Transcript NL - Europa

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 december 2016 (OR. en) 15409/16 SOC 789 GENDER 47 ANTIDISCRIM 83 MIGR 216 CONUN 221 DEVGEN 277 RESULTAAT BESPREKINGEN

van: het secretariaat-generaal van de Raad d.d.: aan: 8 december 2016 de delegaties nr. vorig doc.: Betreft: 14701/16 SOC 732 GENDER 44 ANTIDISCRIM 74 MIGR 200 CONUN 205 DEVGEN 255 Vrouwen en armoede Conclusies van de Raad (8 december 2016) Voor de delegaties gaan in bijlage dezes de conclusies van de Raad over vrouwen en armoede die de Raad Epsco tijdens zijn 3507e zitting op 8 december 2016 heeft aangenomen. ________________ 15409/16 DG B 1C tin/sl 1

NL

Vrouwen en armoede Conclusies van de Raad

1

ERKENNENDE HETGEEN VOLGT:

1. Gelijkheid van mannen en vrouwen is een in de Verdragen verankerd fundamenteel beginsel van de Europese Unie en behoort tot haar doelstellingen en taken. Het integreren van dit beginsel in al haar activiteiten is één van de specifieke opdrachten van de Unie. Gelijkheid van mannen en vrouwen is tevens vastgelegd in artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. 2. De vierde VN-wereldvrouwenconferentie in 1995 was een belangrijke stap voor het aanpakken van het genderaspect van armoede. "Vrouwen en armoede" staat te boek als het eerste kritieke aandachtspunt van het Actieprogramma van Peking. Twee decennia later blijven vrouwen evenwel ernstiger te lijden hebben onder armoede dan mannen als gevolg van hardnekkige structurele en culturele factoren waarvan vrouwen de nadelen ondervinden. 3. De "verkleining van de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen en dus ook bestrijding van armoede bij vrouwen" is een van de prioriteiten die de Europese Commissie heeft vastgelegd in haar Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019. 4. Maatregelen ten behoeve van gendergelijkheid zijn essentiële instrumenten voor slimme, duurzame en inclusieve groei en voor meer welvaart, concurrentievermogen en werk gelegenheid, alsmede inclusiviteit en sociale cohesie.

1

Conclusies aangenomen in het kader van de toetsing van de uitvoering van het Actieprogramma van Peking, met bijzondere verwijzing naar kritiek aandachtsgebied "A: Vrouwen en armoede". 15409/16 DG B 1C tin/sl 2

NL

5. Als onderdeel van de Europa 2020-strategie heeft de EU zich voorgenomen om het aantal mensen die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd tegen het jaar 2020 met 20 miljoen verminderd te hebben. De vooruitgang inzake het bereiken van dit streefcijfer wordt jaarlijks gemonitord via het Europees semester. In dit kader zijn beleidsprioriteiten vastgelegd die een bijdrage kunnen leveren aan het tegengaan van armoede en zijn lands pecifieke aanbevelingen uitgevaardigd aan de lidstaten die op dit gebied voor de grootste uitdagingen staan. 6. Armoede is een complex en multidimensioneel verschijnsel dat niet louter in economische termen kan worden verklaard. Discriminatie kan bijvoorbeeld armoede veroorzaken. Omgekeerd kan armoede ook leiden tot discriminatie en sociale uitsluiting, tot gebrekkige deelname aan besluitvorming en tot een gebrek aan kansen in het maatschappelijk, sociaal, cultureel en politiek leven. 7. Vrouwen lopen vaak een hoger risico op armoede dan mannen. Dit geldt met name voor vrouwen die een groter gevaar lopen om in een kwetsbare situatie terecht te komen – bijvoorbeeld langdurig werkloze vrouwen en vrouwen die niet aan het economisch leven deelnemen, vrouwen in eenoudergezinnen, vrouwen met een migratieachtergrond, band te doorgronden.

