downloaden - Loket | Onroerend Erfgoed

Download Report

Transcript downloaden - Loket | Onroerend Erfgoed

2016K2
2016
ADEDE Archeologisch Rapport 88
ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 88
Archeologienota Koning
Leopoldlaan 37 te Lommel
(Limburg).
Programma van Maatregelen.
CLAEYS SIMON
2016K2
2016
Colofon
Uitgever
ADEDE bvba
Jaar van uitgave
2016
Plaats van uitgave
Gent
Redactie
Bart De Smaele, Hadewijch Pieters, Simon Claeys
ISSN
2033-6810
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt
door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ADEDE bvba.
ADEDE Archeologisch Rapport 88
2016K2
2016
ADEDE Archeologisch Rapport 88
1 Gemotiveerd advies
Tijdens het uitvoeren van een bureauonderzoek (projectcode: 2016K2) in het kader van het opstellen
van een archeologienota, nodig voor het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor de
uitbreiding en heraanleg van een deel van de parking van een bestaand Colruyt winkelcomplex langs
de Koning Leopoldlaan te Lommel, werd door ADEDE bvba vastgesteld dat voldoende informatie
voorhanden is en het noodzakelijke onderzoek werd uitgevoerd om een inschatting te maken van de
archeologische verwachting van het onderzoeksgebied en de te volgen strategie voor de bescherming
van het bodemarchief.
Het historische kaartmateriaal, beschikbaar vanaf de vroege 18de eeuw, geeft aan dat het hier een
gebied betreft met een lage densiteit aan bebouwing in het verleden. De gronden lijken in gebruik te
zijn als landbouw- en/of weidegronden. Er is dus nagenoeg geen verwachting op het aantreffen van
sporen van menselijke aanwezigheid op dit terrein vanaf deze periode. De historische en
archeologische bronnen die werden geraadpleegd suggereren dat ook voor sporen uit de Romeinse
tijd, de ijzertijd en de late middeleeuwen hier hetzelfde geldt.
De bodemopbouw van de nabije omgeving van het onderzoeksgebied sluit tevens uit dat er hier een
verwachting is tot het aantreffen van bewaard gebleven sporen uit de steentijden. De bronstijd en
Merovingische periode (vroege-middeleeuwen) blijken wel ruim vertegenwoordigd in de omgeving
van het onderzoeksgebied. Er bestaat hier dus een reële kans dat ook ter hoogte van het
onderzoeksgebied in deze periodes antropogene activiteiten plaatsvonden die hun sporen nagelaten
kunnen hebben. Maar de bodemopbouw van de omgeving van het projectgebied, in kaart gebracht in
de databank ondergrond Vlaanderen (DOV), suggereert echter dat ter hoogte van het
onderzoeksgebied waarschijnlijk aan zandwinning gedaan is en dat de bodemopbouw vandaag de dag
voornamelijk bestaat uit aangevoerd zand met een zeer grove, grindachtige structuur. Archeologische
sporen zullen in dergelijke bodem dus niet bewaard gebleven zijn. Hier zijn echter geen sluitende
bewijzen voor en bijgevolg dient de bodem behandelt te worden als mogelijks onverstoord.
De geplande ingrepen, die mogelijk onverstoorde ondergrond aansnijden, in de bodem ter hoogte van
het onderzoeksgebied zijn echter van geringe omvang (10% van de totale oppervlakte van het
onderzoeksgebied). Indien nog steeds archeologisch interessante en onverstoorde horizonten
aanwezig zijn binnen de contouren van het onderzoeksgebied zullen deze echter weinig bijdragen aan
de kennisvermeerdering voor de bronstijd en vroege-middeleeuwen (Merovingische periode) van de
streek.
Om de graad van verstoring van de ondergrond en de mogelijke aanwezigheid van goed bewaarde
archeologische sporen na te gaan zijn verschillende mogelijkheden (zie §3.5 Besluit gespecialiseerd
2016K2
2016
ADEDE Archeologisch Rapport 88
publiek in het Verslag van Resultaten). De investering die een dergelijk vervolg- en/of vooronderzoek
met zich meebrengt is echter niet te verantwoorden ten opzichte van het lage potentieel op
kennisvermeerdering hier. Bijgevolg wordt door ADEDE bvba dan ook geen verder onderzoek
geadviseerd.
2 Programma van maatregelen
Binnen het verslag van resultaten en in bovenstaand gemotiveerd advies werd aangetoond dat het
potentieel op waardevolle kenniswinst ontbreekt bij de uitvoer van verder archeologisch voor-en/of
vervolg onderzoek. Volgens artikel 5.2. van de Code van Goede Praktijk is verder (voor)onderzoek dan
ook niet aangewezen. Verdere maatregelen inzake archeologisch onderzoek worden dan ook –
conform de Code van Goede Praktijk – niet voorgesteld. Een programma van maatregelen is bijgevolg
niet van toepassing.
Dit advies ontslaat de opdrachtgever, noch de aannemer van de geplande werken, niet van zijn
verplichting om tijdens het uitvoeren van de geplande werken steeds rekening te houden met de
wettelijke archeologische meldingsplicht. Eventuele toevalsvondsten dienen steeds gemeld te worden
aan het agentschap Onroerend Erfgoed.