De Belgische economie in 2016: een vooruitblik

Download Report

Transcript De Belgische economie in 2016: een vooruitblik

De Belgische economie in 2016: een vooruitblik
Geert Gielens, Chief Economist Belfius
De Belgische economie groeide behoorlijk in de eerste helft van dit jaar, maar in het derde
kwartaal scheen de groeimotor te stokken na relatief onverwacht slecht nieuws uit China. Dit
deed in augustus alle Westerse beurzen lager gaan en ook de reële economie hapte naar
adem. In november kwamen dan de aanslagen in Parijs en volgde de lock-down van Brussel.
Echt hoopgevend nieuws voor een sterke economische relance is dit allemaal niet. Wat
betekenen deze evoluties concreet voor het volgende jaar? Gaan we weer naar af of blijken de
China-crisis en de terreur slechts tijdelijke inzinkingen te zijn?
Een matige groei als basisscenario
Het basisscenario voor 2016 is dat de Belgische economie wat sterker zal groeien dan in 2015. We gaan
uit van een stijging van het Bruto Binnenlandse Product met 1,5%. Dat is lichtjes meer dan de verwachte
groei in 2015. Dit jaar zou ons BBP met 1,3% moeten toenemen. Een drietal factoren verklaren deze
groei. De netto uitvoer neemt toe (verwacht wordt +0,6% in 2016 onder andere dankzij een verbeterde
concurrentiekracht) en de investeringen stijgen, niet enkel bij bedrijven, maar ook bij de gezinnen. De
afgesloten hypothecaire leningen en het aantal bouwvergunningen zijn immers gestegen, wat met een
vertraging van een aantal maanden leidt tot een stijging in de investeringen in vastgoed. De grote vraag
is of de particuliere consumptie, die de drijvende kracht was van het economisch herstel in 2014 en 2015,
ook in 2016 nog een belangrijke bron van economische groei zal zijn? Er zijn ondersteunende factoren,
maar er zijn ook afremmende elementen.
De consument blijft de motor van groei?
In alle Westerse landen staat of valt de groei eigenlijk met de consument. Als de man in de straat beslist
om meer uit te geven, dan groeit de economie. Beslist hij om voorzichtig te zijn en meer te sparen, dan
valt de groei gewoonweg stil. Voor België draagt de consument voor ongeveer 55% bij tot de groei.
Eigenlijk is dat maar een gemiddelde bijdrage. In de VS, bijvoorbeeld, komt zelfs 65% van de groei voort
uit de uitgavenstijging van de gewone man.
Voor België wijzen verschillende factoren op een toename van de particuliere consumptie.
Ten eerste kijkt de consument met meer vertrouwen naar de toekomst. De enquêtes van de Nationale
Bank laten zien dat angst voor werkloosheid wegebt en dat het spaarvermogen en de economische
situatie redelijk rooskleurig worden ingeschat. In november is het consumentenvertrouwen nog sterk
toegenomen, maar de enquête werd afgenomen voor de aanslagen in Parijs en de nasleep ervan in
Brussel. Het wordt dus uitkijken naar de verdere evolutie.
Ten tweede stijgt de koopkracht van de Belg. Die koopkracht wordt - op het niveau van het land - bepaald
door het gemiddelde inkomen, het aantal mensen dat een inkomen verdient en het prijsniveau.
Wat verwachten we dan voor die drie elementen? Laten we beginnen met het gemiddelde inkomen. Door
de loonnorm en de indexsprong, maatregelen die door de regering genomen werden om onze
concurrentiekracht te verbeteren, kunnen de lonen in 2016 maar in beperkte mate stijgen, maar ze zullen
wel wat stijgen. Dit komt de uitgaven ten goede en zal dus ook zorgen voor iets meer consumptie. Daar
bovenop komt dat door de verhoging van de BTW op elektriciteit en de incorporatie daarvan in de index,
de indexsprongmaatregel versneld tot zijn einde gaat komen. We verwachten dat rond november 2016 de
lonen in België met een 2% vooruit kunnen gaan. Doordat mensen eerder geneigd zijn om naar hun
absolute loonniveau te kijken kan dit een extra duw in de rug geven aan de consumptie.
