9 43 /5w^2*rr53Tr $-02. ros - Wageningen UR E

Download Report

Transcript 9 43 /5w^2*rr53Tr $-02. ros - Wageningen UR E

/5w^2*rr53Tr $-02. r o s
9
D
43
PROEVEVAN EEN ONDERZOEKPLAN
CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS
0000 0968 0824
DIENST LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK
Ministerie van Landbouw enVisserij
Wageningen,
mei 1989
Voorwoord
Deze proeve van een onderzoekplan voor het onderzoek dat verricht
wordt door de instituten van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek
vanhet Ministerie van Landbouw enVisserij is een eerste aanzet
tot eenjaarlijkse presentatie van devoorziene onderzoeksinspanning.
De proeve beschrijft de situatie vanhet jaar 1989 vanuit de
Dienst Landbouwkundig Onderzoek en geeft nog onvolledig aanop
welke punten samenwerking en afstemming met de proefstations en
vakgroepen van de Landbouwuniversiteit plaatsvindt. Zij dient als
uitgangspunt voor verder overleg met deDirectie Wetenschap en
Technologie (DWT), de doelgroepen (via de BesturenvanInstituten), proefstations enLU. In dit overleg dient ondermeer aande
orde tekomen inhoeverre de gepresenteerde opzetvan eenonderzoekplanvoldoet aandewensen enverwachtingen diebij de doelgroepenhieromtrent leven. Opbasis van de reacties zal vervolgens
inhet komend najaarhet Onderzoekplan 1990 geformuleerd worden,
datwordt aangeboden aande Tweede Kamer.Uiteindelijk zal het
jaarlijks uitbrengenvan eenOnderzoekplan het eindresultaat zijn
van de jaarlijkse planningcyclus waarin, inoverleg met hetbeleid, de onderzoekbehoeftenzijnvertaald inonderzoekprogramma's.
Vanwege hetvoorlopige karakter van de onderhavige proeve isniet
gestreefd naar eenvolledig uniforme presentatie vanprogrammabeschrijvingen. Demate waarin gedetailleerde informatie op deze
plek moetworden aangeboden zal eveneens punt van overleg zijn
tussen de onderzoekorganisatie enerzijds enDWT en doelgroepen
anderzijds.
Indeze uitgave is devolgende indeling gehanteerd:
-Deel Igeeft invogelvlucht een overzichtvanhet totale onderzoek datbinnen DLOplaatsvindt.
-Deel II geeft deuitwerking van dit onderzoek inprogramma's,
alsmede eenoverzichtvan de organisatie en takenvan deDLOinstituten.
DeDirectievan deDienst Landbouwkundig Onderzoek,
Wageningen,mei 1989
Inhoudsopgave
biz.
1. Inleiding
7
DEELI
2. Overzicht vanhet DLO-onderzoek
15
2.1 Landelijk gebied
16
1. Bestemming, inrichting enbeheervanhet
landelijk gebied
8
2. Bosbouw enGroenbeheer
19
3.Natuurbeheer enNatuurbeleid
20
4. Ecologische Infrastructuur
22
2.2 Plantaardige Produktie
23
1.Gewasdiversificatie enProduktvernieuwing
24
2. Kwaliteitsverbetering en -handhaving
25
3.Bescherming van gewasen
4. Benutting vanmest enmeststoffen
26
27
5. Geïntegreerde Produktiesystemen
28
6. Geautomatiseerde systemen
29
7. Oogst,bewerking enverwerking
2.3 Dierlijke Produktie
29
32
1.Diergezondheid
33
2. Fokkerij
34
3.Houderij
35
4.Veevoeding envoedingsmiddelen
36
5 Produktkwaliteit
6. Mest enmestverwerking
37
38
• 'Mssî••.»ndbeb.-H.-M- ,-i, vs„va•igs;
40
/ . AquacuJtuu(
4J
fl
l. K w a l i t e i t v i s s t a n d e:iviss i'iiLrodukten
2,:> E c o n o m i e er;T e c h n o l o g i e
1. Landbcuweconomische Informatie, -beleid en -ordening
^1
42
43
2. Marktverkenning
3. Bedrijfseconomie en -synthese
4. Landbouwtechniek, mechanisatie, detectie van stoffen
5. Informatica en automatisering
Overige activiteitenbinnen DI.0
43
43
44
45
49
3.jOntwikkelingssamenwerking en Internationale samenwerking 49
3.2 Wettelijke taken, dienstverlening en advisering
Enkele dwarsverbanden inhet onderzoek
54
65
4.1 Milieu-onderzoek
65
4.? Blotechnologie
72
DIET.I[
Onderzoekprogramma
)I,0-instIti'.ten en activiteiten
'e:Liis* met ,-i{k<
201
:Idirw
De instituten van de Dien.sl Landbouwkundig Oude
ond.ei het Ministerie van Landbouw en Visser!;
gisch-fundamenteel, en toepassingsgericht onderz
sectoren v a n landbouw en natuur, waarvoor de mi
nist:ei.
•mdbouw en
Visserij primair verantwoordelijk is. Het budge
t dat
" 1aridbouw-
kundig onderzoek door het ministerie ter beschi
kkïp.g
•.:e-!d. b e
draagt ca. 22!)miljoen. Her onderzoek heef' als
a1gen
mede voor te zorgen dat d.eze sevttoieu ziet ook
naai en intem a t ionaaIv1ak zullen P a n d b a r e ' :
en kwaliteitsniveau. Mede vanwege de veie ontvi
-tk.-! !Kt';
schap en in de maatseb.app1) is een f1„-•-;ihe! :r^.z
goed urne'ieuerende onderzorkorgaiisat.it o.ood:a
Om richting te kunnen geven aan die 1lealdeia :n^-.t^!I':u -a; .-.an'.lat s
dlijfsmatig goed functioneren, is in 1')8". he' Ontw;kke1'ngspian i'<y
1990 (Tweede Kamer, 198/-la88, IdMl;;;. arigebiachr
Het Oilwikicci!iig-.ni.
schetst ondermeer de hoofdi.ijneu van het te voeten oiulerzoikbe1<•!d 'oo!
de middellange, terraijn, zowel voor de JLA>-inst.i ut
i •n '.Is voor de- |)0»'t
stations, ressorterend onder het ministerie van Landbouw en Visserij
in het Ontwikkelingsplan is aangekondigd dat. jaarlijks, ais onderde«!
van een voortschrijdend meerjarenplan, voor de organisatie als geheel
een onderzoekplan zal worden opgesteld, met vermelding van de beschik
bare onderzoekcapaciteit, verdeeld over de onder?,oekprogramma's Orde
oen onderzoekprogramma wordt, hier verstaan een samenhangend geheet '/.at
projecten gericht op het binnen een bepaalde tijo.realiseren var eet
we1er.nschreve'ri doe!,Oe.hoofdlijnen vat1 de- programma'- vovien ie no; .o
de'zookplar,weergegeven
Het Onderzoekplan heeft tot doel:
a Hethelder presenterenvan de onderzoekvoornemens voor hetbetreffendejaar per aandachtsgebied.
,
b Hetvormgevenvan onderzoekprogramma's waarop de onderzoekcapaciteit
zalworden ingezet.
c Het ophoofdlijnenvastleggenvan (meerjaren)afspraken omtrentonderzoekrichting en inzetvan capaciteit enmiddelen.Hierdoor worden
zowelbinnen DLO alsbuitenDLO garanties gegeven t.a.v. deuitvoering, incl. de tijdsplanning,vanhet onderzoek.
Het thans gepresenteerde onderzoekplan ishiervan eeneerste proeve,en
welvoorhetjaar 1989.
Uitvoering vanhet Ontwikkelingsplan 1987-1990
Binnen aan aantal institute'nheeft invervolg ophet Ontwikkelingsplan
bijstelling vanhet onderzoek plaatsgevonden. Daarnaast is een aantal
reorganisaties gerealiseerd of ingang gezetwaarbij meerdere instituten
betrokken zijn.
Voorhet onderzoekplan ishiervanbelang devolgende herschikking van
instituten en instituutstaken aan tegeven.
-Het onderzoek gericht ophetverwervenvankennis metbetrekking tot
de ruimtelijke verscheidenheid ineigenschappen en functies vanhet
Landelijk Gebied isbegin 1989 gebundeld inhetnieuw opgezette
Staring Centrum, Instituutvoor Onderzoek vanhet Landelijk Gebied.
Dit onderzoekbetreft zowel ruimtelijke informatieverwerking als proceskennis waarbij het accent ligt op de integratie en toepassingsgerichtheid ervan.Het Staring Centrum (SC)isgevormd uit de instituten
ICW en Stiboka en de afdelingen Landschapsbouw van De Dorschkamp en
milieutoxicologie vanhet IOB.
-Begin 1989heeft een taakoverhevelingplaatsgevonden vanhet signaalstoffenonderzoek vanhet IOBnaar het IPO,het IOB isals afzonderlijk
instituut opgeheven.
-Het onderzoek ophet gebiedvan de agrotechnologie wordt op nieuwe
leest geschoeid door de oprichting in1989vanhet Instituut voor
Agrotechnologisch Onderzoek (ATO). De doelstellingvanhetATO is 'het
vermeerderenvankennis betreffende de (agro)technologische schakels
inde afzetketens van deplantaardige produktie,metname ten aanzien
-9-
vanbewaring,be- enverwerking enagrologistiek'. Dit instituut zal
taken overnemenvanhet SI enhet IBVL, diebeide als afzonderlijke
beheerseenhedenzullenworden opgeheven.
- In 1989 zalhet Centrumvoor Plantenveredelingssonderzoek (CPO)voor
veredeling van akkerbouw- en tuinbouwgewassen worden opgericht, te
vormenuithet IVT, SVP,CGN en de onderzoeksgroep vanhet ITALbetreffende genetische manipulatie vanplanten. Het CPOheeft algemeen
tot doel deverbetering vanveredelingsstrategieën t.b.v.het
rassenassortiment inde land-, tuin- enbosbouw, alsmede tenbehoeve
van stedelijk groenennatuurbeheer.
-Het onderzoek ophet terreinvan debosbouw enhet groenbeheer krijgt
in1989 eennieuw struktuur.DeDorschkamp ondergaat daartoe eenreorganisatie. Terwijl de afdeling Landschapsbouw isovergegaannaar het
Staring Centrum, wordthet onderzoekm.b.t.het stedelijk groen inDe
Dorschkamp ondergebracht enwordt eenafdeling Bedrijfssynthesegevormd.
-De overheveling van de takenvanhet ITALnaar CPO, IB,CABO ennaar
het IPO zal grotendeels in 1989worden gerealiseerd. Daarna zal het
ITALworden overgeheven.
Onderzoekprogramma's
Voorhetplannen en sturenvanhet onderzoek,vormenprogramma's een
beter aangrijpingspuntdanprojecten.OokvoorhetMinisterie van
Landbouw enVisserij en andere doelgroepenwordt eenoverzichtelijker
beeldvanhet totaleDLO-onderzoekgegeven.
Inverband met de toenemende complexiteit van de onderzoekvragen zal
vaak eenbundeling van expertise vanmeerdere instituten (enproefstations)noodzakelijk zijn omde gestelde vragen tekunnenbeantwoorden.
Ook daarvoor zijnprogramma's een goedevorm vanpresentatie terverduidelijking en structurering van de samenwerking. Inbeginsel worden dan
ook alle onderzoekactiviteiten vanDLO inprogramma's ondergebracht.
De primaire verantwoordelijkheid voor opzet,uitvoering enafronding van
eenprogramma ligtbij debetrokkeninstituutsdirecteur(en).
r.Ia:r;ree1"1:kheid bij de diiocie'u'fM var (i.z, i!isfd u ! e i .:n gezumeui1je.
arid waarbt] de directeur v^n het insti.rvu" waarvan IJOt grootste aan
deei ir,het programma wordt geleverd, als eerst aanspreekbare optreed':.
Indien instituutsdirecteuren dit nodig achten vormen zij een programmastuurgroep en kan een programmacoördinator worden aangewezen, In
sommige gevallen zal de directie DLO het initiatief nemen tot de vorming
van een stuurgroep en de aanwijzing v a n een programinacoördinator.Dat
kan bijvoorbeeld het geval zijn bij programma's, waar instituten van
verschillende organisaties in participeren.
Signalen vanuit bet beleid, het onderzoek en vanuit de doelgroepen zijn
van belang voor het opstellen van onderzoekprogramma's. Derhalve ::uiWr
o.a de Structuurnota Landbouw, het Meerjarenplan Gewasbescherming, he'.
Natuurbeleidsplan en het Milieubeleidsplan mede bepalend zijn voor de
onderzoekpiograrnma's van DLO voor de komende jaren.
Deze proeve van eert onderzoekplan draagt nog sterk het karakter van een
inventarisatie
In de toekomst zal meer aandacht besteed worden aan de
richting die het;onderzoek op dient te gaan. Het onderzoekplan zal.het
jaarlijkse eindprodukt zijn van de jaarlijkse pianningscyclus, waarin,
in overleg met het beleid, de onderzoekbehoeften zijn vertaald in onder
zoekprogramma's.
In Deel Ivan dit onderzoekplan is eerst op hoofdlijnen aangegeven op
welke terreinen het onderzoek, zich beweegt (hoofdstuk 2 ) .Hierbij is
globaal de capaciteit in mensjaren weergegeven. Het gaat om de beschikbare onderzoekcapaciteit van medewerkers in de schalen 7 en hoger. Het
aandeel var de ondersteunende diensten, samen de noodzakelijke infrastructuur vormend van eik instituut, is hierbij apart aangegeven. Deze
overhead verschilt van geval tot geval, afhankelijk van de missie van
eik insiiuut.Voor de verscbi1lende onderdelen van iroofdst.uk 2 is een
grove inoieatte gegever van deze 'overhead'
zodat een:beeld <nn•i^t,(
van rie totale inzet in mensjaren per orderxoekterrein.De totale eapn
cite:*: var e1r Iris!iiuut is aa:ipeir/.ei"-ut 'n hr:otdsf'vk e.
"inhoct'istuk -t v."- Lîeej ] rensicrt"r, ..ova! he! <":der.it,:t.in^ielteiM. i:;
ieu in =,trac-n!"i3r.ggepresenteerd, bet.iel.fr.!f.'te1ni' "not onderzoek on ne!
ïerrein v..m biotechnologie. Dit.onderzoek vormt, ais ne! wsi"e eor.lotarsverband in het tentaLe DLO-onderzoek en is verankerd in bijna alle terreinen die beschreven zijn in hoofdstuk
2.
De in hoofdstuk & aangegeven inspanningen vormen dan ook onderdeel var
de al in hoofdstuk 2 genoemde cijfers.
Deel II geeft een uitwerking van liet DLO onderzoek in concrete onderzoekprogramma's (hoofdstuk,5 ) .
Teneinde een duidelijk beeld te geven van de missie, de omvang en de
organisatie van de DLO-instituten is informatie hieromtrent in hoofdstuk
6 vermeld.
-13-
DEELI
2. OverzichtvanhetDLO-onderzoek
3. OverigeactiviteitenbinnenDLO
4. Enkeledwarsverbandeninhetonderzoek
-15-
Overzicht vanhet DLO-onderzoek
In dithoofdstuk wordt invogelvlucht een overzicht gegevenvan het
onderzoek dat door deDLO-instituten in samenwerking met proefstations
en anderenwordt uitgevoerd. Om een indruk te geven van de inspanningen
die hiermee gemoeid zijn,wordt aanhet eindvan elke paragraaf een
indicatie gegevenvan de onderzoekcapaciteit die op de verschillende
onderdelenwordt geleverd. Voor meer uitvoerige informatie over een stuk
onderzoek wordt aanhet eind van iedere paragraaf verwezen naar de
programmabeschrijvingen indeel IIvan dit onderzoekplan.
2.1Landelijk Gebied
-Bestemming, inrichting enbeheer van het landelijk gebied
- Bosbouw en groenbeheer
-Natuurbeheer en natuurbeleid
-Ecologische infrastructuur
Algemeen
Het landelijk gebied vervult een groot aantal functies voor de gehele
Nederlandse bevolking. Het landelijk gebiedvormt de infrastructuur voor
landbouw,bosbouw,natuur enopenluchtrecreatie, envervult belangrijke
functies voor wonen,verkeer,winning van grondwater enbodemmaterialen,
envoor opslagvan afvalstoffen. Bij devervulling van deze functies
gaathet deels om duurzaam gebruik, deels omwijziging of aantasting van
natuurlijke hulpbronnen. Functies kunnen op eenbepaalde plaats samengaan, zoalsbosbouw of landbouw enopenluchtrecreatie, maar ze kunnen
ook strijdig zijn,zoals intensieve landbouw ennatuur.
Het meervoudig beslag op onze natuurlijke hulpbronnen vereist eengericht overheidsbeleid voor het landelijk gebied. Daarbij gaathet omfacetbeleid ophet gebiedvan ruimtelijke ordening,milieubeheer enwaterhuishouding, naast sectorbeleid ophet gebiedvan landbouw, bosbouw,
natuurbeheer en openluchtrecreatie.
-16-
Datvan eenbeleidsintensivering gesprokenkanworden,blijkt onder meer
uit een groot aantal nota's dat onlangs isuitgebracht of binnenkort
verschijnt: 4eNotaRuimtelijke Ordening, 3eNotaWaterhuishouding,Natuurbeleidsplan, Milieubeleidsplan, Structuurnota Landbouw, Structuurschema Landbouw, Natuur enOpenluchtrecreatie e.a.
Onderzoek ophet terreinvanhetLandelijk Gebiedvindt inhet bijzonder
plaats bij het Staring Centrum en tevensbij deDorschkamp, RIN, CABO,
IB en LEI. De Dorschkamp enhetRIN richtenhun onderzoek op de sectoren
bosbouw en groenbeheer ennatuur (behoud,beheer enbouw). Het Staring
Centrum houdt zich inhetbijzonder bezigmet demeervoudige functievervulling (bestemming, inrichting enbeheer)van landelijke gebieden.
Debijdrage vanhet IBenhet CABObestaat uit procesgericht onderzoek
inlandbouwkundige bodemgewas ecosystemen. Het onderzoek wordtuitgevoerd op alle relevante schaalniveaus: lokaal,regionaal,provinciaal en
nationaal.
Bestemming, inrichting enbeheervanhet landelijk gebied
Onderzoek m.b.t. denatuurlijke hulpbronnen is gericht ophet verzamelen
vanpatroon- enproceskennis van landkenmerken. Bij het patroononderzoek
gaathet om gebiedsdekkende informatie opverschillende schaalniveaus,
toe tepassen indiversevraagstukkenvanbestemming, inrichting enbeheer vanhet landelijk gebied.
Tenbehoevevan optimaal landbouwkundig gebruikvan landvindt landevaluatie-onderzoekplaats.Het gaathierbij zowel om geschiktheids- als
kwetsbaarheidsbepaling van debodem. De onderzoekmethoden verschuiven
vankwalitatief/schattendnaar kwantitatief/modelmatig. Bodembiologisch
onderzoek enhet karakteriseren vannutriëntenbalansen inbodem-gewas
ecosystemen zijn gericht op eenoptimale voorziening vanvoedingsstoffen
aan gewassen enhetminimaliseren vanverliezen naar andere milieucomponenten.
Bij landinrichtingsonderzoek komt demultifunctionaliteit vanhet landelijke gebiedbij uitstek aanbod. De ontwikkeling vankengetallen voor
inrichtingsfactoren ende daarop volgende uitwerking van alternatieve
inrichtingsontwerpen ende evaluatie daarvan staanhierbij centraal.
-17-
De complexiteit vanhet onderzoek maakt een toenemende inzetvan geografische informatiesystemen (GIS)noodzakelijk. Het onderzoek binnenhet
thema Openluchtrecreatie richt zich opprocessen diebepalend zijnvoor
vraag en aanbod inde sector recreatie en toerisme. Ookmethodenvan
planning, inrichting enbeheervan recreatievoorzieningenkomen daarbij
aanbod. Recreatiestudies kunnen algemeenvan aard zijn of gebiedsgebonden. Belangrijke thema'svan onderzoek zullen zijn: recreatiefmedegebruikvan agrarische gebieden enbos;het op elkaar afstemmenvan deobjectgerichte vraag enhet aanbod; regionaal-economische aspecten van
toeristisch-recreatieve ontwikkelingen. Inde planperiode krijgt hetopenluchtrecreatie-onderzoek bij DLO eenbelangrijke impuls door eensubstantiële uitbreiding van de formatie.
Verschillende DLO-institutenzijnbelangrijke leveranciers vanbasisgegevens ophet gebied van-bodem,natuur en landschap, tenbehoeve van
onderzoek doorprovincies enhet rijk ophet gebiedvan de ruimtelijke
ordening. Onderzoek inals zodanig aangegeven studiegebieden (Twente,de
Achterhoek en de Friese Wouden), naarbepaalde thema's (b.v. Randstadgroenstructuur)ennaar problemen opnationaal niveau (b.v. semi-agrarisch grondgebruik) zullenwordenuitgevoerd resp.voortgezet. Onderzoek
ophet gebiedvan de landschapsontwikkeling vindt plaats vanuit devisie
ophet landschap als resultante vannatuurlijke enantropogene invloeden, als 'medium'voor actuele dynamiek enals objectvan autonoom of
bewust gekozen (geplande)verandering. Hierdoor ligt denadruk inhet
onderzoek opprocessen enop de interacties tussenmens en landschap.
Het onderzoek ophet gebiedvande landschapsplanning houdt zichbezig
met demethodologie van deplanvorming (aangevenvan ruimtelijke oplossingenenbenodigdinstrumentarium).
Eenbelangrijke schakel tussendevele functiesvanhet landelijk gebied
zoals landbouw,bosbouw, natuurbeheer, recreatie en landschapsbeleving
endrinkwaterwinning, iswater. Eencentraal onderzoeksthema is daarom
integraalwaterbeheer,waar ingrepen indewaterhuishouding wordenbeoordeeld ophun consequenties voor deverschillende functies van eengebied. Daarbij gaathet niet alleen om dewaterkwantiteit,maar ook omde
-kwaliteit.
-18-
Bljhet onderzoek wordt gebruik gemaaktvan optimaliseringstechnieken en
afwegingsmethoden, deels afkomstig uit demathematische besliskunde.
Basisvoor dit type onderzoek blijven de resultatenvan onderzoek naar
het systeembodem-water-plant-atmosfeer (agrohydrologie) endekwantificering in termenvan grond- enoppervlaktewaterstanden inregionaalonderzoek.
Voorwatbetrefthet landelijke gebied,wordtmilieu-onderzoekuitgevoerd dat istoegespitst op de ruimtelijke dimensies vanmilieuverontreiniging, ende inverband daarmee tenemenpreventieve en curatieve
maatregelen. Hoofdthema's van onderzoek zijn:
-vermesting (fosfaat, nitraat);
- gedragvanbestrijdingsmiddelen (optimalisering van de toediening;
verspreiding van residuen inbodem, grond- enoppervlaktewater, engevolgenvoor ecosystemen);
-verzuring van debodem (metname de gevolgenvoor bosecosystemen);
- luchtverontreiniging ten gevolgevanbemesting;
- afvalstoffenberging.
Hetbetreft hier deprogramma's:
1.
Bodembiologie
2.
Risico-inschattingsonderzoekbij introductie van genetisch gerecom-
3.
Fysischbodembeheer en bodemtechniek
4.
Bodemverontreiniging, bodembescherming en bodemsanering
bineerde organismen inhet milieu
5a. Gedrag enbetekenis vanbestrijdingsmiddelen inbodem, grondwater
en lucht
5b. Aquatische ecotoxicologie
6.
Integraal waterbeheer
7.
Landinventarisatie en -interpretatie
8.
Kwantitatieve landevaluatie
9.
Landinrichting
10. Gebruik natuurlijkehulpbronnen,planologie en landinrichting
11. Recreatie en Toerisme
12. Remote Sensing
13. GIS
-19-
n.b.
Hetprogramma Landschapsontwikkeling (23)isopgenomen indeparagraaf Ecologische infrastructuur;hetbevat echter naast ecologische aspecten ook cultuurhistorie, fysiognomie eNbeleving,planning en geomorfologie.
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 219mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
131mensjaar.
2. Bosbouw en groenbeheer
Beheerdersvanbossen, stedelijk groen, (half)natuurlijke terreinen en
recreatieterreinen worden geconfronteerd met devele technisch-biologische, ecologische, economische en socialevraagstukken bij de zorgvoor
de instandhouding enontwikkeling van "hun"terreinen.
Er isbehoefte aan richtlijnen encriteriavoor debeoordeling vande
vitaliteit, groei ennatuurlijke kwaliteit vanbomen enbossen, methoden
van aanleg en onderhoudvanbossen,beplantingen enkortevegetaties. Er
wordt gezocht naar effectgerichtmaatregelen om devitaliteit en groei
vanbossen enbomen teverbeteren ende ontwikkeling van hoogwaardige
levensgemeenschappen tebevorderen. Dekeuzevanhet sortiment inbeplantingen en de zaad-/plantsoenvoorziening blijven aandachtvragen, de
problemenmet ziekten enplagen, spelenhierbij steeds een belangrijke
rol.
Hetbeheerwordt steedsmeer gekenmerkt doorhet zoekennaarhet evenwicht tussenkostenbeheersing enkwaliteit.Hetbegrip kwaliteit is
daarbij sterk afhankelijk van de aard en de functie vanhetbos ofde
beplanting. Tegen deze achtergrond liggen erveelvraagstukken ophet
gebied van de effectiviteit vanbeheersmaatregelen enbedrijfsvoering.
Bij steden en recreatieterreinen isdebetekenis van de groenstructuur,
het ontwerp en de inrichting voor dekwaliteit en debeheerskosten een
belangrijk item geworden.
Het onderzoek staatvoor de taakvoor dezevraagstukken algemeentoepasbare richtlijnen, criteria,methoden enwerkwijzen te leveren. Samenwerkingbestaat tussen de 'Dorschkamp enhet Proefstationvan de Boomteelt inBoskoop.
