downloaden - Koos Boertjens

Download Report

Transcript downloaden - Koos Boertjens

Een kerstverhaal
De vader van Jaap was hoofdwerktuigkundige op een groot containerschip. Jaap had al zo vaak
gevraagd om een keertje mee te mogen varen, maar steeds had vader gezegd dat hij nog te jong was
of dat het niet goed uitkwam. Jaap was nu 14 en eindelijk oud genoeg om een kort reisje in de
kerstvakantie mee te gaan. Ze zouden van Rotterdam naar Cádiz in Spanje varen. Een reis van vijf
dagen. Jaap vertelde natuurlijk trots aan al de kinderen uit zijn klas dat hij meemocht. En jaloers dat
zijn vrienden waren! Die hadden ook wel meegewild! Maar er was alleen plaats voor Jaap in de hut
bij zijn vader.
De moeder van Jaap bracht hen beiden naar Rotterdam waar het schip aan de kade lag. Ze reden het
haventerrein op en moesten eerst door een slagboom. De portier kende de vader van Jaap wel, dus
mochten ze meteen doorrijden. Tussen hoge rijen containers door kwamen ze aan bij het schip. Jaap
liep trots met zijn weekendtas achter vader en moeder aan de loopplank op. De kapitein stond al te
wachten en zei dat ze over een half uurtje gingen vertrekken. Snel liepen ze naar de hut waar ze
zouden slapen. Moeder legde nog een paar chocolade repen neer voor Jaap en een pakje zware shag
voor zijn vader.
Als hoofdwerktuigkundige op het schip moest Jaaps vader altijd in de machinekamer zijn waar de
motoren stonden. Samen gingen ze daar een kijkje nemen. Wat een grote ruimte was dit! Wel van
10 meter hoog moesten ze de trap naar beneden lopen om onder in het ruim te komen. Het rook er
naar olie en overal lagen poetsdoeken om de motoren schoon te houden. ‘Voorzichtig jongen dat je
niet uitglijdt’, zei vader. Jaap hield zich stevig vast aan de leuning van de trap. ‘Nou, maar een beetje
opschieten nu, want we gaan zo varen.’ Haastig liepen ze weer naar boven waar de matrozen al
bezig waren om de trossen los te gooien. Jaaps moeder gaf snel een paar kussen en ging toen van
boord af. Vrijwel meteen voer het schip de haven uit, getrokken door een grote sleepboot en eentje
erachteraan om het schip recht op koers te houden.
De kaptein kwam naast hen staan. ‘Er is zwaar weer op komst. Ik hoop dat we op tijd in Cádiz zullen
zijn. We moeten door de Golf van Biskaje en het kan daar soms flink spoken.’ Angstig keek Jaap zijn
vader aan. Maar deze zei: ‘Het zal wel een beetje meevallen Jaap. Dit schip kan wel wat hebben.’ Ze
liepen terug naar de machinekamer waar de vader van Jaap orders gaf aan de matrozen die de
motoren in de gaten moesten houden. Hier en daar een druppel olie en op de meters kijken of alles
goed liep.
Tegen de avond ging Jaap naar de hut en waste zich, trok snel zijn pyjama aan en dook in de kooi.
Wat slingerde het schip! Jaap rolde van de ene kant van het bed naar de andere. Hij had een paar
stripboeken van Kapitein Rob mee en probeerde een paar bladzijden te lezen. Maar al snel viel hij
door het wiegen van het schip in slaap. De volgende morgen wekte Jaaps vader hem en gingen ze
naar de kombuis. Daar kregen ze boterhammen met pindakaas die ze met een kop warme thee bij de
andere bemanningsleden in de kantine opaten.
Ze gingen na het ontbijt naar buiten en kregen dikke jassen aan en een zuidwester op het hoofd. Wat
een hoge golven. Zo hoog had Jaap ze nog nooit gezien. Ook niet op de pier van IJmuiden waar hij
soms met zijn moeder naar de zee keek. ‘Gauw naar binnen Jaap. Straks waaien we nog overboord,’
zei Jaaps vader. ‘We gaan naar de machinekamer. Daar is het ook lekker warm.’ Eenmaal beneden
kregen ze van de kapitein de opdracht om met dit slechte weer halve kracht te varen. Tegen de
golven beukte het schip op en neer en ze kwamen maar langzaam vooruit.
Na twee dagen, de dag voor Kerst, voeren ze de Golf van Biskaje binnen. Hier woei het nog harder.
Grote golven sloegen over het dek. Jaap mocht in de stuurhut kijken hoe de boeg van het schip in de
golven dook. Eerst de kop van het schip naar beneden en dan boem. Het leek wel of het schip even
©Koos Boertjens 2016
stillag. En dan schoten ze weer vooruit naar de volgende golf. De containers op het schip zwaaiden
heen en weer en Jaap zag als eerste dat ze begonnen te bewegen. Aan de bakboordkant begon het
