van de voorzitter - Historische Vereniging Prins Alexander

Download Report

Transcript van de voorzitter - Historische Vereniging Prins Alexander

DECEMBER 2016 - NUMMER 30
INHOUD
1. Van de voorzitter
2. Herinneringen aan de Immanuelkerk
4. Straatnamen in de Prins Alexanderpolder: de Jan Beyerinckstraat
5. Bijzondere wegen in Prins Alexander:
de Kralingseweg
7. Speeltuin in Het Lage Land
9. Terugblik op deelgemeente Prins
Alexander
10. Kralingseveer, ooit centrum van
zalmvisserij
12. Colofon
AGENDA
- 19 januari
Lezing over Vrouwen en de Wederopbouw
door Dik Vuik, georganiseerd door Anders
Ouder Worden van Pluspunt en de historische commissie ‘De Ommoordse Polder’.
Aanvang: 13.30 uur
Locatie: Huis van de Wijk Gerard
Goosenflat, Thomas Mannplaats 150
- 19 januari
Presentatie van het boek ‘Rotterdam
Zevenkamp 35 jaar. De pioniers, de doeners
en de talenten’.
Aanvang: 16.00 uur
Locatie: Recreatiecentrum Zevenkampse
Ring, Zevenkampse Ring 301
- tot mei 2017
Expositie ‘IJspret aan de IJssel’ over alle
aspecten van ouderwetse winters.
Iedere zaterdag van 13.00 tot 16.00 uur
Locatie: Beijerinck gemaal, Bermweg 13,
Capelle aan den IJssel.
HVPA
De Historische Vereniging Prins Alexander
doet onderzoek naar de geschiedenis van
de Prins Alexanderpolder, zijn bewoners
en bedrijvigheid.
E-mail: [email protected]
Website: www.hvpa.nl
Facebook: @HVPrinsAlexander
Twitter: @HistVerPA
Foto van Henk Bast op de muur van het tunneltje.
VAN DE VOORZITTER
In de tunnelonderdoorgang bij NS
Station Alexander hangen inmiddels
een aantal historische foto’s van het
station en van de polder. Een prachtig
initiatief van stichting Hart voor Prins
Alexander. De begeleidende tekst verwijst naar het feit dat de treinreiziger,
komend vanuit Utrecht CS naar
Rotterdam Alexander, ruim zes meter
afdaalt. Die opmerking past wonderwel
bij de recente serie van EO en VRT
‘Als de dijken breken’. Het lijkt alsof
deze kijkcijferhit Nederlanders massaal
doordrongen heeft van het gegeven dat
we in ons land voor een belangrijk deel
onder de zeespiegel leven en dat het
van groot belang is om sterke dijken te
hebben. Maar hoe realistisch is de serie? De serie is uiteraard niet gebaseerd
op diepgaand wetenschappelijk onderzoek, maar de makers baseerden zich
op informatie van Rijkswaterstaat, wateradviesbureau Deltares, de TU Delft
en het Rode Kruis. Wetenschappers
melden desgevraagd dat het met één
enkele doorbraak van de duinen bij
Katwijk eigenlijk niet goed mogelijk is
dat de gehele Randstad, het gebied van
Dijkring 14, onder water komt te staan.
Ook constateren zij dat het realistischer
was geweest als gekozen was voor
meerdere dijkdoorbraken langs onze
rivieren. En in het algemeen over de
waterveiligheid: Nederland is veilig,
maar absolute veiligheid bestaat niet en
het is uiterst onrealistisch om te denken
dat de Nederlandse Delta nooit meer
getroffen zal worden door een grote
overstroming.
Hoe dan ook, uw in Ommoord wonende
voorzitter heeft toch maar even de site
www.overstroomik.nl geraadpleegd,
een site van de Rijksoverheid, die op
postcode een overzicht geeft van het
risico van overstroming en de gevolgen.
De kans dat Ommoord geconfronteerd
wordt met een overstroming, is minder
dan 1%. Maar als het gebeurt, stijgt het
water snel tot vier meter en er is geen
water, elektriciteit, gas, toilet en internet meer. Ook niet echt bemoedigend is
de opmerking: ‘in jouw regio kan bijna
niemand op tijd het gebied verlaten…’
Dat wordt dus toch een rubberbootje
op zolder achter de hand houden.
Overigens, Het Lage Land heet niet
voor niets Het Lage Land: daar kunnen
bewoners rekenen op een overstroming
tot maximaal 5½ meter.
De televisieserie ‘Als de dijken breken’
houdt ons dus een spiegel voor. Het
idee dat evacuatie lastig, zo niet
onmogelijk zal zijn, gecombineerd met
het feit dat we allemaal (of in ieder
geval alle Nederlanders die beneden
NAP leven) ooit, vroeg of laat, slecht
geëquipeerde vluchtelingen kunnen
worden die wanhopig op zoek moeten
naar een nieuw bestaan, stemt buitengewoon tot nadenken.
Voor nu wens ik alle leden en belangstellenden van de HVPA een veilig en
vooral ook prettig 2017 toe!
Onno de Wit
HERINNERINGEN AAN DE IMMANUELKERK
Begin 2016 werd de Immanuelkerk in Het Lage Land buiten gebruik gesteld. Voor duizenden inwoners van Het Lage Land is
deze (van origine hervormde) kerk een plaats waar veel voetstappen en herinneringen liggen. Op verzoek van de redactie
van de HVPA nieuwsbrief blikt Rick de Wit terug op zijn verleden in en met de kerk.
Rick de Wit
Ons gezin kwam in 1968 in Het Lage
Land wonen, in de De Klerkstraat. Op
nog geen tweehonderd meter afstand
van de kerk. Nou ja, van de toekomstige kerk. In afwachting van de ‘stenen’
kerk werd op 13 september 1964 de
Immanuelkapel geopend. Een houten
noodkerk, die vijf jaar lang dienst zou
doen.
