) kennis adequaat toe
beoordeelt oplossingen op vooraf opgestelde criteria
betrekt mogelijke tegenargumenten in de oordeelsvorming
werkt bij ontbrekende informatie zonodig met beredeneerde
aannames
trekt beargumenteerde conclusies, voortvloeiend uit
voorgaande analyse
Relatie met andere competenties
Vakkundigheid vereist vaak goed kunnen communiceren om problemen te doorgronden en
weer te geven. Een sterke focus op resultaatgericht werken kan soms de diepgang m.b.t.
vakkundigheid belemmeren.
Ontwikkeling
Hoe complexer het beroepsvraagstuk (geen standaardaanpak, meerdere oplossingen
mogelijk, veel variabelen en uiteenlopende belangen in het spel) en hoe zelfstandiger een
student dit vraagstuk heeft geanalyseerd en opgelost, des te vakkundiger de student is. In
het begin van de (studie)loopbaan wordt veelal gewerkt aan beroepsvraagstukken waarbij
opdracht en resultaat gegeven zijn, en de aanpak (en de keuze voor theorie) grotendeels is
voorgestructureerd. In latere jaren moet een student niet alleen zelfstandiger de aanpak
bepalen, maar ook definiëren aan welke eisen het resultaat moet voldoen.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
45/58
Competentie 2: Innovatief vermogen
Omschrijving: komt tot innovatieve oplossingen, levert een bijdrage aan vernieuwing van
het beroepsdomein.
Indicator
(gedrags)criteria
Visie

Creativiteit
Maatschappelijke
verantwoordelijkheid










relateert oplossingen en adviezen aan trends, recente en
toekomstige ontwikkelingen zowel nationaal als internationaal
zoekt naar lange termijn oplossingen
verwoordt een eigen visie
komt met nieuwe en originele oplossingen
bekijkt oplossingen vanuit ongewone perspectieven
produceert gemakkelijk ideeën
gebruikt bestaande oplossingen in nieuwe toepassingen
toont respect voor mens en samenleving;
maakt een beargumenteerde afweging tussen
maatschappelijke, sociale, ethische en milieubelangen en de
bedrijfsbelangen
formuleert maatschappelijk verantwoorde doelstellingen
onderzoekt alternatieven van maatschappelijk verantwoord
ondernemen
Relatie met andere competenties
Innovatief vermogen kan haaks staan op aspecten van vakkundigheid en
resultaatgerichtheid: juist het loslaten van bestaande methoden en het niet te snel focussen
op het resultaat kan soms helpen tot een nieuwe aanpak of oplossing te komen. Wel is er
een positieve relatie met het onderzoekend vermogen (een aspect van vakkundigheid).
Ontwikkeling
Innoveren wordt gestimuleerd in situaties waar werkwijze en resultaat niet gedetailleerd
zijn vastgelegd (dus weinig procedures), waar samenwerking in wisselende verbanden
plaatsvindt en waar sprake is van een open cultuur. Een student is innovatief als hij in
verschillende situaties laat zien over visie en/of creativiteit te beschikken: hij doet dit
zelfstandig, frequent en/of ook in meer complexe omstandigheden. Maatschappelijke
verantwoordelijkheid speelt in complexere situaties een steeds grotere rol. Complex in dit
verband zijn bijvoorbeeld situaties of organisaties waar innovatief denken eerder
belemmerd wordt (door bureaucratie) dan gestimuleerd.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
46/58
Competentiedomein II: Bedrijfsmatig handelen
Competentie 3: Resultaatgerichtheid
Omschrijving: is gericht op het bereiken van tastbare resultaten
Indicator
(gedrags)criteria
Doelgericht
werken






