Woonsituatie van de moeder voor en na een

Download Report

Transcript Woonsituatie van de moeder voor en na een

D/2016/3241/296
SVR-st@ts
2016/13
Woonsituatie van de moeder
voor en na een geboorte
De kans op een geboorte hangt anno 2015 nog steeds sterk samen
met de woonsituatie van de vrouw. Vrouwen die niet samenwonen
met een partner krijgen veel minder vaak een kind, met uitzondering
van de jongste alleenstaande moeders. Vrouwen zonder partner voor
de geboorte worden vaak nadien een alleenstaande moeder. De kans
op alleenstaand ouderschap kort na de geboorte is bijna onbestaand
voor vrouwen met een partner voor de geboorte. Het merendeel van
pasgeboren kinderen woont dan ook bij een paar. Kinderen van zeer
jonge moeders wonen vaker niet bij een paar; ze wonen vaker samen
met andere familieleden.
De kans op een geboorte is uiteraard afhankelijk
van de leeftijd van de vrouw. De kans is in 2015 het
grootst tussen 25 en 34 jaar (meer dan 10%). Jongere
en oudere leeftijdscategorieën hebben een gevoelig
kleinere kans (4%). Voor de leeftijd van 20 jaar en
na de leeftijd van 40 wordt de kans kleiner dan 1%.
De kans op een geboorte varieert ook met de
woonsituatie van de vrouw. Dit wordt besproken
in deze SVR-st@ts. We vergelijken daarnaast ook de
woonsituatie na de geboorte (de woonsituatie op
31 december in het jaar van de geboorte) met de
woonsituatie voor de geboorte (de woonsituatie op
1 januari in het jaar van de geboorte). Dit geeft een
idee van veranderingen in woonsituaties van vrouwen die mogelijk gerelateerd zijn aan het (opnieuw)
moeder worden.
Woonsituatie en moeder worden
Begin 2015 woonde 31% van alle 20-39-jarige vrouwen gehuwd en 27% ongehuwd met een partner
samen. 9% woont alleen, 5% is een alleenstaande
moeder en 28% woont anders. Vooral jonge vrouwen wonen anders, voornamelijk thuis bij de
ouder(s) (74% van de 20-24-jarigen en 26% van de
25-29-jarigen). Twintigers wonen vaker ongehuwd
dan gehuwd samen (15% en 4% van de 20-24-jarigen, 35% en 24% van de 25-29-jarigen). Bij dertigers is het net omgekeerd (31% ongehuwd en 43%
gehuwd van de 30-34-jarigen, 25% en 51% van de
35-39-jarigen). Alleenstaand moederschap neemt
toe met de leeftijd: 1% van de 20-24-jarigen tegenover 10% van de 35-39-jarigen.
Vrouwen die gehuwd samenwonen, hebben de
grootste kans om moeder te worden. In 2015 kreeg
25% van de 20-24-jarige en 23% van de 25-29-jarige
gehuwde vrouwen een kind. Als een vrouw ongehuwd samenwoont, is de kans op een geboorte bij
deze leeftijdsgroepen respectievelijk 11% en 15%.
Na 30-jarige leeftijd maakt gehuwd of ongehuwd
samenwonen met de partner veel minder uit voor
de kans op een geboorte.
De kans op het krijgen van een kind is aanzienlijk kleiner voor vrouwen die niet met een partner
samenwonen. Voor alle leeftijden blijft de kans
onder de 5%, met uitzondering van de 20-24-jarige
alleenstaande moeders. Zij krijgen zelfs iets vaker
een kind (13%) dan hun leeftijdsgenoten die ongehuwd samenwonen (11%).
% DAT MOEDER WORDT IN 2015
Woonsituatie en moeder worden
Het krijgen van een kind, naar woonsituatie en naar leeftijd van de vrouw, Vlaams Gewest, 2015, in %
25
20
15
10
5
0
20-24 jaar
25-29 jaar
30-34 jaar
35-39 jaar
LEEFTIJD VROUW
Ongeacht woonsituatie
Alleenstaande moeder
Gehuwd samenwonend
Alleenwonend
Ongehuwd samenwonend
Anders
LEEFTIJD VROUW
20-24 jaar
25-29 jaar
30-34 jaar
35-39 jaar
4
12
10
4
25
23
12
4
Ongehuwd samenwonend
11
15
13
5
Alleenstaande moeder
13
9
5
3
Alleenwonend
4
3
4
3
Anders
1
4
5
3
Ongeacht woonsituatie
Woonsituatie van de vrouw
op 1 januari 2015
Gehuwd samenwonend
Bron: ADS, verwerking SVR.
Woonsituatie na de geboorte
Vrouwen die voor de geboorte samenwonen –
gehuwd of ongehuwd – wonen ook na de geboorte
bijna allemaal samen met hun partner. 6% van de
