14970/16 gys/VAN/cg 1 DG B 1B

Download Report

Transcript 14970/16 gys/VAN/cg 1 DG B 1B

Raad van de
Europese Unie
Brussel, 29 november 2016
(OR. en)
14970/16
Interinstitutionele dossiers:
2016/0231 (COD)
2016/0230 (COD)
AGRI 640
CLIMA 163
ENV 744
NOTA
van:
aan:
het voorzitterschap
het Speciaal Comité Landbouw
Nr. Comdoc.:
11483/16; 11494/16
Betreft:
Landbouw en klimaatverandering
a) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de
lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor een veerkrachtige energie-unie en
om aan de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te
voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het
Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en
rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een
rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op
het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering (eerste
lezing)
b) Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door
landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en
energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 van
het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en
rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een
rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op
het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering (eerste
lezing)
- Gedachtewisseling over aspecten van de landbouw
14970/16
gys/VAN/cg
DG B 1B
1
NL
I.
INLEIDING
1.
Tijdens zijn bijeenkomst van 23 en 24 oktober 2014 heeft de Europese Raad
overeenstemming bereikt over het kader voor het klimaat- en energiebeleid 2030 voor de
Europese Unie en zich, wat de reductie van de in de EU uitgestoten broeikasgassen betreft,
geschaard achter een bindend EU-streefcijfer van ten minste 40% in 2030 ten opzichte van
1990 1. In zijn conclusies verklaarde de Europese Raad dat het streefcijfer gezamenlijk door
de EU op een zo kosteneffectief mogelijke wijze zal worden behaald, met in 2030 reducties
in de sectoren die wel en niet onder de EU-regeling voor de emissiehandel (EU-ETS) vallen
tot respectievelijk 43% en 30% ten opzichte van 2005.
2.
De conclusies van de Europese Raad van oktober 2014 bevatten ook specifieke richtsnoeren
in verband met de sectoren die niet onder de EU-ETS vallen, onder meer over de te hanteren
methode voor het vaststellen van de nationale emissiereductiestreefcijfers voor 2030, en
over de beschikbaarheid en het gebruik van flexibiliteitsinstrumenten binnen de betrokken
sectoren. Volgens die conclusies zal, zodra de technische voorwaarden dat mogelijk maken
en in ieder geval vóór 2020, beleid worden bepaald over de wijze waarop landgebruik,
verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) in het broeikasgasmitigatiekader
voor 2030 moeten worden opgenomen.
3.
De Commissie heeft op 20 juli 2016 twee wetgevingsvoorstellen aangenomen over de
bijdrage van de niet-ETS-sectoren aan de totale inspanning, met name een verordeningsvoorstel betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten
van 2021 tot en met 2030 ("verordening inzake de verdeling van de inspanningen", met
betrekking tot bijvoorbeeld CO2-emissies door vervoer en verwarming van gebouwen, nietCO2-emissies door landbouw en afval) 2; en een andere verordeningsvoorstel over de opname
van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en
bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 ("LULUCF-verordening") 3. Uitgaande van
dit regelgevingskader zullen de lidstaten de meest passende maatregelen moeten uitwerken
om hun nationale streefcijfers te bereiken. De twee nieuwe voorstellen zijn, samen met het
voorstel voor herziening van de EU-ETS, bedoeld om ervoor te zorgen dat de overkoepelende
EU-doelstelling inzake broeikasgasemissiereducties uiterlijk eind 2030 wordt bereikt en dat
aan de verbintenissen van de EU en de lidstaten uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs 4
wordt voldaan.
1
2
3
4
Doc. EUCO 169/14.
Doc. 11483/16 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3.
Doc. 11494/16 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3.
Doc. 12256/16 ADD 1.
14970/16
gys/VAN/cg
DG B 1B
2
NL
4.
In het voorstel voor een verordening inzake de verdeling van de inspanningen (ESR) zijn
de nationale reductiestreefcijfers vastgesteld op basis van het relatieve bbp per hoofd van de
bevolking, waarbij de streefcijfers voor de lidstaten met een bbp per hoofd dat hoger ligt dan
het EU-gemiddelde, verder zijn aangepast om de kosteneffectiviteit binnen die groep weer te
geven. In het voorstel worden de bestaande vormen van flexibiliteit gehandhaafd (bankieren
en lenen, overdrachten tussen lidstaten) en worden twee nieuwe vormen van flexibiliteit
voorgesteld: een beperkt gebruik van nettoverwijderingen afkomstig van bepaalde boekhoudkundige LULUCF-categorieën met het oog op de streefcijfers in de ESR-sectoren, en de