Naast de loonhoogte speelt ook de tewerkstelling een rol. Hoe meer mensen een inkomen uit arbeid
verdienen, hoe hoger de consumptie. Voor 2016 verwachten we dat de werkgelegenheid zal aantrekken
met een 40 000 eenheden en dat de werkloosheid (licht) zal dalen van 8,7% naar 8,4%. De maatregelen
van de overheid (beginnend effect van taxshift, indexsprong en loonnorm) maar ook de aantrekkende
groei in heel Europa en de toenemende investeringen op basis van gestegen winsten bij de bedrijven
spelen hierbij een rol. Die investeringen worden trouwens ook “betaalbaarder” gemaakt door het beleid
van de Europese Centrale Bank. Doordat we verwachten dat de ECB nog meer geld zal drukken in haar
strijd tegen de hardnekkig lage Europese inflatie, zal de rente in Europa en in België nog lange tijd zeer
laag blijven en zelfs negatief op het korte einde van de rentecurve. Met zeer laag bedoelen we dat de
langetermijnrente op overheidsobligaties iets hoger kan gaan dan het niveau van oktober-november van
dit jaar, maar dat ze wel in lijn van het maximale niveau uit de eerste jaarhelft van 2015 zal blijven. Onze
basishypothese is dat de ECB geen derde uitbreiding van de QE in 2016 zal aankondigen.
De laatste maar zeker niet de minste factor die de consument ondersteunt, is de zeer lage olieprijs. In
vergelijking met juni 2014 staat de olieprijs (ook wanneer we hem uitdrukken in euro) ongeveer de helft
lager. Aangezien alle Europese landen, en zeker België, ontzettend veel aardolie verbruiken om zich te
verplaatsen, te verwarmen en elektriciteit op te wekken geeft een lage aardolieprijs een onmiddellijke
stijging van het beschikbare inkomen. Voor de Belgische economie zou de positieve invloed van de lage
olieprijs op het BBP rond de 0,5% liggen of zelfs hoger in het tweede jaar na de prijsdaling. De
verwachtingen zijn bovendien dat de lage olieprijs nog een tweetal jaar kan aanhouden. De private
consumptie kan dus ook volgende jaar van een rugwind genieten
Door het stilvallen van de olieprijsdalingen en de incorporatie van de BTW-verhoging op elektriciteit in de
index zal de inflatie (HICP) in België wel aantrekken tot 1,9% Dit staat in schril contrast met de Europese
inflatie die waarschijnlijk maar tot maximaal 1,1% zal oplopen. Deze prijsstijgingen vormen een negatief
element voor de consumptie zodat de stijging van het verbruik bij gezinnen uiteindelijk beperkt zal blijven
tot 0,7% (tegen 2,0% voor 2015).
Zijn er dan geen risico’s voor deze groei?
Zoals altijd bestaat een risicoloos scenario niet en zijn er een aantal feiten en gebeurtenissen die roet in
het eten kunnen gooien. Op zich is geen enkele van deze risicofactoren momenteel groot genoeg om het
basisscenario te doen herzien, maar ze moeten wel opgevolgd worden. Evidenter wijze is dit lijstje niet
exhaustief en kan het wijzigen tijdens het jaar.
China kent een serieuze groeivertraging en dit joeg in augustus een ware schokgolf door de markten.
