de samenvatting

Download Report

Transcript de samenvatting

The Typology and Diachrony of Nominal Classification
M.B. Passer
De typologie en diachronie van nominale classificatie
In dit proefschrift bestudeer ik de typologische structuur en ontwikkeling van
nominale classificatiesystemen. Nominale classificatie is een wijdverspreid fenomeen dat al ruim 2500 jaar bestudeerd wordt (zie hoofdstuk 1 voor een overzicht
van de onderzoeksgeschiedenis hiervan). Nominale classificatiesystemen zijn het
grammaticale verschijnsel waarbij de zelfstandige naamwoorden van een taal, of
hun referenten, op basis van hun semantische eigenschappen, stamvormende
morfemen of fonologische vorm worden gecategoriseerd.
In hoofdstuk 2 worden de twee types van nominale classificatiesystemen
voorgesteld, namelijk classificeerdersystemen (die vaak in Oost-Azië en Zuidoost-Azië voorkomen) en concordantieklassesystemen (die bijvoorbeeld in de
meeste Indo-Germaanse en Bantoetalen voorkomen). Het verschil tussen deze
twee types is dat classificeerdersystemen vrij interactief zijn, omdat de spreker een classificeerder aan een naamwoord (of de referent hiervan) toewijst. Ze
zijn verder semantisch productief doordat de classificeerder betekenis aan het
naamwoordelijk zinsdeel toevoegt. Ze zijn tevens morfosyntactisch onafhankelijk omdat de klassemarkeerder in de vorm van ofwel een clitic of van een
vrijstaand element optreedt (zie 1, waar al deze condities van toepassing zijn).
(1)
Nùng (zie Saul and Wilson 1980: 14)
má
lụhc
lẽo hảhn tú
dan dood twee CL:LEVEND hond.kind
“Dood dan twee welpjes.”
Bovendien zijn classificeerders beperkt in hun optreden; in elke context van
classificatie verschijnen ze eenmalig en slechts binnen de grenzen van het naamwoordelijk zinsdeel. Verder zijn classificeerders aan bepaalde morfosyntactische
constructies gebonden: in het Mandarijn kan men bijvoorbeeld niet zomaar
tellen door middel van de samenvoeging van een telwoord en een naamwoord
(één slang, twee boeken, drie patronen,. . . ), maar is de toevoeging van een classificeerder vereist (zie 2). Buiten kwantificerende contexten treden classificeerders
in het Mandarijn alleen op in combinatie met aanwijzende voornaamwoorden
en soms ook met zelfstandige naamwoorden.
(2)
Mandarijn (zie Zhang 2007: 45f.)
A yi
tiao
she
een CL:LANG.OBJECT slang
“een slang”
B liang
twee
ben
shu
CL:VOLUME boek
“two books”
C yi
ke
zidan
drie CL:KLEIN.OBJECT patroon
“drie patronen”
1
Er zijn vier hoofdtypes van classificeerders. Deze zijn vernoemd naar de morfosyntactische context waarin ze optreden: possessieve classificeerders komen
voor in bezittelijke constructies voor, numerale classificeerders in kwantificerende
constructies, naamwoordelijke classificeerders treden op naast het zelfstandige
naamwoord, en multipele classificeerders in meer dan één soort constructie.
Deze studie houdt geen rekening met zogenoemde werkwoordclassificeerders,
relatieclassificeerders, aanwijzende classificeerders en locatieve classificeerders.
Concordantieklassesystemen werken daarentegen vrij mechanisch: naamwoorden zijn een onveranderlijk onderdeel van één klasse, en de klassen oefenen
geen semantische invloed uit op het naamwoordelijk zinsdeel. De klassemarkeerders zijn morfosyntactisch afhankelijk en treden op in de vorm van congruerende affixen met een taalspecifieke selectie van naamwoordelijke satellieten
(zie 3, waarop al deze condities van toepassing zijn).
(3)
Italian
La
mi-a
ragazz-a
è scaltr-a
e
colt-a.
ART:F.SG POSS1SG-F.SG meisje-F.SG is slim-F.SG en educated-F.SG
“Mijn vriendin is slim en gecultiveerd.”
