Functiebeschrijving Verpleegkundige

Download Report

Transcript Functiebeschrijving Verpleegkundige

Functiebeschrijving
Verpleegkundige
Graad: consulent B1-B3
Versie: 25_10_2012
1
Plaats in de organisatie
stadssecretaris
directeur sociale zaken
afdelingshoofd
kinderopvang
diensthoofd
kinderdagverblijven
verpleegkundige
Je rapporteert als verpleegkundige rechtstreeks aan het diensthoofd kinderdagverblijven. Je werkt
nauw samen met de kinderbegeleiders en de vestigingsverantwoordelijken binnen de verschillende
stedelijke kinderdagverblijven, met de kwaliteitsconsulent en met
m de pedagogisch consulent.
Er is frequente interactie met de ouders en hulpverleners (medici en paramedici: artsen,
artsen kinesisten,
logopedisten …).
Doel van de functie
De Leuvense stedelijke kinderdagverblijven bieden kwaliteitsvolle kinderopvang in een multiculturele
context aan. Als verpleegkundige geef je mee vorm aan deze kwaliteitsvolle opvang,
opvan specifiek de
gezondheidsaspecten (medische ondersteuning, voeding, hygiëne, verzorging …).
Je bent verantwoordelijk voor de dagdagelijkse verpleegkundige
verpleegkundige interventies in de kindgroepen en
voor de opmaak en het up-to-date
date houden van de medische (administratieve) kinddossiers.
Als verpleegkundige werk je een hygiënebeleid uit, rekening houdend met de richtlijnen van Kind en
Gezin. Je implementeert dit praktisch en vertaalt het naar een werkbaar instrument voor de
kinderbegeleiders.
eid in de kindgroepen.
Je bent eveneens verantwoordelijk voor de implementatie van het HACCP-beleid
Daarnaast bewaak je de kwaliteit van de maaltijden.
Ook het uitwerken van een preventiebeleid betreffende
betreffen (besmettelijke) kinderziektes
ziektes behoort tot je
takenpakket. Daarnaast volg je het koortsbeleid en het ziektebeleid op.
Je bent EHBO-verantwoordelijke.
verantwoordelijke. Je geeft advies en opleiding hieromtrent binnen de
kinderdagverblijven en kijkt toe op de correcte toepassing ervan.
Met je werk draag je bij tot de veiligheid en de permanente opvolging van de gezondheid van de
kinderen.
2
Je integreert je beleidsvoorstellen in het ruimer kwaliteitsbeleid van de kinderdagverblijven, in nauw
overleg met de kwaliteitsconsulent.
Voor al je opdrachten rapporteer je op regelmatige basis aan het diensthoofd kinderdagverblijven en
zorg je voor een goede interne communicatie. Je bent tevens aanspreekpunt voor vragen en
opvolging aangaande je materie, zowel voor internen als externen (ouders, Kind en Gezin …).
Resultaatsgebieden
1. Je bent verantwoordelijk voor de dagdagelijkse verpleegkundige interventies in de
kindgroepen en je houdt medische (administratieve) kinddossiers bij die continu worden
opgevolgd en geüpdatet.
Voorbeelden van activiteiten
•
•
•
•
•
•
Je maakt per kind een overzichtelijk medisch (administratief) dossier op met aspecten
als ziekten, voedingsschema’s, vaccinaties, allergieën, belangrijke op te volgen acties
op medisch, familiaal vlak of op gebied van ontwikkeling van kinderen;
Je vult de dossiers na elke verpleegkundige interventie aan;
Je checkt regelmatig de volledigheid van de dossiers;
Je ondersteunt de kinderbegeleiders aan de hand van coaching op de werkvloer,
toelichtingen en opleidingen in het interpreteren van de inhoud van de kinddossiers;
Je overlegt op regelmatige basis met de adviseur pedagogisch beleid en/of met de
pedagogisch consulent over je dagdagelijkse interventies in het kader van het
afstemmen van opvolgtrajecten van kinderen, ouders, voornamelijk bij zorgsituaties;
Je ondersteunt de totale ontwikkeling van elk kind.
2. Je werkt een hygiënebeleid uit (medische hygiëne, handhygiëne, hygiëne bij verzorging,
algemene hygiëne …), rekening houdend met de richtlijnen van Kind en Gezin. Je
implementeert dit praktisch en vertaalt het in werkbare richtlijnen en instrumenten voor alle
medewerkers binnen de kinderdagverblijven.