Een land van 1,3 miljard consumenten dat trager groeit, dat moet wel de economie overal ter wereld
raken. Althans dat was de idee. Deze idee is echter niet gerechtvaardigd, toch niet bij de gematigde
groeivertraging die we verwachten (5% tot 6% in plaats van 7%). De reden hiervoor is dat het Westen en
zeker België gewoonweg te weinig handel drijft met China. Van de totale Belgische export gaat maar 2%
naar China en van de totale Duitse export gaat er maar 6,2% naar daar. Voor Europa is het veel
belangrijker dat de Europese Unie sneller groeit dan wat er in China gebeurt. Wil dit dan zeggen dat
China er helemaal niet toe doet? Neen, dat is ook niet correct. Statistische berekeningen laten zien dat
een Chinese groeivertraging met 1% de Europese groei na 1 jaar met 0,2% tot 0,4% doet vertragen en
dat vooral de traditionele industrie zoals machinebouw en transportgoederen, geraakt kan worden.
De oorlog in Syrië was tot voor kort een regionaal probleem. Door de vluchtelingencrisis en de aanslagen
in Parijs en met de lock-down van Brussel als gevolg wordt onze economie ook geraakt, zij het tot nu toe
in beperkte mate. De vluchtelingencrisis heeft een paar directe negatieve gevolgen. In eerste instantie is
er een bijkomende druk op de overheidsfinanciën en in tweede instantie creëert het geen klimaat van
algemeen welbehagen, waardoor consumptie en investeringen mogelijkerwijze verminderd kunnen
worden. Op langere termijn is er natuurlijk een bijkomende kost voor integratie, maar als die integratie
slaagt dan kan de negatieve kost omgedraaid worden in een positief element voor de economie. De
onmiddellijke kost van de lock-down van Brussel blijft momenteel beperkt. Schattingen gaan van 35
miljoen tot 146 miljoen per dag. Verdere aanslagen of strengere maatregelen om de veiligheid te
bevorderen kunnen deze prijs natuurlijk verder op drijven.
Een laatste risico dat vermeldenswaard is, heeft betrekking op de Europese integratie. Na de
onderhandelingen om een Grexit te vermijden, kan het dit jaar daadwerkelijk tot een Brexit, een uittreding
van Groot Britannië uit de Europese Unie, komen. De Britse eerste minister heeft immers aangekondigd
dat hij het lidmaatschap tot de Unie zal voorleggen aan de bevolking via een referendum. De uitslag van
zo een referendum is meestal sterk gebaseerd op emoties en niet op rationele elementen. Met andere
woorden, onvoorziene gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld een nieuwe aanslag, kunnen leiden tot een
meerderheid voor een Brexit. De gevolgen hiervan zijn niet positief voor de economie aangezien ze
opnieuw tot onzekerheid leiden en onzekerheid vormt geen goed klimaat voor groei.
Kortom, de verwachtingen voor volgend jaar zijn gematigd positief: een redelijke maar niet overdreven
sterke groei, met nog altijd lage inflatie en lage rente. Zoals altijd zijn er een aantal omgevingsfactoren die
deze groei kunnen afremmen. Op dit ogenblik ziet het er echter niet naar uit dat deze negatieve factoren
sterk genoeg zijn om dat momenteel ook in belangrijke mate te doen.
België
2014
2015
2016
Reëel BBP groei
private consumptie
overheidsconsumptie
totale investeringen
Overheidsinvesteringen
Ondernemingen
woningen
1,3
0,4
0,6
7,0
4,0
8,0
5,7
1,3
1,5
0,4
1,3
1,0
1,9
0,0
1,5
0,7
0,3
2,4
1,0
3,0
1,5
Voorraadwijzigingen
-0,2
Netto export
-0,4
-0,5
0,6
Inflatie (HICP)
0,5
0,6
1,9
2014
2015
2016
Reëel BBP groei
private consumptie
overheidsconsumptie
totale investeringen
export
import
0,9
0,8
0,9
1,3
4,1
4,5
1,4
1,8
0,6
1,7
3,2
3,0
1,8
1,6
0,8
3,5
3,4
3,0
Inflatie (HICP)
0,4
0,1
1,1
Euro zone