De voor een taal vastgelegde selectie van congruerende naamwoordelijke
satellieten congrueert verplicht met het zelfstandige naamwoord. Dit betekent
dat klassemarkeerders meermaals binnen dezelfde constructie kunnen optreden.
In tegenstelling tot classificeerdersystemen zijn concordantieklassesystemen dus
niet beperkt in het aantal tegelijkertijd optredende markeerders.
Classificeerders en concordantieklassesystemen bepalen de eindpunten van
een nominaal classificatiecontinuüm. Dit continuüm wordt door grammaticalisatie bij elkaar gehouden; grammaticalisatie is een concept van graduele taalverandering dat bestuit uit het verlies van morfosyntactische autonomie en categorische eigenschappen, semantische erosie en morfologisatie. De eigenschappen
van classificeerdersystemen komen overeen met een lage mate van grammaticalisatie, en de eigenschappen van concordantieklassesystemen komen overeen met
een hoge mate van grammaticalisatie.
Er wordt aangenomen dat classificeerders grammaticalisatie kunnen ondergaan en uiteindelijk in concordantieklassesystemen kunnen veranderen. Ik noem
deze veronderstelling de “grammaticalisatiehypothese”. Deze is niet gedocumenteerd; daarom onderzoekt deze studie gedetailleerd en vanuit een typologisch perspectief hoe waarschijnlijk het is dat dit fenomeen soms plaatsvindt.
Daartoe bestudeer ik een sample van veertig talen, dat ik op een grammaticalisatieschaal plaats. Als de grammaticalisatiehypothese klopt, toont het sample
een continue toename van grammaticalisatie.
Hoofdstuk 3 biedt een theoretische achtergrond van grammaticalisatie en
past deze toe op de typologie van nominale classificatiesystemen. Het resultaat is een bundel van zeven eigenschappen, die zowel in classificeerdersystemen
als in concordantieklassesystemen terug te vinden zijn en die vaak in beschrijvende analyses van nominale classificatie gebruikt worden. Door middel van
2
deze bundel wordt de gradatie van grammaticalisatie van een nominaal classificatiesysteem gemeten. De eigenschappen staan opgesomd in afbeelding 1.
nominale classificatiesystemen
CLSs
CCSs
optionele klassentoewijzing
flexibele klassentoewijzing
klassentoewijzing door spreker
grote klasseninventaris
eenvoudige klassenmarkering
optreden binnen NP
semantische contributie
verplichte klassentoewijzing
rigide klassentoewijzing
klassentoewijzing door systeem
kleine klasseninventaris
meervoudige klassenmarkering
optreden binnen/buiten NP
geen semantische contributie
Afbeelding 1: De basiseigenschappen van nominale classificatiesystemen.
Hoofdstuk 4 beschrijft de doelen en de focus van deze studie en legt het
theoretisch kader uit. Hierin worden de onderzoeksvragen, hypothesen en voorspellingen opgesomd en de haalbaarheid besproken van het bestuderen van
een diachroon fenomeen (de grammaticalisatiehypothese) aan de hand van synchrone data (het sample). In hoofdstuk 4 worden tevens de samenstelling van
het sample en de redenen voor de opname of verwerping van specifieke talen
besproken.
In hoofdstuk 5 wordt de grammaticalisatie in het sample vanuit het perspectief van de twee types van nominale classificatiesystemen bestudeerd. Wanneer de sampletalen op volgorde van hun gegrammaticaliseerde eigenschappen
geordend worden, wordt er een duidelijke verdeling zichtbaar van classificeerderachtige systemen richting het minder gegrammaticaliseerde einde van het spectrum, en een verdeling van concordantieklasseachtige systemen richting het meer
gegrammaticaliseerde einde van het spectrum. Het gehele sample toont een
zichtbaar toenemend grammaticalisatiepatroon; dit wordt slechts door twee
coherente groepen van afwijkende systemen verstoord. Deze afwijkingen treden vooral op in systemen, waarin zich een conventionalisering van paren van
classificeerders en naamwoorden voordoet, terwijl de overige eigenschappen een
lage graad van grammaticalisatie vertonen. Bovendien is er maar één systeem,
namelijk het Koreaanse classificeerdersysteem, dat aan de voorwaarden van een
ideaal classificeerdersysteem voldoet, terwijl er zes systemen in het sample aanwezig zijn die volledig met de definitie van een ideaal concordantieklassesysteem overeenkomen. De concordantieklassesystemen in het sample zijn in het
algemeen in betere overeenstemming met het grammaticalisatiepatroon dan de
classificeerdersystemen in het sample.