-20-
Het toepassingsgerichte onderzoek daarvoor is ondergebracht inhetDLOprogramma Bos- enGroenbeheer. Daarbinnen zijn te onderkennenhet beheer
vanbossen enbeplantingen,het technisch-biologisch beheer vanStedelijk Groen (aanleg, onderhoud, verzorging), debedrijfssynthesevoor de
Bosbouw enhet Terreinbeheer (planning, gebruik enbedrijfsvoering)en
debedrijfssynthesevoorhet Stedelijk Groen (inrichting/ontwerp/gebruik/bedrijfsvoering).
Het isnietmogelijk depraktijkvraagstukken op te lossen zonder achtergrondonderzoek.
Ditwerk is gebundeld inhet DLO-programmaBos- en Groeiplaatsontwikkeling (groeiplaatsonderzoek, produktie-ecologie, vegetatiekundig
onderzoek vanbossen enbeplantingen, onderzoek aan Insektenplagen) en
inhet onderzoek naar de ecofysiologie vanbomen (momenteel ondergebracht inhet Nationaal ProgrammaVerzuringsonderzoek).
Deprogramma's diehethierbetreft zijn:
14. Bosontwikkeling en groeiplaatsontwikkeling
15. Beheer vanbossen en beplantingen
16. Bedrijfssynthesebos- en landschapsbeheer
17. Groenbeheer -stad
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 53mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
23mensjaar.
Natuurbeheer en natuurbeleid
2
Van de totale landoppervlakte vanNederland (34.000 km )bestaat bijna
5%uit natuurgebied (excl.bos) terwijl ongeveer 9% metbos isbegroeid.
2
Hiervan wordt ca. 1500km door Staatsbosbeheer enparticuliere natuurbeschermingsorganisaties alsnatuurreservaat ofnationaal park beheerd.
2
Daarenboven isnog eens zo'n 1500km ,vooral inWaddenzee enDeltawateren, onder dewerking van deNatuurbeschermingswet gebracht. Daarnaast
bevinden zich ook inhet overige landelijke gebiedvele natuurwaarden,
men denkebijvoorbeeld aandeweidevogels.
-21-
Hetnatuurbeheersonderzoek richt zich enerzijds ophetbegrijpen vande
natuurlijke ontwikkelingsprocessen indenatuurgebieden teneinde deze
processen tekunnen sturen.Dit is zowelvanbelang voor het in stand
houdenvanverschillende halfnatuurlijke landschapstypen, zoals deheide, als ookvoor het ontwikkelenvannieuwe natuurgebieden. Anderzijds
ishet onderzoek gericht op de interactie tussennatuur aan de ene kant
en allerleimenselijke activiteiten aande andere kant.Voorbeelden zijn
landbouw enveeteelt,visserij, verkeer,militaire oefeningen, grondwateronttrekking enbovenal emissies van stoffennaar hetmilieu.Al deze
activiteitenhebben effecten op flora, fauna en ecosystemen. Het onderzoek richt zich ophetbegrijpenvan deprocessen die een rol spelen in
de interactie om op grond daarvan dewaargenomen effecten tekunnenverklaren envooral ook tevoorspellen. Uiteindelijk vindt dan vertaling
plaats naar natuurgerichte normstelling enhet aangevenvan beschermende
maatregelen. Om denatuurontwikkeling in landbouwgebieden te bevorderen
dienen demogelijkheden nagegaan teworden, om op droge, lichte grondsoorten en ingebiedenmet eenhogewaterstand denatuurwaarde van de
gras-, kruidachtige enwatervegetaties teverhogen. Ook in 1989 zalveel
aandacht wordenbesteed aan lucht- enwaterverontreiniging,
tegelijkertijd zalbegonnenwordenmet onderzoeknaar de effecten van
klimaatverandering.
Veel aandachtwordt besteed aanhetwerkenmetmodelecosystemen. Tegelijkertijd vindt een ontwikkeling plaats inde richting van wiskundige
modellering vanecologische processen.
Hetbetreft deprogramma's:
18a. Verzuringsonderzoek
18b.Vitaliteit en ecofysiologie van deboom
19. Beheer en ontwikkeling van aquatische ecosystemen
20a. Natuurtechnische milieubouw ennatuurontwikkeling (c.q. Natuurbouw
en -ontwikkeling in landbouwgebieden)
20b. Ecofysiologie enbeheer van vegetaties
21. Evaluatie natuurbeheer
22. Beheer enontwikkeling van dierpopulaties interrestrische ecosystemen
-22-
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 76mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
55mensjaar.
4. Ecologische infrastructuur
Hetbegrip "ecologische infrastructuur"heeft inkorte tijd een grote
betekenis verworven.Het Natuurbeleidsplan voorziet ineen aanzienlijke
inspanning ophet gebiedvanonderzoekmet als centraal thema deecologische infrastructuur. Hiermee wordtbedoeld het geheel van natuurlijke
elementen inhet landelijke gebiedmet daaraan gekoppeld de gedachte dat
dit geheel kan dienen als dragervanbelangrijke ecologische processen.
Verbreidingsprocessen spreken daarbijhet meest totde verbeelding,
vooral inrelatie tot devoortgaande versnippering vanhet landschap.
Het onderzoek richt zich inde eerste plaats op de studievan deecologische processen die inhet landschap plaatsvinden. Daarbij wordtgestreefd naarkwantificeringvanprocessnelheden, inafhankelijkheid van
kenmerkenvanhet landschap.Uiteindelijk doel is dekansenvanbijvoorbeeld uitsterven inenopnieuw koloniserenvanbepaalde landschapselementen door organismen tekunnenvoorspellen. Ditkanweer leiden tot
uitspraken over inhoeverre Nederland voorbepaalde organismenbewoonbaar blijft ofwordt.
Inde tweede plaats ishet onderzoek gericht ophet inbrengenvan de
hierboven genoemde fundamentele kennis indevormgeving vanhet landschap.
Inhet onderzoek speeltwiskundige modellering in toenemende mate een
rol. Het onderzoek datnu sterk gericht isop de cultuurlandschappen van
depleistocene zandgronden, zal ook aandacht gaanbesteden aan 'wetlands'.
Programma's diehierop gericht zijn,zijn:
23. Landschapsontwikkeling
24. Ecologische processen op landschapsschaal
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 32mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
21mensjaar.
-23-
2.2 Plantaardige Produktie
- Gewasdiversificatie enproduktvernieuwing
-Kwaliteitsverbetering en -handhaving
- Bescherming van gewassen tegen ziekten, plagen onkruiden en abiotische
factoren
-Efficiënte benutting vanmest enmeststoffen enbeperking van emissie
- Ontwikkeling geïntegreerde produktiesystemen
-Ontwikkeling van geautomatiseerde teeltbegeleidings- en adviessystemen
-Oogst, bewerking en verwerking
Algemeen
Deplantaardige produktie wordt gekenmerkt door enerzijds een sterke
groeivan de tuinbouwsectoren enanderzijds stagnatie inde akkerbouw.
De groei inde tuinbouw ishet sterkstbij de teelten onder glas, i.h.b.
debloemisterij.Debollenteelt, fruitteelt,boomteelt enchampignonteelt zijn sectorenmetwisselende economische resultaten,maar met
goede perspectieven als de specifieke problemenmetbetrekking tot
kwaliteits- enmilieuproblemen worden opgelost. Debruto produktiewaarde
van de akker- en tuinbouwbedroeg in1987 ca. 13miljard gulden.
Een zeer specifieke positie wordt ingenomen door de grassen envoedergewassen; de teeltvindt overwegend plaats opveehouderijbedrijven,waarbij hetprodukt vers (metnamebeweiding van grasland)of geconserveerd
gebruikt wordt alsveevoer. Een indicatie vanhetbelangwordt gegeven
doorhet areaal; ditbedroeg in1988voor gras 1,2 milj. ha envoor
snijmais 194.000ha.
De grote variatie inteeltwijze enbestemming van deprodukten vergt
specifieke enhoogwaardige kennis om aandehogere kwaliteitseisen te
kunnenvoldoen.Aan de teeltwijzenworden steeds stringentere voorwaarden gesteldwatbetreft debelastingvanhetmilieumet emissies vanbestrijdingsmiddelenenvoedingsstoffen. Tevens stellen consument engebruiker hogere eisen aandeveiligheidvanvoedsel, dehoudbaarheid van
sierprodukten en de gezondheid van zaaizaad enplantgoed.
Een groteurgentieheeft thans dekwaliteitvanhetproduktieproces,
waarbij naast deproduktiedoelstelling een gelijkwaardig belang wordt
toegekend aanmilieu ennatuur.
-24-
De uitvoering vanhet plantaardig produktie-onderzoekwordt innauwe samenwerking met proefstationsenhetbedrijfslevenprimair uitgevoerd
door devolgende instituten: ATO, CABO, CPO, CRZ en IPO. Daarnaastwordenbelangrijke bijdragen oponderdelenvan deplantaardige produktie
geleverd door: IB, IMAG,LEI enRIKILT.
Debelangrijkste vakgebieden zijn:plant-, gewas- enproduktfysiologie,
plantenveredeling en -vermeerdering, planteziektenkunde, onkruid- en
vegetatiekunde,bodemkunde, agrosysteemkunde, agrotechnologie en -techniek, enbedrijfseconomie en -management.Nieuwewetenschappelijkeverworvenheden ophet gebiedvan deplantenbiotechnologie,moleculaire- en
celbiologie,moleculaire fysica en informatica worden inbovengenoemde
vakgebieden geïntegreerd.
Gewasdiversificatie en produktvernieuwing
Om de concurrentiepositie internationaal tekunnenhandhaven iser een
noodzaak om steeds nieuwe produktenvanhoogwaardige kwaliteit (inhet
bijzonder sierteeltprodukten) teproduceren. Indemarktsegmenten met
overschotten en stagnerende afzet iser grotebehoeft aan vervangende
produkten.Verdervragen de teeenzijdigebouw- en teeltplannen om een
groterevariatie ingewassen alspreventie tegenbodemmoeheid en ter
vermindering van denoodzaak tot grondontsmetting.
Inhet kader van de agrificatie wordt inhetbijzonder aandacht besteed
aan: vezelgewassen, oliehoudende gewassen,veevoedergrondstoffen en
energiegewassen. Voorhet onderzoek naar gewasdiversificatie enproduktievernieuwing zijnnaast de eigen capaciteit vanATO, CABO, CPO en
LEI tijdelijk extramiddelen ingezet uitMCB-gelden. Voor 1989 zijn
plannen ter financiering voorgelegd aanhetMinisterie vanLandbouw en
Visserij enEG (metname ECLAIR)metbetrekking tot henneponderzoek,
karwij-onderzoek enonderzoek naar technische oliën.
-25-
Hetbetreft hier deprogramma's:
25. Ontwikkeling en toepassing vanmoleculairbiologische technieken
t.b.v.het plantenveredelingsonderzoek
26. Ontwikkeling en toepassing van celbiologische technieken t.b.v.
asexuele overdracht van genenmateriaal (enselectie op celniveau)
27. Ontwikkelingsbiologisch plantenveredelingsonderzoek
28. Gewaskundig veredelings- enagrotechnologisch onderzoek naarverbetering,vernieuwing endiversificatievan landbouwgewassen enProdukten
29. Conservering van genetische variëteit
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 65mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
33mensjaar.
Kwaliteitsverbetering en -handhaving
Bij alle plantaardige produkten, zowelvoor grondstof, consumptie- als
genotsprodukt,worden de eisenvan deverbruiker/consument steedshoger.
Ditvergt meer fundamentele kennis van dekwaliteisvorming en -handhaving zowel inde teelt-,oogst- alsverwerkingsfase.
Belangrijke produktgroepen zijnzaaizaad (incl.kunstzaad) enplant- en
pootgoed (ondermeerbloeibaarheid engroeivermogenpootaardappelen),
mini- enmicro-plantjes (weefselkweek),voedsel (ondermeernitraatproblematiek)enveevoer (ondermeer anti-nutritionele factoren (ANF's)),
grondstoffen (ondermeer vezels,koolhydraten, oliën, etc.)ensierteeltprodukten (ondermeer snijbloemen,bolbloemen en potplanten).
Hetbiochemisch, moleculair-biologisch en fysiologisch onderzoek zalhet
inzicht indemorfogenese van organen endebiosynthese van inhoudstoffen snel moetenvergroten om effectief doorveredeling (incl. genetische
manipulatie) en sturingvan deproduktvorming totnieuwe mogelijkheden
tekomen.Het kwaliteitsonderzoek richt zich zowel ophetvergroten van
het inzicht,het oplossenvanurgente problemen,hetverkennen van
nieuwe mogelijkheden totkwaliteitsbeïnvloeding en de ontwikkeling van
methodiekenvoor kwaliteitsbeoordeling.
-26-
Hetbetrefthier deprogramma's:
30. Gewas- enwortelfysiologisch onderzoek naar biotische en abiotische
beperkingenvoor opbrengstvorming enproduktkwaliteit
31. Biotisch enabiotisch stresstolerantie-onderzoek, incl. onderzoek
gericht opverbetering van opbrengststabiliteit en produktie
efficiëntie
32. Regulatie vanmorfogenese enveroudering vanplantenweefsels en
-organen
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 25mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
16mensjaar.
Bescherming van gewassen tegen ziekten,plagen, onkruiden en abiotische
factoren (luchtverontreiniging, droogte,koude, etc.)
Teneinde demilieubelasting teverlagen ishet urgent de afhankelijkheid
van de gewassenvan chemische gewasbeschermingsmiddelen (inhetbijzonder denematiciden enherbiciden) teverminderen. Hiertoe is onderzoek
nodig naar duurzame vormenvan gewasbescherming. Oplossingenmoetenworden gezocht inverdere introductie van enonderzoek naar geleide,biologische engeïntegreerde bestrijding incombinatie met eenmaximale inzet
van resistente rassen.Het onderzoek naar duurzame vormenvan resistentieheeft daartoe eenhoge prioriteit. De introductie van teeltmethoden
die de ziektedruk ende concurrentie door onkruidenverlaagt verdient
ookmeer aandacht.
Bij de abiotische factoren isermeer aandacht nodig voor de mondiale
stijgingvanhet CO„-gehalte eneventuele klimaatsveranderingen. Vanwege
de grotere luchtverontreiniging ende toenamevan ziekten en -plagen is
ermeer onderzoek nodig naar de interactie tussenbiotische enabiotische factoren op opbrengstderving en -variabiliteit.Het onderzoek op
het gebiedvanhetbiotisch en abiotisch gewasbeschermingsonderzoek
wordt vooralverricht door de DLO-instituten IPO, CABO enCPO.
-27-
Programma's d i e d i t b e t r e f t z i j n :
33. Bodemecologische aspectenvan gewasbescherming
34. Fysiologische aspectenvan gewasbescherming
35. Geïntegreerde bestrijding t.b.v. gewasbescherming
36. Biologische bestrijding t.b.v. gewasbescherming
37. Onkruidecologisch enherbicidenonderzoek t.b.v. geïntegreerde onkruidbestrijding
38. Detectiemethoden t.b.v. gewasbescherming
39. Ecologische aspectenvan gewasbescherming
40. Biotechnologie t.b.v. gewasbescherming
41. Genetische aspectenvan gewasbescherming
42. Plantenveredelingsonderzoek naar resistentie tegenziekten enplagen
43. Technische aspectenvan gewasbescherming
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 134mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
78mensjaar.
Efficiënte benutting vanmest enmeststoffen enbeperking van emissie
Zowelbij de teelt indevollegrond als op substraat iseen fijnsturing
van debemesting nodig om dekwaliteitvan deprodukten endeoogstzekerheid teverhogen.Tevens dienter gestreefd tewordennaar eenbetere
afstemming van debemesting op debehoeftenvanplant engewas om op die
wijze de emissievanvooral stikstofnaarbodem, lucht enwater tebeperken. Hiertoe ishetnodig denutriëntenkringlopen indiverse produktiesystemenkwantitatief te analyseren.Voor eenverantwoorde aanwending
vanmest ishetnoodzakelijk de aard, de samenstelling, dewerking ende
emissie-risico's van deuiteenlopende vormenvan dierlijke mestbeter te
definiëren.Werking enemissie zijnniet alleen afhankelijk van aard en
samenstelling van demest,maar ookvan de grondsoort, dewijze enhet
tijdstip van aanwending,het gewas enhetweer. Eenbeter inzicht inde
dynamische bodemprocessen (metname mineralisatie), inde opname enbenuttingvanvoedingsstoffendoorhet gewas ende emissieprocessen is
noodzakelijk om de randvoorwaarden aanhet gebruikvanmest inde landen tuinbouw af te stemmenop een stringentebeperking van de emissie
-28-
enerzijds ende optimale benutting alsmeststof anderzijds.
Het onderzoek naar eenefficiënte benutting vanvoedingsstoffenennaar
debeperking van emissiesvannutriëntenwordt vooral uitgevoerd door de
DLO-instituten IB enCABO endeproefstations.
Devolgende programma's hebbenhierop betrekking:
44. Plantevoeding enbemesting
45. Substraatteelt
46. Grasland en voedergewassen
47. Optimalisering vankwaliteitsverbetering van grasland- enruwvoerproduktie
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 51mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
36mensjaar.
Ontwikkeling geïntegreerde produktiesvstemen
In deplantaardige produktie dient de emissievannutriënten,bestrijdingsmiddelen enandere systeemvreemde stoffen tot eenminimum beperkt
teworden. De ontwikkeling van gesloten systemen inde glastuinbouw, van
geïntegreerde systemenbij devollegrondsteelten (akkerbouw,bollenteelt, groenteteelt,boomteelt, fruitteelt) envan ruwvoederproduktiesystemenmetminder stikstofemissies zijnnoodzakelijk ombodem, water
en lucht tebeschermen tegen schadelijke effectenvan emissies uit de
land- en tuinbouw.
Het onderzoek naar geïntegreerde produktiesystemenwordt gecoördineerd
uitgevoerd door DLO-instituten,proefstations enLU-vakgroepen enwordt
momenteelversterkt.
Genoemd kanworden inditverband:
48a. Geïntegreerde plantaardige produktiesystemen
48b. Melkveehouderij en milieu
Exclusief de extern gefinancierde formatie (3mensjaar) inde hiervoor
ingezette DLO-onderzoekcapaciteit ca. 3mensjaar (A-formatie, schaal 7
enhoger), de overhead en ondersteuning isongeveer 3mensjaar.
-29-
Ontwikkelingvan geautomatiseerde teeltbegeleidings- en adviessystemen
Meer sturing van gewasgroei en -produktie enerzijds eneenbeperking van
"input" anderzijds vergtvan de teler/boer eengroter inzicht indeproduktieprocessen. Geautomatiseerde verwerking van dynamische bodem-,gewas- enklimaatgegevens en interactieve management en adviessystemen
dienenhiervoor ontwikkeld teworden.
Het onderzoek naar geautomatiseerde teeltbegeleidings- en adviessystemen
vindtverspreid plaats,erwordt gestreefd naar eenverdere coördinatie/integratie van onderzoekaktiviteiten. Dergelijke systemenvergenveel
inzicht enkennisvan de dynamiek indebiologische processenbijgewassen enbelagers (onkruiden,ziekten enplagen), debodemprocessen enhet
weer.
Daarnaast zijn inzicht enkennisvan automatiseringen informaticanodig; op dit terrein iser een expansieve ontwikkeling bij computerbedrijven.
Devolgende programma's hebbenhierop betrekking:
49. Plantenveredelingsonderzoek op populatieniveau
50. Simulatie en systeemanalyse van gewasgroei enproduktie
51. Automatisering en sturingvan kasklimaat
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 32mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
20mensjaar.
Oogst,bewerking enverwerking
Mede inverband methetbehoud van de concurrentiepositie van denederlandse agrarische produkten, enals onderdeelvanhet zoekennaar andere
afzetmogelijkhedenendaaraan gerelateerd de teeltvan andere gewassen
dan de thans gangbare, iser een sterk gegroeide belangstelling voor
onderzoek ophet gebiedhoudbaarheid enbewaring,verwerking en inhet
algemeenvoor agrificatie.
Het onderzoekvan oogst,bewaring enhoudbaarheid heeft als centraal
themakwaliteitsbehoud enhet identificeren enbeïnvloedenvan debelangrijkste kwaliteitsparameters.
-30-
Hetmoet resulteren inmeet- en toets- enanalysemethoden voorvaststelling envoorspelling vankwaliteit enhoud- enbewaarbaarheid, inaangepaste bewaarmethoden en innieuwe bewaarsystemen, containers enverpakkingen. De agrologistiek enexpertsystemen zullen daarbij eenbelangrijke rol spelen, evenals computerbeeld-analyse.
Inhetverwerkings- enbewerkingsonderzoek wordt nagegaanhoe fysische,
biochemische enmicrobiologische technieken enmethoden kunnen worden
gebruikt.Het onderzoek richt zichm.n. opverbetering van devoedingsveiligheid en -kwaliteit endient teresulteren innieuwe voedselproduktenvan land- en tuinbouwgewassen,waardoor afzetmogelijkhedenworden
vergroot.
Het agricificatie-onderzoekheeft als doel om d.m.v. nieuwe technieken
ennieuwe fysische, (bio)chemische enmicrobiologische processen voor
voedsel envooral niet-voedsel doeleinden produkten teontwikkelen op
basis van door de landbouw geteelde nieuwe gewassen.
Voor dit doel zal ook gebruikworden gemaaktvan genetische modificatie
vanmicro-organismen.
Het onderzoek heeftbetrekking op eengroot aantal land- en tuinbouwgewassen;hetwordt metname uitgevoerd ophet in 1989 gevormdeAgrotechnologisch Onderzoeksinstituut, insamenwerking met andereDLO-instituten, zoals CABO, CPO, IPO, I W O enLEI,met proefstations enmetandere instellingen.
Programma's inditverband zijn:
52. Plantenveredelingsonderzoek naar kwaliteitsverbetering envoedingsveiligheid
53. Identiteit, samenstelling enkwaliteit vanvoedingsmiddelen,meststoffen endiervoeders vanplantaardige oorsprong incl. anti-nutritionele factoren
54. Voedselveiligheid, voedingswaarde,kwaliteit enverteerbaarheid van
verse enverwerkte plantaardige produkten
55. Agrotechnologie en agribusiness
56. Agrificatie,verwerking enproduktontwikkeling gericht opvezels,
koolhydraten, eiwitten,vetzuren en secundaire metabolieten
57. Bioconversie enafvalverwerking opbasis vanplantaardige grondstoffen
-31-
58. Bewaarmethoden en -systemen,verpakking houdbaarheid en kwaliteit
vanvoedsel en siergewassen enafgeleide produkten
59. Sensoriek, incl. kwaliteit, smaak, structuur en stevigheid van
plantaardige grondstoffen enafgeleide produkten
60. Agrologistiek, geautomatiseerde beeldverwerking enprocesoptimalisatie
61. Verwerking vanproduktontwikkeling vanbestaande voedselgewassen
m.b.t. biochemische enmicrobiologische technieken
62. Verwerking enproduktontwikkeling vanbestaande voedsel envoedergewassenm.b.v. fysische technieken
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 123mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
91mensjaar.
-32-
2.3Dierlijke produktie
- Diergezondheid
- Fokkerij
- Houderij
- Veevoeding
- Produktkwaliteit
-Mest enmestverwerking
Algemeen
Deveehouderij inNederland isgericht op deproduktie van goed engoedkoop dierlijkvoedsel eneenalgemene bijdrage aandewelvaartmede via
de export.De totaleproduktiewaarde van de sector dierlijke produktie
bedroeg in 1987 ca. 20miljard gulden.Het oppeilhouden enmoderniserenvanhet produktie-apparaatvraagt ombegeleidend onderzoekvanhoge
kwaliteit envoldoende breedte. Deze onderzoekcapaciteit is inhet
verleden ontwikkeld envoldoet aanhoge eisen.De laatste jarenwordt
echter ookkritiek geuit op de sector o.a.vanwege produktie- enmestoverschotten, dewelzijnsbeperkendehuisvesting van dieren,het overmatig
gebruikvan diergeneesmiddelen enhet illegale gebruikvanproduktiebevorderende stoffenmetmogelijk schadelijke effecten op de
volksgezondheid. Dezebijkomende effectenvan de sterke stijging vande
dierlijke produktie inde afgelopen decenniamaken eenheroriëntatie van
de dierlijke produktie noodzakelijk. Het onderzoekvanDLO indeveehouderij-sector ishierinmede richting gevend. Deverbetering van de efficiency van deproduktie envan dekwaliteitvanhet produkt op eenwijze
die ookvanuithet oogpuntvanmilieu en dierlijkwelzijn aanvaardbaar
is, vormen centrale thema'sbinnen devakgebieden diergeneeskunde, fokkerij,huisvesting,verzorging enveevoeding. Verwacht magworden dat
dezeheroriëntatie veel van demaatschappelijke bezwaren tegen demoderneveehouderij enhaar produkten zalwegnemen. Denieuwste wetenschappelijkeverworvenhedenvanbiotechnologie,moleculaire biologie,voortplanting en informatica kunnen daaraan eenbijdrage leveren. Het DLOonderzoekheeft daarbij betrekking op de gehele keten,van conceptie tot
produkt.
-33-
Deuitvoering vanhet onderzoekvindt grotendeels plaats bij het CDI,
COVP, IVO, I W O , IMAG,LEI enRIKILT,waarbij indiverse projectenwordt
samengewerkt met deproefstations van de dierlijke sector.
Diergezondheid
Een goede gezondheidvan de dieren isniet alleenvanbelang voor de
rentabiliteit van deveehouderij,maar ookvoor hetwelzijnvan de dieren en dekwaliteitvan deprodukten,vooral inrelatie tot volksgezondheid. Veel aandachtwordtbesteed aanhetvoorkomen en terugdringenvan
infectieziekten o.a. doorkarakterisering van de ziekteverwekker, het
ontrafelenvan dePathogenese, enhetverdiepenvan inzicht ophetgebiedvan de immunologie enepidemiologie. Opbasis van deze gegevens
worden adviezen over dewijzevanhoudenvan dierenverstrekt enworden
preventie enbestrijdingsmethodenontwikkeld die zoveel mogelijk diervriendelijk enweinig milieubelastend zijn.Daarnaastworden diagnostica
envaccins tegentalvan dierziekten ontwikkeld. Bij deze ontwikkelingen
wordenhybridoma- enrecombinant DNA- en anderemoleculair biologische
technieken ingezet. Zwaartepunten indekomende jaren zijn onderzoek
naar: ZiektevanAujeszky, varkenspest, BovineVirus Diarree, ziekten
veroorzaakt doorherpesvirussen bij runderen,voortplantingsstoornissen,
luchtweg infecties,maag-darm infecties endiarree problematiek.