De jaarlijkse ‘bazar’ in de noodkerk
was een hoogtepunt. Met een rad van
avontuur en andere acties werd geld
ingezameld voor de bouw van de definitieve kerk. In 1969 opende de echte
kerk haar deuren. In een brochure uit
1989, verschenen ter gelegenheid van
het twintigjarig bestaan van de kerk,
legt architect Henk Hupkes nog eens
uit wat hij beoogde. ‘De ingang, via de
klokkentoren, accentueert de opgang
naar de - boven de onderbouw gelegen
- kerkruimte, die weer zijn bekroning
vindt in het triniteitsteken boven het
liturgisch centrum. Dit teken valt samen
met de sculptuur van de toren.’ De
kerk is sinds 2010 een gemeentelijk
monument.
Witte kerst
Voor gemeenteleden en alle overige
polderbewoners was de kerk vanaf het
eerste moment nadrukkelijk aanwezig:
via de klokken die uitslapen op
zondagmorgen tot een moeilijke opgave
maakten. Vaak kwamen mijn broer
Onno en ik in het begin niet in de kerk.
2
HVPA Nieuwsbrief 30| december 2016
Voor kinderen in de lagere schoolleeftijd was er in de naastgelegen Willem
Alexanderschool altijd zondagschool.
Je moest dan weliswaar ook op zondag
naar school, maar dat was prettiger dan
stilzitten in de kerk en in je kriebelende
’s zondagse kleren luisteren naar een
hele lange preek.
Speciale herinneringen bewaar ik aan
bijzondere kerkdiensten. Bijvoorbeeld
de kerstnachtdienst, op kerstavond om
elf uur ’s avonds naar de kerk. Met
als hoogtepunt die avond ergens in de
jaren zeventig (was het 1976?) toen het
tijdens de dienst was gaan sneeuwen en
we om tien over twaalf een witte kerst
inliepen.
Kerkenwerk
Ondertussen werd mijn vader in het
kerkenwerk gezogen. Hij werd lid van
de diaconie, de liefdadigheidsdienst
van de kerk. Dit betekende af en toe
chaufferen, ouderen vóór de kerkdienst
halen en nadien weer naar huis brengen.
Of, enkele keren per jaar, een tocht
rijden, bijvoorbeeld door de bloeiende
Betuwe. Maar kerkenwerk betekende
vooral veel vergaderen. In de avond,
soms tot na middernacht, in een rokerig
zaaltje. Samenwerking verliep binnen
de kerk feitelijk net zoals daarbuiten:
vergaderdiscipline is een vak dat niet
iedereen beheerst, er werden machtsspelletjes gespeeld, er ontstonden
verhoudingen, huwelijken liepen op de
klippen. Televisiesoaps bestonden nog
niet, maar scripts waren voorhanden.
In huize De Wit was het daags na
zo’n vergadering altijd smullen aan de
ontbijttafel.
Tienerdiensten
Al snel werd geconstateerd dat de overgang van zondagsschool naar ‘volwassenen kerk’ te groot was, veel jongeren
haakten af. Een vervolg op de zondagschool werd al in 1967 opgericht, de
Tienerdienst, aanvankelijk Jeugdkerk
geheten. Juffrouw Käti van Bergen was
jarenlang de drijvende kracht achter
al het jeugdwerk in de Immanuelkerk.
Aan het einde van de jaren zeventig
en het begin van de jaren tachtig was
ik nauw betrokken bij de organisatie
van de Tienerdiensten. In één van
de benedenzaaltjes kwamen we op
zondagmorgen met 15 tot 25 jongeren
bijeen om te praten, zingen, luisteren
en bidden. Onder hen bijvoorbeeld Jils
Amesz en Wiert Sarolea die later predikant werden. Jils werkt(e) in Bolnes en
Zevenkamp. Ook anderen uit de groep
gingen theologie studeren, zoals Dick
Koelega. De Tienerdienstleiding uit de
eerste helft van de jaren tachtig is nog
steeds een hechte vriendengroep.
Maatschappelijk betrokken
Een, in mijn ogen, hoogtepunt in het
bestaan van de Immanuelkerk was de
viering van 12,5 jaar
Tienerdiensten in 1979. De werkgroep
Tienerdiensten organiseerde op
zaterdag 6 oktober 1979 de manifestatie
‘Wordt de kerk nog wakker?’, over
geloven, de kerk en de maatschappij in
de jaren tachtig. Het was een pleidooi
van maatschappelijk betrokken
christendom. Sprekers waren onder
meer Sienie Strikwerda en Herman
Wiersinga. De manifestatie werd
landelijk opgepikt - de NCRV maakte
opnamen - misschien wel meer dan
door de lokale kerkgemeenschap. Het
kerkbestuur zat overwegend met de
‘linkse’ toonzetting van de manifestatie
in ‘hun’ kerk in de maag. Enkele jaren
later staken zelfde discussies de kop op,
toen sprake was van opvang van uitgeprocedeerde illegalen in de kerk. Dit
leidde enkele jaren lang tot Nederlandse
les door vrijwilligers aan buitenlanders.
Ja, zo heette dat toen gewoon nog.
Rockband
Ondertussen was, door enkele
Tienerdienstleden, Idéfix opgericht.
Idéfix, genoemd naar het hondje uit
Asterix en Obelix, was een open
jongerensociëteit op zaterdagavond in
de grote benedenzaal van de kerk. Met
disco en live-bandjes. In de gereformeerde Verrijzeniskerk ontstond een
vergelijkbaar initiatief, Tarcus. De ene
week kon je naar de ene sociëteit, de
andere week naar de andere. Het ging
er, zeker aanvankelijk, gemoedelijk aan
toe, van drugs- of drankmisbruik was
geen sprake. Wel kwam op een avond
een groot deel van het pleisterwerk in
de grote benedenzaal naar beneden,
tijdens een optreden van de rockband
Indication. Een kwestie van iets teveel
decibels!
Er ontstonden twijfels of dit soort
activiteiten wel in de kerk thuishoorden. Dit werd versterkt toen bleek dat
het open karakter te veel ongenode
gasten aantrok. Inmiddels kent elke
Rotterdamse uitgangsgelegenheid minstens één ‘klerenkast’ voor de ingang.
Hoe overzichtelijk en onschuldig was
het uitgangsleven destijds.