Oplossingsgerichtheid



Efficiency



stelt doelen in termen van stappen en (meetbare) resultaten
maakt voorwaarden duidelijk die nodig zijn om doelen te
bereiken
stelt begrotingen op waarbij gelden vertaald zijn naar
activiteiten
gaat door tot resultaat is bereikt
bewaakt dat oplossingen ook daadwerkelijk uitgevoerd worden
evalueert of oplossingen een probleem ook daadwerkelijk
hebben opgelost
onderneemt actie bij de constatering dat zaken fout gaan
is gericht op actie ondernemen ter oplossing en/of voorkoming
van problemen
komt met werkbare oplossingen; voorziet oplossingen van een
geloofwaardige haalbaarheids- en risicoanalyse
reageert als doelen/planning niet wordt gehaald
stelt prioriteiten en verdeelt beschikbare tijd efficiënt over
taken
kosten staan in verhouding tot baten
Relatie met andere competenties
Resultaatgericht en besluitvaardigheid gaan vaak hand in hand. Een sterke focus op
resultaatgerichtheid kan soms ten koste gaan van vakkundigheid en innovatief vermogen.
Ontwikkeling
Hoe complexer de beroepshandelingen die een student uitvoert, hoe complexer de situatie
waarbinnen hij dit doet en hoe zelfstandiger een student dit doet, hoe belangrijker het is om
resultaatgericht te zijn. In het begin van een (studie)loopbaan zal een student
werkzaamheden uitvoeren waarbij de omvang van de taken klein is en de aanpak
grotendeels voorgestructureerd. In latere jaren zal een student zelfstandig de aanpak
moeten bepalen voor complexere werkzaamheden.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
47/58
Competentie 4: Ondernemend gedrag
Omschrijving: signaleert (internationale) kansen en handelt hier naar
Indicator
(gedrags)criteria
Proactief



Commercieel
gericht




anticipeert op mogelijke problemen
ziet kansen en benut deze
past handelswijze (planning/activiteiten) aan indien de
omstandigheden dit vereisen
staat open voor nieuwe ideeën en ontwikkelingen
toont inzicht in trends ontwikkelingen in de markt en de
activiteiten van concurrenten
doet voorstellen voor het ontwikkelen van nieuwe
diensten/producten of het verbeteren van bestaande
processen/diensten
neemt factoren als kosten, winst, rendement en groei mee in
voorstellen en beslissingen
Relatie met andere competenties
Een proactieve instelling is voor het ontwikkelen van andere competenties van belang: met
name resultaatgerichtheid, besluitvaardigheid en onderzoekend vermogen (een aspect van
vakkundigheid) vragen om een proactieve instelling.
Ontwikkeling
Situaties die aan verandering onderhevig zijn en waar sprake is van onzekerheid en weinig
structuur vereisen met name een ondernemende houding. Een student is ondernemend als
deze in een aantal verschillende situaties laat zien proactief te handelen en over
commercieel inzicht te beschikken: hij doet dat zelfstandig, frequent en/of ook in meer
complexe omstandigheden. Complex in dit verband wil zeggen dat ondernemend gedrag
niet vanzelfsprekend is, bijvoorbeeld in situaties waar nog weinig marktgericht wordt
gedacht.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
48/58
Competentie 5: Besluitvaardigheid
Omschrijving: maakt keuzes en zet deze om in acties
Indicator
(gedrags)criteria
Durf




Strategisch denken 

hakt tijdig knopen door, wacht niet af tot anderen voor
hem/haar beslissen
durft in onzekere situaties risico’s te nemen
komt uit voor de eigen mening in een discussie of dilemma
maakt, indien nodig, op basis van beperkte informatie keuzes
houdt bij het nemen van beslissingen rekening met
voorwaarden en omstandigheden in de organisatie: geld,
kennis, cultuur, machts-verhoudingen, tijd en werkwijze
overziet consequenties van beslissing met betrekking tot
processen, personen, milieu en maatschappij in eigen land en
over de grenzen
Relatie met andere competenties
Resultaatgerichtheid en besluitvaardigheid gaan vaak hand in hand. Besluitvaardigheid
hangt daarnaast samen met vakkundigheid (aspect: vermogen tot oordeelsvorming):
gefundeerd afwegingen kunnen maken vormt de basis voor besluitvaardigheid. Ook
overtuigingskracht is van belang, hetgeen een aspect is van de competentie Communiceren.
Tenslotte vraagt besluitvaardigheid om een proactieve houding (aspect van ondernemend
gedrag).
Ontwikkeling
Besluitvaardigheid is pas goed te beoordelen in situaties die enige mate van complexiteit
kennen én waar de beslisser een bepaalde verantwoordelijkheid draagt voor de uitkomsten
van de besluitvorming. Van complexe situaties is sprake als:
 de consequenties niet altijd te overzien zijn, of waar sprake is van onvolledige informatie
(onzekerheid, risico’s).
 sprake is van meerdere reële opties: teamgenoten/collega’s/deskundigen verschillen van
mening over het te nemen besluit. Er is dus sprake van tegenstrijdigheden of een
dilemma.
 er veel weerstand bestaat tegen een bepaalde beslissing (impopulaire maatregelen).
Een student is besluitvaardig als hij in verschillende situaties laat zien over daadkracht en
strategische visie te beschikken bij het nemen van beslissingen: hij doet dit zelfstandig,
frequent en ook in meer complexe omstandigheden.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
49/58
Competentiedomein III: Sociaalcommunicatief handelen
Competentie 6: Communiceren
Omschrijving: communiceert effectief met personen om gestelde doelen te bereiken. Het
betreft hier zowel mondelinge communicatie als schriftelijke communicatie.
Indicator
(gedrags)criteria
Toegankelijkheid