2

vrouwen die tot gemarginaliseerde groepen of etnische of religieuze minderheden behoren, oudere alleenstaande vrouwen, vrouwen met een handicap en dakloze vrouwen. De band tussen gender en armoede is complex en het louter meten van de loonkloven volstaat niet om deze 8. De genderkloof op het gebied van armoede stijgt in de leeftijdsgroep tussen 55 en 64 jaar, en de genderkloof is het grootst bij de groep die ouder is dan 75. Dit is voornamelijk te wijten aan de lagere arbeidsparticipatie van vrouwen, loopbaanonderbrekingen die zijn terug te voeren op een ongelijke verdeling tussen vrouwen en mannen van de zorgtaken voor kinderen en andere afhankelijke personen, lagere inkomsten, hogere incidentie van deeltijdwerk en laagbetaalde banen van lage kwaliteit, en kortere loopbanen. De negatieve gevolgen van lagere inkomens voor de levensstandaard van oudere vrouwen worden nog verergerd doordat een groot aandeel van de oudere vrouwen als gevolg van de hogere levensverwachting alleen woont. Bovendien leiden de verschillen in pensioenleeftijd in bepaalde gevallen tot minder pensioenrechten.

2

Migratieachtergrond wordt hier gedefinieerd op basis van het geboorteland, waarbij mensen worden ingedeeld naargelang zij in het binnenland of in het buitenland zijn geboren en de laatsten worden onderverdeeld naargelang zij geboren zijn in de EU of buiten de EU. Het geboorteland wordt omschreven als het land van verblijf van de moeder van de persoon op het moment van diens geboorte. 15409/16 DG B 1C tin/sl 3

NL

9. Deze reeks conclusies is gebaseerd op eerdere werkzaamheden en de politieke voornemens die door het Europees Parlement en de Raad zijn uitgesproken, onder meer in de geïntegreerde aanpak voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en op de werkzaamheden van de Commissie en andere relevante stakeholders op dit gebied, onder meer de in bijlage II vermelde documenten.

VERHEUGD OVER HET VOLGENDE:

10. Het op verzoek van het Slowaakse voorzitterschap door het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) opgestelde verslag over de evaluatie van de uitvoering van het actieprogramma van Peking in de EU-lidstaten met de titel: "Poverty, gender and intersecting inequalities in the EU"

3

, dat een analyse van het genderaspect van armoede in de EU bevat, met een bijzondere nadruk op de situatie van vrouwen die verweven ongelijkheden ondervinden, met name in verband met armoede of sociale uitsluiting.

WIJZEND OP HET VOLGENDE:

11. Uit het verslag van het EIGE blijkt dat vrouwen in de EU meer dan mannen worden bedreigd met armoede of sociale uitsluiting, in de eerste plaats vanwege genderongelijkheid op de arbeidsmarkt, in het bijzonder de lagere gemiddelde participatiegraad van vrouwen. Vrouwen lopen ook vier keer meer kans dan mannen om deeltijds of op basis van tijdelijke arbeids overeenkomsten te werken. Voorts is de economische-inactiviteitsgraad van vrouwen bijna dubbel zo hoog als die van mannen. Een vijfde van de in armoede levende vrouwen neemt niet deel aan de arbeidsmarkt vanwege zorgtaken en taken in het huishouden. Dit zou het gevolg kunnen zijn van het gebrek aan betaalbare kinderopvangvoorzieningen, alsmede het gebrek aan zorgvoorzieningen voor andere afhankelijke personen en aan andere maatregelen ter vergemakkelijking van het combineren van werk, gezin en privéleven.