Bepalende periode
Tienerdienst, Idéfix, soms was ik halve
weekenden in de kerk. Welke ouder
wenste dat niet? Achteraf heb ik me
gerealiseerd dat een groep jongeren,
weliswaar tegen wil en dank van sommigen, destijds ongelooflijk veel ruimte
kreeg in de Immanuelkerk. Letterlijk:
we kregen de sleutel en konden onze
gang gaan, en figuurlijk: er waren
heel veel activiteiten mogelijk. Voor
tientallen jongeren is het een bepalende
periode in hun leven geweest. Het is
vreemd te weten dat dat gebouw nu is
gesloten en naar verluid ook verkocht.
Tenslotte, over mijn allermooiste dag
in de Immanuelkerk heb ik u nog niet
verteld. Op 18 mei 1983 traden mijn
lief Marianne Minderhoud en ik er in
het huwelijk. Naast onze gasten en
belangstellenden was natuurlijk ook
het kosterduo Diana en Peter van Es
aanwezig. Zij zijn voor mij de constante factor in meer dan veertig jaar
Immanuelkerk.
HVPA Nieuwsbrief 30 | december 2016 3
STRAATNAMEN IN DE PRINS ALEXANDERPOLDER
DE JAN BEYERINCKSTRAAT
Frans Helleman zal in de komende nieuwsbrieven de straatnamen in ons gebied onder de loep nemen. Waar komen ze
vandaan? De tweede straatnaam die hij behandelt is de Jan Beyerinckstraat, een straat in de wijk Prinsenland. Wonderlijk
dat de straatnaam met een y is geschreven, de naam Jan Anne Beijerinck, wordt toch echt geschreven met een ij.
Frans Helleman
van de afwatering in de districten
Nijmegen en Maas en Waal en
daarna als opzichter bij werken in de
Tielerwaard. In 1825 werd hij benoemd
tot ‘aspirant-ingenieur’.
Vanaf maart 1826 was hij onder hoofdingenieur Jan Willem de Thomère belast met het ontwerpen en de uitvoering
van de Zuidplaspolder. Na in 1834 tot
‘ingenieur 2e klasse’ te zijn bevorderd
ontwierp hij samen met Frederik
Willem Conrad (1800-1870) de indijking en uitbreiding van Rotterdam.
Hoofdingenieur
Jan Anne Beijerinck.
Jan Anne Beijerinck was de
grote droogmaker van de Prins
Alexanderpolder. Hij werd geboren op
4 december 1800 in Lent en overleed
in Den Haag op 26 maart 1874. Hij
was waterbouwkundige en is vooral
bekend vanwege de droogmaking van
de Haarlemmermeer en een ontwerp
voor gedeeltelijke droogmaking van
de Zuiderzee, het zogenaamde Plan
Beijerinck.
Verbetering afwatering
Jan Anne Beijerinck was de zoon van
Willem Beijerinck, commissarisinspecteur bij Rijkswaterstaat, en Baukje
Maria Dibbetz. Hij werd opgeleid
door zijn vader en na diens vroegtijdig
overlijden door zijn broer Martinus
Gijsbertus Beijerinck.
In 1818 werd hij benoemd tot assistent
bij het onderzoek naar de verbetering
4
HVPA Nieuwsbrief 30| december 2016
Vanaf 1837 werkte Beijerinck aan de
droogmaking van de Haarlemmermeer.
Nog voor de voltooiing volgde hij
Abraham Caland op als hoofdingenieur
van Zeeland. In april 1858 werd hij
overgeplaatst naar Zuid-Holland, waar
hij onder meer de Schielandplassen
inpolderde. In 1847 was Beijerinck
één van de medeoprichters van het
Koninklijk Instituut van Ingenieurs.
In 1853 werd hij benoemd tot ridder
in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Beijerinck ligt begraven op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag.
de droogmaking van de moerassen in
de omgeving van New Orleans en de
aanleg van zeehavens in de voormalige
Deense hertogdommen Sleeswijk en
Holstein. Het laatste leverde hem een
benoeming tot ridder in de Orde van de
Dannebrog op.
Bronnen
- Wikipedia
- ‘De Prins Alexanderpolder en
Rotterdam. Van Veenmoeras tot
polderstad’
- ‘De Alexanderpolder drooggemalen’,
ir. K. van der Pols.
Suggesties voor straten?
Wilt u graag weten waar uw straatnaam
vandaan komt? Laat het ons weten en
stuur een email naar Frans Helleman:
[email protected]
Haarlemmermeer
Op 6 november 1837 werd Beijerinck
bij ministerieel besluit belast met de
droogmaking van de Haarlemmermeer,
zijn grootste werk. Voor deze droogmaking ontwierp hij onder meer de stoomgemalen De Cruquius, De Leeghwater
en De Lynden. Beijerinck zat in talloze
commissies die advies uitbrachten aan
de regering over de meest uiteenlopende waterbouwkundige problemen.
Ook uit het buitenland werd hem om
advies gevraagd, bijvoorbeeld voor
Gevelsteen op het Jan Anne Beijerinckgemaal in
Capelle aan den IJssel.
BIJZONDERE WEGEN IN PRINS ALEXANDER:
DE KRALINGSEWEG
Ooit lagen er vijftien veenplassen ten oosten van Rotterdam, veertien ervan werden tussen 1865 en 1874 drooggemalen,
de vijftiende was de Noordplas die niet werd drooggemaakt en bekend staat als de Kralingse Plas. Geen van deze vijftien
plassen lag ten tijde van de droogmaking op Rotterdams grondgebied, maar op dat van meerdere zelfstandige gemeenten:
Hillegersberg, Kralingen, Capelle aan den IJssel, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen. Bij de droogmaking verdwenen
oude polderstructuren en wegen rondom de veenplassen. Daarna moesten uiteraard nieuwe wegen worden aangelegd en
van een naam voorzien. Zo ontstonden onder andere de Ringvaartweg, de Kralingseweg en de Turfweg, allen gelegen op
Kralings grondgebied.