Informatietechnologie maakt de opbouw eneen zinvol gebruikvan grote
databestanden t.b.v. epidemiologische studiesmogelijk. Belangrijke
activiteiten die aanhet onderzoek gekoppeld zijn,zijn de adviserende
envan overheidswege opgedragen taken: effectiviteits- en
kwaliteitsbeoordeling van diergeneesmiddelen, evaluatie van de toxische
effectenvanmilieucontaminanten, laboratoriumonderzoek t.b.v. im- en
export, diagnostiek inhet kadervanvee- envogelziektenwet,
referentie-activiteiten tenbehoeve vanGezondheidsdiensten, deR W , de
VHI en deVD enproduktie van sera,vaccins en diagnostica.
Zie ookparagraaf 3.2.
Programma's inditverband zijn:
63. Gezondheid enkwaliteit inde rundvee- en schapenhouderij
64. Gezondheid enkwaliteit indevarkens- enpaardenhouderij
65. Gezondheid enkwaliteit inde pluimveehouderij
-34-
66. Afweermechanismenbij kippen envarkens
67. Preventie enbestrijding vanparasitaire infecties indeveehouderij
68. Veterinaire epidemiologie
69. Synthetische peptiden enhun diergeneeskundige toepassing
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 65mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), overhead, ondersteuning en lab. personeel
isongeveer 192mensjaar.
Fokkerij
Het fokkerij-onderzoek isgericht op eenvoortdurende verbetering van de
genetische aanlegvan dierenvoorproduktiedoeleinden (melk,vlees), met
nadruk op eenefficiëntere omzetting vannutriënten indeze produkten en
eengoedeweerstand tegenziekten. Door embryotransplantatie, invitro
fertilisatie enembryoklieving kunnenvan genetischhoogwaardigevrouwelijke dieren grotere aantallennakomelingenwordenverkregen danvia
klassieke voortplanting. Meting en gerichte verbetering van degenetische aanleg ismogelijk m.b.v.moleculair biologische, celbiologische en
recombinant DNA technieken.Voor eenzinvolle toepassingvan deze technieken iskennis vereist t.a.v. de fysiologische regulatie van kenmerken
zoalsproduktie en ziekteweerstand. Dit iseenbelangrijk aandachtsgebied inhet DLO-onderzoek. Nagegaanwordt of onderzoek ophet gebied van
transgene dieren inhet takenpakketmoetworden opgenomen. Bij dit alles
speelt de uiteindelijk produktkwaliteit eenbelangrijke rol. Daarnaast
neemt de schattingvan de erfelijke aanlegvanhet dier en de toetsing
van debetekenis vannieuwebiotechnologische mogelijkhedenvoor degenetische vooruitgang m.b.v. statistische enbiometrische technieken en
simulatiemodellen eenbelangrijke plaats in.
Hetbetreft hier deprogramma's:
70. Fokkerij en biotechnologie
71. Voortplanting en biotechnologie
-35-
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 22mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
37mensjaar.
Houderii
Bij de ontwikkeling vanbedrijfseconomisch optimale systemenvanhuisvesten enverzorgenvan dieren zijnde gezondheid enhetwelzijn van
mens en dier en debescherming vanhetmilieu doorbeperking van de
mineralenemissie,belangrijke aandachtspunten. Ook de relatiemetproduktkwaliteit wordt onderzocht.Metingvan de gezondheids- enwelzijnsstatusvan de dieren inverschillende omstandigheden geschiedt m.b.v.
ethologische, fysiologische en immunologische technieken. De ontwikkelingen inde informatietechnologie, zoals individuele dierherkenning en
automatische gegevensverzameling enprocesbesturing dragenniet alleen
bij aan de efficiency indebedrijfsvoering,maar maken tevens bewaking
van deproduktie, gezondheid enhetwelzijnvan individuele dierenmogelijk. Opbasis van deze gegevens zijnprototypen ontworpenvan geheel
nieuwe systemenvanhuisvesting enverzorging dievanbelang zijnvoor
het automatischmelken envoederenvankoeien,envoor degroepshuisvestingvanvarkens inalle leeftijds- enreproduktiefasen. Ook inde
vleeskalverhouderij endepluimveehouderij zijnmeer diervriendelijke
alternatieven voor de traditionele vormenvanhuisvesting enverzorging
inde toetsingsfase.Hierbij wordt aan allebovengenoemde aspecten
aandacht besteed.
Hetbetrefthier hetprogramma:
72. Welzijn,huisvesting enverzorging van landbouwhuisdieren
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 19mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
25mensjaar.
-36-
Veevoeding envoedingsmiddelen
De importvan grote hoeveelhedenkrachtvoer, dievooral inde intensieve
veehouderij worden gebruiktheeft geleid tot eenmineralenoverschot en
een aanzienlijke belasting voor hetmilieu. Devermindering van de input
vanmineralen per eenheid dierlijk produktviaveevoeding, is eenprioriteitsgebied inhetmest- enammoniakonderzoekbinnenDLO.
Debeperking van de stikstof- enmineralenuitscheiding door deverbeteringvanvertering enbenutting vanveevoeder voor deproduktie van
melk,vlees eneieren iseencentraal aandachtspunt inhetveevoedingsonderzoek. Ditwordt o.a.bereikt doornauwkeurige normstelling van de
behoefte,via devoederstrategie endoor de toepassingvan enzymenvoor
deverbetering van debeschikbaarheid van fosfor en andere voedingsstoffenende ontsluiting van celwanden inveevoedergrondstoffen. Ook deinvloedvan de toedieningvanbacteriepreparaten viahetvoer om defermentatie tebeïnvloeden ende ontwikkeling vanpathogènekiemen inhet
maagdarmkanaal tegen te gaanwordt onderzocht. Daarnaastworden demogelijkheden onderzocht om dekwaliteit van silage teverhogen en deverliezenvanmilieubelastende perssappen teverminderen door toepassing
van enzym- enbacteriepreparaten. Ookwordtverbetering van devoederbenutting nagestreefd via eenbeïnvloeding van de sturende enregulerende factoren inhet dier.Diervervangende en chemicaliën-besparende
techniekenworden ontwikkeld, met als doel een snellere en goedkopere
bepaling van deveevoederwaarde eneenvermindering vanhet gebruik van
proefdieren. De relatievan devoeding met enerzijds de gezondheid van
het dier en anderzijds dekwaliteit vanhet dierlijke produktwordt eveneens onderzocht. Inditverband wordt tevens aandacht besteed aan
veevoederadditieven ennieuwe grondstoffenmet de daaraan gekoppelde
problematiek vanAnti Nutritionele Factoren (ANF's).
Hetbetrefthier devolgende programma's:
73. Voederwaardering en voederwaardeschatting
74. Voederbenutting
75. Veevoeding en biotechnologie
76. Identiteit,samenstelling vankwaliteitvanvoedingsmiddelen en
diervoeders van dierlijke oorsprong
-37-
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteitbedraagt ca. 32mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
36mensjaar.
Produktkwaliteit
Dekwaliteitvanmelk,vlees(karkassen)eneierenvormt een centraal
thema inhet DLO-onderzoek. Enerzijds isdit onderzoek gericht op de
produktie vanvoedingsmiddelen dievrij zijnvan contaminanten zoals
contaminanten van diergeneesmidelen, groeibevorderaars enmilieucontaminanten, op debevordering van demicrobiologische kwaliteit enop de
verbetering van dehygiëne bij het slachtproces. DLO heeft een taakbij
de ontwikkeling en toetsingvan analysemethoden voor demonitoring van
schadelijke stoffen envanvoor devolksgezondheid schadelijke micro-organismen inde produktie- envoedselketen. Anderzijds wordt onderzocht
hoe kwaliteitseigenschappen als smaak,vetgehalte,malsheid enhoudbaarheid vanvlees enzuivelprodukten kunnenworden gemeten enverbeterd.
Ookwordt getrachthet eiwitgehalte vanmelk enhet cholesterolgehalte
van eierenvoor menselijke consumptie inpositieve zin tebeïnvloeden.
De eisenvan de steedskritischer wordende consument, dieviamarkt- en
sensorisch onderzoekwordenvastgesteld, vormenhierbij belangrijke criteria.
Veel aandachtwordtbesteed aande relatie vanproduktkwaliteit met primaire produktiefactoren (diergezondheid, klimaat,voeding) endebehandelingvan deprodukten tijdens transport endirectnahet slachten. Het
onderzoek om tot eenverdere beheersing en automatisering van devleesverwerking tekomenheeft met debouwvannieuwe proeffaciliteiten nieuwe impulsen gekregen. Inditverband worden ooknieuwe methoden vanverdoving beproefd. Tevenswordennieuwe produkten ontwikkeld.
Het gaathier omhetprogramma:
77. Vleesonderzoek
78. Toxiciteit van stoffen inagrarische produkten
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 30mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
53mensjaar.
-38-
Mest enmestverwerking
Reeds langwordt onderzoek uitgevoerd gericht op de oplossing c.q. aanpakvan deproblematiek van demestoverschotten. Vanaf 1986wordt dit
onderzoek extra gefinancierd vanuit de overheid (ministeries L &V en
VROM)enhet landbouwbedrijfsleven (Landbouwschap enProduktschappen).
Deprogrammering enprogramma-uitvoering wordtbeheerd doorhet Financieringsoverleg Mest- enAmmoniakonderzoek (FOMA). Inhet,voor dit doel
opgestelde,Raamplanvoor Onderzoek inzake deMest- enAmmoniakproblematiek zijn eenaantal oplossingsrichtingen geformuleerd.
Direct gekoppeld aanhetverwerkingsvraagstuk, is onderzoek naarbeperkingvanhet mestoverschot. Ditbetreft zowel de aanpakbij de bron
d.m.v.veevoedingsonderzoek alsverbetering vanhetmesttransport ende
mestbenutting inde akkerbouw enop grasland.
Tenaanzienvan centralemestverwerking iseenaantal sporenuitgezet.
De ontwikkelingen bevinden zichmomenteel inhet stadium vanproeffabrieken. Deverwachting isdatbinnen 2-3 jaar de eerste fabrieken operationeel zullenworden.
Behandeling vanmest op deboerderij (opslag, scheiden, drogen) staat
vooral centraal inhetkadervande ammoniakproblematiek.
Hierbij worden zowel demest als ammoniakproblemen integraal benaderd.
Hetveevoedingsonderzoek dient inditkader nauwkeurig tewordenafgestemd op de eisen die aanprodukten (nutriënten)van centralemestverwerking zullenworden gesteld. Ookmoethet onderzoek naar mestverwerking op deboerderij op de activiteiten tenaanzienvan mestverwerking
op centraal niveau op elkaarworden afgestemd. Daarnaast isvan belang
het onderzoek naar de risico's vanverspreiding vanpathogenen metmest.
Een en ander krijgt onder andere de aandacht bij devoortdurende economische evaluatie van de mestproblematiek.
Hetbetrefthierhetprogramma:
79. Mest en ammoniakonderzoek
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca.62mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
48mensjaar.
-39-
2.4 Visserij enaquacultuur
-Visstandbeheer envisvangst
-Aquacultuur
-Kwaliteit visstand envisserijprodukten
Algemeen
Deprimaire doelstelling vanhetvisserijbeleid ishet ontwikkelen en in
standhoudenvan een renderend visserijbedrijf,waarbij stabiliteit en
continuïteit essentiële elementenvormen. Indepraktijk kan dit doel
alleenverwezenlijkt worden doorhet regulerenvan devangst en debeschermingvan debetrokkenvispopulaties tegen overexploitatie. Hetvisserij-onderzoekvindtmetnameplaats ophetRIVO en is inhoge mateondersteunendvoor het realiserenvan ditvisserijbeleid. Daarnaast ishet
optimaliserenvan devisserij eenbelangrijk aspectvanhet onderzoek.
Naast eenperfectionering van de "jacht"moetmeer gedaanworden aan
"farming", ook inde zeevisserij.Een zo optimaalmogelijk gebruik van
deze natuurlijke hulpbronnen zalhet effectvan devisserij op aquatisch
ecosytemen zo goedmogelijk inevenwicht kunnenbrengenmethet natuurbelangmet tegelijkertijd eenvermindering van de produktiekosten.
Inhetkadervan derelatievisserij-milieuligtmedevanuithetnatuurbelang, onderzoek tenbehoeve van eenaanscherping vanhet gebiedsgerichte milieubeleid inde rede:bijvoorbeeld het op eenverantwoorde
wijze benuttenvannatuurgebiedenals deWaddenzee, dekustwateren of,
meer algemeen,van allekinderkamers enopgroeigebiedenvanjongevis.
Het teverwachten resultaat zalniet alleenvoorhet natuurbelang maar
ookvoor devisserij positief kunnenuitwrken indevorm van verhoogde
opbrengsten aanvolwassenvis.
Vistechnologisch onderzoek is deprimaire taakvanhet Instituut voor
Visserijprodukten TNO. Daar dekwaliteit endeverwerkingsmogelijkheden
vanvisbeïnvloed worden door devisvangsttechnieken endeverderebehandeling op de schepen, is geen scherpe scheiding aan tebrengen tussen
delenvanhet RIVO-onderzoekendelenvanhet IVP-TNO-onderzoek. Op deze
gebiedenbestaat danook een samenwerking tussenbeide instituten.
-40-
Vlsstandbeheer en visvangst
Inhet onderzoek tenbehoeve vanhetyisstandbeheervoor zeevissoorten
wordt met ingangvan 1989 eenessentiële koerswijziging aangebracht,
daarvoortaan niet alleenvolstaanwordt metwalinformatie (visaanvoergegevens), maar ookberekeningenwordenuitgevoerd aandehandvan visserij-onafhankelijke waarnemingen. Dit leidt tot eenkwantitatieve uitbreiding van dewerkzaamheden op zee envooral tot een forse intensiveringvan de laboratoriumtijd omhetverkregen materiaal te analyseren en
teverwerken. Het zeevisserijonderzoek isdaarbij primair internationaal
georiënteerd. Er issprakevan eenhechte samenwerking met de zusterinstitutenvan de ICES-lidstaten. De resultatenvan de diverse inspanningen inICES-verbandvormen debasisvoor regulerendemaatregelen ookvan
de Europese Commissie. Inhetbinnenvisserijonderzoekwordt voornamelijk
innationaal verband samengewerkt, zoalsmetde OVB, de LUenhetLimnologisch Instituut (KNAW)teNieuwersluis.
Binnen devangstbeperkingen dievoortvloeien uit internationale ennationnalebeheersmaatregelen voorvisstapels ishetvanbelang datvissersvaartuigen envistechnieken ontwikkeld worden,waarmee de toegestane
vangsthoeveelheden zo optimaal mogelijk opgevist kunnenworden. Hoofddoelstelling ishierbij het introducerenvan technische verbeteringen
waardoor per tijdseenheid de exploitatiekosten verminderen en/of de
vangstopbrengsten toenemen,parallel hieraanneemthet onderzoek naar
verbetering van dewerkomstandigheden inbelang toe.
Hetbetrefthier deprogramma's:
80. Technisch visserij-onderzoek, inclusief arbeidsomstandigheden visserijschepen
81a. Visbestandsonderzoek
81b. Interspecifieke relaties zeevisserij
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 30mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
15mensjaar.
-41-
2. Aquacultuur
Doorzoötechnischonderzoekwordtgeprobeerdhetoogstrendementvanuitgezaaidemosselenenoesterstevergroten.Naastfactorendiedeomvang
ensamenstellingvandeoester-enmosselpopulatiesbepalenwordtook
onderzochthoeverbeteringenindebroedvalwinningkunnenwordenaangebrachtenwelkedeoptimaleuitzaaidichthedenzijn.
Naasthetbenuttenvanhetnatuurlijkeproduktievermogenvandekustwaterenvoordeschelpdiercultuurbeweegthetaquacultuuronderzoekzich
ookophetterreinvandecommerciëleteeltvanaquatischeorganismen.
Hetbetrefthierdeprogramma's:
82a.Commerciëleteeltaquatischeorganismen
82b.Teeltrendementomvangvanmossel-enoesterkweek
Dehiervooringezetteonderzoekcapaciteitbedraagtca.8mensjaar(Aformatie,schaal7enhoger),deoverheadenondersteuningisongeveer4
mensjaar.
3. Kwaliteitvisstandenvisserijprodukten
Bijhetmilieugerichtevisserij-onderzoekgaathetenerzijdsomdebepalingvandeinvloedvaninhetwatervoorkomendeverontreinigendestoffenopdeleefbaarheidvanvissen,schaal-enschelpdierenenanderzijds
opdebepalingvandeinvloedvandezestoffenopdekwaliteitvanvisserijproduktenmethetoogopdebeschermingvandeconsument.
InhetkadervanhetRijnActiePlanwordtdoorhetRIVOgeparticipeerd
ineenmethetRIVMendeDienstBinnenwateren/RIZAopgezetmeerjarenprogramma,hetprojectEcologischHerstelRijn.Primairzalaandacht
besteedwordenaanhetherstelvanpopulatiesvanmilieukritischevissoortenalszeeforel,zalm,flint,elftenhouting.
Hetbetrefthierdeprogramma's:
83. Kwaliteitvisstandenvisserijprodukten
84. EcologischeherstelRijnenMaas
Dehiervooringezetteonderzoekcapaciteitbedraagtca.13mensjaar(Aformatie,schaal7enhoger),deoverheadenondersteuning isongeveer9
mensjaar.
-42-
2.5Economie en technologie
-Landbouweconomische informatie, -beleid en -ordening
-Marktverkenning en kwaliteitszorg
Bedrijfseconomie en -synthese
-Landbouwtechniek, mechanisatie, detectie van stoffen
- Informatica en automatisering
1. Landbouweconomische informatie, -beleid en -ordening
Tenbehoeve vanbesluitvorming enbeleidsontwikkeling worden zowelbedrijfseconomische alsmacro-economische enagro-sociologische gegevens
verzameld enbewerkt. Deze documentatie en de expertise op de genoemde
gebiedenverschafthet landbouweconomisch onderzoek een solide basis
voorverstrekkingvanbeleidsinformatie. Door aansluiting op o.a. EGbronnen ishet tevensmogelijk internationale analyses uit tevoeren
naar handelsbedrijven, georganiseerd bedrijfslevenen overheid (zie ook
paragraaf 3.3.).
De sterke internationalisering werptveel onderzoekvragen opnaar deeffectenvan algemeen-economische,handelspolitieke enmonetaire ontwikkelingen op de europese ennationale land- en tuinbouw. Daarbij isbehoefte aan inzicht inde effectenvanhet EG-beleid, inclusiefhet daaraan
gekoppelde nationale beleid, op de inkomens endebedrijfsstructuur in
landbouw envisserij.
Het gaathierbij om devolgendeprogramma's:
85. Ontwikkeling envernieuwing vanmethodologie en expertise van economisch onderzoek
86. Voorbereidend enevaluerend (economisch)modelonderzoek t.b.v.het
EG- en overige internationale landbouw-,handels- enontwikkelingsbeleid
87. Ondersteunend economisch onderzoek t.b.v.nationaal landbouwbeleid
88. Rentabiliteit, produktiviteit, Inkomensvorming- enbesteding,financiële positie
89. Structuurbepalende factoren,positie agrarische beroepsbevolking en
regionale ontwikkelingvanprimaire sectoren
90. Effectenvanveranderingen intechniek en (beslissings-)omgeving
-43-
voorbedrijven en sector
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 66mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
13mensjaar.
2. Marktverkenning
Wijzigingen ineconomische omstandigheden inde afzetmarkt endeprodukt- enkwaliteitseisen zijn onderwerp van landbouweconomisch enmarktkundig onderzoek. Het gaathierbij eveneens omwijzigende eisen diegesteldworden aan dewijzevanvoortbrengen enomhet opsporen enexploiterenvannieuwe afzetmarktenvoor traditionele ennieuwe produkten. In
toenemende mate zal aandachtworden geschonken aandemogelijkhedenvoor
de landbouw om als leverancier van grondstoffenvoor sneller afbreekbare
produkt(ie)resten te fungeren. De rolvanhet economische- en
marktonderzoek richt zich daarbij op de totale maatschappelijke kosten
(aanmaak én afbraak).
Tevens kanhet economisch- enmarktonderzoek leiden tot 'research guidance'bij andere disciplines alsmechanisatie, teelttechniek plantenveredeling en procestechnologie.
Het gaathier omhetprogramma:
91. Marktkundig onderzoek
92. Sensorisch onderzoek terbevordering vandeafstemming van dekwaliteitvan land- en tuinbouwprodukten op deverwachtingen van de
consument.
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 18mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning isongeveer9
mensjaar.
3. Bedrijfseconomie en -synthese
Technisch-economisch modelmatig onderzoek draagtbij tot eennauwkeuriger gebruikvan grondstoffen enproduktiemiddelenwaardoor minder emissievan schadelijke stoffen optreedtbij een zo goedmogelijk behoud
-44-
van rendabiliteit. Dit is o.a. aande ordebij veevoeding, (kunst)mest,
bestrijdingsmiddelen.
Het toenemende aantal maatregelen inzake milieubescherming maakt onderzoeknoodzakelijk naar dewisselwerking tussenmaatregelen vanuit de
overheid ende (re)acties op deprimaire bedrijven (mest- enmineralen
management). Daarnaast richthet economisch onderzoek zich op eenduurzaam gebruikvannatuurlijke hulpbronnen ter ondersteuning van beleid
terzakevan agrarische produktie, ruimtelijke ordening,milieubescherming, natuur- en landschapsbehoud, alternatieve bestemming landbouwgronden,visserijbeheer. Het landbouweconomisch onderzoek indezewordt uitgevoerd doorhet LEI,IPO, CABO enSC insamenwerking met deproefstations.
Binnenhet landbouweconomisch onderzoek krijgen de effectenvan (informatie)technologische ontwikkelingen op de land- en tuinbouw steeds meer
aandacht,dit geldt ookvoor deneveneffectenhiervan opbv.werkgelegenheid,milieu,natuur en landschap,welzijn dieren.
Hetbetrefthierhetprogramma:
93. Bedrijfsontwikkelingsonderzoek indiverse produktietakken
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 6mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer 1
mensjaar.
Landbouwtechniek,mechanisatie endetectie van stoffen
Het toegepast wetenschappelijke landbouwtechnische onderzoek richt zich
op de omzettingvanprincipes,methoden enresultatenvanwetenschap en
technologie invoor de sectoren,bedrijven enbedrijfsprocessenbruikbarevormen. Door een toenemende complexiteit van deproblemen richt het
landbouwtechnisch onderzoek zich steedsmeer op een integrale,multidisciplinaire aanpak. Dit leidt tot de ontwikkeling van integrale systemen,
diewerkenmet sensorisch enhandmatig verzamelde gegevens uitbedrijfsprocessen, computermatigeverwerking tot informatie voor debedrijfsleiding en geautomatiseerde engerobottiseerde besturing vanprocessen en
datacommunicatie met externe systemen.
-45-
Via individuele dier- enplaatsherkenning en sensorische metingengekoppeld aan op fysiologische eisen gebaseerde modellen,kunnen de produktie
enkwaliteitbeter gestuurd wordenmetbeheersing van ongewenste risico's uit oogpunt vanmilieu, gezondheid, veiligheid enwelzijn.
Tenbehoeve van de detectie van stoffen enmicro-organismen inprodukten
worden nieuwe methoden ontwikkeld. Voorts vindt onderzoek plaats naar
het transportvan contaminanten indeproduktie envoedselketens van
contaminanten in landbouw- envisserijprodukten.
Hetbetrefthier devolgende programma's:
94. Sensorontwikkeling t.b.v.de agrarische bedrijfsvoering
95. Ontwikkeling van electronenmicroscopische technieken enuitvoering
van opdrachten ophet gebiedvan electronenmicroscopisch onderzoek
96. Innovatief onderzoek enontwikkelingswerk t.b.v. instrumentatie en
meetmethoden
97. Biotechnologische detectie van stoffen enmicro-organismen inproduktenvanplantaardige endierlijke oorsprong
98. Overdrachtvan contaminanten inproduktie- en voedselketen
99. Chemisch-analytische detectie van stoffen inprodukten engrondstoffen
100. Produktkwaliteit en mechanisatie
101.Arbeidsomstandigheden inde land- en tuinbouw en inde verwerkende
industrie
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 56mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead en ondersteuning is ongeveer
76mensjaar.
Informatica en automatisering
Onderzoek doen impliceert hetverzamelen,het integreren enhet doorgevenvankennis,van informatie; informatie diehetzij extern aanwezigis,
hetzij zelf internmoetworden gegenereerd. De toepassing van informatica en informatie-technologie inhet onderzoek isvoor het landbouwkundig onderzoek danookvan strategisch belang.
-46-
Ontwikkelingen inde informatietechnologie geven eennieuwe dimensie aan
het onderzoek naar informatisering enmanagement vanbedrijven. Eennationale aanpakvan informatiebeleid enplanontwikkeling door informatiemodellen levertnaast uniekemogelijkheden voor uniformering enstandaardisatie, richtlijnenvoor afstemmingvan onderzoek op informatiebehoefte van de agrarische ondernemer. Ook de ontwikkeling enhet gebruik
van expertsystemen draagthieraan bij.
De computer isalshulpmiddel nietmeer uithetwerkvan een onderzoeker
weg tedenken.Alle instituten zijn inmiddels voor de onderlinge
communicatie aangesloten ophet departementale AGROnet, dat gekoppeld is
aanhet landelijke SURF researchnet. De ophetAGROnet aangeslotenonderzoekers kunnen aldus communiceren met elkaar enmet de ophet SURFnet
aangesloten onderzoekers bij bijvoorbeeld de LU.Databanken, zoals literatuurbestanden (AGRALINvan PUDOC) zijn on-line toegankelijk.