hanteert een duidelijke en logische structuur (opbouw is logisch,
hoofdlijn is steeds goed te volgen, de kernboodschap is duidelijk,
steeds is duidelijk hoe een onderdeel past in het groter geheel)
gebruikt vaktaal correct en op de doelgroep afgestemd;
is to the point, weidt niet onnodig uit
gebruikt hulpmiddelen effectief
presenteert informatie cijfermatig of via modellen en diagrammen
Specifiek bij mondeling communiceren:

spreekt vlot, zonder al te veel aarzelingen

is makkelijk verstaanbaar, hanteert een goed tempo, heeft
energieke/enthousiaste verteltoon

kan foutloos spreken in de Nederlandse taal
Sensitiviteit
Overtuigingskracht
Specifiek bij schriftelijk communiceren:

tekst is in één keer lezen begrijpelijk

spelling en grammatica zijn in correct Nederlands

lay-out is verzorgd

onderhoudt op effectieve wijze een netwerk van personen en
organisaties

luistert actief (stelt open vragen, vraagt door, checkt eigen
interpretaties)

laat anderen aan het woord

controleert of boodschap is overgekomen, door samen te vatten,
vragen te stellen, uit te nodigen tot reactie;

houdt rekening met diverse culturele normen en waarden in de
organisatie en bij klanten

praat met respect met en over collega’s, klanten en de organisatie

onderbouwt standpunten/keuzes met toegelichte argumenten

argumentatie is consistent en volledig, geen tegenspraken of hiaten

gebruikt gezaghebbende bronnen om argumenten toe te lichten
Specifiek bij mondeling communiceren:

lichaamstaal is in overeenstemming met wat er gezegd wordt

toont persoonlijke betrokkenheid bij zijn verhaal

gaat in op bezwaren, reageert niet defensief, vraagt naar argumenten
en weerlegt deze

aarzelt niet bij het geven van antwoorden
Specifiek bij schriftelijk communiceren:

stijl van schrijven is in overeenstemming met de inhoud
Relatie met andere competenties
Communiceren is een belangrijke competentie die nauw samenhangt met een aantal andere
competenties, zoals vakkundigheid, samenwerken en klantgerichtheid. Matig scoren op één
van deze competenties kan veroorzaakt worden door een gebrekkig communicatief
vermogen.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
50/58
Ontwikkeling
Communiceren gebeurt in uiteenlopende beroepssituaties: presenteren, tweegesprekken
(functionerings- of beoordelingsgesprek, slecht-nieuwsgesprek, sollicitatiegesprek,
adviesgesprek, verkoopgesprek), vergaderen, rapporteren e.d. Pas als in meerdere
verschillende situaties sprake is van toegankelijk, sensitief en overtuigend optreden,
beschikt de student over communicatief vermogen op hbo-niveau. Daarbij kan sprake zijn
van meer of minder complexe omstandigheden: een presentatie voor een groep
studiegenoten houden waarbij sprake is van een ruime voorbereidingstijd is minder complex
dan een presentatie voor een groot, onbekend publiek waar veel weerstand te verwachten
valt. Complexe omstandigheden hebben te maken met: onverwachte gebeurtenissen,
weerstanden, conflicten, belangentegenstellingen e.d.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
51/58
Competentie 7: Samenwerken
Omschrijving: levert in een team een eigen bijdrage aan gemeenschappelijke resultaten, is
gericht op positieve werkrelaties, ondersteunt teamleden.
Indicator
(gedrags)criteria
Taakgericht