3

Zie doc. 14295/16 ADD 1. 15409/16 DG B 1C tin/sl 4

NL

12. Uit het verslag blijkt dat zowel de leefomstandigheden als de graad van armoede en de weg naar en de weg uit armoede tijdens de levensloop variëren. Volwassen vrouwen worden meer met armoede of sociale uitsluiting bedreigd dan mannen in alle leeftijdscategorieën. In de meeste lidstaten daalt het risico op armoede of sociale uitsluiting naarmate zowel mannen als vrouwen ouder worden, en lopen de genderverschillen op bij de oudere leeftijdscategorieën. Het risico is met andere woorden het hoogst voor jonge vrouwen en mannen, en het laagst voor gepensioneerden. Hoewel de armoede afneemt naarmate mannen ouder worden, begint het risico op armoede bij vrouwen vóór de pensionering te stijgen. 13. De analyse toont tevens aan dat de structuur van het huishouden een rechtstreeks effect op het risico op armoede heeft. Hoewel in de EU grote verschillen bestaan, worden de huishoudens van eenoudergezinnen, gezinnen met drie of meer kinderen, alleenstaande oudere vrouwen, en jongeren in zo goed als alle lidstaten het meest met armoede en ellende bedreigd. Bovendien hebben alleenstaande moeders aanzienlijk meer achterstandsproblemen dan alleenstaande vaders. Bijna de helft van de alleenstaande moeders en een derde van de alleenstaande vaders worden met armoede of sociale uitsluiting bedreigd. Tegelijkertijd is de kans op materiële deprivatie, evenals de kans dat een gezin onverwachte financiële uitgaven niet het hoofd kan bieden, dubbel zo hoog bij eenoudergezinnen met een vrouw aan het hoofd (materiële deprivatie: 20 % tegenover 9 %). 14. Mensen met een handicap lopen ook een hoger risico op armoede of sociale uitsluiting. In 2014 werden 39 % van de vrouwen met een handicap en 37 % van de mannen met een handicap en bijna de helft van alle niet-EU-onderdanen met armoede of sociale uitsluiting bedreigd. 15. Economische inactiviteit is een veel voorkomend fenomeen bij vrouwen met een migratie achtergrond: van deze vrouwen nam 39 % in 2014 geen deel aan de arbeidsmarkt, een bijna dubbel zo hoog percentage als bij mannen met een migratie-achtergrond (20 %). Dit is één van de redenen waarom vrouwen met een migratieachtergrond een bijzonder hoog risico lopen op armoede of sociale uitsluiting. 15409/16 DG B 1C tin/sl 5

NL

16. De Romaminderheid is een specifieke kwetsbare groep die in veel lidstaten met zeer ernstige achterstands- en integratieproblemen kampt, die door de lidstaten worden aangepakt in hun nationale strategieën voor integratie van de Roma of in geïntegreerde pakketten beleids maatregelen in het kader van hun bredere beleid inzake sociale integratie. Ongeveer zes miljoen EU-onderdanen zijn Roma, waardoor zij binnen de Unie de grootste etnische minderheid zijn. Negen op tien Romavrouwen en -mannen leven in armoede. Omdat zij de belangrijkste rol spelen in hun huishouden ondervinden Romavrouwen bij uitstek de nadelen van de omstandigheden van materiële deprivatie waarin veel Roma leven. 17. Het aantal dakloze vrouwen neemt toe. Dakloosheid stelt vrouwen bloot aan armoede en sociale uitsluiting en beperkt hun economische kansen gevoelig. De arbeidsparticipatie bij dakloze vrouwen ligt buitengewoon laag; veel dakloze vrouwen hebben alleen een "versplinterde" of tijdelijke baan. Hun kansen op het vinden van een baan worden belemmerd door het gebrek aan een veilige thuishaven en door hun blootstelling aan gevaren voor de gezondheid, alsmede aan geweld en uitbuiting. 18. Het verslag van het EIGE bouwt voort op de bestaande drie indicatoren die in 2007 door de Raad zijn goedgekeurd. Deze indicatoren zijn gericht op het percentage van het met armoede bedreigde deel van de bevolking uitgesplitst naar leeftijd en geslacht, op het percentage van het met armoede bedreigde deel van de bevolking uitgesplitst naar type huishouden en geslacht, dat ook het percentage van met armoede bedreigde alleenstaande ouders met kinderen ten laste omvat, en op de economische inactiviteitsgraad uitgesplitst naar leeftijd en geslacht. Op basis van zijn analyse van de tussen 2007 en 2014 geboekte vooruitgang bij de vermindering van de armoede bij vrouwen en mannen in het algemeen, alsmede bij personen die deel uitmaken van specifieke met armoede bedreigde groepen, stelde het EIGE twee aanvullende indicatoren voor die zijn gericht op enerzijds het percentage van het met armoede bedreigde deel van de bevolking uitgesplitst naar geslacht en migratie-achtergrond, en anderzijds het percentage economisch inactieve vrouwen en mannen uitgesplitst naar leeftijd en migratie-achtergrond.

