Afscheid van een vlinderkind

Download Report

Transcript Afscheid van een vlinderkind

DIALOOG
Afscheid van
een vlinderkind
Zwangerschapsinterruptie na het eerste trimester van
je zwangerschap is altijd een zware last om dragen.
De voorbije jaren stroomlijnde een werkgroep van het
UZ Gent het zorgpad voor deze patiënten. Hoe verloopt
de nieuwe aanpak?
Vlinderkind. Slechts even kind.
Tot je meeging met de wind.
24
dr. Ellen Roets: gynaecologe en adjunct-kliniekhoofd van de afdeling Verloskunde in het UZ Gent
Ann Van Holsbeeck: hoofdvroedvrouw materniteit/MIC in het UZ Gent
Anneleen Van Malderen: medewerker dienst Patiëntenbegeleiding in het UZ Gent
E
llen Roets: ‘In het UZ Gent
voeren we jaarlijks net
geen 100 zwangerschapsafbrekingen uit bij vrouwen die langer dan 14 weken zwanger zijn. De afbrekingen
kun je in drie groepen onderverdelen: 1. ­zwangerschappen waarbij,
vaak net na de 14 weken, een genetische afwijking is vastgesteld
2. zwangerschappen waarbij we
ernstige orgaanafwijkingen zien tijdens de structurele echo op 20 weken 3. CMV- en andere infecties
waarvan de gevolgen voor de foetus pas later zichtbaar worden.’
Ann Van Holsbeeck: ‘Toen ik in
2013 mijn masterproef indiende over de ontwikkeling van een
nieuw zorgpad voor deze patiënten, waren er op jaarbasis maar
34 onderbrekingen na 14 zwangerschapsweken. De medische beeldvorming wordt jaar na jaar nauwkeuriger en dat vertaalt zich in
extra interrupties. De voorbije jaren
hebben we dan ook met alle betrokken disciplines in het UZ Gent
het zorgpad hiervoor verruimd,
menselijker gemaakt en gestroomlijnd. Alle stappen zijn vandaag
vlot op elkaar afgestemd en alle
collega’s hebben een goed zicht op
wie wat al heeft o
­ ndernomen.’
Anneleen Van Malderen: ‘Door te
waken over een aantal details kun
je veel pijnlijke momenten vermijden. Op alle verwijsbrieven en kamerdeuren staat nu een vlindericoontje. Daardoor weten collega’s
aan de balie meteen dat ze een
koppel anders moeten aanspreken dan wie zich voor een normale
bevalling aanmeldt. Hetzelfde geldt
voor de poetsploeg: zij zien meteen dat ze in de kamer een andere
sfeer mogen verwachten dan elders
op de Materniteit. We hebben ook
een nieuwe brochure, een nieuwe
rouwkoffer die we verder aanvullen
en we hebben verschillende andere
extra’s uitgewerkt.’
Ellen Roets: ‘Zwangerschapsafbreking is een moeilijk proces, maar
we laten de omkadering wel zo vlot
mogelijk verlopen. Het zorgpad begint voor een koppel bij een slechtnieuwsgesprek waarbij ik de volledige uitleg doe. Vaak leggen we
hiervoor meteen een multidisciplinaire consultatie vast, met collega’s
van de diensten Nierziekten kinderen, Neurologie kinderen of Neonatale intensieve zorg in het UZ Gent
erbij. We praten dan over de diagnose, de mogelijke gevolgen enzovoort. Soms brengen we de patiënt
ook in contact met begeleiders van
kinderen met een bepaalde aandoening. Drie tot zeven dagen later
maken we een nieuwe afspraak en
overlopen we alles opnieuw.’
Ann Van Holsbeeck: ‘Patiënten
blokkeren vaak bij slecht nieuws;
zo’n tweede gesprek is dus echt
geen luxe. Zeker omdat de patiënt
zelf moet kiezen. De dokter zegt alleen dat de diagnose zo ernstig is
dat afbreking een van de mogelijkheden is. Andere opties zijn het
verderzetten van de zwangerschap,
of adoptie – wat zo goed als nooit
gekozen wordt in deze omstandigheden. Na de nodige bedenktijd legt de gynaecoloog de keuze
van het koppel voor aan een ad
hoc ethische commissie. Overleg
tussen artsen is wettelijk verplicht.
Wij overlopen elke afbreking met