Wim Heistek
In 1895 werd de gemeente Kralingen
geannexeerd door Rotterdam en was het
noodzakelijk een aantal straatnamen te
wijzigen en in het Rotterdams stratenregister op te nemen. De krant van 29 mei
1895 maakte hiervan melding:
“In den Prins Alexanderpolder:
de weg die van het café Den Burg
oostwaarts den polder doorsnijdt heet
Kralingscheweg; de weg die van het
punt waar de Kralingscheweg van de
ringvaart afbuigt, langs de ringvaart
blijft loopen, heet Ringvaartweg. Het
kleine eindje weg dat de Oude Kerklaan
met den Kralingscheweg verbindt, heet
Turfweg en de weg die een eind oostelijker van den Kralingscheweg naar de
begraafplaats leidt: Kerkhofweg.”
Het in het artikel genoemde café
Den Burg stond op de hoek van de
Kortekade en de Kralingseweg.
De Kralingseweg lag en ligt dus op
het grondgebied van zowel de latere
deelgemeente Kralingen als van deelgemeente Prins Alexander, maar de gehele
Kralingseweg ligt van begin tot eind in
de polder Prins Alexander. In het vervolg van dit artikel worden de grenzen
echter niet zo scherp getrokken.
Tuinbouw steeds belangrijker
Het was de bedoeling dat de nieuwe
polder gebruikt zou worden voor akkerbouw, wat inderdaad de eerste jaren
het geval was. Met uitzondering van
de Nessepolder en een deel van HoogOmmoorden, die als hooi- en weiland
werden gebruikt, was de gehele polder
akkerland. Zo rond 1890 was van dat
Midden: de tuinderij van de familie Overvoorde aan de Kralingseweg.
beeld weinig meer over, nog slechts
tien procent van het polderoppervlak
werd gebruikt als landbouwgrond,
de rest was grasland met hier en daar
tuinbouw.
In de snel groeiende stad Rotterdam
was steeds meer behoefte aan en waren
er steeds meer afzetmogelijkheden
voor veeteelt- en zuivelproducten en
tuinbouwgewassen in plaats van grove
akkerbouwproducten. Van belang hierbij waren ook de dichtbijgelegen tuinbouwveiling aan de Zwaanshalskade
en het abattoir in Crooswijk. Het
gebied van de Prins Alexanderpolder
zou in de twintigste eeuw dan ook een
welvarend tuinbouwgebied worden.
Op grote schaal werden komkommers,
kool, sla en tomaten gekweekt. Veel
van deze tuinderijen stonden langs de
Kralingseweg en ook langs de ’s-Gravenweg en Ringvaartweg ontwikkelden
zich florerende tuinbouwbedrijven.
Tot ongeveer 1930 hadden de tuinders
platglaskassen. Later waren er steeds
meer hoge kassen te zien, ook wel
warenhuizen genoemd. In eerste instantie aan de Kralingseweg met houten
frames, later aan de ’s-Gravenweg
met een betonnen raamwerk. Naast
tuinbouw was er bijvoorbeeld ook een
kwekerij van rozen waarheen men
in 1914 excursies kon maken. “De
leden van de afdeling Rotterdam der
Nederlandsche Reisvereeniging zullen
een bezoek brengen aan de rozenkweekerij van den heer J. C. Schilt aan den
Kralingscheweg, terwijl dan tevens een
bezoek zal worden gebracht aan het
Hoenderpark Kralingen van den heer
Frans Stevens”.
Een bijzondere foto
Op deze rond 1915 naar het oosten
genomen foto (volgende pagina) is
de Kralingseweg te zien op het punt
HVPA Nieuwsbrief 30 | december 2016 5
waar de Ringvaartweg afslaat. Op
de achtergrond is de Ceintuurbaan te
zien, de spoorlijn van het vroegere
station Rotterdam-Maas naar toen nog
Rotterdam Delftsche Poort., tegenwoordig Rotterdam Centraal Station. Op de
plaats van de Ceintuurbaan liggen nu de
Boszoom en de Kralingse Zoom. Links
is in 1928 het Kralingse Bos aangelegd,
rechts bevinden zich nu bungalows
in straten genaamd Onderlangs en
Bovenover. De plaats waar deze foto
ooit werd genomen is goed te zien
op het kaartje hieronder en wel op de
punt van de letters ‘in’ in het woord
Kralingsche.
Slik, modder en duisternis
De foto op deze bladzijde toont een verlaten landschap, wat aan de Kralingse
zijde nog wel enige jaren zo zou
blijven. Achter de spoorlijn was wel
bebouwing, onder andere de tuinderijen
waarover al eerder werd geschreven.
Geen bestrating, geen verlichting, de
bewoners waren verre van tevreden,
men was in alle staten, er kwamen zelfs
protestvergaderingen en in de krant van
28 januari 1918 verscheen een open
brief aan de gemeente: “Wij wonen in
den polder Prins Alexander en betalen
belasting aan dit bestuur voor onderhoud. Maar wij worden ook gezien als
ingezetenen van Rotterdam en weer
betalen wij belasting in denzelfden
maatstaf als alle andere ingezetenen.
Deze laatsten genieten daarvoor o.a.
aanleg en onderhoud van bestrating,
verlichting en schoon houden der straten, ’s-zomers besproeiing, weghalen
van vuil, enz., enz. Wij, stiefkinderen
daarentegen, tegen dubbele betaling onder de zorg van twee besturen staande,
genieten van deze voordelen letterlijk
niets. Ons laat men in slik, modder en
duisternis wegzinken. Onze straten zijn
onbegaanbaar.”
Of dit alles veel geholpen heeft?
Waarschijnlijk niet echt, in december
1926, dus maar liefst acht jaar later, zijn
er nog steeds klachten van bewoners
over bestrating en verlichting. In niet
mis te verstane bewoordingen nodigt
men de “heeren autoriteiten” uit om
een wandeling over de Kralingseweg
te maken want: “dan ben ik er van
overtuigd dat de heeren voldoend van
den toestand op de hoogte komen en
ik twijfel er niet aan of wij krijgen
direct een behoorlijke verlichting in
dit zoo lang duister gelaten hoekje van
Rotterdam.”