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

19. NEEMT NOTA VAN de volgende

twee nieuwe

door het EIGE ontwikkelde

indicatoren

voor het meten van armoede bij vrouwen en mannen: Indicator 4 het percentage van het met armoede bedreigde deel van de bevolking naar geslacht en migratie-achtergrond (bevolking van 18 jaar en ouder). Indicator 5 de inactiviteitsgraad van vrouwen en mannen naar leeftijd en migratie achtergrond. 15409/16 DG B 1C tin/sl 6

NL

ROEPT DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE OP om overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden:

20.

de inspanningen om de genderdimensie in aanmerking te nemen bij al het beleid en alle maatregelen ter bestrijding van armoede en in alle sociale-integratiestrategieën, waaronder het Europees semester, op te voeren, zulks door in de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van beleid rekening te houden met de gevolgen voor vrouwen en mannen.

De genderdimensie moet ook integraal deel uitmaken van alle toekomstige initiatieven van de EU op het gebied van sociale zaken.

21. maatregelen te nemen om genderstereotypen uit te wissen en stereotiepe opvattingen over de traditionele rol van mannen en vrouwen te ondergraven, onder meer met het doel segregatie op het gebied van onderwijs en werkgelegenheid te bestrijden en een meer gelijke verdeling van de zorgtaken onder vrouwen en mannen te bevorderen. 22. armoede te voorkomen en te bestrijden door voor iedereen niet-discriminatoire toegang tot levenslange, kwaliteitsvolle en inclusieve scholing en opleiding, alsmede beroepsopleiding, te waarborgen, en door meisjes en jongens/vrouwen en mannen aan te moedigen om onderwijsrichtingen en beroepen vrijelijk – dus niet op basis van genderstereotypen, maar in overeenstemming met hun bekwaamheden en vaardigheden – te kiezen en met name door de toegang voor vrouwen en meisjes tot onderwijsrichtingen en beroepen op het gebied van onder meer wetenschap, technologie, het ingenieurswezen en wiskunde ("STEM") te bevorderen. 23. gendergelijkheid te bevorderen op werkgelegenheidsgebied, in het bijzonder voor personen die verweven ongelijkheden ondervinden, teneinde gelijke economische onafhankelijkheid voor vrouwen en mannen te bewerkstelligen. De beperkte economische onafhankelijkheid van vrouwen gedurende hun hele leven leidt tot een genderkloof op het gebied van pensioenen en tot een hoger risico op armoede. Armoedebestrijdingsbeleid en maatregelen ter voorkoming van genderkloven op het gebied van pensioenen moeten dus onder meer zijn gericht op de ongelijkheid van loopbanen, arbeidsparticipatie de personen die het meest worden bedreigd.

4

en inkomsten, waaronder de loonkloof, op het vergemakkelijken van de toegang tot pensioenrechten, en op het verbeteren van de kwaliteit en stabiliteit van werkgelegenheid. Dergelijke maatregelen moeten ook ondersteuning bieden voor gerichte maatregelen met het oog op de herintegratie op de arbeidsmarkt van diegenen wier loopbanen vanwege zorgtaken tijdelijk zijn onderbroken. Sociale-integratiemaatregelen moeten ook leiden tot betere werkgelegenheidskansen voor

4

Deze term verwijst onder meer naar het aantal gewerkte uren per week. 15409/16 DG B 1C tin/sl 7