In toenemende matewordenbinnenhet landbouwkundig onderzoek informatiestromen 'vertaald' in informatiemodellenen 'vertaald' naar databanken. Voorbeeldenvan dit laatste zijn deGenenbank (CPO), Bodemkundige informatie (BIS,SC)en gegevens over landbouwwerktuigen (AGRIMACH,
IMAG).
In1989 zalprioriteitworden gegeven aanvoorlichting enopleiding van
grote groepenpotentiële netwerkgebruikers. Ook zal eenaantalvoorbeeldprojectenworden opgezet. Eéndaarvanbetreft een samenwerkingsverband tussenDLO endeLU, gericht ophet aanbiedenvan allerlei communicatie- en informatiediensten aanonderzoekers die zijnbetrokkenbij het
Programma Landbouwbiotechnologie (PcLB).
Aanhetbeginvan dejaren tachtig isvan regeringswege de aanzetaangegevenvoor een grootschalige stimulering van de informatie-technologie
inNederland: het Informatica Stimuleringsplan (INSP). Onderdeel daarvan
vormde het INSP-LO dat speciaalwas gericht ophet landbouwkundig onderzoek.Het INSP-LO is in 1984gestart.
Inhetkadervanhet INSP-LO ishet initiatief genomen tothet opstellen
van informatiemodellen (GIALG)op ondermeerbedrijfstakniveau. Hierbij
is een aantal instituten enproefstations betrokken. Het INSP-LO is in
1988 formeel afgesloten;het onderzoek loopt echter door, bijvoorbeeld
-47-
ten aanzienvan de ontwikkeling van een informatiemodel landelijkegebieden.
In 1989worden diverseprojecten additoneel ondersteund en gestimuleerd,
zoals:
- informatiemodel landelijke gebieden (LEI,SC, RIN);
-beeldverwerking inhet landbouwkundig onderzoek (SC, TFDL);
- "GIS/RS": Geografische Informatiesystemen enRemote Sensing (SC,
Dorschkamp,RIN, TFDL);
- integrale automatisering van de groeivan gewassen onder glas (CABO,
IMAG, TFDL);
-agrologistiek inhet agrotechnologisch onderzoek-modelvoor opslag en
distributie van groenten enchampignons onder gecontroleerde klimatologische condities (ATO);
• ontwikkeling van eengeautomatiseerd systeemvoor groepshuisvesting
van zeugen (IMAG, IVO);tweede fase "Boerderij 2000" (IMAG);
- "Animal Farm" -eencomputer gebaseerd kennissysteem voor integraal
management indeveehouderij (LEI, TFDL).
Devolgende programma's kunnen inditverband genoemdworden:
102. Landbouwwiskunde en Statistiek
103. Expertise-ontwikkeling informatietechnologie
104. Ontwikkeling van systemenvoor informatisering enmanagement van
bedrijven
105. Automatisering enrobotisering indemelkveehouderij (B2000)
106. Automatisering indevarkenshouderij (V2000)
107. Automatisering enoptimalisering open teelt (L2000)
Dehiervoor ingezette onderzoekcapaciteit bedraagt ca. 56mensjaar (Aformatie, schaal 7enhoger), de overhead enondersteuning is ongeveer
24mensjaar.
-49-
3. Overige activiteiten binnen PLO
In dithoofdstuk zijn de activiteiten opgenomen die inhet verlengde
liggenvanhet instituutsonderzoek zoals onderzoek inhet kadervan ontwikkelingssamenwerking en internationale samenwerking (3.1). Daarnaast
komt een aantal DLO-activiteiten aan de orde datweliswaar nauw gelieerd
isaanhet onderzoek, of er eenbasis invindt,maar op zichniet tot
het onderzoek wordt gerekend. Hetbetrefthier activiteitenvoortvloeienduitwettelijke taken endienstverlenende en adviserende taken (3.2).
3.1Ontwikkelingssamenwerking en Internationale samenwerking
Algemeen
Ontwikkelingssamenwerking en Internationale Samenwerking vormenbeide de
schakel tussenDLO en 'hetbuitenland'. Beide zijn aan te duiden alsexterne betrekkingenvanDLO. Bij ontwikkelingssamenwerking ligthetaccent ophet leverenvanbijdragen aanoplossingen tervermindering van
hetwereldvoedsel tekort.Andere zaken die spelen zijn milieubeheer
(volksgezondheid, energievoorziening),natuurbeheer enbosbouw. Deze
vormvan samenwerking vormt eenexpliciete opdrachtvoor DLO.
Bij internationale samenwerking, dus exclusief ontwikkelingssamenwerking, ligthet accentvrijwel uitsluitend ophetbijhouden en versterken
vankennis en inzicht tenbehoevevan de (Nederlandse) doelgroepen van
DLO. Dezevorm van samenwerking vloeit automatisch voort uit de taken
van DLO als onderzoekorganisatie.
Ontwikkelingssamenwerking
Dewereldbevolking zalnog tientallen jaren sterk inomvang toenemen, in
hoofdzaak inde ontwikkelingslanden. Inhet jaar 2010 zal tweemaalzoveelvoedsel geproduceerd moetenworden als thans het geval isom de
groeiende bevolking tevoeden. Ditmaakt hetnoodzakelijk om ook inde
ontwikkelingslanden zelfvoldoende voedsel tekunnenproduceren,verwerken en distribueren; daarmeewordt ook dewerkgelegenheid ophetplatteland bevorderd.
-50-
Landbouwkundig onderzoek enmetnamehet eigennationale onderzoek inde
ontwikkelingslanden dienthieraan eenbelangrijke bijdrage te leveren
door debenodigde kennis teverwerven en teontwikkelen envervolgens
over tedragen.
De landbouwkundige onderzoekinstellingen inons land kunnen belangrijke
bijdragen leveren aanoplossingen tervermindering vanhet wereldvoedseltekort. Hieraanwordt al eenreeksvanjarenvorm en inhoud gegeven.
Het DLO-onderzoek ondersteunthetbeleidvan de opbouw en versterking
vannationale onderzoekcapaciteit inde derdewereld en ophet uitvoeren
van relevant onderzoek zowelhier als daar.Hiertoe wordt samenwerking
tussen onderzoekinstituten inNederland en inontwikkelingslanden zoveel
mogelijk bevorderd. Behalve nationale instituten kan institutionele samenwerking ook internationale onderzoekinstellingen omvatten.
In samenwerkingsrelaties met ontwikkelingslanden is eenaantalvormen te
onderscheiden. Bij ontwikkelingssamenwerking
staan debelangen enbe-
hoeftenvan de ontwikkelingslandenof specifieke groepen indie landen
voorop. Kenmerkende activiteiten liggen ophet gebiedvankennisoverdracht en -ontwikkeling en institutionele opbouw enversterking.
Bij technisch-wetenschappelijke
samenwerking
met ontwikkelingslanden die
al eenredelijk functionerend eigen onderzoekbestel hebben opgebouwd,
ligthet accentvooral opkennisuitwisseling, naast kennisontwikkeling
enkennisoverdracht. Kennisuitwisseling betekent een zekere gelijkwaardigheid inaan tebiedenkennis enkwaliteit. Hierbij komt derhalve ook
hetverwervenvankennis ten gunstevanhet Nederlandse onderzoek aande
orde, naast deuit debehoeftenvan de landenvoortkomende vraag naar
kennisontwikkeling, enkennisoverdracht.
Bij economische
samenwerking,
vooral gericht op ontwikkelingslanden die
overkapitaalmiddelen kunnenbeschikken envoor deNederlandse agrarische exportpositie in toenemende matevanbelang zijn,heefthet onderzoek eenmeer dienstverlenende rol.Tenslotte bestaat er culturele
menwerking,
sa-
waarbij DLO-instellingen inhetkadervan onderzoeksamenwer-
kingbetrokken zijn.
-51-
Van devoorgaande samenwerkingsrelaties is de ontwikkelingssamenwerking
veruit debelangrijkste en dat zal ook inde toekomst zoblijven. Door
de toenemende eigen rolvan ontwikkelingslanden, anders dan dievankennisontvanger,neemt hetbelang van technisch-wetenschappelijke samenwerking toe.De economische enculturele samenwerking blijvenvoor het
landbouwkundig onderzoek vanbeperktebetekenis.
Dehuidige capaciteitsinzet vanDLO-institutenvoor de derde wereldbedraagt 4,5% overeenkomend met ongeveer f17miljoen opjaarbasis.
Hiervan is ruim f 8miljoen afkomstigvanbijdragenvan derden. Ongeveer
75%van de inzetvindt plaats indevorm van onderzoekprojektenmet een
bepaalde looptijd, die speciaalvoor dit doelworden opgezet. Intoenemende mate iser sprakevan grotere projektenmet eenprogrammatischkarakter envanprogramma's opgebouwd uit samenhangende projektactiviteiten.Het overige deelvan de inzet gaat naar diverse activiteiten, zoals
het gevenvan cursussen, advisering endeelname aanbuitenlandse missies. Inomvang is debijdrage van deplantaardige produktiesector het
grootst (met terreinen alsplantenteelt,plantenvoeding, gewasbescherming enveredeling), gevolgd door de sectornatuurlijke hulpbronnen (met
terreinen alsbodemkunde, cultuurtechniek, waterhuishouding ennatuurbeheer).Daarnavolgen techniek en technologie en de dierlijke produktie
(met terreinen als diergeneeskunde, -fokkerij, -voeding, -houderij).
Sociaal-economisch onderzoek endienstverlening sluiten de rij.
De laatste jarenwordtmeer enmeer aandacht geschonken aande duurzaamheidvan deproduktiesystemen. Daarbij dienennaastvoedselgewassen ook
de zogenaamde non-food crops aandacht tekrijgen.
Veel projecten en activiteiten komenbetrekkelijk ad-hoc tot stand, o.a.
door deprioriteitstelling inhet ontwikkelingsland, zowel opbeleidsals instituutsniveau. Debeschikbare en inzetbare deskundigheid speelt
hierbij ook een rol.Desondankswordt eenmeer planmatige aanpaknagestreefd, zowel naar landen alsnaar sectoren/aandachtsvelden. Indeafgelopenjaren zijn danook op enkele terreinendekrachten gebundeld om
de inspanningenbeter tedoen aansluiten op instituutsactiviteiten en
beschikbare deskundigheid. Hierbij zijnmeerdere instellingen endisciplines betrokken.
-52-
Eenvoorbeeld is deLAWOO-groep,waarinhet ILRI ende DLO-instituten
Staring Centrum, IBenRIN samenwerken. Eenander samenwerkingsverband
iseen onderzoekprogramma "Systeemanalyse tenbehoeve vanDuurzaam Landgebruik enVoedselproduktie inontwikkelingslanden", waarinhet CABO,
Staring Centrum, IB,IPO endiverse LU-Vakgroepen participeren.
Eenomvangrijk onderzoekprogramma isTropenbos,waarbij meerdereministeries,universitaire vakgroepen en institutenbetrokken zijn.
Met de internationale landbouwonderzoeksinstituten van de CGIAR bestaan
diverse samenwerkingsprojekten, andere zijn invoorbereiding. Deze internationale institutenhebben o.m. tot taak omnieuwe technologieën te
ontwikkelen en daarbij nauw samen tewerkenmet enbij te dragen aande
versterking vanhetnationale onderzoek inde ontwikkelingslanden. Zij
zijn derhalve interessante partnersvoor DLO-instituten.
Het onderzoek inhetkadervanontwikkelingssamenwerking is inhetalgemeen ingebed in lopende DLO-programma's;ineenklein aantal gevallen
echter is dit onderzoek ineenapart (deel)programma georganiseerd.Genoemd kanworden:
108. Ontwikkelingssamenwerking m.b.t.land enwater
109. Bosbouwonderzoek tropen
110. Duurzame produktiesystemen inde tropen
111. Beleidsonderbouwing enontwikkelingssamenwerking ophet gebied van
visserij
112. Landbouweconomisch onderzoek t.b.v. ontwikkelingssamenwerking
113. Landbouwtechnisch onderzoek t.b.v. tropen en subtropen
Internationale Samenwerking
Het onderhoudenvan deze externebetrekkingen iseennoodzaak voor een
goed functionerende onderzoekorganisatie. Behalvehetverrichtenvanonderzoek ishetvan grootbelang de ontwikkelingen inhetwetenschappelijk onderzoek dat elderswordt uitgevoerd, tevolgen.Hetbijhouden van
devakliteratuur alleen ishiervoor nietvoldoende.
-53-
Publicatiesverschijnenveelal 6tot 8maandennadat eenonderzoek is
afgesloten envoor effectieve inzetvan eigenmiddelen ishetnoodzakelijk eerder op dehoogte tezijnvan de resultatenvan onderzoek dat
elderswordtverricht.
Opverschillende manierenwordt hieraan gestalte gegeven, zoals door
uitwisselenvanpersoneel, door samenwerken ingezamenlijke onderzoekprojecten, doorhet organiseren en/of actiefparticiperen in internationale symposia of congressen en doorhet afleggenvanwerkbezoeken. Met
namehet eerst genoemde aspectverdient meer aandacht indekomendejaren,waarbij hetverlenenvan eenstudieverlof aan een onderzoeker voor
eenverblijfop eenonderzoekinstelling buitenNederland, bovendien nog
eenpuntvan goed personeelsbeleid is.Daarnaast ishetvanbelang posities tebekleden in internationale organisaties;Nederlandse onderzoekershadden een goedenaam indit opzicht,maar deNederlandse participatiewordt minder. Eengevolghiervan is,dat deNederlandse invloed in
de onderzoekstrategie ontwikkeling op internationaal niveauafneemt.
Internationale samenwerking heeftvooralbetrekking op EG- enOESO-landen. Structurele vormenvan samenwerking met deze landen dienen tewordenuitgebreid opbasisvan afwegingen of daadwerkelijk concrete doelen
voorhet Nederlandse onderzoek kunnenworden gerealiseerd.
-54-
3.2Wettelijke taken, dienstverlening en advisering
Algemeen
Inhoofdstuk 2 isaangegevenwelk onderzoekbinnen DLO plaatsvindt.
Naast onderzoekwordt door een aantal instituten indirect ophet onderzoekbetrokken activiteitenverricht. Ditbetreffen dan takenvoortvloeiend uitwettelijke verplichtingen endienstverlening, maar ook
advisering voor institutenbinnen DLO,voor proefstations,beleidsdirectiesvanhetMinisterie envoor instanties buitenhetMinisterie.
Deze al dannietbij wet geregelde verplichtingenhebbenbetrekking op
hetbijdragen aan (inter)nationale literatuur en documentatiebestanden
(PUDOC), het toeleverenvanboekhoudkundige en landbouwstatistische
gegevens aan (inter)nationale organisaties (LEI), adviseringm.b.t.
toelatingvanbestrijdingsmiddelenvoor de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen (SC);advisering m.b.t.zeevisbestanden in EG-verband
(RIVO); het diagnostisch onderzoekm.b.t.dierziektebestrijding (CDI en
RIVO), kwaliteitscontrole van diergeneesmiddelen (CDI), dossierbeoordeling enanalytisch onderzoek t.b.v. de registratie van diergeneesmiddelen enmeststoffen (RIKILT), dekeuring encontrole van agrarische
Produkten en grondstoffen (RIKILT)en landbouwtrekkers (IMAG)enhet
ijkenvanwetenschappelijke instrumenten (TFDL).
Overige advisering endienstverlening vindt plaats inhetkadervanautomatisering, informatietechnologie, instrumentatie-ontwikkeling, bouw
en onderhoud van onderzoekaccomodatie (TFDL); publicatie-ondersteuning,
verschaffenvan literatuur informatie endocumentatie (PUDOC); opzetten
van databankenvoor agrarische werktuigen (IMAG); bestrijding vandierziekten (CDIen RIVO); produktie vanvaccins e.d. (CDI)en de statistische enwiskundige ondersteuning van DLO-institutenenproefstations
(GLW).
Wettelijke verplichtingen, dienstverlening en advisering zijnvaak moeilijk te scheiden.
Hiernawordt kort ophet totaalvan deze activiteiten ingegaan, enwordt
een indicatie gegevenvan de capaciteit die ermee gemoeid is.
-55-
Informatietechnologie
De takenbestaanuit:
* Dienstverlening ophet gebiedvan de infrastructuur, zoals m.b.t.
technische infrastructuur, computerapparatuur enprogrammatuur, datacommunicatie-systemen (AGROnet,Netwerk Wageningen), beheer
computercentrum.
* Coördinatie,het testenvannieuwehard- en software, ondersteuning en
realisatie van de inkoop en installatie vanhard- ensoftware.
* Hetbevorderenvan eenefficiënt enoptimaal onderhoud van apparatuur
enprogrammatuur ondermeer via realisering van centrale contracten en
de coördinatie vanvernieuwing/upgrading van systeem- en applicatieprogrammatuur,het testenvannieuweversies enhet toezicht op dedistributie en implementatie daarvan.
* Advisering aangaande de ontwikkeling enbouwvan applicatieprogrammatuur terbevordering vankwaliteit enuniformiteit van specifieke programmatuur.
* Het ontwikkelen en/ofverzorgenvan technische professionele cursussen
enhethoudenvanworkshops voor systeembeheerders.
De doelgroep omvathetMinisterie en de daaronder ressorterende directies, diensten en gesubsidieerde organisaties, inhetbijzonder deDLOinstituten.
Devoor deze taken in1989 in tezetten capaciteit bedraagt ongeveer 20
mensjaar bij de TFDL.De dienstverlening voor hetMinisterie wordt
structureelvoor 2miljoen rechtstreeks doorhetMinisterie gefinancierd.
Tenbehoeve vanhet ophoog niveauverrichten en continuerenvan deze
dienstverlening wordt expertise opgebouwd en instand gehouden ondermeer
via onderzoek. Dit is ineen apart onderzoekprogramma ondergebracht.
Instrumentatie
Ditbetreft ontwikkeling envervaardiging vanniet indehandelverkrijgbare instrumenten, apparaten enmachines tenbehoeve vanhet landbouwkundig onderzoek enhet ijkenvanwetenschappelijke instrumenten.
-56-
De takenbestaanuit:
* Advisering metbetrekking tothet totalebeleidsveld instrumentatie.
* Het leverenvan oplossingenvoor zeer specifieke meet- en instrumentatieproblemenvan instituten,proefstations envakgroepen door middel
van:
-vertaling van onderzoekeisen intechnische specificaties;
-ontwikkeling van instrumenten,machines enapparaten, of delenhiervan;
-ontwikkeling van sensoren, inclusief signaalverwerking;
- instrumentatieautomatisering;
-ontwikkeling vanmeetmethoden.
* Het leverenvan eenbijdrage aandekwaliteitvanmetingen door het
calibrerenvan (meet-)instrumentenvoor landbouwkundig onderzoek (IJkdienst).
De doelgroep omvatvooral de instituten enproefstations voor landbouwkundig onderzoek endevakgroepenvan de landbouwkuniversiteit.
Devoor deze dienstverleningstaak in 1989 in tezetten capaciteit bij de
TFDLbedraagt ongeveer 22mensjaar. Deuitvoerende activiteiten worden
doorberekend. Incidenteel wordendienstenverleend aan derden, waarvoor
integrale kosten inrekening gebrachtworden.
Dekwaliteitvan deze dienstverlening vraagt om integratie van electronische, fysische enfijnmechanische (werktuigbouwkundige)kennisvan de
overeenkomstige TFDL-afdelingenenmaakt een toenemende inspanning voor
speurwerk op dezevakgebiedennoodzakelijk. Dit laatste aspectwordtbeschreven inhet onderzoekprogramma "Instrumentatieonderzoek".
Bouw en onderhoud van onderzoekaccomodatie en -apparatuur
Deze taak omvathet ontwerpen, realiseren enonderhoudenvan deonderzoekoutillage vanhet landbouwkundig onderzoek,met name laboratoria,
onderzoekkassen, bedrijfsgebouwen, stallen, geklimatiseerde ruimtenvoor
planten endieren, envastebedrijfsuitrusting.Uitvoerende taken zijn
ondermeer het opstellenvanprogramma's van eisen,het aanbesteden van
werken,hetvoerenvan opzicht enhet controleren van de op te leveren
werken opbasis vanhet programma van eisen,onder meer doorhetuitvoerenvanmeetprogramma's.
-57-
Verder wordt hieronder ookverstaan de opstelling vanvoortschrijdende
meerjarenplannengroot onderhoud en realisatie van deuitvoeringhiervan, de advisering ophet gebiedvan de onderzoekuitrusting, advisering
over enhet ontwerpen enuitvoerenvanprojectenbetreffende energie-opwekking, energiebeheer en -besparing enadvisering over gebouwmanagement
engebouwbeheersingssystemen, en advisering aan instituten over deuitvoering vanbeheerdersonderhoud enkleine exploitatievoorzieningen.
De doelgroep omvatvooral de instituten enproefstationsvan landbouwkundig onderzoek inNederland,maar tevenshet landbouwkundige onderzoek
in ontwikkelingslanden.
Devoor deze dienstverleningstaak in1989 intezetten capaciteitbij de
TFDLbedraagt ongeveer 26mensjaar.
Publicatie-ondersteuning, literatuurinformatie en -documentatie
De takenomvatten:
* Het adviseren over enhetverzorgenvan landbouwkundige wetenschappelijkepublicaties enhetuitgevenvanpublicaties.Deprodukten zijn
gericht op onderzoekers, studenten en andere geïnteresseerden. Onder
deze advisering kanverstaanworden zowelkennisoverdracht,advisering,begeleiding en instructie ophet terreinvan dewetenschappelijke communicatie,alsuitgeef- endistributie-activiteiten.
* Dienstverlening tenbehoeve van dewetenschappelijke informatievoorziening, literatuuronderzoek endocumentatie,met nadruk op decoördinatie van en advisering over deopbouwvan informatienetwerken binnen
het landbouwkundig onderzoek enhet departement.
Bij deze taakmoet ondermeerworden gedacht aan (online) literatuuronderzoek in (internationale) gegevensbestanden. Bij deze taakbehoort
ookhet invoerenvan gegevens van inNederland verschenen landbouwkundige literatuur inhet zogenaamde AGRIS-bestandvan de FAO. Deverspreidingvan informatie metbetrekking tot landbouwkundige literatuur
krijgt mede gestalte inhetverzorgenvanhet documentatieblad "Landbouwdocumentatie".
Erbestaan samenwerkingsrelaties methet samenwerkingsverband voor de
nationale literatuur- en informatievoorziening indebeta-sector (SALINFO)enmet de International Food Information Service (IFIS). Insamenwerking met de Landbouwuniversiteit wordt gewerkt aan de opbouwvan een
netwerkvanvakgebiedsbibliotheken. Inhet kader daarvan zijn enworden
een aantal vakgebiedsbibliothecarissen aangetrokken (op de formatie van
Pudoc zijn dat er drie). Dezehebben taken tenaanzienvanhet coördinerenvan literatuurinformatie- endocumentatietaken binnenhun vakgebied,
coördinatie van collectievorming, onderwerpsontsluiting endergelijke.
Tot de doelgroepenworden gerekendhetMinisterie endaaronder ressorterende instellingen, de instellingenvoor landbouwkundig onderzoek, instellingenvoor landbouwonderwijs,metname diewelke een onderzoekscomponent kennen,het landbouwbedrijfslevenendebe- enverwerkende industrie.
Devoor hetuitvoerenvan deze taken in1989 structureel in te zetten
capaciteitbij het PUDOCbedraagt ongeveer 20mensjaar.
Boekhouddocumentatie enverslaglegging
Hetbetrefthier de regelmatige verzameling enbewerking van gegevens
tenbehoeve vanhet landbouwkundig onderzoek envan de formatievoorziening tendienste vanhetbeleid vanEG,nationale overheid engeorganiseerdbedrijfsleven en de algemene informatievoorziening tenaanzien van
de ontwikkeling en rentabiliteit, inkomen en financiële positie indiverse sectoren ennaar regio, type,omvang enandere structuurkenmerken
onderscheiden groepenbedrijven. Hetbetreftveelalverzameling enprimaireverwerking vanbasis-gegevens, dievoorhethele landbouweconomisch onderzoekvan grootbelang zijn.
Tot de doelgroepen behoren denationale overheid,het georganiseerdebedrijfsleven, EG,Voorlichting, landbouwonderwijs, individuele deelnemers.
De tenbehoeve van deze taakvoor 1989 inte zetten capaciteitbij het
LEIbedraagt ongeveer 87mensjaar. Erwordt een structurele vergoeding
ontvangenvoor debijdrage aanhet EG-boekhoudinformatienet. Ook de
-59-
RABO-bank draagt infinanciële zin structureel aan deze dienstverlening
bij. Bovendienworden inkomsten ontvangen inhetkadervan opdrachten
aangaande hetbijhoudenvanboekhoudingen.
Landbouweconomische documentatie en databasesvstemen
Hetbetrefthier:
* Informatievoorziening tenbehoeve vanhet landbouweconomisch onderzoek
enbeleid (beleidsinformatie van overheid en georganiseerd bedrijfsleven,marktinformatie tendienste vanmarktpartijen, algemene informatievoorziening).
* Deverzorging van onderdelenvannationale landbouwstatistische gegevens (samenmet CBS,Produktschappen).
* Denakomingvannationale verplichtingen totrapportering aan internationale organisaties.
De doelgroepen zijn onderzoekers (metname vanhet LEI),overheid engeorganiseerd bedrijfsleven, CBS,Internationale organisaties (EG-Eurostat). De tenbehoeve vanhetuitvoerenvan deze taak inte zetten
capaciteitvanhet LEIbedraagt in1989 ongeveer 11mensjaar. Externe
inkomstenwordenverkregenuit incidentele opdrachten enuitverkoop,
abonnementen, endatabanken.
Landbouwtechniek
Bij besluitvan 10maart 1977van deMinister van Landbouw enVisserij,
handelende inovereenstemming met deMinisters van Sociale Zaken envan
Verkeer enWaterstaat ishet IMAGbelastmet de EEG-keuring van landbouw- ofbosbouwtrekkers.