Naast classificeerdersystemen en concordantieklassesystemen worden nog twee
fenomenen in hoofdstuk 5 besproken: hybride systemen en het grijze gebied
tussen classificeerdersystemen en concordantieklassesystemen. Hybride systemen hebben eigenschappen die bepalend zijn voor classificeerdersystemen (bijvoorbeeld een grote klasseninventaris, een productieve semantische bijdrage aan
3
het naamwoordelijk zinsdeel, een flexibele klassentoewijzing door de spreker) en
concordantieklassesystemen (meervoudige markering binnen en buiten de grenzen van het naamwoordelijk zinsdeel). Hierdoor onttrekken ze zich aan een
makkelijke identificatie als classificeerderachtig systeem of concordantieklasseachtig systeem. Bovendien worden deze systemen beschouwd als het meest
waarschijnlijke ‘scharnier’ tussen classificeerdersystemen en concordantieklassesystemen en zouden ze de missing link van de grammaticalisatiehypothese
kunnen zijn. Het sample bevat vier hybride systemen, die van Nasioi, Bora,
Mundurukú, en Ngan’gityemerri. Deze vertonen een coherente groep aan het
weinig gegrammaticaliseerde einde van het spectrum, als men het sample ordent naar mate van grammaticalisatie. Deze observatie is in tegenspraak met
de aanname dat deze systemen ‘scharnieren’ tussen classificeerdersystemen en
concordantieklassesystemen zijn.
Het grijze gebied tussen classificeerdersystemen en concordantieklassesystemen is tot dusver niet gespecificeerd. Het kan afgeleid worden van de conceptuatie van nominale classificatie die door ideale classificeerdersystemen en concordantieklassesystemen als respectievelijk eindpunt van het continuüm bepaald
wordt. Het grijze gebied bestaat uit intermediaire systemen en ligt bij het overgangspunt tussen classificeerdersystemen en concordantieklassesystemen. Daarom
is het van groot belang voor het bestuderen van de grammaticalisatiehypothese,
omdat dit het gebied binnen het continuüm vertegenwoordigt waarin een systeem van een classificeerderachtig type verandert in een concordantieklasseachtig
type. Ik stel in dit proefschrift drie gradaties van afwijking van een ideaal nominaal classificatiesysteem voor: het gehele sample toont drie eigenschappen, die
sterk overeenkomen met de definitie van het ideale type van het respectievelijke systeem. Deze eigenschappen zijn de verplichting van classificatie, het potentieel om meerdere klassenmarkeerders binnen dezelfde context te plaatsen,
en het potentieel om klassemarkeerders buiten het naamwoordelijke zinsdeel te
plaatsen. Een systeem dat afwijkingen binnen één of meer van deze ‘kerneigenschappen’ vertoont, is een eerstegraads afwijking; eerstegraads afwijkingen vormen de meest beperkte variant van het grijze gebied. De zogenoemden hybride
systemen zijn de enige binnen het sample die zowel classificeerderachtige als concordantieklasseachtige kerneigenschappen vertonen, en zijn dus de eerstegraads
afwijkingen van het sample. Tweedegraads afwijkingen zijn systemen die consistent classificeerderachtig of concordantieklasseachtig zijn, maar afwijken in hun
flexibiliteit met betrekking tot classificatie of klassentoewijzing. Eerstegraads
afwijkingen en tweedegraads afwijkingen vormen samen de ruimere variant van
het grijze gebied. Tenslotte zijn er systemen die volledig classificeerderachtig
of concordantieklasseachtig zijn, maar individuele eigenschappen vertonen die
deels classificeerderachtig en deels concordantieklasseachtig zijn (bijvoorbeeld
als klassentoewijzing door zowel het systeem als de spreker optreedt). Dit zijn
derdegraads afwijkingen; samen met eerstegraads afwijkingen en tweedegraads
afwijkingen vormen ze de ruimste variant van het grijze gebied.