NL

24. specifieke maatregelen te treffen ter waarborging van een beter evenwicht tussen werk en privéleven voor mannen en vrouwen. Maatregelen met betrekking tot het evenwicht tussen werk en privéleven zijn belangrijk voor het aanmoedigen en bevorderen van de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt, waardoor het risico op armoede en sociale uitsluiting daalt. Het evenwicht tussen werk en privéleven moet door middel van een combinatie van verschillende maatregelen worden ondersteund, onder meer door het verstrekken van toegankelijke, betaalbare en kwaliteitsvolle zorgvoorzieningen, betaald of onbetaald zorgverlof, en flexibele werkregelingen voor vrouwen en mannen, met name voor de verantwoordelijken voor de zorg voor kinderen en andere afhankelijke familieleden, zoals ouders en grootouders. De sociale partners kunnen een cruciale rol spelen bij de uitwerking en uitvoering van dergelijke maatregelen. Een gelijke verdeling van de zorgtaken en de taken in het huishouden moet mogelijk worden gemaakt en kan worden aangemoedigd door prikkels voor vaders om ouderschapsverlof op te nemen en gebruik te maken van flexibele werk regelingen. Ook moet een organisatorische en bedrijfscultuur worden gepropageerd die bevorderlijk is voor het tegemoetkomen aan de behoeften van vrouwen en mannen inzake het evenwicht tussen werk en privéleven. Met name moeten alle relevante maatregelen die nodig zijn voor het behalen van de Barcelona-doelstellingen inzake kinderopvangvoorzieningen worden uitgevoerd in overeenstemming met de in de Europa 2020-strategie bevestigde afspraken.

25. te zorgen voor passende en alomvattende sociale bescherming ter voorkoming en bestrijding van armoede bij vrouwen, ook op latere leeftijd. Beleid op dit gebied moet horizontaal tijdens de levensloop worden toegepast en worden gebaseerd op een combinatie van toereikende inkomenssteun en ondersteunende diensten met het oog op sociale integratie en deelname aan de arbeidsmarkt. Er moet worden gewaarborgd dat de sociale bescherming ook geldt voor vrouwen in atypische banen, zoals deeltijdse of tijdelijke werkgelegenheid, waarin vrouwen, deels vanwege zorgtaken, oververtegenwoordigd zijn. Pensioenstelsels, waaronder de pensioenleeftijd, moet zodanig zijn ontworpen dat mannen en vrouwen in staat zijn voldoende pensioenrechten op te bouwen alvorens zij met pensioen gaan, en ook voorzien in voldoende compensatie voor personen wier zorgtaken loopbaanonderbrekingen hebben veroorzaakt. Ten slotte moeten socialebeschermingsstelsels ook zijn afgestemd op nieuwe uitdagingen, zoals de vergrijzing van de bevolking, de verandering van gezinsstructuren, nieuwe migratiestromen, de gestegen vraag naar betaalbare huisvesting, en de diversificatie van werkgelegenheidsvormen en -voorwaarden. 15409/16 DG B 1C tin/sl 8

NL

26. de bestrijding van geweld tegen vrouwen en mensensmokkel te intensiveren. Het samenspel tussen de gevolgen van economische afhankelijkheid, armoede en geweld vormt een struikel blok voor de gelijkheid en de volledige deelname aan de maatschappij van vrouwen. De Europese Commissie en de lidstaten moeten bij hun beleid met name rekening houden met de situatie van vrouwen die worden geconfronteerd met systemische hindernissen die hun slachtofferpositie nog verergeren – bijvoorbeeld stereotypering, etnische, raciale of andere discriminatie, een handicap, sociale uitsluiting, marginalisering en beperkte toegang tot voorzieningen, veilige opvang en huisvesting. 27. synergieën te bevorderen tussen armoedebestrijdingsstrategieën en ander economisch en sociaal beleid, zoals beleid op het gebied van werkgelegenheid, belastingen, gezin, gezondheidszorg en ouderenzorg en huisvesting. Gezien de veelzijdige realiteit van armoede is het nodig dat de verschillende beleidsmaatregelen elkaar aanvullen. 28. ervoor te zorgen dat het genderaspect bij de uitvoering en monitoring van de Europese migratieagenda stelselmatig in aanmerking wordt genomen, zulks door middel van specifieke maatregelen ter leniging van de kwetsbare situaties waarin vrouwen en meisjes die migreren, asiel zoeken en vluchten, zich vóor en tijdens hun aankomst en in de loop van hun integratie in de EU-lidstaten kunnen bevinden. 29. in het beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting positieve en gerichte maatregelen op te nemen voor de groepen vrouwen die in armoede leven en met sociale uitsluiting worden bedreigd en die veelvuldige en verweven ongelijkheden of discriminatie ondervinden, zoals alleenstaande ouders, Roma, migranten, vrouwen met een handicap, jongere en oudere vrouwen, vrouwen die niet worden geschoold, niet werken en geen stage lopen (NEET's), en vrouwen die dakloos zijn. De meest achterstandsgroepen in de samenleving moeten worden bereikt via gerichte maatregelen die een antwoord bieden op hun specifieke behoeften. Het verzamelen van gegevens, uitgesplitst naar geslacht en leeftijd, moet worden afgestemd op de veranderende uitdagingen, onder meer de scherpe stijging van het aantal vluchtelingen en asielzoekers. 30. rekening te houden met het genderaspect van armoede bij het benutten van Europese fondsen, waaronder de Europese structuur- en investeringsfondsen, met name het Europees sociaal fonds, het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen en het Europees Fonds voor asiel, migratie en integratie. Er moet bij de acties van deze fondsen ter bestrijding van de armoede van vrouwen worden gezorgd voor wederzijdse synergieën en coördinatie. 15409/16 DG B 1C tin/sl