een pediater, een neonatoloog, een
verloskundige, een geneticus en
een vroedkundige als observator –
die niet meestemt.’
Ellen Roets: ‘De ad hoc-commissie beslist unaniem en binnen de
48 uur. Bij onenigheid kan een case
ook door een voltallige commissie
worden beoordeeld. Maar dan zijn
we meteen twee tot drie weken
verder en in de praktijk herroept
de voltallige commissie zelden een
25
DIALOOG
eerder besluit. Soms weigert de
commissie: we voeren in België alleen interrupties na 14 weken uit
om medische redenen. In Nederland kan het tot 24 weken zonder
medische reden, maar daarna niet
meer. Dan vind ik onze wetgeving
beter: sommige ernstige afwijkingen duiken nu eenmaal later op.
En het is goed dat een commissie dit soort beslissingen neemt.
Als zorgverlener is het mijn taak
om de boodschap over te brengen en te kaderen. Je tracht ook
te vermijden dat een patiënt in
een dubieus milieu een oplossing
zoekt. Als de abortusvraag goedgekeurd is, plannen we de afbreking
in. Ten vroegste zes dagen na de
diagnose kan een koppel opgenomen worden om de interruptie
uit te ­voeren.’
Ann Van Holsbeeck: ‘Bij de opname voor de interruptie, komen
de vroedvrouw en de dienst Patiëntenbegeleiding in zicht. De gynaecoloog brieft de patiënt eerst
medisch: Wat gaat er gebeuren,
wat zijn mogelijke complicaties
enzovoort. Daarna komen wij als
26
vroedvrouw geregeld bij de patiënt.
Het hele team heeft opleidingen
gevolgd om interruptiepatiënten
zo goed mogelijk bij te staan. We
laten hen kennismaken met een
aangepaste rouwkoffer. We stellen
voor om zelf foto’s te maken, bieden een quilt aan om de babytjes
in te wikkelen, verwijzen door naar
lotgenotengroepen, … In principe
sluit onze taak iets meer bij het
medische aan dan de taak van de
dienst Patiëntenbegeleiding, maar
in dit soort situatie kun je het psychosociale moeilijk van het medische ­loskoppelen.’
Anneleen Van Malderen: ‘Wie wat
aanbrengt, hangt vooral van de
interactie met de patiënt af. Het
belangrijkste is dat we weten wat
onze collega’s doen, en dat we
afvinken of alles overlopen is. Stel
dat een koppel aangeeft dat ze het
afscheid van de foetus klein willen
houden, en dat het ziekenhuis alles moet afhandelen. Dan zorgen
wij alleen dat alles duidelijk is en
gaan we niet nog eens komen praten over voet- of handafdrukjes, de
mogelijkheden voor crematie, een
foetusweide, aangepaste kinderurnes, enzovoort. Voor veel koppels is
de interruptie een zeer ingrijpend
moment na een lange periode
van onzekerheid. Ik ga altijd eens
langs om de situatie in te schatten en waar nodig ondersteuning
te bieden.’
Ann Van Holsbeeck: ‘Patiënten
kunnen zowel sociaal als praktisch op ondersteuning rekenen.
Een groot deel van Anneleens taak
bestaat uit de coördinatie van de
uitvaartregeling, waarbij zij zelfs
de rol van begrafenisondernemer
opneemt voor de foetussen jonger
dan 180 dagen. En ook administratieve ondersteuning op verschillende gebieden, zoals geboorte- en
overlijdensaangifte, arbeidsongeschiktheid, hospitalisatieverzekering, … Een vroedvrouw-rouwconsulente belt ook een maand na de
ingreep nog eens alle patiënten op
om te horen hoe het loopt. En we
blijven het zorgtraject bijsturen.
Binnenkort krijgen we een koelbedje op de afdeling, waardoor
ouders niet meer telkens naar het
mortuarium moeten. Het afscheid
van een vlinderkind blijft een zware
klap, maar in vergelijking met tien
jaar geleden is de omkadering
veel verbeterd. Niet alleen in het
UZ Gent: elementen uit ons zorgpad vinden ook in heel wat perifere
ziekenhuizen ingang. ‘