mogelijkheid voor bepaalde lidstaten om een beperkt aantal EU-ETS-emissierechten te
annuleren opdat zij aan hun verplichtingen uit hoofde van de ESR kunnen voldoen.
5.
Doel van de voorgestelde LULUCF-verordening, die voortbouwt op de huidige in Besluit
nr. 529/2013/EU neergelegde boekhoudkundige regels die overal in de EU gelden, is te
bepalen hoe de LULUCF-sectoren in het klimaat- en energiekader 2030 moeten worden
opgenomen. Met het voorstel moeten de lidstaten waarborgen dat de geboekte broeikasgasemissies en -verwijderingen in balans blijven en dat de LULUCF-sector in zijn geheel geen
netto-emissies veroorzaakt ("regel voor geen debet"). Het biedt verscheidene vormen van
flexibiliteit om de lidstaten te helpen deze regel na te leven: de mogelijkheid om het
overschot aan toewijzingen van de ESR te gebruiken, waarbij de emissies van een categorie
land gecompenseerd kunnen worden door de verwijderingen van een andere categorie land,
de nettoverwijderingen gedurende de periode 2021-2030 samengevoegd kunnen worden, en
het overschot aan verwijderingen onder de lidstaten verhandeld kan worden. Met het voorstel
wordt ook voorzien in een nieuw EU-governanceproces voor het monitoren van de referentieniveaus voor bosbeheer.
II.
STAND VAN ZAKEN
6.
De Commissie heeft haar voorstellen op 20 juli 2016 aan het Comité van permanente
vertegenwoordigers (Coreper) en aan de Groep milieu gepresenteerd. Vervolgens werd
op 14 en 20 september 2016 in de Groep milieu nader ingegaan op de effectbeoordelingen
en de wetgevingsvoorstellen. De vragen van de delegaties werden door de Commissie
beantwoord in de Groep milieu op 29 september 2016.
14970/16
gys/VAN/cg
DG B 1B
3
NL
7.
De ministers van Milieu voerden tijdens de zitting van de Raad (Milieu) van 17 oktober 2016
een oriënterend debat over de voorstellen 5. De Groep milieu zette haar werkzaamheden op
27 oktober voort. Het Coreper wisselde op 28 oktober 2016 van gedachten over de effectbeoordeling van de wetgevingsvoorstellen 6. De Groep milieu zette haar besprekingen op
24, 25 en 29 november voort..
8.
Het Europees Parlement wees de heer Gerben-Jan Gerbrandy (ALDE, NL) als rapporteur
voor het ESR-voorstel aan, en de heer Norbert Lins (EPP, DE) als rapporteur voor de
LULUCF-verordening
9.
Op 25 augustus 2016 besloot de Raad het Europees Economisch en Sociaal Comité en het
Comité van de Regio's over beide voorstellen te raadplegen.
10.
De Raad Landbouw en Visserij wisselde ter voorbereiding van de CoP21 op 22 oktober 2015
van gedachten over klimaatslimme landbouw 7, en de voorzitter van de Raad Landbouw en
Visserij stuurde de voorzitter van de Raad Milieu een brief waarin hij het resultaat van de
besprekingen samenvatte 8. De ministers van Landbouw wisselden op 17 mei 2016 van
gedachten over landbouw en klimaat 9. Tijdens die zitting lichtten Commissieleden Hogan
en Arias Cañete ook de stand van uitvoering van de Overeenkomst van Parijs toe, met
bijzondere aandacht voor toekomstige voorstellen over LULUCF en de ESR.
11.
Hoewel de Raad milieu het voortouw neemt in dit dossier, meent het voorzitterschap dat
de twee voorstellen grote gevolgen kunnen hebben voor landbouwers en boseigenaren en
dat de Raad Landbouw en Visserij er derhalve belang bij heeft de landbouwaspecten van
de voorstellen te bespreken.
12.
Op basis daarvan worden de ministers van Landbouw uitgenodigd om in de Raad Landbouw
en Visserij van 12 en 13 december 2016 deel te nemen aan een gedachtewisseling over de
landbouwaspecten van de twee voorstellen. Het voorzitterschap heeft twee vragen
geformuleerd om het debat sturing te geven.
5
6
7
8
9
Doc. 12696/16.
Doc. 13911/16.
Doc. 12693/15.
Doc. 14086/15.
Doc. 8772/16.
14970/16
gys/VAN/cg
DG B 1B
4
NL
13.
Het Speciaal Comité Landbouw wordt verzocht nota te nemen van onderstaande vragen en
deze aan de Raad voor te leggen.
III. VRAGEN VOOR DE MINISTERS
Gezien het bovenstaande en om de gedachtewisseling over de landbouwaspecten van de voorstellen
betreffende LULUCF en de ESR te structureren, verzoekt het voorzitterschap de Raad Landbouw
en Visserij zich te beraden op de volgende vragen:
1. In de conclusies van de Europese Raad van oktober 2014 staat dat de verschillende doelstellingen van de sectoren landbouw en landgebruik, waarvan het mitigatiepotentieel lager is,
onderkend moeten worden. Vinden de ministers van Landbouw dat deze sturing door de Commissie
voldoende onderkend is in het voorstel betreffende LULUCF?
2. Voldoen, vanuit het oogpunt van landbouw en landgebruik, de flexibiliteitsvormen in de
voorstellen met betrekking tot de verordening over de verdeling van de inspanningen en de
verordening betreffende LULUCF om de verplichtingen in het kader van niet-ETS-sectoren
na te leven?
14970/16
gys/VAN/cg
DG B 1B
5
NL