Ditbetekent dathet IMAG de feitelijke keuringen uitvoert envolledig
bevoegd is tothetverlenenvan de EEG-type goedkeuringscertificaten.
Dit systeem kan gaan functionerennu indecember 1988 de laatste deelrichtlijnvoor landbouwtrekkers door deRaadvan de EEG is goedgekeurd.
Deuitvoering van dekeuringen is tot'hedengericht opveiligheidscabines, geluid op oorhoogte en omgevingsgeluiden kan in de toekomst degehele trekker omvatten.
-60-
Voorts worden activiteiten ontplooid ten aanzienvan de opzetvandatabankenb.v. voor agrarische werktuigen (AGRIMACH)en debegeleiding van
de ontwikkeling vanhandelsvoorwaarden voor werktuigen, gebouwen enbedrijfsuitrusting.
Bij deuitvoering vanbovengenoemde taken iseencapaciteit, ingezet
vanuithet IMAG,van ongeveer 12mensjaarbetrokken.
Dierziektenbestriiding
De taken omvatten:
* Wering, controle enbestrijding vanveewet- enexotische ziekten.
Het gaathierbij omde ontwikkeling,verbetering en toepassing c.q.
instandhouding vandiagnostische methoden metbetrekking totmond- en
klauwzeer, (Afrikaanse)varkenspest, rabies,Afrikaanse paardenpest en
andere aangifteplichtige, exotische dierziekten.
Tot de doelgroepenworden gerekend deVeterinaire Dienst, deRijksdienstvoor dekeuring vanVee enVlees,deVeterinaire Hoofdinspectie
van deVolksgezondheid, de EG,de FAO,de Office Internationale des
Epizooties endeveehouderijsector.
Voor deze taakwordtvanuithet CDI ca. 6mensjaar ingezet.
* Produktie vanvaccins,diagnostica enproefdieren.
Het gaathierbij omhet efficiënt producerenvanvaccins, diagnostica
enproefdierenvanhoogwaardige kwaliteit.Hetbetreft daarnaastonderzoek naar demogelijkheden vankwaliteitsverbetering, controlemogelijkheden op produkt enproduktiewijze (GMP)en de doelmatigheid van
deproduktie.Aan de orde isde ontwikkeling vanhet produkt vanlaboratoriumschaal naarproduktieschaal.
Tot de doelgroepenworden gerekend deVeterinaire Dienst ende Gezondheidsdiensten voor Dieren.
Devoor deze taak in1989 intezetten capaciteitvanuithet CDIbedraagt ongeveer 8mensjaar.
-61-
* Diagnostiek en referentie.
Bedoeld wordt het doorhet CDIverrichtenvanbijzonder diagnostisch
onderzoek van infectieziektenbij landbouwhuisdieren,vissen (insamenwerking met RIVO), inhetwild levende dieren en dierentuindieren.
Het onderzoek geschiedt vooral inverband met overheidstaken (dierziekte bestrijding) ende import enexportvan dieren. Daarnaastbetrefthethier onderzoek terverbetering vanmethodieken endiagnostische materialen onder andere door gebruik temakenvanbiotechnologische ontwikkelingen.
Het CDI isreferentie enstandaardisatie-instituutvoor de Stichting
Gezondheidszorg voor Dieren. Dithoudt o.a. inhet toetsenvanmethodiekend.m.v. rondzendmonsters. Ook dienthet CDI op ditpunt als
vraagbank voor overheidsorganisaties enbedrijfsleven.
Tot de doelgroepenworden deVeterinaire Dienst ende Gezondheidsdienstenvoor Dieren gerekend.
Devoor deze taak in1989 in te zetten capaciteitbedraagt ongeveer 11
mensjaar.
Toxicologie enmilieu
Hetbetrefthier onderzoek naar chemische, toxicologische en infectieuze
factoren die een rol spelen indewisselwerking tussenmilieu enwilde
fauna, alsmede naar de effectenvanpotentieel toxische stoffenbij
landbouwhuisdieren teneindeveterinaire -enmilieuproblemen op te lossen, risico's inte schatten enwetenschappelijke kennis tevergroten.
Samenwerking vindt plaats met RIKILT,RIN, RIVM, Gezondheidsdiensten
voor Dieren,Werkgroep Vogelsterfte.
Tot de doelgroepenbehoren deVeterinaire Dienst,Natuur,Milieu enFaunabeheer,Voedings- enKwaliteitsaangelegenheden, Gezondheidsdienst,Ministerie vanVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer.
Het CDIheefthiervoor ongeveer 6mensjaar beschikbaar.
Kwaliteitscontrole endossierbeoordeline diergeneesmiddelen
De activiteiten omvatten:
* Rijkskwaliteitscontrole van immunobiologische en farmaceutische diergeneesmiddelen enbestrijdingsmiddelenvoor diergeneeskundig gebruik.
-62-
Het gaathierbij omhet ondersteunenvanhetkwaliteitsbeleid vande
Rijksoverheid metbetrekking tot immunologische en farmaceutische
diergeneesmiddelen enmetbetrekking totbestrijdingsmiddelenvoor
diergeneeskundig gebruik. Theoretisch engestandaardiseerd onderzoek
levert daarbij de technisch-wetenschappelijke onderbouwing voor debewaking enbevordering van dekwaliteitvan deze middelen door decentrale overheid. Terwaarborging van dekwaliteitvan deze rijkscontrolewordt experimenteel onderzoek uitgevoerd.
De activiteitenwordenuitgevoerd doorhet CDI in samenwerking methet
RIGO.
Tot de doelgroepenbehoortmetname deVeterinaire Dienst.
Devoor deze taak in1989 in tezetten capaciteit bedraagt ongeveer 8
mensjaar.
* Dossierbeoordeling en analytisch onderzoek t.b.v. de registratie van
diergeneesmiddelen.
Hierbij gaathet om debeoordeling van diergeneesmiddelen-dossiergegevens betreffende de (farmaco)kinetiek, debiotransformatie, analyse en
toxiciteitvan residuenvan diergeneesmiddelen in dierlijke produkten
en de analyse, stabiliteit vanverwerking invoeders; opstellenvan
evaluaties enbeoordelingen enhet toelichten daarvanvoor de CRD (RIKILT, afstemming vindt plaats methet RIVM).
De interdepartementale Commissie Registratie Diergeneesmiddelen isde
doelgroep.
Voor deze taakwordt in 1989vanuithet RIKILT een capaciteit ingezet
van ca. 5mensjaar.
Kwaliteitscontrole en dossierbeoordeling vanmeststoffen inhet kader
vanhet ontlenen van ontheffingen
Het RIKILT neemt de administratieve behandeling ontheffingsaanvragen in
het kader van OntheffingsbeschikkingenVerbodsbepalingen Meststoffen
voor haar rekening, alsmede debeoordeling van dossiergegevensbetreffende meststoffen, analytisch onderzoekvanmeststoffen enhet namens de
DG-LAVO verlenenvanbijzondere ontheffingen.
-63-
Bij debeoordeling van ontheffingsaanvragenmeststoffen ishet IBnauw
betrokken, inhetbijzonder voor debeoordeling van de landbouwkundige
gebruikswaarde.
Tot de doelgroepenvan deze activiteitenbehoren de Commissie van Deskundigen inzakehetMeststoffenbesluit, enEG/Benelux expert committees.
De ingezette RIKILT capaciteitbedraagt 2mensjaar.
Advisering over analysemethoden en laboratoriumprocedures
Het gaathierbij om:
* Definiëring, aanmaak,beheer endistributie van referentiestandaarden
encontrole monsters tenbehoeve vanhet toezichtvanhetRIKILT op
keurende en/of controlerende instellingen alsmede tenbehoeve van toepassingvan dezemateçialendoor deze instellingenbij de eigenkwaliteitsborging.
Dematerialen zijn toegespitst opproduktenvan dierlijke ofplantaardige oorsprong tenbehoeve van dierlijke ofmenselijke consumptie.
* Het organiserenvanprogramma's voor toezendingmonsters, opvraagmonsters enringtesten alsmedehetbeoordelenvan de resultatenvandaarmedeverkregen analyseresultaten inhet kadervan kwaliteitsborging
vankeuringen.
* Overdracht en toezicht op dejuiste toepassingvan doorhetRIKILT,
doorhetNNI ofdoor supranationale overheden gevalideerde analysemethoden aan instanties diebelast zijnmetkeuring en/of controle van
landbouwprodukten tenbehoeve van dierlijke ofmenselijke consumptie:
vanpaarden op toepassing dopingbijraces.
De activiteiten zijnmetname gericht op de laboratoriavan deRijksdienstvoor dekeuringvanVee enVlees ( R W , Ministerie L& V ) . Ook
niet-Rijkslaboratoriawaaronder COZ,BKCF, COM, Conexbehoren totde
doelgroep.
Voor debovenbeschreven taken zethetRIKILT ongeveer 8mensjaar aan
capaciteit in.
-64-
Keurlng encontrole agrarische Produkten en grondstoffen
Hetbetrefthier chemisch-analytisch,microscopisch, microbiologisch en
radio-activiteitsonderzoekvan ingezondenmonsters agrarische produkten
en grondstoffen.
Tevens wordt aandachtbesteed aandekenschetsing enclassificatie van
geslachte landbouwhuisdieren.
Tot de doelgroepenbehoren deAlgemene Inspectiedienst, de Veterinaire
Dienst,hetVoedselvoorzieningsin- enverkoopbureau, deRijksdienst voor
dekeuringvanVee enVlees,hetLaboratorium vanhetMinisterie vanFinanciën, Produktschappen, Privaatrechtelijke Controle-instellingenen
(inbeperkte mate)particulieren.
Eenbelangrijk deelvan dit onderzoekkomtniet ten lastevan deoorspronkelijke DLO-begroting. Financiers:AID,VIB, Produktschappen, ACV,
CLO, particulieren direct of indirectvia eerder genoemde financiers.
De omvangvan deRIKILT capaciteitsinzet bedraagt in 1989 ongeveer 5
mensjaar. Inverband met de typering enclassificatievan slachtdieren
heefthet IVO éénmedewerker gedetacheerd bij de Commissie Kwaliteitsbewaking Classificatie.
Statistische enwiskundige ondersteuning
GLWmaakt onderdeel uitvanDLO-centraal,maar opereert m.b.t. deuitvoeringvan zijn taak als een zelfstandige eenheid,waarvan de werkwijze
is geregeld inde op 27juni 1988 door Directeur Landbouwkundig Onderzoek daarover genomenbesluiten. DeGroep Landbouwwiskunde (GLW)heeft
tot taak de DLO-instituten, alsmede deproefstations, tenbehoeve van
hun onderzoek bij te staan op statistisch gebied. Om deze taaknaarbehoren tekunnenuitvoeren, ishetwenselijk om de al opgebouwde expertiseop dit terrein teonderhouden enverder uit tebouwen. Daartoeverricht GLW, insamenwerking met instituten (enproefstations) onderzoek
gericht ophetverwerven, toepasbaar enbeschikbaar makenvan bestaande
ennieuwewiskundige en statistische technieken dievoor het landbouwkundig onderzoek vanbelang zijn.Het geheel van activiteitenvanGLW is
opgenomen inhet onderzoekprogramma "Landbouwwiskunde en statistiek".
Voor deze activiteiten is in 1989 de inzetvan de Groep Landbouwwiskunde
van ongeveer 15mensjaar beschikbaar.
-65-
k.
Enkele dwarsverbanden Inhet onderzoek
Deverschillende DLO-programma'shebben onderlingvaak nauwe en complexe
relaties. Om deze grotere samenhang inzichtelijk temaken zullen inhet
onderzoekplan elkjaar enkele onderwerpen ineenbrederverband aande
orde gesteldworden.Voor dit onderzoekplanbetreft het milieu-onderzoek
en landbouwbiotechnologie.
4.1Miljeu-onderzoek
Algemeen
Demilieuproblematiek staatmomenteel inhetmiddelpunt van debelangstelling. Inhet landbouwkundig onderzoekwordt op dit gebied al een
aantaljareneenaanzienlijke inspanning geleverd; indekomende jaren
zal ditnogworden geïntensiveerd. Veel DLO-instituten zijn direct of
indirectbijhetmilieu-onderzoek betrokken. Daarbij ligthet zwaartepuntbij CABO, IB,IPO,RIN,RIKILT enSC.
BinnenDLO ishetmilieu-onderzoekvooral gericht ophet kwantificeren
van de aantastingvanhetmilieudoor de intensieve plantaardige en
dierlijke produktie; daarnaast ook op invloedenvanbuiten de landbouw
ophetmilieu inhet landelijk gebied.
Daarbij gaathet niet alleen omhet identificerenvan debronnen of
oorzakenvan de aantasting vanhetmilieu,maar vooral omhet verkrijgen
van inzicht indeprocessen die leiden totaantasting vanhet milieu.De
onderzoekresultaten dragenbij totdewetenschappelijke onderbouwing van
de evaluatie van risico'svoor hetmilieu als gevolgvanhet menselijk
handelenbinnen ènbuiten de landbouw. Daarnaast dragendeonderzoekresultaten ookbij totde risico-evaluatie van invloedenvanbuiten de
landbouw op de agrarische produktie enhetmilieu.Aldus kan denoodzakelijke ondersteuning worden gegeven aanhet departementale beleid ten
aanzienvannatuur- enmilieubeheer enbijvoorbeeld de normstelling voor
schadelijke stoffen.
-66-
Het onderzoekbinnenDLO richt zichvooral ophetverkrijgenvan kennis
over en inzicht inbodem-, water- en luchtkwaliteit. Hetbetreft hier
zowel experimenteel alsmodelmatig onderzoek. Het gebruik van simulatiemodellenbiedt demogelijkheid omverschillende beleidsscenario's te
toetsenop teverwachten effectenmetbetrekking tothet landbouwkundig
handelen,hetbodemgebruik ofhetbeheer vannatuurgebieden. Direct
hiermee inverband staat debelangrijke funktievanhet landbouwkundig
onderzoek gericht op devoorkoming ofvermindering vannadelige niet
aanvaardbare effektenophetmilieu.
Er is grote behoefte aan de ontwikkeling van criteriavoor hetmetenvan
effektenvanverontreiniging inenop debodem en aanmeer inzicht inde
processen die debodemfuncties bepalen. Inditverband isonderzoek naar
debiologische beschikbaarheid van stoffen zeerbelangrijk. Inhet kader
vanhet Speerpuntprogramma Bodemonderzoek wordt onderzoekverricht naar
het functionerenvanbodemecosystemen en de invloedvan milieufactoren
hierop.
Vastleggen referentiesituaties
Eenbelangrijk deelvan devoormilieu-onderzoek beschikbare capaciteit
wordt ingezetvoorhetvastleggenvan zogenaamde referentiesituaties,
t.w.:
- Studiesmetbetrekking tot terrestrische en aquatische ecosystemen
(inzet ca. 35mensjaar)welke zijn gericht ophetbeschrijven van
levensgemeenschappen envanbelang zijn om dehuidige situatie in
landbouw- ennatuurgebieden vast te leggen.
- Studiesmetbetrekking tot de fysische enchemische toestand van de
bodem (inzet ca. 30à40mensjaar). De resultaten van dit onderzoek
worden ondermeer gebruikt voor hetbepalenvan demate vankwetsbaarheidvan grondenvooruitspoelingvan fosfaten,nitraten enbestrijdingsmiddelen.
-Het opzettenvan eenbodemkwaliteitsmeetnet enhet instandhouden van
hetbiologisch luchtmeetnet (inzet ca. 13mensjaar). Deze meetnetten
vormen onderdeelvan eennationaal meetprogramma datwordt gecoördineerd doorhet RIVM.
-67-
Zij dragenbij tothetvastleggenvanbestaande situaties,maar dienen
daarnaast ook ter signalering vannadelige effectenvan deblootstellingvanbomen,wilde planten (zoalsheide)aan (lage) concentraties
van verontreinigingen.
Bodem- en grondwaterverontreiniging
Het onderzoek betreffende debodem- engrondwaterverontreiniging door
nutriënten enbestrijdingsmiddelen (inzet ca. 80mensjaar) isvooral
gericht op de fysische enchemische aspectenvan gedrag en transport van
stoffen indebodem. Erzijn regionale modellen ontwikkeld voornitraatuitspoeling en fosfaatverzadiging.
Tesamenmethet Bodemkundig Informatiesysteem (BIS)vormen deze modellen
eenbelangrijk hulpmiddel voor de ontwikkeling en evaluatie vanbeheersmaatregelen. Indekomende jaren zal inverband metproblemen rondom de
kwaliteitvanhet drinkwater,het experimenteel onderzoek naar hetgedragvan organische toxische stoffen inhet grondwater wordenversterkt.
Daarbij zal gebruikworden gemaaktvan rekenmodellen.
Verontreiniging oppervlaktewater eneco-toxicologie
Aandachtwordtbesteed aanonderzoek ophet gebiedvan deverontreinigingvanhet oppervlaktewater (inzet ca. 10mensjaar). Daarbinnen neemt
demodelmatige benadering vanhetnutriëntenonderzoek een belangrijke
plaats in. Indekomende jaren zalmeer aandacht wordenbesteed aan
processtudies,mede uit tevoeren ophet in 1988 gereedgekomen proefslotencomplex "De Sinderhoeve". Dit complex zal ookworden gebruikt voor
veldonderzoek -inkadervanhet ProgrammaToxicologie -naar deeffectenvan organische toxische stoffen op (zoete)aquatisçhe ecosystemen
(inzet ca.10 mensjaar).
Het toxicologisch onderzoek aanniet-zoete aquatische ecosystemen is
toegespitst op de invloedvanverontreinigingen ophet leven indeWaddenzee en indeNoordzee, alsmede op de invloed ervan op de kwaliteit
van devisstand (inzet ca. 15mensjaar>.
-68-
Luchtverontreiniging en emissiebeperking
Metbetrekking tot de luchtverontreiniging zijn een aantal DLO-institutenbetrokkenbijhet onderzoek naar de oorzaken en de effektenvanatmosferische depositie van stoffen als zwaveloxyde en ammoniak op landen tuinbouwgewassen,bos,heide enoppervlaktewater (inzet ca. 30mensjaar). Eenbelangrijk deelvan dit onderzoekmaakt deeluitvanhetverzuringsprogramma enhetprogramma mest en ammoniak. Beiden sluiten aan
opnationale programma's met additionele middelen gefinancierd.
Indekomende jaren zalmeer aandachtwordenbesteed aanhet gedrag en
deverspreiding van organische toxische stoffen inde lucht. Inditverband dient ookhet onderzoek tewordenvermeld dat is gericht ophetterugdringen envoorkomenvanemissievan stoffennaar het grond- enoppervlaktewater. Het gaat daarbijmetname om optimalisering van spuiten toedieningstechnieken (bestrijdingsmiddelen, drijfmest)ennaar de
zuiveringvan afval- en spoelwater tervermijding van contaminatie van
het oppervlaktewater.
Mest en ammoniak
Op diverse DLO-institutenwordt onderzoek aanmestverricht. Ditgebeurdeveelalvanuit de taakstelling van de instituten. Echter, sinds enkele
jarenheeftNederland temakenmet deproblematiekvan demestoverschotten.Vanuithet landbouwbedrijfsleven ende overheid zijn in1985 fondsenbijeen gebracht ommiddels onderzoek tezoekennaar oplossingen. Dit
heeft geleid tot eenaanzienlijke intensivering van de onderzoekactiviteitenvan de instituten. Onderscheid kanworden gemaakt tussen fundamenteel-strategisch en toegepast onderzoek. De snelheid waarmee naaroplossingenwordt gezochtmaakthet inveel gevallennietmogelijk om de
grens tussen debeide gebieden strak aan tegeven.
Naast demestoverschotten draagt ook ammoniakbij aan deverzuring.Aangezien ammoniak enmest nauw gerelateerd zijn isvanaf 1988hetonderzoek integraal terhand genomen. Derhalve kanhetworden omschreven als
Onderzoek inzake deMest- enAmmoniakproblematiek. Hiervoor iseenraamplanbeschikbaar.
-69-
Het onderzoek kent eenviertal hoofdrichtingen:
- aanpak bij debron,viamaatregelen indeveevoeding (mineralen);
-verbetering van demestdistributie endemestbenutting;
-mestbehandeling op deboerderij, gericht opverbetering van demestkwaliteit envermindering van de ammoniakemissie;
-mestverwerking incentrale installaties/fabrieken.
Bijhet onderzoeknaar demilieu-aspecten staat devastlegging enuitspoeling van fosfaat endeuitspoeling vannitraat centraal.Bij debemestingsaspekten ishet gebruikvan dierlijke mest, incombinatie met
kunstmest, aan de orde.Hetbetreft hier dewerkingvan de afzonderlijke
mineralen en stikstof,de rolvande organische stof ende invloed ervan
opm.n. debodemvruchtbaarheid. Tevenswordt aandacht geschonken aan
emissie-arme toedieningstechnieken voormest (injectie, onderwerken)en
de invloed ervan op dewerkingvan stikstof.
Vermindering van deuitstootvanmineralenmetname fosfor en stikstof
via demestkanwordenbewerkstelligd doormaatregelen indevoeding van
varkens-, rund- enpluimvee.Hetbetreftvooralverlaging van dehoeveelheid eiwit inhetvoeder, eventueel onder toevoegingvan limiterende
aminozuren,verbetering van deverteerbaarheid van fosfor doorhetgebruikvanhet enzym fytase en stapsgewijze aanpassing vanhet rantsoen
aandebehoefte van de dieren gedurende groei enproduktie.
Veel aandacht wordt besteed aande invloedvan emissie-arme toedieningstechniekenvoormest op denutriëntenwerking en gewasproduktie.
Daarnaastwordt middels modelstudie onderzoekverricht aanoptimaliseringvanproduktiesystemen onder landbouwkundige en milieu-technische
randvoorwaarden.
Inhetmest- enammoniakonderzoekparticiperen de DLO-instituten IMAG,
I W O , COVP, LEI,SC, IB,CABO, IPOenCDI en deproefstations PAGV, PV,
PR, daarnaastvindt samenwerking plaats met deLU,TNO,bedrijfslevenen
industrie. De onderzoekcapaciteit diewordt ingezetbedraagt globaal 60
mensjaar.
-70-
Gewasbescherminp
Gewasbeschermingsonderzoek heeft altijd eenbelangrijke plaats ingenomen
inhet landbouwkundig onderzoek. Aljarenwordt er onderzoek verricht
tervermindering vanhet gebruikvanbestrijdingsmiddelen doorhet producerenvan rassen die (partieel) resistent zijn tegen c.q. tolerant
t.o.v. ziektenenplagen,en door ontwikkeling vanbiologische bestrijdingsmethoden. Genoemde elementen dragenbij tot de ontwikkeling van
geleide engeïntegreerde systemenvan gewasbescherming.Vastgesteld moet
worden dat erveeljarig onderzoeknodig isompraktische resultaten te
bereiken.
Door de toenemende maatschappelijke enpolitieke drukwordt thans met
nogmeer nadruk gezocht naar methoden om reeds opkorte termijn te komen
tot reductie vanhet gebruikvanbestrijdingsmiddelen. Onderzoek naar
verbetering van de toedieningstechniek en -wijzevanbestrijdingsmiddelen zalnaar verwachting op termijnvan 3-5 jaar een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren.Het onderzoek richt zich enerzijds op beperking
van de emissie buiten deplaats van toepassing doorverbetering van
bestaande enontwikkeling vannieuwe apparatuur, (o.a.schermkappen,
filters, opvangeenheden).Anderzijds wordt ernaar gestreefd het middel
daar tebrengenwaarhet optimaalwerkzaam is.Ditvraagt onderzoek over
depositieprocessen endosis-effect relaties.
Een andere lijnvan onderzoek ishet zoekennaar de optimalisering van
toepassingstijdstippen.Hetvaststellenvan schadedrempels (relatieaantasting -schade)enpopulatiedichtheden vanparasieten c.q. pathogenenkunnen inbelangrijke matebijdragen tothetvaststellenvan optimale toepassingstijdstippen. Indepraktijkbetekent dit invoering van
systemenvan geleide bestrijding.
Hetbelang van genoemd onderzoek isdes teduidelijker omdat er algemeen
vanwordt uitgegaan dat (selectief)gebruikvan chemische gewasbeschermingsmiddelen ook inde toekomstnoodzakelijk zalblijven.
Op langere termijnwordt daarbij gestreefd naar deontwikkelingvansystemenvan geïntegreerde bestrijding waarbij het gebruik van bestrijdingsmiddelen optimaal wordt gecombineerd metniet chemische bestrijdingsmethoden (biologische methoden, resistente rassen).
-71-
Het onderzoek overbiologische methoden is i.h.a. langdurig omdat naast
inzicht inde relatiewaardplant-ziekteverwekker, ook aspecten als massakweek, enwerkzaamheid onderverschillende condities aande ordekomen, voordat praktische invoering mogelijk is.In gesloten systemenzoals kasteelten zijn totnu toe debeste resultatenbereikt.
Veredeling op (partiële)resistentie cq. tolerantie blijft een zeerbelangrijkhulpmiddel bijhet terugdringenvan chemische gewasbescherming.
De zeer grote genetischevariatie ingenotypenvanhet gewas envan de
parasiet/pathogeen populatie maakt eenvoortdurende aandacht noodzakelijk inhetveredelingsonderzoek. Toepassing van stimulatiemodellen
speelthierbij een steeds grotererol.
Nauw gerelateerd aanhetveredelingsonderzoek ishetmeer fundamentele
onderzoek naarplant-parasiet/pathogeenrelaties,dat enerzijds aanknopingspuntenkan gevenvoornieuwe veredelingsprincipes, anderzijds voor
de ontwikkeling vannieuwe (niet toxische)chemische verbindingen die
ingrijpen inhethiervoor genoemde interactieproces.
Hiervoor genoemde onderzoekgebieden zullen,veelal op langere termijn,
resultatenkunnen opleveren die afzonderlijk praktisch bruikbaar zijn
maar ook ingebouwd kunnenworden in systemenvan geïntegreerde bestrijdingvan ziekten enplagen.