schip scheef naar het water te zakken en de bovenste containers vielen als luciferdoosjes in het
water. Toen hing het schip plotseling scheef naar de stuurboordkant en grote golven beukten tegen
de lading op het dek. Het schip was stuurloos doordat het scheef lag. De kapitein gaf toen de
marconist het bevel om een SOS-bericht uit te zenden. Jaap hoorde in de hut van de marconist het
geluid van de sleutel: drie keer kort ta ta ta en dan drie keer lang taaa taaa taaa en weer drie keer
kort ta ta ta: de code voor het SOS-bericht. Steeds maar weer herhaalde de marconist de code. Ten
slotte kregen ze een bericht terug. De reddingsboot zou ze komen halen. Alle bemanningsleden
kregen nu het bevel een reddingsvest aan te trekken. Het schip begon steeds schever te hangen. De
motoren stopten en de vader van Jaap kwam uit de machinekamer naar boven.
‘We moeten straks van boord, Jaap en gaan in een reddingssloep en wachten dan op hulp.’ De
reddingssloep aan bakboord hing tegen het schip aan en het was moeilijk om deze te strijken. Dan
maar aan stuurboordkant proberen. Jaap was wel erg bang geworden. Dat was te begrijpen. Hij had
zich dit reisje heel anders voorgesteld. Maar gelukkig was zijn vader bij hem. Die zou hem wel
redden. De bemanning wist de reddingssloep in het water te krijgen. Deze slingerde heen en weer
tegen het schip aan. Maar Jaap en zijn vader sprongen met gevaar voor eigen leven het eerst van
boord. Daarna kwamen alle andere bemanningsleden. De kapitein ging als laatste van boord. Wat er
toen gebeurde! Ze zagen het grote schip langzaam overhellen en kapseizen. Alle containers vielen in
het water en het was uitkijken dat ze er met de sloep niet onder kwamen of tegen een container aan
zouden varen. Dan waren ze verloren. Het was een pikdonkere nacht en het stormde en regende en
de sloep ging op en neer en verdween soms bijna in de golven of het leek dat ze zouden omslaan. Ze
trokken het dekkleed dat in de boot lag over zich heen om toch een beetje droog te blijven. Jaap
keek onder het kleed door en zag toen dat het verschrikkelijke gebeurde. Het containerschip lag al
helemaal scheef en plat op het water en zonk toen langzaam naar de bodem van de zee. Grote
luchtbellen en waterkolken verschenen rond het schip. Zo erg om te zien! Wat verschrikkelijk! Zo’n
mooi, groot schip vergaan in een storm in de Golf van Biskaje. En hoe moesten ze nu verder? Welke
kant zouden ze opvaren? Jaap lag te bibberen onder in de reddingsloep. Stilletjes begon hij te
bidden, dat de lieve Heer zijn leven en dat van zijn vader zou redden.
Op de wal had de havenmeester het SOS-bericht opgevangen en meteen de schipper van de
reddingsboot gewaarschuwd. Deze had de vrijwilligers gebeld en na een paar minuten al waren ze
uitgevaren naar het schip in nood. In het kleine havenstadje ging het bericht van de schipbreuk als
een lopend vuurtje rond. Wat een ramp en dat dit nu net in de kerstnacht gebeurde. De koster van
de kerk luidde de noodklok om de mensen op zee de weg te wijzen naar het kleine stadje.
Om middernacht kwam de reddingsboot bij het gezonken schip aan. Daar dreef de sloep met de
bemanningsleden die door de storm niet veel verder waren gekomen. Stoere mannen hielpen de
drenkelingen aan boord en gelukkig kon iedereen worden gered. Jaap zat in de stuurhut van de
reddingsboot bij de schipper en kreeg een kop warme chocolademelk met een gevulde koek.
Dankbaar maar bang keek hij de schipper aan. Hij bibberde van de kou. Wat was dit een angstig
avontuur. ‘Wees nu maar gerust,’ zei de schipper. ‘We zijn nu snel weer terug in de haven.’
De mensen in de kerk hadden voor het altaar noodbedden opgemaakt, zodat de bemanning daar kon
slapen. Met warme soep en brood konden ze bijkomen van dit angstige avontuur. Het kerkkoor nam
plaats bij het orgel. Toen klonk in de kerk ‘Stille nacht, Heilige nacht’ en meer kerstliederen. Daarna
mocht Jaap onder de kerstboom gaan slapen. De kerstboom was mooi versierd en Jaap zag toen hij
omhoogkeek engeltjes en kerststerren aan de takken hangen. De kerstverlichting bleef die nacht
branden. Stilletjes dankte Jaap de lieve Heer die voor iedereen zorgt en hen veilig thuis had gebracht.
©Koos Boertjens 2016