De stad rukt op
Door het bombardement op Rotterdam
van 14 mei 1940 waren maar liefst
25.000 woningen verwoest, waardoor
78.000 Rotterdammers dakloos werden.
Al snel na de oorlog ging de gemeente
Rotterdam er bovendien vanuit dat de
stadsbevolking flink zou toenemen.
Het was de tijd van de wederopbouw
en Rotterdam profiteerde daarvan in
6
HVPA Nieuwsbrief 30| december 2016
aanzienlijke mate, vooral dankzij de
gunstige economische en geografische
ligging. De eerste nieuwbouwwijken
verrezen aan de zuidkant van
Rotterdam, maar daar was na enige
jaren nauwelijks nog ruimte voor
verdere uitbreidingen. Na onder andere
Overschie en Schiebroek viel het oog
van de planologen en stedenbouwkundigen uiteindelijk op het gebied van de
Prins Alexanderpolder, men duidde dit
aan als de sprong naar Oost. De daar
nog landelijke wereld werd vanaf de
jaren vijftig het domein van stedelijke
plannenmakers die de polder transformeerden in een polderstad. Wel werden
de lintbebebouwing en verkaveling
langs de Kralingseweg als te behouden
elementen benoemd. Een aantal
tuinders moest wel werden uitgekocht,
wat de plannenmakerij vertraagde en
de grondexploitatiekosten verhoogde.
Maar uiteindelijk ontstond rondom de
Kralingseweg de wijk Prinsenland. Hoe
de woningbouw oprukte is duidelijk
te zien op de foto op bladzijde 7. De
tuinderij van Niek Overvoorde met op
de achtergrond rechts de Dosiobuurt en
links de Prinsessenflats.
Sport aan de Kralingseweg
Heel bijzonder was dat er aan de
Kralingseweg ruimte was voor het
beoefenen van meerdere takken van
sport. Een greep uit de mogelijkheden
toen en nu:
- In 1837 werd de Rotterdamse Manege
opgericht, die honderd jaar later zou
verhuizen naar de Kralingseweg, waar
ze nog steeds haar onderkomen heeft.
Een inmiddels in binnen- en buitenland
bekende locatie, want jaarlijks organiseert men daar het befaamde ConcoursHippique.
- Een schietvereniging, opgericht
in 1883, verkreeg op 12 mei 1886
banen aan de toenmalige Bermweg
in de polder Prins Alexander. In 1925
betrok men nieuwe banen aan de
Kralingseweg en hoewel de ligging
nauwelijks is gewijzigd, is de ingang
verplaatst naar de Lucie Vuylstekerweg.
De tuinders hadden in vroeger tijden
aan de Kralingseweg hun eigen schietvereniging met de merkwaardige naam
De Loerende Kat.
- Op 1 augustus 1923 werd aan de
Kralingseweg een wielerbaan met
tribunes geopend, maar het werd nooit
een groot succes. Een bericht van
januari 1928, dus nog geen vijf jaar na
de opening: ”Naar men van bevoegde
zijde mededeelt, is de wielerbaan aan
de Kralingscheweg te Rotterdam, die
al heel wat malen in andere handen
is overgegaan, gekocht door de firma
Lekkerkerker, aannemer van sloopwerken. Het ligt echter nog niet direct in de
bedoeling de wielerbaan te sluiten doch
wanneer niet spoedig huurders zich
aanmelden zal binnen afzienbaren tijd
de wielerbaan aan den Kralingscheweg
verdwijnen.”
- Tegenwoordig heeft de tennisvereniging Victoria aan de Kralingseweg
een bijzonder fraai complex, maar in
1928 werd daar ook al tennis gespeeld.
Een bericht uit dat jaar: “De tennisclub
Kralingen, die de beschikking krijgt
over het nieuwe banencomplex aan
den Kralingscheweg, waarvan de
officiële opening, gelijk wij al eerder
mededeelden, Zondagmiddag om 3 uur
plaats zal vinden zal morgen reeds een
tournooi op de nieuw aangelegde banen
beginnen, dat tot en met Zondag zal
duren.”
Naast deze voorbeelden van sport aan
de Kralingseweg zijn er meer sporten
te noemen, vroeger en nu. Vooral golf,
voetbal, hockey en een paar kleinere
takken van sport, het was en is allemaal
mogelijk aan de Kralingseweg.
DE SPEELTUIN IN HET LAGE LAND
Suzan van Putten
organiseerde allerlei festiviteiten.
Zelf was ik een jaar of zes toen
de speeltuinen – er waren er ooit
twee - officieel geopend werden in de
Alexanderpolder. De herinneringen zijn
vooral levend gebleven omdat mijn
moeder dit feest heeft vastgelegd met
de filmcamera (zie bij ‘hypermiliaan’
op youtube.nl). Mijn ouders waren zeer
nauw betrokken bij de speeltuin: mijn
vader was voorzitter en mijn moeder
deed de redactie van het clubblad en
Speeltuinopa
De opening van de eerste speeltuin
aan de Hanrathstraat was een groot
feest. Nationale-Nederlanden had de
speeltoestellen geschonken en een paar
afgevaardigden van dit bedrijf lieten
zich vrolijk van de baan glijden, evenals de net aangestelde speeltuinopa. Ter
gelegenheid van de opening had mijn
moeder een mozaïek gemaakt dat jarenlang onder het klimrek heeft gelegen.
De afbeelding had ze overgenomen
van een slabbetje van een van ons. Van
copyright had nog niemand gehoord.
Na dit feestelijke startschot was er van
alles te beleven in de speeltuin, zoals
spelletjesmiddagen, knutseluurtjes,
voetbalwedstrijden, gekostumeerde
feestjes en lampionoptochten. Je kon
het zo gek niet opnoemen of het werd
georganiseerd.
Indianenkreten
Voor het indianenfeest, ter ere van de
HVPA Nieuwsbrief 30 | december 2016 7
opening van de tweede speeltuin aan de
Palladiostraat, verzorgden mijn ouders
de muziek door indianenkreten op te
nemen met een bandrecorder. We vonden het allemaal erg indiaans klinken!