Onderzoekcapaciteit
Indevolgende tabel isde inhetvoorafgaande beschreven capaciteit
kort aangegeven.
Thema
Onderzoekcapaciteit
(inmensjaar)
- terrestrische en aquatische ecosystemen
ca. 35
- fysische en chemische bodemcomponent
30à 40
-bodemkwaliteitsmeetnet, luchtmeetnet
-bodem- engrondwaterverontreiniging
-verontreiniging oppervlaktewater en toxicologie
10
80
35
- luchtverontreiniging enemissiebeperking
30
-mest enammoniak
60
-gewasbescherming
100
-resistentie veredeling
40
-72-
4.2 Biotechnologie
Algemeen
Inde tweedehelft van dejaren tachtigheeft de ontwikkeling van de
biotechnologie inhet landbouwkundig onderzoek stormachtige ontwikkelingen doorgemaakt. Zowerd in1983voor ca. 10miljoen gulden ingezet
voorbiotechnologisch onderzoekbij DLO, terwijlvoor 1988 geschat wordt
datvoor ca. 22miljoen gulden geïnvesteerd werd inbiotechnologisch onderzoekbij DLO.
Biotechnologisch onderzoek vindtbij DLOvooral plaatsvoor deplantaardige endierlijke produktie. Biotechnologisch onderzoek is daarbij
geen doel op zichmaar wordt ingezetvoor, isgeïncorporeerd indiverse
onderzoekprogramma's. Duidelijke accenten zijn daarbij: biotechnologie
inhetveredelings- engewasbeschermingsonderzoek (plantaardige produktie),biotechnologie inhet onderzoekbij deveehouderij en -fokkerij,
deveevoeding enontwikkelingvanveterinairevaccins (dierlijke produktie),enbiotechnologie bij deverwerking van landbouwgrondstoffenen
valorisatie van landbouwafvallen.
De instituten diebetrokken zijnbij hetbiotechnologisch onderzoek zijn
CPO, IPO, IB (plantaardige produktie); IVO, I W O , COVP,CDI enRIKILT)
(dierlijke produktie), ATO (verwerkingvan landbouwgrondstoffen)enIB
(valorisatie vanlandbouwafvallen).
De inzetvanonderzoekcapaciteit in1989m.b.t.biotechnologie isca.
170mensjaar, exclusief de doorhet.IOP-b (ProgrammacommissieLandbouwbiotechnologie) terbeschikking gestelde stimuleringsplaatsen (voorDLO:
14mensjaar in 1989).
Plantenbiotechnologie t.b.v. veredeling
De ontwikkeling vanmoderne technieken inhetmoleculair biologischeonderzoek stelt deveredeling instaat om snellernieuwe erfelijke eigenschappen te introduceren incultuurgewassen en ook eigenschappen teintroducerendievoorheen zichniet lieten introduceren doorkruisingsbarrières. Bijzondere aandachtvanhet onderzoek gaatuitnaar eigenschappen als resistenties tegen ziekten enplagen en toleranties tegen
stress-situaties.
-73-
Hiervoor dienen (per gewas) technieken ontwikkeld teworden alsregeneratie, transformatie,vectoren,protoplastenfusie, etc.De inzet opdit
terreinbedraagt in 1989 ruim 60.mensjaar.
Biotechnologie t.b.v. gewasbescherming;
Ontwikkeling van geïntegreerde enbiologische bestrijdingssystemenis
van grootbelang omhet gebruikvanbestrijdingsmiddelen inde land- en
tuinbouw terug tekunnendringen.Biotechnologisch onderzoek kan daarbij
eenbijdrage leveren omnieuwebiologische bestrijdingssystemen te ontwikkelen ofbestaande teverbeteren.
Vooralmicroörganismen die inbiologischebestrijdingssystemen toegepast
kunnenworden lenenzich om door genetische recombinatietechnieken goed
aangepast tewordenvoor deze doeleinden.Naast deze invalshoek heeft de
biotechnologie eenbelangrijkebijdrage inde ontwikkelingvanbetrouwbare en selectieve diagnostische toetsmethodenvan plantenpathogenen.
Dezemethodenworden ontwikkeld ophet IPO alsook ophet,bij het IPO
ondergebrachte Laboratorium voorMonoclonale Antistoffen (LMA). Laatst
genoemde laboratorium iseensamenwerkingsprojektvan LUW enDLO.
De inzet op dit terreinvan DLO enDATbedraagt in 1989 ruim 10mensjaar.
Biotechnologie t.b.v.veehouderij/-fokkerij
Dierlijke biotechnologie wordt inhetveeteeltkundigonderzoek vooral
toegepastvoor devoortplantingstechnieken en fokkerij. Doorhet onderzoek zijn enwordennieuwe technieken ontwikkeld om de reproductie van
genetisch hoogwaardige dieren tevergroten zoalsbijvoorbeeld doorsuperovulatie enembryotransplantatie, invitro fertilisatie enembryoklieving. Voorts wordennieuwe technieken ingezet om de genetische achtergrond van diverse kenmerken op te sporen. Transgene dieren worden
vooralsnog niet ontwikkeld door deDLO-instituten.
De inzet op dit terreinbedraagt in1989 ruim 15mensjaar.
Biotechnologie t.b.v. diergezondheid
Metname ophet gebiedvanhet onderzoek naar de (verbetering van de)
gezondheid van deNederlandse veestapel levert demoderne biotechnologie
eenbelangrijke bijdrage.
-74-
Hierbij latenzich twee aspecten onderscheiden, teweten de ontwikkeling
van detectiemethoden voor ziekteverwekkers en de ontwikkeling vanveterinairevaccins metbehulp vanr-DNA technieken.
De inzet op dit terreinbedraagt in1989 ruim 50mensjaar.
Biotechnologie t.b.v.Veevoeding
Vele grondstoffenvoorveevoeders worden inhet dier,metnamebij éénmagigen, slechts inbeperkte mate afgebroken enbenut.Ditwordtveroorzaakt doorpolysachariden,koolhydraatketens incelwanden waarvoor
het dier zelf geen enzymenproduceertvoor de splitsing envertering of
het anderszins voorkomenvanvoedingsbestanddelen inonverteerbare vorm.
Daarnaastbevatten inveevoedergrondstoffenbestanddelen, die eenremmende werking op de spijsverteringhebben (AntiNutritionele Factoren).
O.a. technologische ofbiotechnologische voorbewerkingvan deze grondstoffenkanmogelijkerwijs dezeANF-werkingverminderen of opheffen.Bovendien resulteert eenverbeterde voederbenutting ineen geringere
mestproduktie. Daarnaast wordtbij de conservering van ruwvoeders ook
onderzoek gedaannaar deverbetering van de silagekwaliteit enverminderingvandeverliezenm.b.v. biotechnologisch geproduceerde bacteriepreparaten enenzymen.
De inzet op dit terreinbedraagt in1989 ruim 20mensjaar.
Biotechnologie t.b.v. deverwerking van landbouwprodukten en landbouwafvallen
Hetbelang van de ontwikkeling vannieuwe technologieënvoor deverwerkingvan landbouwgrondstoffenenvoor deverwerking c.q. valorisatie van
landbouwafvallenwordtmeer enmeer onderkend. Voor de akkerbouw geldt
dat zijvoor de oplossing vanhaar overproductiecapaciteit nieuwemarktenvoor de afzet zalmoeten trachten tevinden. Het leverenvan grondstoffenvoor de industrie vormthierbij eenmogelijk alternatief.Vervangingvanpetrochemische grondstoffen door agrarische grondstoffen is
daarbij ookwenselijk inverband met demilieuproblematiek. Met name
door de oprichting vanhetATO wordt inDLOverband extra stimulans aan
dit onderzoek gegeven. Biotechnologische procestechnieken kunnen hieraan
eenbijdrage leveren.
-75-
Tevens kunnen zij eenbijdrage leveren aandeverwerking van landbouwafvallen die zodnaig dat dezeweer een zekere waarde kunnenverkrijgen,
zoalsbijvoorbeeld waardevolle bestanddelen ofbruikbare compost.
De inzet (biotechnologisache aspecten) op dit terreinbedraagt ruim 10
mensjaar.
Programmacommissie Landbouwbiotechnologie
DeMinister vanLandbouw enVisserij heeft in1985 de onafhankelijke
Programma- commissie Landbouwbiotechnologie ingesteld, met als taken:
-het zorgdragenvanhet landbouwkundig deelprogramma vanhet IOP-b
(Xnnovatiegerlchte Onderzoeksprogrammabiotechnologie);
-hetbevorderenvan dekennisoverdracht naar enkennisuitwisseling met
het agro-biotechnologischbedrijfsleven;
-het gevraagd enongevraagduitbrengenvan adviezen aan deMinister van
Landbouw enVisserij over innovatiegerichte onderzoekactiviteiten op
het gebiedvan de landbouwkundige biotechnologie, alsmede over de toepassingvan resultaten;
-het adviseren aan deMinister van Landbouw enVisserij over devoor de
ontwikkeling van de landbouwkundige biotechnologie inNederland noodzakelijke maatregelen.
Ledenvan de commissie zijn (àtitre personnel)vertegenwoordigers van
het agro-industriëlebedrijfslevendie door ambtelijke adviseurs ondersteundworden.Het secretariaat enbudgetbeheer van de commissie isbij
de centrale Dienst Landbouwkundig Onderzoek ondergebracht.
Vanuithet totalebudget van de PcLB (ca. 11.5miljoen guldenvoor de
periode 1987 t/m 1991)worden in1989 14extra formatieplaatsen ingezet
voor deverschillende projekten die inkadervanhet PcLBprogramma uitgevoerd worden.Vanuit de onderzoekinstellingen zelfwordt, omdat de
PcLB financiert opbasisvan 50/50 PcLB resp. eigenbijdragen onderzoekinstellingen,minimaal een gelijke inspanning geleverd uit de eigenformatie.
-76-
DoorDLOwordenin1989devolgendebijdragenaanhetPcLBprogrammageleverd:
-themaIntroductievanmoleculairetechniekenindeveredelingvan
grassen(CPO,i.s.m. RUL);
-themaPlaagbestrijdingindebodemm.b.v.gemanipuleerdemicro-organismenenhungenprodukten(IPO, CPO);
-themaOntwikkelingvaneenDeletiemutant/levendrecombinantvaccin
tegenBovineHerpesVirusenBovineRespiratorySyncytialVirus (CDI);
-themaKoolhydraatbenuttingeneiwitverteringbijveevoeders (IWO,
i.s.m.LUenTNO);
-themaOpwekkingstechniekenvoorlandbouwgrondstoffen (ATO,i.s.m. LU);
-themaComposteringvandemestkoek(IB,i.s.m. LU).
Voortswordenernogeen8-talPcLBprojectenin1989uitgevoerdaande
DLO-institutenwelkenietineenspecifiekthemaverbandzijnopgenomen.
-77-
DEELII
5. Onderzoekprogranuna's
6. DLO-institutenen activiteiten
-79-
5. Onderzoekprogramma's
Indithoofdstuk wordthet onderzoek datbinnen DLOplaatsvindt voor de
eerste maal gepresenteerd indevorm vanprogramma's.Deprogrammabeschrijvingen dragenvooralsnog een sterk inventariserend karakter.Enkeleprogramma's bestaan al langere tijd, ditbetreft b.v. onderzoek op
nationaal niveau,waar meerdere instellingen (ookvanbuitenhetministerievanLandbouw enVisserij) inparticiperen. Voor dieprogramma's is
het nietmoeilijk eenbeschrijving te geven.Voor andere onderwerpen
binnenhet landbouwkundig onderzoek isdeprogrammavorm of -structuur
nogniet geheel uitgekristalliseerd en is alleen eenkorte beschrijving
opgenomen.Het gevolg is dat dehierna opgenomen programmabeschrijvingen
ongelijkvan aard zijn. Eenkortebeschrijving wil dus uitdrukkelijk
niet zeggen dathet onderzoek zelfniet isuitgekristalliseerd. Deminderver uitgewerkte programmabeschrijvingen zijnmet een asteriksgemerkt.In eenaantal gevallenzal indekomende maanden ongetwijfeld
blijken dat debeschrijving moetworden aangepast of dat aansluiting met
andere (deel-)programma's aan deorde is.Metnamevanwege dit aspect
verdient dit onderzoekplanhetpredicaat 'proeve'.
De aangehoudenvolgorde van debeschrijvingen sluit ingrote lijnen aan
op debehandeling inhoofdstuk 2.Per programma zijn deDLO-instituten
vermeld die tenminste participerenmet 1mensjaar A-formatie (schaal7
enhoger). Hierbij moetworden opgemerkt dat insommige gevallen een
programma omvangrijker kan zijnvanwege extern-gefinancierde (nietstructurele) capaciteitsinzet. Onder 'andere betrokkenen' is aangegeven
metwelke instellingenwetenschappelijke samenwerking bestaat. Onder
'capaciteit' is aangegeven de in1989 door DLO-instituten ingezetteonderzoekcapaciteit (A-formatie, schaal 7enhoger), uitgesplitst naar
instituut.
Hiernavolgt eerst eenoverzichtvan onderzoekprogramma's ingedeeld
overeenkomstig hoofdstuk 2,metvermelding van deDLO-instituten die
participeren. Vervolgens zijnperprogramma debeschrijvingen opgenomen.
-80-
2.1
Landelijkgebied
2.1.1Bestemming,inrichtingenbeheervanhetlandelijkgebied
1. Bodembiologie (IB,RIN,SC)
2. Risico-inschattingsonderzoekbijintroductievangenetisch
gerecombineerdeorganismeninhetmilieu (CPO,IB)
3.* Fysischbodembeheer (SC,IB,IMAG)
4. Bodemverontreiniging,bodembeschermingenbodemsanering(SC,
IB,RIKILT)
5a.*Gedragenbetekenisvanbestrijdingsmiddeleninbodem,grondwaterenlucht(SC)
5b. Aquatischeecotoxicologie (SC,RIN)
6. Waterbeheer(SC)
7.* Landinventarisatieen-interpretatie(SC)
8.* Kwantitatievelandevaluatie (SC,CABO)
9.* Landinrichting (SC)
10.*Gebruiknatuurlijkehulpbronnen,planologieenlandinrichting
(LEI)
11. RecreatieenToerisme (SC,RBL)
12. RemoteSensing (SC,CABO,RIN)
13. GIS(SC)
2.1.2BosbouwenGroenbeheer
14. Bosontwikkelingengroeiplaatsontwikkeling (RBL,RIN)
15.*Beheervanbossenenbeplantingen(RBL)
16.*Bedrijfssynthesebos-enlandschapsbeheer (RBL,IMAG)
17. Groenbeheer -stad(RBL)
*alleeneenbeknopteprogrammabeschrijving isopgenomen
-81-
2.1.3 Natuurbeheer en Natuurbeleid
18a.Verzuringsonderzoek (RBL, CABO,RIN)
18b.Vitaliteit enecofysiologievan deboom (p.m.)
19. Beheer enontwikkelingvan aquatische ecosystemen (RIN, SC)
20a.*Natuurtechnische milieubouw ennatuurontwikkeling (cq.Natuurbouw en -ontwikkeling inlandbouwgebieden) (RIN)
20b.*Ecofysiologie enbeheervanvegetaties (CABO)
21.*Evaluatie natuurbeheer (RIN)
22.*Beheer enontwikkeling van dierpopulaties in terrestrische
ecosystemen (RIN)
2.1.4 Ecologische Infrastructuur
23.*Landschapsonwikkeling (SC)
24. Ecologische processen op landschapsschaal (RIN)
2.2
Plantaardige Produktie
2.2.1 Gewasdiversificatie en produktvernieuwing
25.*Ontwikkeling en toepassing vanmoleculairbiologische technieken t.b.v.het plantenveredelingsonderzoek (CPO)
26.*Ontwikkeling en toepassingvancelbiologische technieken
t.b.v. asexuele overdrachtvan genenmateriaal (enselectie op
celniveau) (CPO)
27.* Ontwikkelingsbiologisch plantenveredelingsonderzoek (CPO)
28.*Gewaskundig veredelings- enagrotechnologisch onderzoek naar
verbetering, vernieuwing en diversificatie van landbouwgewassenenProdukten (CPO,CABO)
29.* Conservering van genetischevariëteit (CPO)
* alleen eenbeknopte programmabeschrijving is opgenomen
-82-
2.2.2 Kwaliteitsverbetering en -handhaving
30.* Gewas- enwortelfys.iologisch onderzoek naarbiotische enabiotische beperkingenvoor opbrengstvorming en produktkwaliteit
(CABO)
31.* Biotisch enabiotisch stresstolerantie-onderzoek, incl.onderzoek gericht opverbeteringvan deopbrengststabiliteit en
produktie efficiëntie (CPO)
32.*Regulatie vanmorfogenese enveroudering vanplantenweefsels
en -organen (CABO, CPO)
2.2.3 Bescherming van gewassen
33.*Bodemecologische aspectenvan gewasbescherming (IPO)
34.* Fysiologische aspectenvan gewasbescherming (IPO)
35.*Geïntegreerde bestrijding t.b.v. gewasbescherming (IPO)
36.*Biologische bestrijding t.b.v. gewasbescherming (IPO)
37.* Onkruidecologisch enherbicidenonderzoek t.b.v. geïntegreerde
onkruidbestrijding (CABO)
38.* Detectiemethoden t.b.v. gewasbescherming (IPO)
39.* Ecologische aspectenvan gewasbescherming (IPO)
40.* Biotechnologie t.b.v. gewasbescherming (IPO)
41.* Genetische aspectenvan gewasbescherming (IPO)
42.* Plantenveredelingsonderzoek naar resistentie tegen ziekten en
plagen (CPO)
43.*Technische aspectenvan gewasbescherming (IMAG)
2.2.4 Benuttingvanmest enmeststoffen
44. Plantevoeding enbemesting (IB, CABO)
45. Substraatteelt (IB,CABO, IMAG)
* alleeneenbeknopte programmabeschrijving is opgenomen
33-
46.*Grasland envoedergewassen (CABO)
47.* Optimalisering vankwaliteitsverbetering van grasland- en
ruwvoerproduktie (IMAG, I W O )
2.2.5 Geïntegreerde produktiesystemen
48a.*Geïntegreerde plantaardige produktiesystemen (CABO)
48b.*Melkveehouderij enmilieu (CABO)
2.2.6 Geautomatiseerde systemen
49.* Plantenveredelingsonderzoek oppopulatieniveau (CPO)
50.* Simulatie ensysteemanalyse van gewasgroei enproduktie
(CABO)
51.*Automatisering en sturingvankasklimaat (IMAG, CABO)
2.2.7 Oogst,bewerking enverwerking
52.* Plantenveredelingsonderzoek naar kwaliteitsverbetering en
voedingsveiligheid (CPO)
53.* Identiteit, samenstelling enkwaliteit van voedingsmiddelen,
meststoffen endiervoeders vanplantaardige oorsprong incl.
anti-nutritionele factoren (RIKILT, IB)
54. Voedselveiligheid, voedingswaarde,kwaliteit enverteerbaarheidvanverse enverwerkte plantaardige produkten (ATO)
55.*Agrotechnologie enagribusiness (LEI)
56. Agrificatie,verwerking enproduktontwikkeling gericht opvezels,koolhydraten, eiwitten,vetzuren en secundaire metaboliten (ATO, CABO)
57. Bioconversie en afvalverwerking opbasis van plantaardige
grondstoffen (ATO)
* alleeneenbeknopte programmabeschrijving is opgenomen
-84-
58. Bewaarmethoden en -systemen,verpakking,houdbaarheid enkwaliteitvanvoedsel en siergewassen en afgeleide produkten
(ATO)
59. Sensoriek, incl. kwaliteit, smaak, structuur en stevigheid
vanplantaardige grondstoffen enafgeleide produkten (ATO)
60. Agrologistiek, geautomatiseerde beeldverwerking enprocesoptimalisatie (ATO)
61. Verwerking vanproduktontwikkeling vanbestaande voedselgewassenm.b.t.biochemische enmicrobiologische technieken
(ATO)
62. Verwerking enproduktontwikkeling vanbestaande voedsel en
voedergewassen m.b.v. fysische technieken (ATO)
2.3
Dierlijke Produktie
2.3.1 Diergezondheid
63. Gezondheid enkwaliteit inde rundvee- en schapenhouderij
(CDI)
64.* Gezondheid enkwaliteit indevarkens- enpaardehouderij
(CDI)
65.* Gezondheid enkwaliteit indepluimveehouderij (CDI)
66. Afweermechanismenbij kippen envarkens (CDI)
67.* Preventie enbestrijding vanparasitaire infecties indeveehouderij (CDI)
68.*Veterinaire epidemiologie (CDI)
69.* Synthetische peptiden enhun diergeneeskundige toepassing
(CDI)
* alleen eenbeknopte programmabeschrijving is opgenomen
-85-
2.3.2Fokkerij
70.*Fokkerijenbiotechnologie (IVO,COVP)
71.*Voortplantingenbiotechnologie (IVO)
2.3.3Houderij
72. Welzijn,huisvestingenverzorgingvanlandbouwhuisdieren
(IVO,COVP,IMAG)
2.3.4Veevoeding
73.*Voederwaarderingenvoederwaardeschatting (IWO,COVP)
74.*Voederbenutting (IWO)
75. Veevoedingenbiotechnologie (IWO,COVP)
76.*Identiteit,samenstellingenkwaliteitvanvoedingsmiddelen
endiervoedersvandierlijkeoorsprong(RIKILT)
2.3.5Produktkwaliteit
77. Vleesonderzoek (IVO,COVP,IWO)
78. Toxiciteitvanstoffeninagrarischeprodukten(RIKILT)
2.3.6Mestenmestverwerking
79. Mestenammoniakonderzoek(IMAG,CABO,CDI,COVP,IB,IWO,
LEI,SC)
*alleeneenbeknopteprogrammabeschrijving isopgenomen
-86-
2.4
V i s s e r i j en aquacultuur
2.4.1 Visstandbeheer envisvangst
80. Technischvisserij-onderzoek, inclusief arbeidsomstandigheden
visserijschepen (RIVO)
81a.*Visbestandsonderzoek (RIVO)
81b.*Interspecifieke relaties zeevisserij (RIVO)
2.4.2 Aquacultuur
82a.*Commerciële teelt aquatische organismen (RIVO)
82b.*Teeltrendementomvangvanmossel- enoesterkweek (RIVO)
2.4.3 Kwaliteitvisstand en visserijprodukten
83.*Kwaliteitvisstand envisserijprodukten (RIVO, RIKILT)
84.* Ecologische herstel Rijn enMaas (RIVO)
2.5
Economie en technologie
2.5.1 Landbouweconomische informatie, -beleid en -ordening
85.*Ontwikkeling envernieuwing vanmethodologie en expertise van
economische onderzoek (LEI)
86. Voorbereidend en evaluerend (economisch) modelonderzoek
t.b.v.het EG- enoverige internationale landbouw-,handelsen ontwikkelingsbeleid (LEI)
87.* Ondersteunend economisch onderzoek t.b.v.nationaal landbouwbeleid (LEI)
* alleen eenbeknopte programmabeschrijving is opgenomen
88.*Rentabiliteit, produktiviteit, inkomensvorming- enbesteding,
financiële positie (LEI)
89.* Structuurbepalende faktoren,positie agrarische beroepsbevolking enregionale ontwikkeling vanprimaire sectoren (LEI)
90.* Effectenvanveranderingen intechniek en (beslissings-)omgeving voorbedrijven en sector (LEI)
2.5.2 Marktverkenning en kwaliteitszorg
91.*Marktkundig onderzoek (LEI)
92. Sensorisch onderzoek terbevordering van de afstemmingvande
kwaliteitvan land- en tuinbouwprodukten op de verwachtingen
van de consument (RIKILT)
2.5.3 Bedrijfseconomie en -synthese
93.* Bedrijfsontwikkelingsonderzoek indiverse produktletakken
(LEI)
2.5.4 Landbouwtechniek, mechanisatie endetectie van stoffen
94.* Sensorontwikkeling t.b.v. de agrarische bedrijfsvoering
(IMAG, TFDL)
95. Ontwikkeling van electronenmicroscopische technieken enuitvoeringvan opdrachten ophet gebiedvan electronenmicroscopisch onderzoek (TFDL)
96.* Innovatief onderzoek enontwikkelingswerk t.b.v. instrumentatie enmeetmethoden (TFDL)
97.* Biotechnologische detectie van stoffen enmicro-organismen in
Produktenvanplantaardige endierlijke oorsprong (RIKILT)
* alleen eenbeknopte programmabeschrijving is opgenomen
98. Overdrachtvancontaminanteninproduktie-envoedselketen
(RIKILT,COVP,IWO)
99.*Chemisch-analytischedetectievanstoffeninproduktenen
grondstoffen (RIKILT)
100.*Produktkwaliteitenmechanisatie(IMAG)
101.*Arbeidsomstandighedenindeland-entuinbouwenindeverwerkendeindustrie(IMAG)
2.5.5 Informaticaenautomatisering
102.LandbouwwiskundeenStatistiek(GLW)
103.*Expertise-ontwikkelinginformatietechnologie (TFDL,IMAG)
104.Ontwikkelingvansystemenvoorinformatiseringenmanagement
vanbedrijven(LEI,IMAG)
105.Automatiseringenrobotiseringindemelkveehouderij (B2000)
(IMAG,IVO)
106.Automatiseringindevarkenshouderij (V2000)(IMAG)
107.Automatiseringenoptimaliseringopenteelt (L2000)(IMAG)
3.Ontwikkelingssamenwerking
108.Ontwikkelingssamenwerkingm.b.t.landenwater(SC)
109.Bosbouwonderzoektropen(RBL)
110.Duurzameproduktiesystemenindetropen(CABO,IB)
111.Beleidsonderbouwingenontwikkelingssamenwerking ophetgebiedvanvisserij(RIVO)
112.Landbouweconomischonderzoekt.b.v.ontwikkelingssamenwerking
(LEI)
113.Landbouwtechnischonderzoekt.b.v.tropenensubtropen(IMAG)
*alleeneenbeknopteprogrammabeschrijving isopgenomen
-89-
PROGRAMMABESCHRIJVINGEN
-91-
1.