NL

9

31. het gendergelijkheidsperspectief bij het meten van armoede en sociale uitsluiting te versterken, onder meer door het kritieke aandachtspunt "Vrouwen en armoede" van het actieprogramma van Peking te blijven monitoren aan de hand van de indicatoren in bijlage I, waarbij het werk van het EIGE en Eurostat ten volle moet worden benut. 32. de monitoring van gendergelijkheid en de emancipatie van vrouwen en meisjes in de lidstaten en daarbuiten te ondersteunen gedurende de hele Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, met name door bij te dragen aan de diepgaande evaluaties van SDG 5 via het jaarverslag over gelijkheid tussen mannen en vrouwen, en door deel te nemen aan de jaarlijkse thematische evaluaties en het proces van diepgaande evaluaties, waarbij met name gebruik moet worden gemaakt van bestaande gegevens aan de hand van de indicatoren die in de loop van de evaluatie van de uitvoering van het actieprogramma van Peking zijn vastgesteld. 33. de effectieve toepassing van de richtlijnen inzake gelijke behandeling te verbeteren, teneinde te komen tot een inclusieve Europese samenleving en een gelijke behandeling van mannen en vrouwen op alle terreinen van de richtlijnen.

VERZOEKT DE EUROPESE COMMISSIE:

34. te blijven inzetten op gelijke economische onafhankelijkheid van vrouwen en mannen en op de andere prioriteiten uit haar "Strategic engagement for gender equality 2016- 2019", en de status van dat document te versterken door het als een mededeling aan te nemen, in lijn met de Strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015, en aldus kracht bij te zetten aan het streven van de Commissie om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en gendergelijkheid op alle beleidsterreinen meer zichtbaarheid en bekendheid te geven. 35. de preventie en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting hoog op de agenda te houden en de lidstaten te helpen om de genderdimensie stelselmatig in aanmerking te nemen bij het nastreven van hun nationale doelen inzake armoedebestrijding. De situatie van vrouwen in armoede moet worden aangepakt in het kader van het Europees semester en, in voorkomend geval, in het kader van alle toekomstige EU-initiatieven op het gebied van sociaal beleid, waaronder de Europese pijler van sociale rechten, die in het werkprogramma van de Commissie voor 2017 is aangekondigd. 15409/16 DG B 1C tin/sl 10

NL

36. teneinde de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten, uitvoering te geven aan het in het werkprogramma van de Commissie voor 2017 aangekondigde initiatief om een antwoord te bieden op de uitdagingen van werkende gezinnen die op zoek zijn naar een evenwicht tussen werk en privéleven. 37. de toestand op het gebied van armoedebestrijding en sociale uitsluiting te blijven volgen, in nauwe samenwerking met de lidstaten en het Comité voor sociale bescherming, en de genderaspecten en de wisselwerking tussen gendergelijkheid en andere factoren in dit verband beter te documenteren.

38. gendergelijkheid en de emancipatie van meisjes en vrouwen te blijven bevorderen in het externe beleid door de toepassing van de resultaatgerichte maatregelen uit het "Gender Action Plan 2016-2020: Gender equality and women's empowerment in external relations".