Mijn moeder naaide een indianenjurk
voor ons en helemaal in stijl reden we
naar de speeltuin. Mijn moeder hield
niet van autorijden. Ik zie haar nog
gespannen achter het stuur zitten, alleen
nu met een pruik van zwarte vlechten
en een veer erop.
Tot mijn grote vreugde werd er ook een
barbiemodeshow georganiseerd waarbij
de opgetutte barbies bij ons thuis
werden afgeleverd. Om de modellen tot
hun recht te laten komen, schilderden
wij op rollen karton een achtergrond
van grachtenpandjes en bloemen.
Ademloos zat ik alle inzendingen te
bekijken.
Bij spelletjes hoorden natuurlijk
prijzen. Eens per jaar gingen mijn
ouders naar Baarle-Nassau waar je
goedkoop speelgoed kon inkopen.
Met een volgeladen auto kwamen ze
terug en natuurlijk hoopten we dat er
iets voor ons bij was. Over speelgoed
gesproken; ooit won mijn vader met het
Rad van Avontuur een prachtige pop.
Als voorzitter stelde hij de prijs weer
ter beschikking. De pop ging aan mijn
neus voorbij en dat was even slikken.
Spartaans
Aangezien mijn ouders veel met de
speeltuin bezig waren, deden wij met
van alles en nog wat mee. Het minst
leuke vond ik de zwemlessen op vrijdagmorgen. Om 6 uur moesten we uit
bed om met de bus naar het zwembad te
gaan. Als ik een bus van de Snelle Vliet
De foto’s komen uit het fotoalbum van de familie Van Putten.
8
HVPA Nieuwsbrief 30| december 2016
zie, moet ik altijd terugdenken aan een
bus vol stille kinderen die tegen heug
en meug zo vroeg het water in moesten.
We hebben er ongetwijfeld goed door
leren zwemmen, maar een uurtje later
was ook goed geweest. Het was een
Spartaans kantje van de speeltuin die
een grote bijdrage heeft geleverd aan de
levendigheid van de polder.
TERUGBLIK OP DEELGEMEENTE PRINS ALEXANDER
Op dinsdag 8 november organiseerde de HVPA een debatavond over het in 2014 opgeheven deelgemeentebestel. Vier
gasten spraken zich uit over de betekenis van de deelgemeente, zowel over Prins Alexander als in bredere zin, en dachten
hardop na over de toekomst van de gebiedscommissies.
Dik Vuik
De gemeente Rotterdam sprak al
in 1947 de wens uit wijkraden in te
stellen, die zouden gaan adviseren over
belangrijke zaken binnen de betreffende
wijken. Gaandeweg werden meer
wijkraden ingesteld en uiteindelijk
mondde deze ontwikkeling uit tot een
bestel met deelgemeenten, die een
meer dan adviserende rol kregen en
eigen budgetten konden verdelen over
belangrijke beleidsterreinen.
Prins Alexander werd in 1975 een
deelgemeente, met Mia van Yperen als
eerste voorzitter. (1) In 2014, 39 jaar
later, werden alle deelgemeenten in
de gemeente Rotterdam opgeheven en
vervangen door gebiedscommissies.
Participatie bewoners
Vier gastsprekers blikten tijdens de
discussieavond terug op de waarde van
de deelgemeenten en de veranderingen
met het aantreden van de gebiedscommissies. Willy Hilverda en Dik
Vuik interviewden beurtelings de vier
sprekers.
Peter Pieterse was sinds 1987
actief namens de PvdA en hield zich
vooral bezig met de buitenruimte en
bouwkundige ontwikkelingen in Prins
Alexander. Frans van der Hilst was jarenlang voorzitter van de deelgemeente.
Dirk-Jan van Lottum kon eveneens de
vergelijking tussen beide bestuursmodellen aan en Sjef van de Poel maakte
de deelgemeenten van nabij mee en
schrijft nu voor de gemeente Rotterdam
een boek over het deelgemeentebestel.
De vier sprekers hadden een gevarieerde blik op het bestel, met uiteindelijk
als eensgezind standpunt dat toen en
nu de participatie van bewoners een
belangrijk ijkpunt is. Die participatie
De vlag van deelgemeente Prins Alexander.
is bij de decentrale bestuursvormen,
van wijkraden naar deelgemeenten en
nu de gebiedscommissies, gaandeweg
gegroeid. Bij de gebiedscommissies
– die niet langer zelf bestuurlijke beslissingen nemen maar een adviserende en
ondersteunende rol hebben gekregen –
is bewonersparticipatie zelfs elementair
geworden.
Discussie zonder eind
Het verschil in de gebieden binnen
Rotterdam is door de jaren heen groot
geweest, zo is Prins Alexander met haar
circa 100.000 inwoners bijna een middelgrote stad qua omvang terwijl andere
gebieden in Rotterdam veel kleiner zijn.
In de discussie werd onder meer de vergelijking gemaakt met Amsterdam, dat
veel minder deelgebieden heeft. Zou
Rotterdam ook die kant opgaan na de
momenteel gevoerde evaluatie van de
eerste jaren van de gebiedscommissies?
Het antwoord daarop kon of wilde nog
niemand geven, maar duidelijk is wel
dat er medio april 2017 een rapport
verschijnt met aanbevelingen voor de
gebiedscommissies. Een jaar later al
vinden de volgende gemeenteraadsverkiezingen plaats. Het is voorlopig
de vraag of dan weer mede voor de
huidige gebiedscommissies kan worden
gekozen of dat er wederom een nieuwe
indeling op de bestuurlijke kaart van de
stad komt te staan.
Duidelijk werd dat de discussie over
de decentrale vertegenwoordiging in
Rotterdam nog allerminst is voltooid.
Na april wordt duidelijk hoe de
gemeenteraadsverkiezingen er in maart
2018 gaan uitzien. Wellicht is het tegen
die tijd actueel om nogmaals een avond
over het thema te organiseren.
(1) Mia van Yperen volgde Theo
Fransman op die na twee maanden zijn
functie als voorzitter van deelgemeente
Prins Alexander neerlegde.