Hoofdstuk 6 bestudeert grammaticalisatie in het sample vanuit het perspectief van de sample-interne verdeling van de individuele eigenschappen. De
meeste eigenschappen voldoen aan het verwachte stijgende grammaticalisatiepa4
troon; dit geldt voor de grootte van de klasseninventaris, verplichte classificatie,
het potentieel om meerdere klassemarkeerders binnen dezelfde context te plaatsen, en het potentieel om klassemarkeerders buiten het naamwoordelijke zinsdeel
te plaatsen. De overige twee eigenschappen, de flexibiliteit van classificatie en de
klassentoewijzing door de spreker of het systeem, vertonen een minder coherente
verdeling. De classificeerderachtige sampletalen laten een voorkeur zien voor
een flexibele klassentoewijzing door de spreker, en de concordantieklasseachtige
sampletalen laten een voorkeur zien voor een rigide klassentoewijzing. Desalniettemin vertonen beide systeemtypes een aantal afwijkingen van deze voorkeur
en verstoren ze op deze manier het grammaticalisatiepatroon. De semantische contributie aan het naamwoordelijke zinsdeel varieert sterk in het sample.
Nominale classificatiesystemen worden over het algemeen als een grammaticaal
verschijnsel beschouwd, dat een aantal verschillende functies in de domein van
semantiek en discourse grammatica vervult; deze functionele rijkdom middels
een vaag criterium zoals “semantische contributie” te evalueren blijkt in de samplestudie niet mogelijk. Deze eigenschap wordt daarom in de verdere studie niet
meer als meetinstrument gebruikt.
Ik stel in hoofdstuk 6 een alternatieve analyse voor de ogenschijnlijke aanwezigheid van meervoudige klassemarkering binnen dezelfde context in de hybride systemen; de meervoudige klassemarkering is in feite een geval van meervoudige classificatie. Dit betekent dat deze systemen niet de klassewaarde
van een naamwoord kopiëren en door middel van congruentie op naamwoordomgevende elementen vertonen, maar dat elk element met een klassenmarkeerder een eigen classificatiecontext vormt. Deze analyse laat een heranalyse
van de ‘hybride systemen’ als multipele classificeerdersystemen toe. Bovendien
laat ik zien dat de kerneigenschappen sterk met elkaar correleren: systemen met
een niet-verplichte classificatie laten geen meervoudige klassemarkering binnen
dezelfde context toe en beperken de klassemarkering tot het naamwoordelijke
zinsdeel. Nasioi, Bora, Mundurukú, en Ngan’gityemerri zijn de enige uitzonderingen, omdat ze een klassemarkering buiten het naamwoordelijke zinsdeel
toelaten. Ook de eigenschappen van de flexibiliteit van classificatie en de klassetoewijzing staan met elkaar in verband: hoe flexibeler de classificatie van een
systeem is, hoe meer de spreker medeverantwoordelijk is voor de klassetoewijzing, en andersom.