ongehuwd samenwonende vrouwen huwt in het
jaar van de geboorte.
Vrouwen die niet met een partner samenwonen voor de geboorte, tonen meer veranderingen in woonsituatie. Ongeveer de helft (48%) van
de vrouwen die voor de geboorte alleen wonen,
wordt alleenstaande moeder, en een bijna even
grote groep (46%) gaat samenwonen met een partner, waarvan 10% gehuwd. Een klein aandeel gaat
Woonsituatie voor en na de geboorte
Woonsituatie van de vrouwen na de geboorte, naar woonsituatie voor de geboorte, Vlaams Gewest, 2015,
in %
Gehuwd voor
Ongehuwd voor
Alleenstaande moeder voor
Alleenwonend voor
Anders voor
0
20
Gehuwd na
Alleenwonend na
Bron: ADS, verwerking SVR.
40
Ongehuwd na
Anders na
60
80
Alleenstaande moeder na
100
%
Woonsituatie nieuwgeborenen
Woonsituatie van kinderen kort na de geboorte, naar leeftijd van de moeder, Vlaams Gewest, 2015, in %
LEEFTIJD VAN DE MOEDER
Alle moeders
20-24 jaar
25-29 jaar
30-34 jaar
35-39 jaar
Woont bij gehuwd paar
48
28
47
53
51
Woont bij ongehuwd paar
40
45
43
40
37
Woont bij alleenstaande moeder
6
7
4
4
9
Woont anders
6
20
6
3
3
Bron: ADS, verwerking SVR.
‘anders’ wonen. Dit wil zeggen dat ze geen eigen
huishouden hebben, maar samenwonen met andere
personen, meestal familieleden (en eventueel ook
een partner).
De oorspronkelijk alleenstaande moeders gaan het
minst vaak samenwonen na de geboorte (31%, waarvan 7% gehuwd). De meerderheid van hen (63%)
blijft alleenstaande moeder en een beperkt aandeel
gaat anders wonen. Ook ruim de helft (54%) van
de vrouwen die anders wonen voor de geboorte,
behoudt deze woonsituatie na de geboorte. 39%
woont na de geboorte samen met een partner,
waarvan 12% gehuwd, en 7% wordt alleenstaande
moeder.
Hoe ouder de vrouw, des te groter de kans dat ze
een alleenstaande moeder wordt. Dit is het geval
voor 58% van de oorspronkelijke alleenwonende
35-39-jarigen tegenover 43% van de oorspronkelijke alleenwonende 20-24-jarigen. Is de vrouw
voor de geboorte een alleenstaande moeder, dan
blijft 72% van de 35-39-jarigen tegenover 61% van
de 20-24-jarigen een alleenstaande moeder na de
geboorte.
Woonsituatie van de nieuwgeborenen
Tot slot bekijken we de gegevens vanuit het perspectief van de nieuwgeborenen. In 2015 telde het
Vlaamse Gewest een 65.600 levendgeborenen. 97%
van die kinderen heeft een moeder van 20-39 jaar,
1% heeft een moeder jonger dan 20 jaar, 2% een
moeder ouder dan 40.
Bijna 90% van de kinderen woont kort na de
geboorte bij een paar, 48% bij een gehuwd en 40%
bij een ongehuwd. Hoe jonger de moeder, des te
groter de kans dat het gaat om een ongehuwd paar.
Bij de jongste groep moeders keert de verhouding
zelfs om: slechts 28% van de kinderen woont bij een
gehuwd paar ten opzichte van 45% bij een ongehuwd paar.
Ten slotte woont 6% van de kinderen na de geboorte
bij een alleenstaande moeder en 6% woont anders.
Dit laatste percentage loopt op tot 20% voor de kinderen met een moeder van 20-24 jaar.
Hoe gemeten?
De Algemene Directie Statistiek (ADS) levert
jaarlijks aan de Studiedienst Vlaamse Regering
(SVR) geanonimiseerde bevolkingsgegevens uit
het Rijksregister. Die gegevens beschrijven de
bevolking die op 1 januari van het desbetreffende jaar in België woont. Voor elke persoon
wordt de woonsituatie berekend. Voorts levert
de ADS gegevens over de geboorten en de moeders. In de recentste bestanden heeft elke persoon een uniek identificatienummer waardoor
een opvolging van de personen doorheen de
tijd mogelijk is. Alle informatie is opgeslagen in
het datawarehouse demografie van de SVR.
Meer info
Edith Lodewijckx
Studiedienst Vlaamse Regering
Departement Kanselarij en Bestuur
02 553 41 78
[email protected]
Ingrid Schockaert
Studiedienst Vlaamse Regering
Departement Kanselarij en Bestuur
02 553 57 85
[email protected]