Voorbeelden van activiteiten
•
•
•
•
•
Je evalueert het huidige hygiënebeleid en toetst het aan de richtlijnen die Kind en
Gezin oplegt;
Je volgt de regelgeving inzake hygiënebeleid voor kinderdagverblijven op;
Op basis van je expertise vertaal je de regelgeving naar gebruiksvriendelijke
procedures:
Je schrijft procedures en protocols uit en houdt ze up-to-date;
Je geeft praktische toelichtingen hierover aan de medewerkers;
Je zet preventieve acties op rond hygiëne;
Je werkt richtlijnen uit om hygiënische producten veilig en correct op te slaan en volgt
zelf de voorraad op.
3. Je werkt een Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-beleid uit voor de
kindgroepen en implementeert dit. Daarnaast bewaak je de kwaliteit van de maaltijden.
Voorbeelden van activiteiten
•
•
•
•
•
Je evalueert de huidige procedures bij het behandelen van voedsel in de kindgroepen;
Je levert inhoudelijke kennis aan omtrent HACCP-normen;
Je controleert de kwaliteit van de voeding die uit de keuken komt;
Je zorgt voor correcte en werkbare procedures voor het afkoelen/opwarmen van
voeding in de kindgroepen;
Je zet preventieve acties op om gezondheidsrisico’s te vermijden;
3
•
Je bewaakt naast de hygiënische kwaliteit van de maaltijden ook de opmaak van
evenwichtige menu’s;
Je zorgt voor variatie in de maaltijden;
Je houdt rekening met de voedingswaarde van producten;
Je superviseert de correcte opvolging van diëten.
4. Je bent verantwoordelijk voor het uitdenken en uitwerken van een preventiebeleid
betreffende (besmettelijke) ziektes. Daarnaast volg je het koortsbeleid en het ziektebeleid
op van de kinderen met als doel een veilig, gezond, hygiënisch en positief leefklimaat voor
elk kind te creëren.
Voorbeelden van activiteiten
•
•
•
•
Je evalueert het huidige beleid in nauw overleg met het diensthoofd
kinderdagverblijven, de vestingingsverantwoordelijken en de kwaliteitsconsulent;
Je volgt de wetgeving op inzake beleid op vlak van gezondheid, hygiëne, verzorging
en preventie;
Op basis van je deskundigheid stel je richtlijnen op over de te volgen procedures bij
bijvoorbeeld medische protocols (koorts, koortsstuipen, uitslag, kinderziekten,
windpokken …);
Je ondersteunt je leidinggevende bij de opvolging en implementatie van dit beleid:
Je levert de nodige documenten aan voor de medewerkers;
Je geeft op regelmatige basis toelichtingen hierover aan de medewerkers.
5. Je bent EHBO-verantwoordelijke en volgt tevens het beleid inzake reanimatie op: van het
opstellen van procedures en richtlijnen tot het implementeren in de leefgroepen.
Voorbeelden van activiteiten
•
•
•
•
•
Je evalueert het huidige reanimatiebeleid in nauw overleg met het diensthoofd
kinderdagverblijven en de vestigingsverantwoordelijken en optimaliseert waar nodig;
Je stelt richtlijnen en procedures op over EHBO en reanimatie, rekening houdend met
de regelgeving;
Je geeft advies en opleiding hierover in de leefgroepen, geeft regelmatig
opfrissingssessies en kijkt toe op de juiste toepassing van het geleerde;
Je rapporteert hierover op regelmatige basis aan het diensthoofd kinderdagverblijven;
Je beheert de voorraad van de medicatie.
6. Je houdt de kennis van je werkveld up-to-date en implementeert dit in je werkprocessen.
Voorbeelden van activiteiten
•
•
•
•
•
Je houdt de kennis van je werkveld up-to-date door bijscholingen, opleidingen,
deelname aan externe fora en infosessies …;
Je bent permanent op de hoogte van wijzigingen in de regelgeving bijvoorbeeld van
Kind en Gezin …;
Je breidt je expertise uit door overleg en informatie-uitwisseling met externen (andere
kinderdagverblijven, Kind en Gezin, arbeidsgeneeskundige dienst, externe
hulpverleners, (para)medici …);
Vanuit je expertise reik je ideeën aan en stel je verbeteringen voor in de praktische
werking die een efficiënte organisatie ten goede komen;
Je deelt je ervaringen en expertise op een constructieve manier met je collega’s.
4
Competenties
Waardegebonden competenties
1. Voortdurend verbeteren (niveau II)
Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de entiteit, door de bereidheid om te leren en mee te groeien met veranderingen.
Ontwikkelt zich binnen de eigen functie en werkt actief mee aan het verbeteren van de uitvoering van taken.