Bodeiribiologie
DLO-instituten:
IB, RIN, SC.
doel en inhoud
Hetverrichtenvan onderzoek naarhet functioneren van
organismen indebodem enhet toepasbaar makenvan kennis
hieromtrent tenbehoeve van:deproduktie van landbouwgewassen,hetbeheer vannatuurlijke vegetaties,de
analyse enpreventie vanbodem verontreiniging endesanering vanverontreinigdebodems.
Het onderzoek dient gebruik temakenvanbasiskennis over
biologie, chemie enphysica,diewordtverkregenuitonderzoek opuniversiteiten. Toepassing van deze kennis in
hetbodembiologisch onderzoekvereist echter ook algemeen
bodembiologisch onderzoek naar mechanismenvan processen
vanhetbodemecosysteem, datvoor onderzoek inverschillende toepassingsgebieden noodzakelijk is.Daarom wordt
naast eenviertal thema's gericht opverschillende toepassingsgebieden, eenvijfde themavan bodembiologisch
onderzoek onderscheiden,het algemeen bodembiologisch
onderzoek.
Aangegeven iswelk instituut primair verantwoordelijk
dient tezijnvoorhet onderzoek ophet desbetreffende
gebied.
1.Algemeen Bodembiologisch onderzoek: IB
Primair staat indit algemene thema debestudering van
de ecologie vanbodem(micro)-organismen.Metbetrekking totdeze laatste groep ishetvanbelang ookonderzoek teverrichtennaar de risico's diehet gebruik
vangenetisch gemodificeerdemicro-organismen inde
bodemmet zichmeebrengt (zieprogramma2 ) .
2. Bodembiologisch onderzoek inrelatie tot debodemvruchtbaarheid: IB
Dit themabehelst bodembiologisch onderzoek naar de
rolvan organismen indebiologische (directe stimuleringvan gewasgroei), chemische (nutriëntenvoorziening)enfysische (structuur)aspectenvan debodemvruchtbaarheid.
3.Bodembiologisch onderzoek inrelatie totde gewasbescherming: IPO
Zie programma33.
-92-
4. Bodembiologisch onderzoek inrelatie tothetnatuurbeheer: RIN
Dit themabehelst bodembiologisch onderzoek naar de
rolvan organismen inprocessen innatuurlijke terreinen.
5.Bodembiologisch onderzoek inrelatie tot debodemverontreiniging: IB/RIN
Het onderzoek indit thema dient zich terichten opde
effecten enverwijdering van bodemverontreinigende
stoffen, inclusief gewasbeschermingsprodukten.
Devoorgestelde verdeling vanhet onderzoek over deverschillende thema's isvnl. gebaseerd op dehuidigeverdelingvanhet onderzoek over aandachtsgebieden en instituten.Vooral gebiedenwaar aan totnu toe relatief,weinig
(bodembiologische) aandacht isbesteed, zoals devruchtwisseling problematiek enbodembiologische processen
m.i.v. kringloop processen inbosgronden, overschrijden
de thema grenzen. Inde eerste fasevanhet onderzoek zal
ruim aandacht geschonkenworden aan fundamenteel onderzoek inclusiefmethodiek ontwikkeling m.i.v. detoepassingvanmoderne moleculair-genetischemethoden enimmunologische detectie technieken, enaandeontwikkeling en
toepassingvan simulatie modellen. Het onderzoek zal
vooral gerichtworden op de dynamiekvanpopulaties als
basisvan deverschillende processen eerder dan ophet
metenvan overallprocessen.
De speciale aandacht die indit DLO-programma wordtgevraagd voor fundamenteel onderzoekmoetmede gezien
worden inhet lichtvan dehuidige organisatie vanhet
bodembiologische onderzoek inNederland,waarin deDLO
instituten eenbelangrijke positie innemen.
Uiteindelijk dienthet DLO-bodembiologischonderzoekzich
vooral terichtenophet toepasbaar makenvankennis ten
behoeve van de landbouw enhetmilieubeheer.
doelgroepen
Beleidsinstanties betrokkenbij hetbeheervanhetbodemmilieu,hetnatuurbeheer, ende agrarische produktie.
Bedrijven ophet gebiedvan de (kunst)mestproduktie,gewasbeschermende (incl.biologische)produkten, debodemsanering en drinkwatervoorziening. Beheerdersvannatuur(bijv. SBB)en landbouwgebieden.
aanvangsjaar
1989;voorgenomen looptijd: 5jaar.
capaciteit
35mensjaar (IB:28,RIN: 6, SC: 1)
-93-
medefinane1ering
NWO,NMF, EG,Nederlands Graan Centrum, PcLB, ROM, NCB,
Add. Progr.Verz.,Mestfonds.
opmerkingen
Structurering vanhetprogramma isovereenkomstig derecentvoorgestelde organisatiestructuur voor instituutsoverschrijdendeprogramma's, inclusief de aanstelling van
een stuurgroep enprogramma coördinator.
Het programma dient afgestemd c.q. geïntegreerd teworden
inhet Onderzoeksplan BodembiologievanNRLO enBION en
het Speerpuntprogramma Bodemonderzoek. Anders,nationale,
programma's dievanbelang zijnm.b.t.hetbodembiologisch onderzoek zijnhetVerzuringsprogramma enhet Programmavoor Oecologisch onderzoek.
2.
Risico-inschattingsonderzoekbij introduktie van genetisch gerecombineerde organismen inhet milieu
DLO-instituten
CPO, CDI, IB (p.m.)
doel en inhoud
Onderzoekvan demogelijke effecten die introducties van
genetisch gemodificeerde organismen inhetmilieu met
zichmee zoudenkunnenbrengen.
De relevantie vanonderzoek naar de eventuele risico's
bij introductie van genetisch gemodificeerde organismen
inhetmilieuvoor hetbeleid isgroot. Bij toename van
dekennis zal de overheid gemakkelijker tot toelating van
deze organismenkunnen over gaan enminder stringente
voorwaarde stellenhetgeenvoorhetbedrijfsleven -vanuitkosten oogpunt -grootbelang is.
Vanbelang zijn de eigenschappenvanhet nieuwontwikkelde organisme inrelatie tothetmilieuwaarinhetgeïntroduceerd wordt.Ditprogramma voorzietvoor de planten
inonderzoeknaar eenaantal risico-families waarvoor introduktie van genenplaatsvindt of zal plaatsvinden en
waarvoor eenverhoogde kansvan genoverdracht tussen cultuurplaten ennauwverwante soortenbestaat.Voorgerecombineerde micro-organismen (inclusiefvirussen)wordt
onderzocht onder welke omstandigheden deze zich inhet
milieukunnenhandhaven en incompetitie kunnen treden
met de autochtone microflora.
Het risico-inschattingsonderzoek bij genetisch gerecombineerde levendevaccins-richtzich opdemogelijkheid van
verandering incel- en gastheerbereik alsmedevan toename
invirulentie entropisme.
Voorlopig zalhet risico-inschattingsonderzoek bij zowel
planten, levendevaccins alsmicro-organismen ineenprogrammaworden ongegebracht. Naar verwachting zal dit over
enige tijd opgesplitstwordennaar deverschillende soorten organismen.
-94-
doelgroepen
Landbouwbedrijfsleven.
capaciteit
3mensjaar (CPO: 2,CDI: 1, IB:p.m. betreft 3plaatsen,
op ditmoment opgenomen inprogramma 1 -Bodembiologie.)
3.*
Fysisch bodembeheer
DLO-instituten:
SC, IB,IMAG
doel en inhoud
Wetenschappelijk onderbouwenvanmaatregelen en
beheerswijzenvoor intacthouding (c.q.verbetering)van
het fysischbodemmilieu inrelatie totbodemfunctie ten
behoeve vanbodemconservering, landbouw, enwater-,
milieu- ennatuurbeheer.
Betreft laboratorium- enveldonderzoek, alsmede modelontwikkeling t.b.v.het fysischbodemmilieu. Hetbestuderenvandeprocessen diebijdragen aande fysischebodemstructuurvorming en de invloedvan omgevingsfactoren
van deze processen.Het ontwikkelenvanberijdings- en
grondbewerkingssystemendie optimale condities voorgewasgroei mogelijkmaken enverdichting van de onbewerkte
ondergrond voorkomen.
Hetbestuderenvan de invloedvanhet fysischbodenunilieu
ophet functionerenvanhetbodemecosysteem, o.a. transportprocessen indebewortelbare zone,deverdeling en
het functionerenvanwortelstelsels enbodemorganismen,
endewater-,warmte- engashuishouding van debodem. Het
ontwikkelenvan criteriavoorhet optimaal functioneren
vanhetbodemecosysteem inrelatie totbodemfunctie.
doelgroepen
LD,AT,VZ,CAD-BWB,Landbouwschap, Stedelijk Groen, RWS,
Provincies,VROM, RGD, Ingenieursbureaus
aanvangsjaar
1988,voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
28mensjaar (SC: 21,IB:4 ,IMAG: 3)
medefinanciering
Provincie,VROM, EG,JohnDeere,Miedema, Vredestein
opmerkingen
zie ookprogramma30.
-95-
Bodemverontreiniging, bodembescherming en bodemsanering
DLO-instituten
SC,IB,RIKILT
andere betrokkenen PAGV, PBN, PFW, PR, PTOG,
RIVM, DBW/RIZA,WL
doel en Inhoud
Hethandhaven c.q. verbeterenvan dekwaliteit van debodem enhet grondwater inhet landelijk gebied.
Hetprogramma isonderverdeeld indrie nauw samenhangende
deelgebieden.
Bodemverontreiniging
Hetverrichtenvan onderzoeknaarvoorkomen, gedrag en
mobiliteit van anorganische enorganische stoffen inde
bodem. Het ontwikkelenvanmodellen,waarmee deverspreidingvan stoffen indebodem enhet grondwater kan worden
gesimuleerd op regionale schaal.Het ontwikkelenvan criteria ennormenvoor hetbeoordelenvan debodemkwaliteit, gedifferentieerd naarbodemtype,hydrologie enbodemgebruik(teeltsystemen).
Het onderbouwenvan dewet- enregelgeving ophet gebied
van bodembescherming.
Bodembescherming
Hetverrichtenvan onderzoek naar (deeffektiviteitvan)
maatregelen terbescherming van dekwaliteit vanbodem en
grondwater inhet landelijk gebied. Het aangevenvan de
milieu-risico's van de emissievanmeststoffen enbestrijdingsmiddelennaarbodem,water en lucht.Het ontwikkelenvanmodellen om effektenvanbodembeschermingsmaatregelen op regionale schaal tevoorspellen.
Bodemsanering
Hetverrichtenvanonderzoek naar milieurisico's vanverontreinigde bodemlokaties inverband met (her)gebruikvan
deze lokaties. Onderzoek naarmaatregelen om de emissie
van stoffenvanuit lokale verontreinigingsbronnen inhet
landelijk gebied tebeperken. Onderzoek naarmethoden om
vervuilde grondbiologisch tereinigen en ontwikkeling
van criteriavoor hergebruik van deze grond. Ontwikkeling
vanmethoden enmodellenvoor demileiu-effekt-rapportage
(MER).
doelgroepen
Instellingen enorganisaties betrokkenbij de agrarische
produktie enbij de inrichting enhetbeheer vanhet landelijk gebied. Instellingenbetrokkenbijhet beleid
t.a.v.bodembescherming enbodemsanering. Instellingen en
organisaties ophet gebiedvannatuur enmilieu.
aanvangsjaar
1989,voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
22mensjaar (SC: 9, IB:12,RIKILT: 1)
-96-
medefinane1ering
Speerpuntprogramma Bodemonderzoek,
Nationaal Programma Verzuringsonderzoek,
Financieringsoverleg Mestonderzoek,
VROM, EG.
opmerkingen
Deprogrammastruktuur isnog onderwerp vannader overleg.
SC isvoornemens de inzetvoor dejaren 1990 -1993 te
brengen op 20mensjaren/jaar.
5.a*
Gedrag enbetekenis van bestrijdingsmiddelen in bodem,
grondwater en lucht
DLO-instituten
SC
andere betrokkenen LU
DBW/RIZA, RIVM, TNO
doel en inhoud
Het lerenkennenvan deprocessen diehet gedrag vanbestrijdingsmiddelen (organische toxische stoffen i.h.a.)
inbodem, grondwater en luchtbepalen.Hierdoor bijdragen
tot goed onderbouwde schattingvanhetmilieurisisco van
het gebruikvanbestrijdingsmiddelenen tot vermindering
van derisico's.
doelgroepen
Cie. Toelating Bestrijdingsmiddelen,Werkgroepen LACMilieuschadelijke Stoffen,Agrochemische industrie,Landbouwschap
capaciteit
6mensjaar
medefinanciering
Agrochemische industrie
opmerking
Maakt deeluitvanhet Programma Toxicologie.
Zie ookprogramma 4.
5.b
Aquatische ecotoxicologie
DLO-instituten
SC,RIN
andere betrokkenen LU-VgNB,VgWZ.
DBW/RIZA, RIVM,
doel en inhoud
TNO
Het lerenkennenvan de relatie tussen lotgevallen eneffektenvanbestrijdingsmiddelenop aquatische ecosystemen
in laboratorium enveld, opvier nivo's van ecosysteeminteractie, met als perspektief omvia extrapolatiemodellen
-97-
eenbetere schatting tekunnenverkrijgenvan de risico's
vanhet gebruikvan chemische stoffenvoor oppervlakte
wateren.
Hoofdthema: Evaluatie van laboratoriumtoetsen tervoorspellingvan lotgevallen en effektenvanbestrijdingsmiddelen inaquatische ecosystemen. Het onderzoek wordt
uitgevoerd inhet laboratorium op drienivo'svan ecosysteeminteractie: "single species" (SC),micro-ecosysteemmetdrie trofische nivo's (RIN), mesokosmosafgeleidvan deproefsloten (Vakgroep Natuurbeheer,VNB)én
inhetveld (bassins en proefsloten)
Aan onderdelenvanhet programmawordtmeegewerkt door
RIVM (literatuurstudie)DBW/RIZA enHT/TNO en deVakgroep
Waterzuivering. De samenhang inhet onderzoek komt voort
uit degemeenschappelijke keuzevan de teststoffen,
toetsorganismen enproefopstellingen. Hetverschil zit in
de complexiteit van deproefopstellingen: er zijnvier
nivo'svan ecosysteeminteracties.Waar in1987en 1988
oriënterende studieswerdenuitgevoerd inhet laboratorium enveld (bassins) zalhet onderzoek in1989 in
haarvolle omvangwordenuitgevoerd, incl. onderzoek in
deproefsloten teRenkum.
doelgroepen
NMF,VROM,V&W, Provinciale Waterstaten,Waterschappen,
Zuiveringsschappen
aanvangsjaar
1987,voorgenomen looptijd 4jaar
capaciteit
7mensjaar (SC: 6,RIN: 1)
medefinanciering
StimuleringsaktieToxicologisch Onderzoek (STO)
opmerkingen
Hetprogrammamaakt deeluitvanhetprogramma EcotoxicologievandeSTO.
Hetprogramma wordt gecoördineerd door eenonderzoekcoördinator; afstemmingvindt plaats binnen de projektgroep
Water, Lotgevallen, Effekten (SC)endewerkgroep Ecotoxicologie Aquatische Systemen,waarvan alle participanten lidzijn.
Zie ookprogramma4.
Waterbeheer
DLO-instituten
SC
andere betrokkenen LBO,PAGV, PBN, PR, PTOG
DBW/RIZA, DGW,WL, DIHO, LI,NIOZ, RIVM, RGD, TNO
doel en inhoud
Het ontwikkelenvan instrumentenvoorhet op elkaarafstemmenen integraal beherenvankwantiteit en kwaliteit
van grond- en oppervlaktewater t.b.v. de agrarische en
-98-
niet-agrarische funkties vanhet landelijk gebied.
Inhetverledenwashetwaterbeheer inNederland voornamelijk gericht op de rolvanhetwater als produktiefactor:hetvaststellenvanhoeveelheden water voor de landbouw envoor de drinkwatervoorziening. Thans zietmen in
datmetkwantitatieve maatregelen ook dekwaliteit van
hetwaterwordtbeïnvloed. Er is daarbij een toenemend
besefvan de rolvanhetwater als een integrerend medium
vanhet landelijk gebied. Gekoppeld aan ditbesef bestaat
erbij debeleidsvorming debehoefte om op afgewogenwijze rekening tehoudenmet devaak tegengestelde belangen
die zichviahetwater afspelen inhet landelijk gebied.
Dekernthema's zijn:
-Het signaleren enkwantificerenvan de invloedvanbodemgebruik enwaterbeheer op dewaterkwantiteit en
stoffenbelastingvan grond- enoppervlaktewater.Kwantificering isgewenst inverband met debelangenvan de
funkties landbouw,bosbouw, natuur, landschap,openluchtrecreatie (watergebonden) en openbare watervoorziening.
-Het ontwikkelenvanmodellen, die deel uit kunnen maken
van een instrument dat demogelijkhedenvan een gebied
verkent omop eenafgewogenwijzewaterbeheer terealiseren tenbehoeve van deverschillende functies.
-Het analyserenvan dewijzeviabeheervanbodem enwaterkanwordenbijgedragen aanhet realiserenvan de
verschillende functies inhet landelijk gebied enhet
formulerenvan eisen tenbehoeve vanhetbodem- enwaterbeheer opbedrijfs- resp. regionaal nivo.
- Inventarisatie enbewerking tot voorspellingsmodellen
van aan ondiepe grondwaterstanden gerelateerde informatie overbodem (SBI, GT)envegatatie (remote sensing,
ecologischeindicatiewaarden).
- Integratie vanmethodenvanhydrologisch onderzoek
t.b.v.planvorming enevaluatie op regionaalnivo.
doelgroepen
Beleidsdirekties MLV, speciaal "Landelijke gebieden enKwaliteitszorg"; andere departementen (V&W, VROM); Provinciale
Waterstaten:Water- enMilieubeheer; Waterschappen, Zuiveringsschappen, Recreatieschappen; Drinkwatermaatschappijen;
Stichting Natuur enMilieu;Vereniging vanNederlandseGemeenten; DGIS.
aanvangsjaar
1989;
capaciteit
18mensjaar
opmerkingen
Er zalvoor ditprogramma eenadviescommissie worden
ingesteld.
Voorts vindt coördinatie plaats door:
-Cie.Hydrologisch Onderzoek TNO/SAMWAT
-Taakgroep Water NRLO
- PSG-Water enBodem RMNO
-99-
-Ecologische aspektenvanGeïntegreerd Waterbeheer
-TCGB
- Stuurgroep Waterbeleid Ministerie vanL&V.
7.*
Landinventarisatie en -interpretatie
DLO-instituten
SG
andere betrokkenen LU
TNO
doel en inhoud
Vastleggenvan ruimtelijke patronenvan bodemgesteldheid
(enonderzoek naar deprocessen die tot deze patronen
leiden) tenbehoeve van eenveelheid van interpretaties
(o.a.bodemgeschiktheid enbodembescherming).
doelgroepen
LD, B&L, SBB,Provincies,Waterschappen
capaciteit
40mensjaar
medefinanciering
Het onderzoekwordtvoor eenbelangrijk deel (ca. 65%)
door devermelde doelgroepen gefinancierd.
opmerkingen
Samenhang met programma 8.
8.*
Kwantitatieve landevaluatie
DLO-instituten
SC,CABO
andere betrokkenen PAGV, LU
doel en inhoud
Doormiddelvan dynamische simulatiemodellen incombinatiemet de resultatenvanpatroononderzoek vaststellen
van demogelijkheden (geschiktheden) enbeperkingen van
debodem voorhetvervullenvan eenveelheid van functies
(land- en tuinbouw,bosbouw, OR,natuurbeheer e.a.)
doelgroepen
LD, B&L,SBB,Provincies,VROM,V&W, Waterschappen,
particuliere organisaties,TCGB,L&V Proefstations,
CAD's, ROC's, WRR, EG.
capaciteit
6 mensjaar (SC: 5,CABO: 1)
medefinanciering
opmerkingen
LD, SBB,TCGB,Waterschappen,particuliere organisatie,
WRR, EG.
Samenhang met programma 7.
-100-
9.*
Landinrichting
DLO-instituten
SC
andere betrokkenen LD
doel en inhoud
De ontwikkeling van ontwerp- enevaluatiemethodenvoor
eenmultifunctionele bestemming, inrichting enbeheer van
het landelijk gebied; ontwikkelingvanmethodenvoor
integrale planvorming
doelgroepen
LD, OR,AT,VZ,NMF,DBL,RPD,RWS, provincies,waterschappen, adviesbureaus, landbouwbedrijfsleven, cultuurmaatschappijen
capaciteit
14mensjaar
medefinanciering
LD, DBL,AT,VZ,RPD,RWS,provincies,gemeenten,bedrijfsleven
opmerkingen
Het onderzoek is inhoudelijk enorganisatorisch nauwverbondenmethetprogramma 'Recreatie enToerisme' inhoudelijkbovendienmet deprogramma's 'Landschapsontwikkeling' en 'GIS'.
10.*
Gebruik natuurlijke hulpbronnen, planologie en landinrichting
DLO-instituten
LEI
andere betrokkenen
doel en inhoud
Ondersteuningvanhetbeleidvannationale en regionale
overheden ter zakevan ruimtelijke ordening,natuur- en
landschapsbehoud, alternatieve bestemming van landbouwgronden enmilieubeleid envan debedrijfsmatigeexploitatie (o.a.beheerslandbouw);middels onderzoek naar een
economisch verantwoord en duurzaam gebruikvan natuurlijkehulpbronnenvoor verschillende functies.
doelgroepen
DBL, LD
capaciteit
21mensjaar
medefinanciering
LD,DBL
-101-
11.
Recreatie en toerisme
DLO-instituten
SC, RBL
andere betrokkenen LU-Vg Recr
doel en inhoud
Inzichtverschaffen inontwikkelingen en verschuivingen
inde openluchtrecreatie (zowel inspecifiek daarvoor ingerichte terreinen als inmultifunktionele gebieden)op
grondvan sociaal-economische, sociologische en
demografische factoren, gericht op de toepassing inhet
openluchtrecreatiebeleid en de aanleg enhetbeheer van
voorzieningen.
De centrale onderzoekthema's zijn:
1.Onderzoekvan devraag naar recreatie en toerisme
Bij dit thema gaathet om onderzoek naar processen c.q.
veranderingen dievan invloed zijn op en eenrol spelen
bij de "vraag" naar recreatie en toerisme.Daarbij gaat
het zowel om de omvang als om de aardvan devraag. Het
onderzoek dientverklaringen tevindenvoor optredende
processen envoorveranderingen die zichvoordoen, en
dient op langere termijn opbasis daarvan toekomstige
ontwikkelingen tekunnenvoorspellen m.b.v.
scenariostudies enprognoses.Dit thema stemt in grote
lijnen overeenmet thema 1vanhetNRLO-onderzoekprogramma "Ontwikkelingen inhet tijd/ruimtegedrag in relatie
tot openluchtrecreatie en toerisme".
2. Onderzoek naarhet aanbodvan recreatie en toerisme
Bij dit thema gaathet om onderzoek naar de samenhang en
de onderlinge beïnvloeding vanverschillende vormenvan
aanbod, enomhetbeheer ende exploitatie van devoorzieningen.Hoewel eruiteraard een duidelijke relatie is
met thema 3,gaathethier m.n. om de analyse vanprocessendie gebiedsonafhankelijk werken. Gedacht kan worden
aandewijzewaarop hetR&T-produkt tot standkomt,
analyses van debedrijfsstruktuur, aan de ontwikkeling
van inzichten m.b.t. eenoptimaal inrichten enbeheren
van gebiedenvoor R&T-doeIeinden. Dit thema isvergelijkbaarmet thema 2vanhetNRLO-onderzoekprogramma "Infrastrukrur envoorzieningen".
3.Onderzoek naar gebiedsgebondenaspektenvan recreatie
en toerisme
De sub-thema's die tot dit themabehoren,begeven zichop
het snijvlakvan thema 1 (vraag-aspekten)en thema 2
(aanbod-aspekten). Hierbij gaathet om de ruimtelijke
effectenvanvraag naar recreatie en toerisme, om de
beïnvloeding van devraag door die ruimtelijke factoren
en om dewijzewaarop vraag enaanbod op elkaar kunnen
worden afgestemd (planvorming en evaluatie). De genoemde
sub-thema's komen inhet NRLO-programmamin ofmeer
verspreid voor onderhet themabetreffende devraag-
-102-
aspekten enhet themabetreffende de aanbod-aspekten.
4. Kennisoverdracht en informatievoorziening
Informatietechnologie, m.n. indevormvan (ruimtelijke)
informatiesystemen, speelt eenbelangrijke rolbij onderzoek enbeleid. "Een informatiesysteem iseen afbeelding
van eenplannings- enbeleidsproces inde werkelijkheid;
hetmaakt daarvan een integraal onderdeel uit en zorgt
voor de totstandkoming van informatie voor datproces"
(Linden, 1985). Het isdusmeer danalleen eenverzameling gegevensbestanden. Dewijze vanvastlegging (organisatie enprocedures)zijnvanwezenlijk belang.
Dit thema isvergelijkbaar met thema 4vanhetNRLO-onderzoekprogramma "Kennisoverdracht en informatievoorziening".Omdat inhetbeleid en onderzoek IS enGIS
onmisbare instrumenten zijn,wordt voor deze onderwerpen
inhetprogramma Recreatie enToerisme plaats ingeruimd.
doelgroepen
OR, LD,B&L, NMF; RPD; EZ;Provincies;Beheerders:
recreatieschappen e.a.
aanvangsjaar
1989;voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
8mensjaar (SC:4,RBL 4)
medefinanciering
IPO, 0S0
opmerkingen
Coördinatie vanhet onderzoek zal geschieden door de
Adviescommissie OR (DLO).
12.