________________ 15409/16 DG B 1C tin/sl 11

NL

BIJLAGE I Bestaande indicatoren:

5

Indicator 1

Armoederisico naar leeftijd en geslacht

Lijst van indicatoren Indicator 2

Armoederisico naar huishoudenstype en geslacht, inclusief het armoederisico van alleenstaande ouders met afhankelijke kinderen

Indicator 3

Inactiviteit naar leeftijd en geslacht a) percentage inactieve vrouwen en mannen naar leeftijd b) percentage inactieve vrouwen en mannen die niet werkzoekend zijn omdat ze voor hun gezin zorgen

Voorgestelde nieuwe indicatoren Indicator 4

Titel:

Armoederisico naar geslacht en migratieachtergrond (bevolking van 18 jaar en ouder)

Concept: het armoederisico is het percentage mensen met een equivalent besteedbaar inkomen (na sociale overdrachten) dat onder de armoederisicogrens valt. Die grens is bepaald op 60% van het nationaal mediaan equivalent besteedbaar inkomen na sociale overdrachten. Deze indicator meet geen welstand of armoede, maar het relatieve inkomensniveau in vergelijking met andere inwoners van een land, wat niet noodzakelijk een lage levensstandaard impliceert.

5

Zie 13947/07. 15409/16 BIJLAGE I DG B 1C tin/sl 12

NL

Gelet op de in de lidstaten beschikbare gegevens wordt alleen de volwassen bevolking (18 jaar en ouder) in aanmerking genomen, en worden de gegevens niet uitgesplitst naar kleinere leeftijdsgroepen hoewel de aantallen jongere en oudere mensen die in armoede leven mogelijk van elkaar verschillen.

Bron: De berekening van de indicator is gebaseerd op de statistiek van de Europese Unie over inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (http://ec.europa.eu/eurostat/web/income-and living-conditions/overview) Gepubliceerd: De gegevens staan in de onlinedatabank van Eurostat: ilc_li32: At-risk-of-poverty rate by broad group of country of birth (population aged 18 and over).

Indicator 5

Titel:

Inactiviteitsgraad van vrouwen en mannen naar leeftijd en migratie-achtergrond

Concept: Een persoon van 15 jaar en ouder is economisch inactief indien hij of zij geen deel uitmaakt van de beroepsbevolking, noch als werkende, noch als werkloze. De inactieve bevolking kan omvatten: schoolkinderen, studenten, gepensioneerden en huisvrouwen/huismannen, mits deze niet werken of beschikbaar zijn voor/op zoek zijn naar werk. Bron: De berekening van de indicator is gebaseerd op de arbeidskrachtenenquête (AKE) (http://ec.europa.eu/eurostat/web/lfs/overview). Gepubliceerd: De gegevens staan in de onlinedatabank van Eurostat: lfsa_argacob: Activity rates by sex, age and country of birth (%). 15409/16 BIJLAGE I DG B 1C tin/sl 13

NL

BIJLAGE II Referenties 1. EU-wetgeving:

- Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (PB L 6 van 10.1.1979, blz. 24). - Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1). - Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22). - Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16). - Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37). - Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking). (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23). - Richtlijn 2010/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG van de Raad (PB L 180 van 15.7.2010, blz. 1).

2. Raad:

Alle door de Raad aangenomen conclusies over de evaluatie van het actieprogramma van Peking

6

en met name de hieronder genoemde:  Conclusies van de Raad "Toetsing van de uitvoering door de lidstaten en de EU-instellingen van het Actieprogramma van Peking:

6

http://ec.europa.eu/justice/gender-equality/tools/statistics-indicators/platform action/index_nl.htm 15409/16 BIJLAGE II DG B 1C tin/sl 14