HVPA Nieuwsbrief 30 | december 2016 9
KRALINGSEVE ER, OOIT CENTRUM VAN ZALMVISSERI J
Met een veer, dat al werd genoemd in 1333, kon de oversteek worden gemaakt van Kralingen naar IJsselmonde. Bij dit
Kralings Veer, later Kralingseveer genoemd, ontstond een dijkdorp met een herberg, een paardenstalling en er woonden
enkele vissers. In 1668 kocht Rotterdam de ambachtsheerlijkheid Kralingen met daarbij tevens het Kralings Veer. Het
werd een niet al te gelukkig samengaan, er waren veel conflicten, maar het zou nog duren tot 1795 voordat de lang
verwachte omwenteling kwam. De bewoners van Kralingen werden “verlost van de tyrannen en onderdrukkers.” In
dat jaar ontstond de Bataafsche Republiek, die het grootste deel van het huidige Nederland omvatte. De leden van de
nieuwe regering in Den Haag bepaalden dat elke gemeente een eigen bestuur mocht kiezen en Kralingen werd weer een
zelfstandige gemeente, los van Rotterdam.
de vis gekoeld bewaard kon worden,
terwijl logistiek gezien Kralingseveer
een prima ligging had. Nogmaals een
krantenbericht: “Voor zalm is de afslag
of markt aan het Kralingsche Veer veruit de aanzienlijkste. Daarheen wordt
de meeste visch ter verkoop gebracht.
Daar vindt men goed ingerichte ijskelders, in de nabijheid van spoorwegen
en het passeren van stoomboten geeft
uitmuntende gelegenheid tot spoedig
vervoer.”
Wim Heistek
Door de eeuwen heen werd in de
Nederlandse rivieren al op zalm gevist,
de eerste geschreven mededelingen
over vissen op zalm in de wateren
in onze omgeving dateren uit de
zeventiende eeuw. Eén van de eerste
berichten die in verband kan worden
gebracht met de zalmvisserij in en nabij
Kralingseveer is uit 1800 en was te
lezen in de Besluiten der Eerste Kamer
van het Vertegenwoordigend Lichaam
des Bataafschen Volks. Een hele
mond vol, maar de betekenis van ‘het
Bataafsche Volk’ staat al in de inleiding.
Een drietal zalmrokers schreef een
verzoekschrift aan die eerste Kamer:
“ [...] Zalmrookers aan het Kralingsche
Veer te Rotterdam in het voormalig
Gewest Holland om geavanceerde redenen verzoeken permissie om ongeraffineerd zout, zonder betaling van Impost,
tot het inzouten van versche zalm te
mogen gebruiken op zodanigen voet als
zulks aan anderen is geaccordeerd”.
Grootste zalmafslag
In de tweede helft van de negentiende
eeuw zou de zalmvisserij tot grote
hoogten worden opgevoerd. Het
visserijbedrijf Maatschappij De Merode
pachtte in 1856 de visrechten op de
Maas van de familie Van Brienen. De
zalmvisserij werd nu professioneel aangepakt. In 1863 kocht Adriaan Dekkers
aan de Hooge Zeedijk een logement
annex uitspanning. Tegenover het
café bevonden zich een koepel en een
erf. Op dat buitendijks terrein begon
Dekkers in 1875 met het bouwen van
10 HVPA Nieuwsbrief 30| december 2016
Terugloop vangst
De zalmafslag.
een overdekte markt voor de afslag en
verkoop van zalm en enkele andere vissoorten. Deze markt zou uitgroeien tot
de grootste zalmafslag van Nederland.
Kralingseveer werd het centrum van
de Nederlandse zalmhandel en genoot
zelfs wereldfaam op het gebied van de
zalm.
IJskelders
De zalmvissers hadden in Kralingseveer
hun eigen haventje, naast het veer
naar IJsselmonde. In 1870 werden
de visrechten overgenomen door het
bedrijf De Goede Verwachting en de
vangstcijfers bleven stijgen. In 1870
waren het 20.000 stuks, in 1875 was
het aantal gestegen tot 75.000 en in
1885 tot maar liefst 100.000 stuks.
Heel bijzonder voor die tijd was dat
Het aantal van 1885 zou niet meer
overtroffen worden. Door verschillende
oorzaken zou na 1890 de zalmvangst
zelfs zienderogen teruglopen. In de negentiende eeuw was de industrialisatie
flink toegenomen en dat had gevolgen
voor de kwaliteit van het rivierwater.
Ook was er sprake van overbevissing
en werd een verdrag met Duitsland en
Zwitserland gesloten dat de vangsten op
de Nederlandse rivieren beperkte. Wel
waren er enige belanghebbenden, allen
uit Kralingseveer, die kritiek hadden op
dat verdrag en een petitie zonden aan
de Tweede Kamer:
“Adressanten achten den tijd al zeer
slecht gekozen, om Nederland wat
zijn zalmvisscherijen aangaat, aan een
tractaat te binden. Evenmin als vroeger,
meenen zij, bestaan thans daarvoor gegronde redenen.” Ze bespraken verder
enige artikelen van de overeenkomst
en brachten verschillende bezwaren te
berde, door uitvoerige bewijsgronden
gestaafd.
De zalmvisserij zou zelfs zo ver
teruglopen dat in Kralingseveer rond
hoe aardig dat ook mag zijn.”
De Heer Vinjé, sinds 1952 eigenaar
van het Zalmhuis, mijmerde in 1964,
niet lang voordat het pand zou worden
gesloopt, in een interview met als kop
‘Nog steeds kan men zalm eten aan,
maar niet uit de rivier’: “Soms denk
ik wel eens, zou je zo’n Zalmhuis niet
kunnen verplaatsen? Het is toch een
mooie traditie, dit Zalmhuis. En als ik
een nieuw Zalmhuis zou moeten beginnen, dan moet het in Kralingseveer
blijven. Een Zalmhuis hoort bij
Kralingseveer”.
Broodje zalm
Het Zalmhuis.
1900 de werkgelegenheid in deze sector
terugliep. In dat jaar werden weliswaar
nog 30.000 zalmen gevangen, maar
het aantal zou snel verder dalen. Door
kunstmatige cultuur trachtte men de
zalmstand op peil te houden, maar
tevergeefs. In 1927 was het aantal nog
maar 500 stuks per jaar. Met de zalm
verdwenen ook de afslag en rokerijen.