•
•
•
•
•
Maakt zich vertrouwd met nieuwe materies die relevant zijn voor de eigen taak (bv. nieuwe regelgeving, informaticatoepassingen, werkmethoden …);
Informeert zich over nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot de eigen functie (leest vakliteratuur, neemt deel aan congressen …);
Past nieuwe richtlijnen, kennis, informatie en inzichten toe in de praktijk;
Gaat na of en hoe nieuwe tendensen en ontwikkelingen in de eigen functie ingezet kunnen worden;
Zoekt actief naar mogelijkheden om de uitvoering van het takenpakket te verbeteren en werkt die mogelijkheden verder uit tot concrete voorstellen.
2. Klantgerichtheid (niveau II)
Met het oog op het dienen van het algemeen belang, de legitieme behoeften van verschillende soorten (interne en externe) klanten onderkennen en er
adequaat op reageren.
Onderneemt acties om voor de klant de meest geschikte oplossing te bieden bij vragen en problemen die minder voor de hand liggen.
•
•
•
•
•
•
Past binnen de bestaande procedures en planning de dienstverlening of het product aan om de klant verder te helpen;
Geeft de klant waar hij recht op heeft op de best mogelijke wijze;
Levert, rekening houdend met bestaande procedures, sneller of meer dan afgesproken is aan de klant;
Gaat expliciet na of de klant tevreden is met de aangeboden oplossing en dienstverlening;
Probeert zelf een antwoord te geven op een vraag of klacht. Verwijst zo nodig door of zoekt hulp;
Biedt een zo optimaal mogelijke oplossing voor de klant.
5
3. Samenwerken (niveau II)
Met het oog op het algemeen belang een bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat op het niveau van een team, entiteit of de organisatie, ook als dat
niet onmiddellijk van persoonlijk belang is.
Helpt anderen en pleegt overleg.
•
•
•
•
•
Steunt de voorstellen van anderen en bouwt daarop voort om tot een gezamenlijk resultaat te komen;
Stemt de eigen inbreng/prioriteiten/aanpak af op de behoeften van de groep;
Houdt rekening met de gevoeligheden en met de verscheidenheid van mensen;
Biedt hulp aan bij problemen, ook al valt de taak niet onder de eigen opdracht;
Vraagt spontaan en proactief de mening van anderen.
4. Betrouwbaarheid (niveau III)
Handelen vanuit de codes van integriteit, zorgvuldigheid, objectiviteit, gelijke behandeling, correctheid en transparantie uitgaande van de basisregels, sociale
en ethische normen (diversiteit, milieuzorg …). Afspraken nakomen en zijn verantwoordelijkheid opnemen.
Schept randvoorwaarden zodat de deontologische code in de praktijk gebracht kan worden.
•
•
•
•
Vertoont voorbeeldgedrag rond basisregels en afspraken, rond sociale en ethische normen en in het omgaan met diversiteit;
Zorgt voor een transparante structuur (inrichting) van de entiteit;
Zorgt ervoor dat iedereen in de organisatie of entiteit op de hoogte is van de verwachte normen voor gedrag (bijvoorbeeld: brengt het onderwerp
regelmatig en systematisch ter sprake);
Spreekt anderen aan als onethische handelingen worden gesteld, regels en afspraken niet worden nageleefd enz.
6
Graadgebonden competenties
1. Overtuigingskracht (niveau II)
Instemming verkrijgen voor een mening, aanpak of visie door goed onderbouwde argumenten te gebruiken, door dialoog en overleg aan te gaan, door
autoriteit (bevoegdheid en deskundigheid) gepast aan te wenden en door gepaste strategieën uit te bouwen.
Overtuigt door inhoud én aanpak.
•
•
•
•
•
Reageert adequaat en niet defensief op negatieve reacties of weerstand;
Toont begrip voor meningen en standpunten van anderen;
Enthousiasmeert anderen als hij zijn eigen voorstellen en ideeën verdedigt;
Brengt zijn argumenten scherp onder woorden;
Brengt een persoonlijke en genuanceerde argumentatie naar voren.
2. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid (niveau II)
Een schrijfstijl hanteren die past bij de boodschap en de doelgroep.
Structureert zijn boodschap en hanteert een gepast taalgebruik afhankelijk van de situatie of het publiek.
•
•
•
•
•
Stelt eenduidig leesbare documenten op die beknopt en ter zake zijn;
Levert teksten met een duidelijke structuur (zowel inhoudelijk als vormelijk, en de inhoud en vorm zijn op elkaar afgestemd);
Gebruikt een stijl die aangepast is aan de situatie (zakelijk, onderhoudend, informatief …);
Gebruikt een taal die aan het publiek aangepast is (bv. licht jargon toe, schrijft 'leesbare' teksten …);
Houdt in taalgebruik en boodschap rekening met de behoeften en beperkingen van de verschillende doelgroepen.