De analyse van de sampledata in de hoofdstukken 5 en 6 stelt een aanpassing van het concept van grammaticalisatie in nominale classificatiesystemen
voor: de sampletalen laten twee hoofdstromingen van verandering zien die onafhankelijk van elkaar kunnen optreden. Enerzijds bestaan er systemen die een
grammaticalisatie van hun formele uitdrukkingsmiddelen laten zien (“formalisatie”); deze bestaat uit de expansie van de woordtypes die een classificeerder
eisen en de expansie van de locus operandi. Verder raken de markeerders hun
morfosyntactische onafhankelijkheid kwijt, worden fonologisch versleten, en de
klasseninventaris neemt af. Anderzijds bestaan er systemen die hun formele
uitdrukkingsmiddelen niet veranderen, maar een toename van geconventionaliseerde en rigide paren van classificeerder en naamwoord tonen; verder neemt
het potentieel voor een semantische contributie aan het naamwoordelijke zins5
deel af (“conventionalisatie”). Het onderscheid tussen formalisatie en conventionalisatie wordt in de hoofdstukken 7 en 8 opgenomen en toegepast op een uitgewerkte mapping voor nominale classificatiesystemen. Andere veranderingsstrategieën zijn zeldzamer, maar ook in het sample te vinden. Systemen kunnen hun
functie uitbreiden tot meer dan nominale classificatie; Groot-Andamanees bijvoorbeeld blijft naamwoorden klasseren, indien de classificeerders samen met
een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord optreden, maar vertoont functies van
verbaalclassificatie (de semantische specificatie van het door het werkwoord
uitgedrukte concept), indien de classificeerders samen met een bijwoord of werkwoord optreden. Een systeem kan ook opgegeven worden; indien dit het geval
is, kunnen eventueel overgebleven resten van klassemarkeerders de voormalige
aanwezigheid van een nominale classificatiesysteem aanduiden. Ik redeneer dat
dit het geval is in Tlingit en Chukchi, waar modificeerders van naamwoorden die
naar een mens verwijzen middels een affix gemarkeerd worden, terwijl er geen
herkenbaar system of functie van nominale classificatie achter zit.
Hoofdstuk 7 introduceert een mapping-instrument voor nominaalclassificatiesystemen, dat zich baseert op zowel eerder onderzoek als de observaties van
het sample. De sampletalen laten zien dat er systemen van alle gradaties van
grammaticalisatie zijn, en dat systemen op elk mogelijk punt in hun formalisatie een onderscheid in hun semantische transparantie en productiviteit vertonen. Daarom maakt de mapping een onderscheid tussen de dimensie van
formalisatie en de dimensie van de systemische transparantie. Deze dimensies zijn gedefinieerd op basis van twee bundels van zeven eigenschappen. Elke
eigenschap omvat twee of meer meetpunten, die op een numerieke grammaticalisatieschaal geprojecteerd kunnen worden. De gemiddelde waarde van de zeven
eigenschappen, die de gradatie van de formalisatie van een systeem bepalen,
levert de formalisatiewaarde van dit systeem op, en de gemiddelde waarde van
de zeven eigenschappen, die de gradatie van conventionalisatie bepalen, levert
de transparantiewaarde van dit systeem op. Deze twee waardes maken een
eenvoudige visuele presentatie van een systeem in een spreidingsdiagram mogelijk, waar systemen direct vergeleken kunnen worden, zowel synchronisch als
diachronisch. De toepassing van de mapping op het sample heeft een duidelijke
groepering van het systeem tot gevolg (zie afbeelding 2).
6
1
+
+
+ + + +
0.8
+
transparantiewaarde
+
++
+ •
+
+
+ +
+
+
•
0.6
•
•
•
•
•
• ••
•
0.4
•
0.2
0
•
0.2
0.4
0.6
0.8
1
formalisatiewaarde
Afbeelding 2: Vergelijkende mapping van het sample: Verdeling van
systeemtypes (+: classificeerdersystemen; •: concordantieklassesystemen).
Afbeelding 2 laat zien dat systemen met een formalisatiewaarde tot en met
0.73 overeenkomen met systemen die eerder als classificeerderachtig geanalyseerd werden, en dat deze een transparantiewaarde van 0.7 of meer hebben.
Ze variëren zeer met betrekking tot hun formalisatiewaarde. Systemen met
een formalisatiewaarde boven de 0.89 komen overeen met de eerder als concordantieklasseachtig geanalyseerde systemen; deze vertonen weinig variatie in hun
formalisatiewaarde, terwijl hun transparantiewaarde van 0.2 tot 0.93 reikt. De
classificeerderachtige systemen zijn gescheiden van de concordantieklasseachtige
systemen door een lacune van ongeveer 16 procent van de formalisatieschaal.
