Verslag sessie 4 – Verhuisgeneigdheid

Download Report

Transcript Verslag sessie 4 – Verhuisgeneigdheid

Sessie 4: Verhuisgeneigdheid en verhuisgedrag
Door: Harry Boumeester (OTB, gespreksleider), Floor Langendijk (ministerie van BZK) en Kees Dol
(OTB)
Voor een goed beheer van de bestaande woningvoorraad en het opstellen van een goede
nieuwbouwprogrammering, is inzicht in de toekomstige woningvraag een belangrijke voorwaarde. De
discussie of dit inzicht beter gebaseerd kan worden op de woonwensen (stated preferences) van
verhuisgeneigde huishoudens dan wel op het feitelijk keuzegedrag (revealed preferences) van recent
verhuisde huishoudens op de woningmarkt, wordt al decennia gevoerd. En dit debat is nog steeds
actueel, zo blijkt uit de twee maal ‘uitverkochte zaal’ tijdens de middagsessie over
“Verhuisgeneigdheid en verhuisgedrag”. Met een zeer gemêleerd gezelschap van
beleidsmedewerkers bij gemeenten, corporatiemedewerkers, onderzoekers, makelaars en bewoners.
Het Woon Onderzoek Nederland geeft al sinds 1981 gedetailleerde informatie over de woonwensen
en het keuzegedrag van huishoudens in Nederland. Een directe koppeling tussen de wensen en de
feitelijke keuze van een en hetzelfde huishouden is daarbij niet direct te maken, als gevolg van de
opzet van dit onderzoek. Daarom is vanaf het WoON 2006 een aanvullende module ontwikkeld door
het Ministerie van BZK en het CBS: de Verhuismodule. In de eerste presentatie van deze
middagsessie geeft Floor Langendijk (senior beleidsmedewerker bij BZK) een toelichting op het
waarom en hoe van de Verhuismodule. Van de ondervraagden in het WoON wordt op basis van
registratiegegevens van het CBS nagegaan, of na respectievelijk 1, 2 en 3 jaar de woonsituatie en/of
de huishoudenssituatie is gewijzigd ten opzichte van de peildatum in het WoON. Het databestand dat
hieruit voortkomt, biedt voor het eerst de mogelijkheid om op grote schaal een link te leggen tussen de
vooraf geuite woonwensen en de uiteindelijke keuzes die door het betreffende huishouden zijn
gemaakt.
In de tweede presentatie van deze sessie is Kees Dol (onderzoeker OTB) nader ingegaan op de
resultaten uit het pilot-onderzoek op basis van het WoON 2006 en 2009. Daarbij staan de begrippen
‘verhuisratio’ (het percentage verhuisgeneigde huishoudens dat daadwerkelijk is verhuisd),’slaagratio’
(het percentage verhuisgeneigde huishoudens dat overeenkomstig de oorspronkelijke wensen is
verhuisd), ‘substitutie’ en ‘spontane verhuizers’ (niet verhuisgeneigd maar toch verhuisd) centraal. Het
noodzakelijk presenteren van alleen de resultaten op hoofdlijnen, roept al tijdens de inleiding veel
vragen op over de analysemogelijkheden op meer gedetailleerd niveau.
Het publiek is tijdens deze sessie sowieso erg geïnteresseerd en kritisch gebleken, wat heeft geleid tot
een goede discussie tussen inleiders en publiek. De vooraf geformuleerde stellingen zijn dan ook
nauwelijks nodig geweest om het debat aan te zwengelen. Slechts 5% van de deelnemers is van
mening dat meer gedetailleerde informatie over de kwalitatieve woningvraag niet of nauwelijks van
belang is voor de nieuwbouwprogrammering. De overige 95% onderstreept wel het belang van inzicht
in de woningvraag; zeker in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Daarbij vindt een
meerderheid de woonwensen van huishoudens in dit kader meer informatief dan het feitelijke
keuzegedrag. De Verhuismodule is daarbij een zeer wenselijke aanvulling om de geuite woonwensen
meer op waarde te kunnen schatten. De eindconclusie van de middag is dat een
woonwensenonderzoek op lokaal of regionaal niveau (een foto) alleen zinvol en informatief is,
wanneer de resultaten ook gerelateerd kunnen worden aan een referentiepunt: andere
woningmarktgebieden of het landelijk beeld (een fotocollage) dan wel vergelijkbaar onderzoek
herhaald in de tijd (een film). Dat is ook de waarde van het langlopend WoON onderzoek en de hoop
is dan ook uitgesproken dat het ministerie van BZK de Verhuismodule zal blijven uitvoeren.