7
3. Oordeelsvorming (niveau II)
Meningen uiten en zicht hebben op de consequenties ervan, op basis van een afweging van relevante criteria.
Neemt standpunten in en overziet de consequenties daarvan.
•
•
•
•
•
Komt tot een gefundeerd oordeel, rekening houdend met consequenties;
Betrekt mogelijke neveneffecten of consequenties van standpunten in zijn overwegingen;
Motiveert en beargumenteert het eigen oordeel of de beslissing;
Neemt bij problemen of situaties een persoonlijk standpunt in;
Neemt standpunten in op basis van onvolledige maar voldoende informatie.
4. Organisatiesensitiviteit (niveau II)
Invloed en gevolgen onderkennen van (eigen) beslissingen, voorstellen en acties op andere onderdelen van de organisatie.
Toetst eigen besluiten, voorstellen en acties aan (de belangen van) andere entiteiten.
•
•
•
•
•
Maakt gebruik van expertise in andere entiteiten;
Schakelt een andere entiteit in bij het oplossen van problemen;
Zorgt ervoor dat hij weet wie de belanghebbenden zijn en dat hij beslissingen en ontwikkelingen zorgvuldig communiceert aan hen;
Creëert een draagvlak voor voorstellen door informatie te verschaffen;
Betrekt andere entiteiten binnen de organisatie bij overleg en besluitvorming.
8
5. Beslissen (niveau II)
Zich op onderbouwde wijze eenduidig uitspreken over welk standpunt wordt ingenomen of welke actie wordt ondernomen.
Neemt beslissingen in situaties waarin het risico duidelijk in te schatten is.
•
•
•
•
•
•
Schat op correcte wijze in of hij over onvolledige maar voldoende informatie beschikt om een beslissing te onderbouwen;
Neemt beslissingen waarvoor voldoende maar nog niet alle informatie aanwezig is;
Neemt een beslissing als hij de gevolgen voldoende kan inschatten;
Neemt berekende risico's (er is een zeker risico, en dat kan bepaald worden);
Heeft een gegronde argumentatie voor het risico-element in de beslissing;
Handhaaft genomen beslissingen bij weerstand en tegendruk.
6. Plannen (niveau II)
Structuur aanbrengen in tijd, ruimte en prioriteit bij het aanpakken van taken of problemen.
Plant eigen werk en dat van anderen effectief.
•
•
•
•
Brengt structuur aan in eigen werk en dat van anderen (bv. bepaalt werkterreinen, prioriteiten, termijnen);
Houdt bij het inplannen van taken rekening met deadlines;
Maakt goede werkschema’s en tijdsplanningen op (werkbaar, volledig, overzichtelijk);
Geeft op een duidelijke en eenduidige manier aan welke de prioriteiten zijn.
9
Functiespecifieke competenties (niveau I tot en met III)
1. Computervaardigheden
•
•
•
•
•
Outlook: beheren van agenda, vergaderbeheer, taken: niveau II.
Word: gevorderde kennis en toepassingen binnen het tekstverwerkingsprogramma zoals lay-outprincipes van Word, tekstcorrecties, sjablonen maken:
niveau II.
Excel: basiskennis en eenvoudige toepassingen binnen de excelomgeving; invoeren van gegevens, lay-out van het rekenblad gebruiken en
afdrukbeheer: niveau I.
Powerpoint: maken van een presentatie: niveau II.
Webapplicatie Digitaal loket kinderopvang: gevorderde kennis: gegevens invoeren, opzoeken, aanpassen, planningen en rapporteringen opmaken:
niveau II.
2. Procedures en wetgeving
•
•
•
Basiskennis van algemene gezondheidsprincipes: niveau I.
Gevorderde kennis van kinderziektes: niveau II.
Gevorderde kennis van de richtlijnen Kind en Gezin i.v.m. hygiëne, gezondheid, verzorging, wiegendoodpreventie: niveau II.
3. Sectorspecifieke competenties
•
•
•
Basiskennis van de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen van kinderopvang (economische, sociale en educatieve aspecten): niveau I.
Basiskennis van wetgeving en veiligheidsprocedures in de voedselketen (Europese richtlijn rond voedselhygiëne, beter gekend als HACCP, wat staat
voor Hazard Analysis and Critical Control Points). Is in staat om de kritische punten (CCP’s) in het circuit (vanaf het verlaten keuken) te (h)erkennen en
zo nodig aan te passen: niveau I.
Gevorderde kennis van EHBO en reanimatietechnieken: niveau II.
10