De enige uitzondering is het systeem van Tainae, dat de positie als meest
transparante uitschieter van de hoog geformaliseerde systemen inneemt, maar
in hoofdstuk 6 als classificeerderachtig systeem geanalyseerd wordt. De potentiële scharniersystemen van Nasioi, Bora, Mundurukú, en Ngan’gityemerri
nemen in de tweedimensionale mapping daadwerkelijk een scharnierpositie in;
zij treden aan de rechterkant van de classificeerderachtige systemen op. De
verdeling van de systemen in afbeelding 2 heeft een belangrijk gevolg voor de
grammaticalisatiehypothese: als alleen systemen met een hoge grammaticalisatiewaarde in staat zijn om een groot deel van hun transparantie te verliezen,
kan een ‘globaal’ grammaticalisatieconcept, dat gelijktijdige formalisatie en conventionalisatie veronderstelt, niet bewaard blijven. In plaats daarvan vindt een
‘gespleten’ grammaticalisatieproces plaats, wat inhoudt dat formalisatie vóór
een mogelijke conventionalisatie uitgevoerd wordt.
Hoofdstuk 8 beschrijft de diachronie van de systemen van het Mandarijn,
het Dyirbal en het Westgermaans. De systemen worden op verschillende punten van hun ontwikkeling en in verschillende registers gemapt. Deze diachronische en sociolinguïstische mapping maakt het mogelijk om de processen van
7
formalisatie, conventionalisatie, en systematische semantische remotivatie te observeren. De case studies suggereren dat een aanmerkelijke daling in transparantie gerelateerd is aan de zichtbaarheid van een systeem. Dat wil zeggen dat alleen
een concordantieklasseachtig systeem, waar meervoudige klassemarkeringen in
dezelfde context mogelijk zijn, een toegankelijke en productieve semanticiteit
kan opgeven zonder het risico te lopen opgegeven of semantisch opnieuw gemotiveerd te worden. Bovendien dragen de linguïstische en culturele competentie
en het taalvermogen van de jongere sprekergeneratie van het Dyirbal bij aan de
heranalyse van het systeem. Daarbij draagt het hogere aanzien van het Engels
in vergelijking met het Dyirbal niet alleen bij aan de herstructurering van het
classificatiesysteem, maar ook aan andere onderdelen van de grammatica.
Samenvattend kan worden vastgesteld dat grammaticalisatie in nominale
classificatiesystemen in een ‘gespleten’ vorm optreedt: De formele uitdrukkingsmiddelen grammaticaliseren onafhankelijk van hun semantische en interactieve
onderdelen. Een onderzoek van nominale classificatie, dat deze twee ontwikkelingstrajecten onderscheidt, levert veel gedetailleerdere en veelzeggendere resultaten op dan een ‘globaal’ grammaticalisatieonderzoek. Bovendien laat ik zien
dat het door de grammaticalisatiehypothese voorgestelde scenario puur technisch mogelijk is, maar desalniettemin amper in de praktijk zal optreden. Naast
het gebrek aan een echte missing link tussen classificeerderachtige en concordantieklasseachtige systemen in het sample zijn hiervoor grammaticale veranderingen nodig, die vaak niet aanwezig zijn; een classificeerderachtig systeem
zou bijvoorbeeld concordantie door middel van affixen ter beschikking moeten
hebben, wat in vele Aziatische talen met een isolerend taaltype niet het geval
is. Een taal die haar classificeerders tot een concordantieklasseachtig systeem
grammaticaliseert, eist grammaticale verschuivingen die zich ver van nominale
classificatie afspelen. Vele classificeerdertalen gebruiken hun markeerders voor
een semantische toelichting van anders ondergespecificeerde lexicale naamwoorden. Als de markeerders van hun specificatiefunctie verschuiven naar een functie
als pure concordantiemarkeerders, moet het concept van een naamwoord in deze
taal veranderen, en de lexicale inhoud van naamwoorden moet gespecificeerd
worden. Een scenario waarin een aantal fundamentele grammaticale veranderingen plaatsvindt (die door de grammaticalisatiehypothese geëist worden) is
niet onmogelijk, maar zeer onwaarschijnlijk.
8