Teamgericht








Leiderschap






levert een actieve bijdrage aan structurering van het werk
(doet voorstellen en/of maakt afspraken over doelen,
resultaten, werkwijze, deadlines e.d.)
heeft goed overzicht wie wat wanneer moet doen
komt goed voorbereid naar bijeenkomsten
komt afspraken na
evalueert eigen bijdrage kritisch, vraagt hoe het beter kan
evalueert bijdragen van anderen kritisch, stelt vragen, geeft
opbouwende kritiek
doet uit zichzelf pogingen een probleem op te lossen (blijft
niet steken in klachten of bezwaren, verschuilt zich niet achter
anderen)
draagt bij aan een goede sfeer; maakt gemakkelijk contact,
houdt rekening met gangbare normen, is tactvol, toont
belangstelling, laat waardering over aanpak en resultaten
blijken
betrekt (stillere) teamleden bij discussie en besluitvorming,
vraagt naar hun mening
ondersteunt teamleden, biedt gevraagd en ongevraagd hulp
staat open voor suggesties en kritiek van anderen, laat
merken deze serieus te nemen
spreekt teamleden op constructieve wijze aan op het niet
nakomen van afspraken en ander ongewenst gedrag
stelt conflicten aan de orde op een open en oplossingsgerichte
wijze
kan tegenstellingen overbruggen door te wijzen op
gemeenschappelijke doelen
respecteert verschillen in inbreng, maakt daar gebruik van,
laat een ieder tot zijn recht komen
neemt leiding in de aansturing van het werk
past stijl van leiding geven aan aan de situatie
delegeert taken
analyseert het functioneren van het team, doet voorstellen het
functioneren te verbeteren
leidt vergaderingen op effectieve en efficiënte wijze
stimuleert en motiveert teamleden bij de uitoefening van hun
taak
Relatie met andere competenties
Samenwerken wordt bevorderd door een goede communicatie en door ondernemend
gedrag.
Ontwikkeling
Een goede prestatie betekent niet automatisch dat er goed is samengewerkt. Evenals een
goede sfeer niet betekent dat sprake is van een optimale samenwerking. Een student kan
goed samenwerken als hij ook in complexe omstandigheden (conflicten, tegenslag
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
52/58
onduidelijkheden m.b.t. opdracht en resultaat, botsende persoonlijkheden, grote verschillen
in kwaliteiten en aanpak tussen teamleden onderling e.d.) gezamenlijk tot een bevredigend
resultaat kan komen. Leiderschap speelt met name in de complexere situaties een grote rol.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
53/58
Competentie 8: Klantgerichtheid
Omschrijving: richt het werk in naar de behoefte van de (inter)nationale klant, zet zich in
om aan wensen en verwachtingen van klanten te voldoen
Indicator
(gedrags)criteria
Klant- en
servicegericht





Relatiegericht




neemt wensen van klanten als uitgangspunt van activiteiten,
denkt activiteiten door op consequenties daarvan voor klanten
reageert tijdig op verzoeken of vragen van klanten en collega’s
checkt of aan verwachtingen is voldaan
maakt duidelijk afspraken met klanten en houdt zich daar aan
reageert direct en oplossingsgericht op klachten, schuift
klachten niet af
vraagt door op wensen van klanten en collega’s
maakt gemakkelijk contact met klanten; stelt hen op hun
gemak, laat een positieve eerste indruk achter
is tactvol en diplomatiek
praat met respect over klanten, collega’s, de organisatie
Relatie met andere competenties
Klantgerichtheid hangt nauw samen met goed kunnen communiceren en een ondernemende
instelling.
Ontwikkeling
Klantgerichtheid is alleen te ontwikkelen in situaties waar sprake is van klanten. Vandaar
dat deze competentie met name op een werkplek wordt ontwikkeld. Een student is
klantgericht als hij in meerdere, verschillende situaties kan laten zien klantgericht te
handelen: hij doet dit zelfstandig, frequent en ook in meer complexe situaties. Voorbeelden
van complexe omstandigheden zijn: een klant die niet scherp heeft wat hij wil, een klant
met een klacht (al dan niet terecht, of betrekking hebbend op zaken waarvoor de student
zelf niet direct verantwoordelijk is), klanten met verschillende (conflicterende) wensen, of
een discrepantie tussen de behoefte van klanten en de mogelijkheden van de organisatie.
Ook als de organisatie meer gericht is op de korte termijn dan op de lange termijn en als
sprake is van werken onder grote tijdsdruk is klantgerichtheid niet altijd makkelijk.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
54/58
Competentie 9: Interculturele sensitiviteit
Omschrijving: is zich bewust van de eigen en andere culturen. Weet adequaat te handelen
en te communiceren binnen een andere cultuur.
Indicator
(gedrags)criteria
Inlevingsvermogen 