Nog vele decennia later keek men met
weemoed terug op deze bijzondere activiteit. Een bericht uit 1962: “Vroeger
werd daar in het nog niet vervuilde water veel zalm gevangen. Kralingseveer
leefde van deze mooie vis. De plaats
was daardoor tot ver over onze grenzen
bekend. Met de zalmvisserij is het op
onze rivieren afgelopen. Voorgoed!”
Het Zalmhuis
Rond 1880 nam Jan van den Akker de
eerder geschetste uitspanning over. In
1896 liet hij bovenop de zalmmarkt
een paviljoen bouwen, wat al heel
gauw te klein bleek te zijn. In 1905,
in een tijd dat het met de zalm in de
rivieren snel bergafwaarts ging, bouwde
hij een nieuw paviljoen dat op stalen
kolommen boven het water kwam te
staan. Het Zalmhuis bleek een van de
meest karakteristieke gebouwen langs
de Maasoever. Veel Rotterdammers
reden op zondag met de tram naar de
Honingerdijk en wandelden vandaar
naar het Zalmhuis. Herinneringen aan
die tijd: “Zelfs uit Den Haag kwamen
de koetsen met dames en heren. De
dames hadden grote hoeden en een
parasol, de heren dikke buiken met
gouden horloges plus ketting. Zelfs
Prins Hendrik is er nog zalm wezen
eten. En dan was er nog de zalmmarkt,
de afslag. Zelfs vrouwen kwamen daar
met een handkar de zalm en andere vis,
vooral elft, halen. Als jongen zag ik al
dat het niet goed was op deze wereld.
Zalm voor de rijken, graten voor de
armen en zo zal het wel blijven.”
Nieuw begin
De watersnoodramp van februari
1953 betekende in feite ook het begin
van het einde voor het Zalmhuis. Het
achterland van Kralingseveer werd
beschermd door de rivierdijk die in
de loop der eeuwen meerdere keren
was opgehoogd. In 1953 hield de dijk
nog maar net stand. In opdracht van
het Hoogheemraadschap zouden in
de daaropvolgende jaren alle huizen
langs de dijk moeten worden ontruimd
en afgebroken ten behoeve van een
zwaardere dijk. Ook het aan de
Schaardijk gelegen Zalmhuis zou dan
ten prooi vallen aan de slopershamer.
Het Hoogheemraadschap vond dat
bijzonder spijtig: “Maar wat wilt U? We
hebben in 1953 de stormvloed gehad.
De veiligheid van drie miljoen inwoners is belangrijker dan ’t Zalmhuis,
In 1965 is het dan zover: “In verband
met de dijkverzwaring is langs de
Schaardijk reeds heel wat met de grond
gelijk gemaakt en binnenkort zullen tal
van oude panden, waaronder het historische vierhonderd jaar oude Zalmhuis,
dit lot delen.”
De gehele toestand bleef nog jaren de
gemoederen bezighouden. Tien jaar
later: “Kralingseveer was eens een
pittoresk dijkdorpje, waar ’s-avonds
de vissersboten uitvoeren om op de
Maas en Lek zalm te gaan vangen. De
volgende ochtend kwamen ze terug. Op
de zalmmarkt aan de Schaardijk werd
de zalm geveild. Menigeen at dan een
broodje zalm. De zalm is verdwenen,
het Zalmhuis aan de dijk ook”.
Toch zou er een Zalmhuis terugkomen.
Rond de laatste eeuwwisseling werd
een nieuw Zalmhuis gebouwd: “Het
Zalmhuis heeft na een lange afwezigheid haar plaats aan de Maasoever weer
ingenomen. Het artnouveau paviljoen
brengt de warme sfeer uit vervlogen
tijden terug.”
HVPA Nieuwsbrief 30 | december 2016 11
SECRETARIAAT
Heeft u vragen of opmerkingen?
Neem dan contact op met het
Secretariaat van de de HVPA:
Van der Helmstraat 448
3067 HN Rotterdam
tel. 010 420 62 73 of 06 108 697 09
email: [email protected]
LID WORDEN VAN DE HVPA?
U kunt lid worden door of € 15,of € 12,- voor 65+ over te maken op
rekeningnr. NL18 RABO 0140 2657 08
t.n.v. Historische Vereniging Prins Alexander.
De HVPA werd van 2007 tot 2014
financieel ondersteund door deelgemeente
Prins Alexander. Vanaf 2014 worden we
financieel ondersteund door de gemeente
Rotterdam.
UITGAVE HVPA EN WBOOKS
‘De Prins Alexanderpolder en
Rotterdam. Van veenmoeras tot polderstad’ is een uitgave van de HVPA en
WBOOKS. Het boek is onder andere te
koop in de Rotterdamse boekhandels en
kost € 19,95.
COLOFON
Aan deze nieuwsbrief werkten mee:
Wim Heistek
Frans Helleman
Suzan van Putten
Dik Vuik
Onno de Wit
Rick de Wit
Redactie:
Wim Heistek
Willy Hilverda
Fotoverantwoording:
p 1. Willy Hilverda
p 3. Rick de Wit
p 4. (links) Wikipedia
p 4. (rechts) HVPA/Onno de Wit
p 5. HVPA/Niek Overvoorde
p 5. HVPA
p 7. HVPA/Niek Overvoorde
p 8. Suzan van Putten
p 9. Stadarchief Rotterdam en HVPA
p 10. Internet
p 11. Internet
CONTRIBUTIE
2017 2016
CONTRIBUTIE
U
kunt
uwcontributie
contributievoor
voor
2017
door
Heeft
u uw
2016
nogbetalen
niet betaald?
het
over
te
maken
op
bankrekeningnummer
Doe dat dan zo snel mogelijk op ons rekeningnummer:
NL18
RABO 0140 2657 08 t.n.v. Historische
NL18 RABO 0140 2657 08
Vereniging Prins Alexander.
t.n.v. Historische Vereniging Prins Alexander.
ISSN 2210-9293