NL

 Indicatoren inzake vrouwen en armoede (13947/07).  Conclusies van de Raad over de voortgang van de uitvoering door de lidstaten en de EU instellingen van het Actieprogramma van Peking: Vrouwen en economie: combineren van werk en gezin (17474/08).  Conclusies van de Raad "Vergroting van de inzet en intensivering van de maatregelen om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten, en herziening van de uitvoering van het Actieprogramma van Peking" (18121/10).  Conclusies van de Raad "Evaluatie van de uitvoering van het actieprogramma van Peking: Vrouwen en economie: de mogelijkheid om werk en gezinsleven te combineren als voorwaarde voor gelijke deelname aan de arbeidsmarkt" (17816/11).  Conclusies van de Raad "Vrouwen en de economie: economische onafhankelijkheid vanuit het oogpunt van deeltijdwerk en werkzaamheden anders dan in loondienst" (11050/14).  Conclusies van de Raad van 7 maart 2011 over het Europees pact voor gendergelijkheid (2011-2020) (PB C 155 van 25.5.2011, blz. 10).  Conclusies van de Raad van 7 maart 2011 "Het Europees Platform tegen armoede en sociale uitsluiting" (6917/11).  Conclusies van de Raad van 18 juni 2015 "Gelijke inkomenskansen voor vrouwen en mannen: de pensioengenderkloof dichten" (10081/15).  Conclusies van de Raad van 20 juni 2013 "Naar sociale investering voor groei en cohesie" (11487/13).  Aanbeveling van de Raad over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten. (PB C 378 van 24.12.2013, blz. 1.)  Conclusies van de Raad van 9 maart 2015 "De ontwikkeling naar meer inclusieve arbeids markten" (7017/15).  Besluit (EU) 2015/1848 van de Raad van 5 oktober 2015 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2015

(PB L 268 van 15.10.2015, blz. 28-32)

.  Conclusies van de Raad van 26 oktober 2015 inzake het genderactieplan 2016-2020 (13201/15)  Conclusies van de Raad van 16 juni 2014 "Bestrijding van armoede en sociale uitsluiting: een geïntegreerde aanpak" (9273/16). 15409/16 BIJLAGE II DG B 1C tin/sl 15

NL

3. Europese Commissie:

- Mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 "Europa 2020: de strategie van de Europese Unie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010) 2020 final). - Aanbeveling van de Commissie van 7.3.2014 "Het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen versterken door transparantie" (C(2014) 1405 final). - Mededeling "Het Europees Platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang" (COM(2010) 0758). - Mededeling "Naar sociale investering voor groei en cohesie - inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020", (COM(2013) 83 final). - Werkdocument van de diensten van de Commissie "Strategic engagement for gender equality 2016-2019" (SWD(2015) 278 final). - Routekaart "New start to address the challenges of work-life balance faced by working families". http://ec.europa.eu/smart-regulation/roadmaps/docs/2015_just_012_new_initiative_replacing_ maternity_leave_directive_en.pdf - Werkdocument van de diensten van de Commissie "2015 Report on equality between women and men in the European Union" (SWD(2016) 54 final). - Mededeling van de Commissie "Evaluatie van de tenuitvoerlegging van het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma en van de aanbeveling van de Raad over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten" (SWD(2016) 209 final).

4. Europees Parlement:

- Resolutie van 20 oktober 2010 over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa (2010/2039(INI), PB C 70E van 8.3.2012). - Resolutie van 8 maart 2011 over armoede bij vrouwen in de Europese Unie (2010/2162(INI)). - Resolutie van 15 november 2011 over het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting (2011/2052(INI)). - Advies over de genderaspecten van het Europees kader van nationale strategieën voor de integratie van Roma. (2013/2066(INI)). - Resolutie van 26 mei 2016 over armoede: een genderperspectief (2015/2228(INI)) 15409/16 BIJLAGE II DG B 1C tin/sl 16

NL

5. Overige:

- Verklaring van het voorzitterschapstrio over gendergelijkheid (Nederland, Slowakije en Malta), Brussel, 7 december 2015 https://english.eu2016.nl/documents/publications/2016/01/05/declaration-on-gender-equality - Verslag van het EIGE, "Poverty, gender and intersecting inequalities in the EU: Review of the implementation of the Beijing Platform for Action in the EU Member States" (14295/16 ADD 1) - "The Share of persons at risk of poverty or social exclusion in the EU back to its pre-crisis level", newsrelease 199/2016 van Eurostat http://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/7695750/3-17102016-BP-EN.pdf/30c2ca2d f7eb-4849-b1e1-b329f48338dc - Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. http://www.un.org/disabilities/convention/conventionfull.shtml - Geïntegreerde benaderingen voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Nederlands Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2016. 15409/16 BIJLAGE II DG B 1C tin/sl 17

NL