Internationale
samenwerking





toont tijdens het werken met cliënten en collega’s uit andere
landen of culturen interesse in hun culturele achtergrond
evalueert het eigen gedrag op effectiviteit in relatie tot andere
culturen
brengt overeenkomsten en verschillen tussen persoonlijke
waarden, normen en gedragingen en de eigen cultuur en en
die van anderen adequaat in kaart
signaleert cultureel gevoelige punten en past gedrag hierop
aan
past cultuurtheoritische modellen toe op internationale
organisaties
maakt gemakkelijk contact met personen uit andere culturen
zet zijn (internationale) netwerk in en onderhoudt dit netwerk
past zich snel aan aan het werkklimaat van andere
(sub)culturen
toont respect bij werken in en met andere culturen
verbindt vanuit een leiderschapsrol mensen vanuit
verschillende culturen en/of landen tot een resultaatgericht
team
Relatie met andere competenties
Interculturele sensitiviteit hangt nauw samen met goed kunnen communiceren en
samenwerken. Communicatie en samenwerking zijn nodig om tot het juiste resultaat te
komen.
Ontwikkeling
Interculturele sensitiviteit is alleen te ontwikkelen in situaties waarin sprake is van het
werken in en met andere culturen. Deze competentie wordt dus met name in internationale
situaties (internationaal semester, internationale uitwissling, etc) ontwikkeld. Een student is
intercultureel sensitief als hij in meerdere, verschillende situaties kan laten zien
intercultureel sensitief te handelen, ofwel zijn gedrag aan te passen aan de situatie: hij doet
dit zelfstandig, frequent en ook in meer complexe situaties.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
55/58
Competentiedomein IV: Ontwikkelingsgerichtheid
Competentie 10: Ontwikkelingsgerichtheid
Omschrijving: in staat en gemotiveerd om van elke situatie te leren, onderneemt actie na
ervaringen en feedback. Is gericht op professionalisering van zichzelf en als
beroepsbeoefenaar.
Indicator
(gedrags)criteria
Reflecterend
vermogen



Zelfsturend
vermogen



staat open voor andere visies en methoden, kan eigen
opvattingen loslaten
vraagt feedback over eigen aanpak en resultaten
brengt sterke en zwakke kanten van het eigen functioneren in
kaart, beschikt over zelfkennis
formuleert op basis van reflectie ontwikkeldoelen en
leerbehoeften
past gedrag zonodig aan op basis van feedback en inzichten
Handelt autonoom in de eigen studieloopbaan
Relatie met andere competenties
Ontwikkeling van competenties is pas mogelijk als er sprake is van
ontwikkelingsgerichtheid. In die zin vormt deze laatste competentie de basis voor alle
andere.
Ontwikkeling
Een student beschikt over ontwikkelingsgerichtheid als hij niet alleen in staat blijkt op alle
voorgaande competenties vooruitgang te boeken aan de hand van systematische reflectie
en ontwikkelacties, maar als hij tevens kan aangeven onder welke omstandigheden
leren/ontwikkelen bij hem bevorderd wordt. Een student is vooral ontwikkelingsgericht als
hij dit zelfstandig doet, d.w.z. als hij uit zichzelf het initiatief neemt zijn gedrag bij anderen
te evalueren. Complexe situaties in deze zijn situaties waarin sprake is van stevige kritiek,
of van beoordelingen waarmee hij het niet eens is, of waar geen cultuur heerst van elkaar
(opbouwende) feedback geven.
Afstudeerhandleiding COvt 2016-2017 sem. 1
56/58