Remote sensing
DLO-instituten
SC,CABO,RIN.
andere betrokkenen LU, PAGV,
ITC
doel en inhoud
Methode-ontwikkeling tenbehoeve vanhetmetbehulp van
remote sensing (veldapparatuur,vliegtuigen, satellieten)
verzamelen,verwerken en interpreterenvan ruimtelijke
informatie over gewassen ennatuurlijke vegetatie,bodem,
water, landschap,grondgebruik enmillieu-effecten,gerichtop toepassing inde landbouw enhetnatuur-,landschaps- enmilieubeheer; bedoeld als aanvulling op engedeeltijke vervanging van anderzins (metname doorveldwerk)verzamelde gegevens; geschikt temakenvoorverwerking inGIS.
-103-
De lopende onderzoekactiviteiten zijnverdeeld over de
volgende instituten en instellingen:
Staring Centrum:
Remote sensing is ingepast inhetbodemkundig, agrohydrologisch enmilieukundig onderzoek.
Hetbodemkundig onderzoek vindt plaats inrelatie tot
specifieke bodemkundigeverschijnselen, waaronderverslemping. Satellietbeelden worden gebruikt tenbehoeve
vanhet landschapsfysionomisch onderzoek en tevens voor
vaststelling vanhet grondgebruik t.b.v. studies ophet
gebiedvanmilieu enplanologie.
BinnenNederlandbetreft het agrohydrologisch onderzoek
naar dewatervoorziening van gewassen (vaststellen van
droogteschade,bijv. inrelatie tot grondwateronttrekkingen). Verdervindt onderzoek naar toepassing vanR.S.technieken in landinrichtingplaats.
Bij toepassing inaride gebiedenbetrefthet studies naar
verdampingsverliezen uit grondwatervoorraden en onderzoek
naarwatergebruiksefficency in irrigatiegebieden. Tenbehoeve van eenvroegtijdige voorspelling ("earlywarning")
van oogsten ino.a. Afrikawordt thematische, satellietenmeteorologische informatie toegepast incombinatie met
gewasgroeisimulatie.
Grootschalige processen aanhet aardoppervlak wordenmet
behulp van satellietinformatie en fysische simulatiemodellenbestudeerd. Integratie vanGIS enRS wordtnagestreefd.
RIN:
Remote sensingwordt gebruiktbij debeschrijving vannatuurwaarden ende ontwikkeling daarvan inde tijd inafhankelijkheid van onder andere ecohydrologische factoren
enbeheer. Tevenswordt remote sensing gebruikt in
diverse gebiedsstudies in ontwikkelingslanden.
RBL:
Onderzoek naar de relatie tussenboomvitaliteit enfysiologische veranderingen metbehulp van remote sensingtechnieken.
IFO:
Hier worden demogelijkhedenonderzocht van fotografische
luchtopnametechnieken en technieken die dechlorofylfluorescentie meten,voor de evaluatie van luchtverontreinigignsinvloeden op planten,waaronder bomen (projekt
LASFLEUR, i.s.m.LUW).
CABO:
Het remote sensing onderzoek is toepassingsgericht en
vindt plaats op 2niveaus:
-veldniveau: inpassing van remote sensing apparatuur,
m.n. veldspectrometers, inproefveldsituaties van landbouwkundig onderzoek: het opnon-destructieve wijze
verkrijgenvan informatie omtrent o.a. bodembedekking,
biomassa,bladoppervlakte,vergeling van gewassen.
-regionaal/nationaal niveau: 1)onderzoek naar demogelijkhedenvoor klassificatievan landbouwgewassenbinnenNederland. Hierbij wordt gebruik gemaakt vanopera-
-104-
tionele remote sensing systemenvanuit satellieten, en
van experimentele systemen (radar)vanuit vliegtuigen.
2)onderzoek naar monitoring van gewasgroei en -ontwikkeling, oogstvoorspelling. Dit onderzoek vindt plaats
inrelatie tot specifieke gewasgroeiparameters als ontwikkelingsstadium, bodembedekking, gewashoogte,biomassa. De gebruikte remote sensing technieken omvattenzowel het optische alshetmicrogolf (radar)venster in
verscheidene experimentele enoperationele configuraties. Remote sensing informatie wordt gebruikt incombinatie met informatie verkregen uit andere bronnen,
meteorologische stations,en gewasgroeimodellen.
Aktiviteiten van andere instanties inhet ressort vanL&V
binnen ditprogramma betreffen:
PAGV:
Eenvoudige remote sensing-techniekenworden toegepastbij
hetvaststellenvandehomogeniteitvanproefvelden en
hetbepalenvanbodem- en gewaseigenschappen zoals ziekteverschijnselen, gewasopbrengsten en teeltbegeleiding.
LUW:
Het remote sensing onderzoek richt zichvooral op achtergrondonderzoek en isverdeeld naar devolgende thema's:
+ het ontwikkelenvanmodellenvoor radarbackscatter reflectie enemissievankalebodemoppervlakken, envoor
radarbackscatter reflectie en groeivan gewassen,vegetaties enbossen;
+ monitoring op tijdschaal, gericht op (semi)real timeverwerkingvanbv. gegevens vanweersatellieten;
+ ruimtelijke analyse,geometrische en thematische aspecten
bij het gebruikvanRS (beeldclassificatie,koppelen van
RS enGIS,operationaliseren RS t.b.v. landbouwkundig
onderzoek);
+ projekt LASFLEUR (i.s.m. IPO).
doelgroepen
LD,NMF enDirectie Flevoland: landinrichtings- en
beheersdoeleinden
SBB,Natuurbeschermingsorganisaties:monitorenvanbos- en
natuurgebieden
Waterschappen: waterbeheer
Landbouwschap,RPD, CBS,LEI:grondgebruik- en gewasinventarisatie, ruimtelijke ordening EG,JRC:monitoring gewasgroei en ontwikkeling
VNG: groenbeheer, milieu-effecten
DGIS, FAO, EG:projekten in ontwikkelingslanden
Ministeries vanL&V enVROM enEG: beleidsondersteunende
studies
Ingenieursbureaus:beschikbaar stellenvan resultaten.
aanvangsjaar
voorgenomen looptijd:
capaciteit
6mensjaar (SC: 2,CABO: 2,RIN:2.)
-105-
medefinanciering
BCRS-NRSP, DGIS, EG
opmerkingen
Coördinatie vanhetprogramma geschiedt door: BCRS,
Stuurgroep Remote Sensing-MLV,WRSLN-MLV,ROVE,ORLA
13.
GIS-onderzoek
DLO-instituten
SC
andere betrokkenen LUW
CBS, RIVM, RUU
doel en inhoud
Geografische informatie snel, efficiënt en goedkoop toegankelijkmakenvoorbeleid en onderzoek.
Watuiteindelijkvoor ogen staat iseenopennetwerk van
informatielijnen tussenverschillende bronhouders van geografische informatie engebruikers.
Het onderzoekbeoogtviamethodenontwikkeling endeimplementatie van technische middelen (hardware en software)de
operationalisering van geografische informatiesystemen te
realiseren.
Het onderzoek richt zich op devolgende aspekten:
-Methodenontwikkeling voor dekoppelingvan geografische
informatiesystemen
-Foutenanalyse m.b.t.dekoppeling van geografische informatie
-Koppeling GIS -Remote Sensing programma.
-Vertaling vanpunt- naar vlakgegevens
- Integratie vanGIS-modellen
-Verbetering van de gebruikersinterface
-Ontwikkeling van standaardnormen voor informatieuitwisseling
-Ontwikkeling vanprocedures voor gebruik van
geografische informatie.
Debehoefte aan geografische informatie inbrede zin is
op allebeleidsnivo's (landelijk,provinciaal,gemeentelijk)evident.Hoewelbasisgegevensvoorhanden zijn,
schorthet aan snelle,efficiënte en gebruikersvriendelijke methoden omprobleemgerichte informatie aanvragers
aan tebieden. Eenbelangrijk knelpunt isvaak dekoppelingvan informatie vanverschillende aard. Dit is deels
toe te schrijven aan inventarisatie-technieken, lacunes
ingegevens,enz.,maar vooral aanorganisatorische en
technische obstakels.Naarmate computerfaciliteiten,
software en grafische apparatuur meermogelijkheden bieden, zijn onderzoek naar resp. samenwerking bij de opslag
van geografische gegevens,koppelingsmogelijkhedenvan
data-bestanden enontwikkeling van gebruikersvriendelijke
techniekenvereist.
-106-
doelgroepen
Debelangrijkste aktivlteiten in 1989 zijn:
-Toepassing vanhet gekoppeld GIS-RS-systeem in concrete
Projekten (landinrichting, bodembescherming, enz.)
- Integratie ORACLE-databases ARC/INFO
-Kwaliteitsonderzoek van themakaarten
-Applicatie-ontwikkeling t.b.v. de Landinrichtingsdienst
-Vertaling vanpunt- naar vlakgegevens.
Beleidsdirekties van L&V (B&L,LD,NMF);
SBB-Terreinbeheer; RPD;RIVM; Provincies.
aanvangsjaar
1989
capaciteit
5mensjaar
medefinanciering
Eendeelvanhet onderzoekwordtuitgevoerd als onderdeel
van opdrachtprojekten.
opmerkingen
14.
De institutenhebben eenbeheerscommissie GIS-RS (opdirektienivo),een technische commissie GIS-RS en eenfinanciële commissie GIS-RS gevormd enhebbenvia eensamenwerkingsovereenkomst op financieel gebied afspraken
gemaaktm.b.t.deuitvoering vanhet programma.
Bosontwikkeling en groeiplaatsontwikkeling
DLO-instituten
RBL,RIN, SC
andere betrokkenen LU
UVA
doel en inhoud
Maatschappelijk doel: ecologisch, technisch en economisch
verantwoord beheer en gebruikvanNederlandse bosen en
beplantingen.
Wetenschappelijk doel:
-bruikbare voorspellende modellenvanNederlandsebosecosystemen
-betere kennisvan devoor groei, soorten samenstelling
en ontwikkeling vanbelang zijnde processen inderelatie groeiplaats-bos/beplanting.
Inhet Onderzoekprogramma wordt een accent gelegd ophet
ontwikkelenvanvoor depraktijk bruikbare voorspellende
modellen.Voorhet ontwerp en deparametrisering vandergelijkemodellen isechter nogveel kennis nodigvanhet
Nederlandse bos. Erwordt daarom tevens ruime aandacht
besteed aanhet onderzoekvan devoor groei, soortensamenstelling en ontwikkeling vanbelang zijnde processen
inde relatie groeiplaats-bos/beplanting.
Juist indepraktijkvanbosbouw en groenbeheer werkt men
met deblik op eenveelalverre toekomst.Voorspellen is
-107-
hler eennoodzaak. De te ontwikkelen modellen zijn echter
niet alleen indeze zinvanbelang; zekunnen ookbijdragenaanhetverklaren van allerlei veranderingen invitaliteit en samenstelling van de levensgemeenschappen van
Nederlandse bossen enbeplantingen.
A. Groeiplaatsleer
De groeiplaats,hier opgevat alshet abiotische milieu
van eenvegetatie, is letterlijk debasis waarop bosbouw
engroenbeheer bedrevenworden. Hethierop gerichteonderzoek omvat de'groeiplaatsclassificatie en -beoordeling
voormeerdere functies,met denadruk op devegetatieontwikkeling endehoutproduktie. Daarnaastwordt aandachtbesteed aande groeiplaatsontwikkeling, omdat er
sprake kan zijnvan aanzienlijke veranderingen van de
groeiplaats gedurende debosontwikkeling. Dit is zowel
het resultaat van spontane opslag en ontwikkeling, als
van aanleg. Bovendien kunnen er allerlei veranderingen
op-treden als gevolgvan externe invloeden, zoals grondwateronttrekking, luchtverontreiniging, recreatieve druk,
enwijzigingen inhetklimaat.
Voor deNederlandse situatie vanbossen enbeplantingen
op enerzijds zeer droge en anderzijds zeernatte groeiplaatsen, is adequaat inzicht invooralhet watergebruik
vanbos ende rolvanwater als groeiplaatsfactor gewenst. Eenrelatiemet ecofysiologisch onderzoek ligt
voor dehand.
B. Produktie-ecologie
Bossen enbeplantingenworden inproduktie-ecologischonderzoekbestudeerd inmaterieel-energetische zin,alsopstandenmet eenbepaalde boomsoort-samenstelling, ouderdom en structuur, die zich inwisselwerking met degroeiplaats ontwikkelen door groei,produktie vanbiomassa,
verjonging,enz.
Bijhet ontwikkelenvanproduktiemodellen wordt intensief
gebruik gemaaktvan ecofysiologische kennis engroeiplaats- kennis.Vanmodellenvangroei enproduktie in
gelijkjarige naaldbossen,wordt inmiddelsbewogen inde
richtingvanmodellenvan gemengde opstanden met meerdere
leeftijdsgroepen. Inverband methet alom gepropageerde
omvormingsbeheer enhet gebruikvannatuurlijke verjonging,wordthier tevens aandacht besteed aanconcurrentieverhoudingen ingemengde opstanden, aan lange-termijn
effectenvan ingrepen,enaanverjongingsecologie.
C. Plantenecologie en vegetatiekunde
Inbotanische zinwordenbossen enbeplantingenbestudeerd alsvegetaties met eenbepaalde plantesoort-samenstelling en structuur, die zich inwisselwerking met de
groeiplaats ontwikkelen door een opeenvolging vancombinaties vanplantesoorten metverschillende bedekkingsgraad. Hetwerk omvat de classificatie (syntaxonomie)van
plantengemeenschappen, de studievanhetverband tusende
-108-
gemeenschappen ende afzonderlijke soorten enerzijds en
hun groeiplaatsen anderzijds (syn- en autecologie), ende
rolvanhetbeheer hierbij.
Inhetkadervanhetnatuurtechnisch beheer isbijzondere
aandacht nodigvoor devertaling van debeheersdoelstelling inwaarneembare kenmerken (natuurtechnische indicatie,beheersevaluatie).
D. Populatie-ecologie
Onder Nederlandse omstandigheden is deproblematiek van
insectenplagen voor debosbouw enhet groenbeheer van
grootbelang.Het optreden ervanhangt nauw samenmet
zowel dekwaliteit van de groeiplaats, alsmet ouderdom
enbeheer. De inhetkadervan debosbescherming te nemen
maatregelen kunnenhier niet losvan gezienworden. Ze
hebben,mede door de stringente beperkingenvanhetgebruikvan chemischebestrijdingsmiddelen,veelalhetkarakter van "biologische" of "ecologische"bestrijding van
insectenplagen. Hetbetreffende strategische onderzoek
richt zich ophet ontwikkelenvan "plaagmodellen". Het
maakt gebruikvanDorschkamp-gegevensbestanden van plagen
vanaf 1946.
doelgroepen
B&LenNMF, SBB,gemeenten, RWS, PWS,Ver. tot Behoud van
Natuurmonumenten, Stichting Natuur enMilieu, provinciale
Landschappen),Kroondomein, landgoedeigenaren en andere
boseigenaren, Heidemij, Grontmij, Oranjewoud, recreatiebedrijfslevenen rentmeesterkantoren.
aanvangsjaar
1989;voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
11mensjaar (RBL:7,RIN: 2,SC: 2)
medefinanciering
Opdrachtgevers
opmerkingen
Veelvanhet onderzoek indit Programmawordt genoemd in
hetMeerjarenplanBosbouw. Het indatverband van belang
geachte onderzoek aanbosreservaten behoeft nog additionele financiering.Het Concept-Onderzoekprogramma Bos- en
Groeiplaatsontwikkeling ishetbasisdocument voor dit
programma.
15.*
Beheer van bossen en beplantingen
DLO-instituten
RBL
andere betrokkenen Stichting Bos enHout
doel en inhoud
Hetverschaffenvanbruikbare informatie, richtlijnen,
normenenhulpmiddelenvoor beslissingen bij aanleg en
onderhoud op opstands- enelementniveau. Ookhetverbe-
-109-
terenvanhet zaad enplantsoen bij deverjonging valt
hieronder.
Hetwerkveld is onderverdeeld inde thema's Bosverzorging
(waaronder vallenbeheersregimes,beheersmethoden en
technieken, genetische kwaliteit), Natuurtechnisch bosbeheer en de Bosbescherming.
doelgroepen
Beheerders vanbossen enbeplantingen ophetuitvoeringsenbedrijfsniveau.
capaciteit
18mensjaar
medefinanciering
Het onderzoek, gericht ophetnemenvanmaatregelen tegen
bodemverzuringwordt gefinancierd door de EG.Het onderzoeknaar de schade door insekten ineikenwordt gesteund
door B&L, door detachering.
opmerkingen
Watbetreft debeplantingen ligter eenrelatiemet het
Programma 17.Hetprogramma is toeleverend aanhet
programma 16.
16.*
Bedrijfssynthese bos- en landschapsbeheer
DLO-instituten
RBL,
andere betrokkenen LU
UvA
IMAG
doel en inhoud
Hetverbeterenvan debestuurbaarheid (endaarmeehetresultaat)van terreinbeherende bedrijven doorhet ontwikkelenvan een inzichtelijkbedrijfsmodelwaarmee deconsequenties van alternatieve stappen inhetplanningsproces zichtbaar kunnenworden gemaakt.Het onderzoek richt
zichop deonderdelen:Bedrijfsmodellen/Bedrijfsvoering
enBedrijfsplanning.Vooralbij dit laatste komt desynthese ineengeïntegreerd planningssysteem naarvoren.
doelgroepen
SBB, DBL,Natuurmonumenten, Provinciale landschappen,
Defensie, Kroondomeinen, particuliere boseigenaren en
landeigenaren/rentmeesters enplanbureau's.
capaciteit
9 mensjaar (RBL: 7, IMAG: 2)
medefinanciering
Participatie vanmedewerkers van terreinbeherende instanties indeuitvoering vanprojecten.
opmerkingen
Erbestaan relaties met deprogramma's 11,13,15,22.
Deze zijn infeite toeleverendvoor debedrijfssynthese
zelf.
-110-
17.
Groenbeheer -stad
DLO-instituten
RBL
andere betrokkenen PBB,LU-Vg.Veg., Bedr.,Landsch.arch., Inform.
THD
doel en inhoud
"Tools"en "bouwstenen" aandragenvoor deuitvoering van
het onderhoud, deplanning vanhetbeheer,het ontwerp en
devisie-ontwikkeling op de groenstructuurgemeenten.
Functievervulling, vorm enkwaliteit en gebruik enbeleving enbeheerskosten zijndeaspecten die daarineenrol
spelen. De "tools"zijn gereedschappen, normen, richtlijnen,planningsprocedures enadministratieve hulpmiddelen
indebedrijfsvoering. "Bouwstenen"zijn "staalkaarten"
voorhetbeheer opmiddellange termijnvan terreinelementen. De relatie tussen onderhoud envisie op de kwaliteit
komt ophet niveauvandebeheersplanning tot stand.
Onderzoek m.b.t. aanleg en onderhoud richt zichnietalleen ophoutige beplantingenmaar ook op de andere groene
elementen inde stedelijke omgeving. Inhetbijzonder de
sport- engrasvelden.Grasvelden inclusiefbermen.Maar
ookhet struiksortiment en zelfshetvaste planten- en
bollensortiment iseenniet teveronachtzamen factor in
dekostenenkwaliteitenvanhetbeheervanhet groen. Op
bedrijfsniveauen structuurniveau komen al dezeelementeneigenschappen samen.Ophet elementsniveau speeltvooralde relatie tussen onderhoudskostenvanbeheerregimes,
vormen en ligging, functie en gebruik een groterol.
Dit iseen speerpuntvoorhet onderzoek indekomendejaren. Dit onderzoekmoet leiden totbouwstenenwaarmee én
bedrijfsvoerders énontwerpers ophet beheersplanniveau
gebruikvankunnenmaken.
Ophet operationele elementsniveau domineert klassiek nog
een groot aantal technischbiologische vraagstukken over:
-kwaliteitenvanhet sortimentbomen en struiken(gebruikswaarde vanhetkweekmateriaal en gebruikswaarde
voor de praktijktoepassing)
-maatregelen indeboveneigenschappen (plantgatformaat,
vulling,bemesting, bevloeiïng)
-maatregelen aande inviduele boom (snoei,wonden)
-maatregelen indeboomstructuren (lanen, beplantingen)
-beheersregimes van sport en grasvelden
-bodemkwaliteiten om de sport- en grasvelden
- schade aanalle elementen door (zout)luchtverontreiniging, etc.ziekten enplagen,hindervoor endoormensen.
Ophet strategische niveau speelthet gebruik endewaardevanhet groenvoorbewoners en gebruikers een grote
rol. Kwaliteitsbeoordeling enwaardebepaling isophet
politieke niveau steeds aktueler.
-111-
Gebruiks- enbelevingsonderzoek in samenhang metarchitectuur/ontwerp enzicht op debebouwde omgeving ishier
aan deorde inhet onderzoek.
Ophet taktische niveau speelt deplanning vanbeoogde/noodzakelijke beheersmaatregelen, tevertalen inde ontwikkeling van de groenstructuur en devertaling debedrijfsvoering. Debedrijfssynthese ishier het thema.De
ontwikkeling van toolsvoor deplanningvanhet groenbeheer endebedrijfsplanning isobjectvan kennismontage
(ontwikkeling)..
Bij dit laatste staat opkorte termijnhet vergelijken
van de "tools"centraal omvandaaruit richting tekunnen
gevenvoor verdere verbetering van die "tools".Op korte
termijn gaathet om informatica-systemenvoor groenonderhoud enplanningsprocessen voor groenstructuurontwikkeling.Het ontwikkelenvanmethodenvoor evaluatie vangebruik enbelevinghoort eveneens tot dekorte termijn
acties.
doelgroepen
Gemeenten, (landschaps)architecten,B&L,OR,AT,RPD
aanvangsjaar
1989;voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
15mensjaar
medefinanciering
Evt. via Groenraad.
opmerkingen
Stuurgroep iswaarschijnlijk de groenraad. Daarnaast zal
er een inhoudelijke adviescommissie van Dorschkamp/Boskoop eneenprojectteam zijn.
Devolgende basisdocumentenzijnvanbelang:
-Beleidsplan Stedelijk Groen -Onderzoek 1986
-Onderzoeksplan Dorschkamp 1988
-Raamplan Stedelijk GroenOnderzoek (invoorbereiding).
18.a
Verzuringsonderzoek
DLO-instituten
RBL, CABO,RIN
andere betrokkenen LU-Vg.Luchth./Bodem/Bost.
RUL,UvA,KUN,RIVM,TNO,
doel en inhoud
ECN, KEMA
Onderzoek naar devitaliteit vanbossen,heide en andere
korte vegetaties. Concreet zijn devolgende vragengesteld:
- Is er sprakevanachteruitgang vanhet Nederlandse bos?
- Iser eenverband tussen de achteruitgang van devegetatie en deheersende luchtverontreiniging?
- Zoja,welke van de componenten ishiervoor verantwoordelijk?
-112-
Bij de formuleringvanhet onderzoeksprogramma zijn aan
deze probleemstelling toegevoegd de oorzakenvan devergrazing van deheide,de schade aan landbouwgewassen en
dekwantificeringvan de emissie uit de landbouwmethet
oog ophetverminderen daarvan.
Dit programmaheeft primair totdoel de causale relaties
tussenbron (emissie), immissie inbossen,heidevelden,
en effect op deboomvitaliteit en devegetatie kwalitatief enkwantitatief te analyseren. Hetprogramma omvat
danook onderzoek naar deprocessen inde lucht (transport), naar de droge ennatte depositie vanNH3, S02, NOX
en03 opbossen enheidevegetaties envaststelling van de
invloed daarvan op devegetatie vanheidevelden (vergrassing)ende fysiologische processen indeboom in relatie
tot zijn omgeving. Die effectenkomen tot stand dooropnamevan stoffen indekroon,uitwisseling van stoffen in
dekroonbij natte depositie,veranderingen inde samenstellingvan debodemchemische en fysische eigenschappen
van debodem en de invloed daarvan op de dynamiekvanhet
wortelstelsel. Hetkwantificerenvanhet fysiologisch
functionerenvankroondelen ende dynamiek van de kroon
iseveneens eenbelangrijk onderzoekdoel.
Hetonderzoekvindtvoor eenbelangrijk deelplaats onder
veldomstandigheden.Hetwordt ondersteund met laboratoriumproevenwaarbij kroondelen wordenbegast enwaarbij
debodemkwaliteit wordt gemanipuleerd door toevoeging van
mineralen inhetbijzonder nitraat, sulfiet enNH4+.
Douglas isverklaard tot studieobject vanhet verzuringsonderzoek. Daarnaastvindt laboratoriumonderzoek plaats
aan landbouwgewassen enheide-planten.Modelbouw op alle
niveaus isnoodzakelijk gebleken om tot synthese van alle
deelapecten (voorspelling/evaluatie) tekomen.
Naasthet effect-gerichte onderzoekbevathet Additioneel
ProgrammaVerzurings-onderzoek ook noghet thema "emissie
van ammoniak". InDLO-kader zal dit onderwerp inde toekomst onder devermestingvallen.
doelgroepen
AT/VZ, B&L, NMF,VROM, SEP,V&W,bosbeherende instanties,
natuurbeschermingsorganisaties,milieu-organisaties.
aanvangsjaar
1987/88;voorgenomen looptijd: 1989/1990
capaciteit
17mensjaar (RBL:11,RIN: 6)
medefinanciering
VROM, EZ,Bedrijfsleven
-113-
opmerkingen
Titelbasisdocument:Additioneel Programma Verzuringsonderzoek (APV)
NaasthetAPV vindt nog onderzoek ophet gebiedvan de
luchtverontreiniging plaats mede gefinancierd doordiverse andere instanties.
Hetprogramma wordt geleid door een Stuurgroep (financiers).Ditkent eenvoorportaal (metdeskundigen vande
financiers). Voorts iser eenprojectgroep (onderzoekleidersvan instituten)en eenprojectteam (uitvoerder van
projecten). Aanhet overleg op deverschillende nivo's
wordt deelgenomen doorVROM, L&V,hetRIVM en diverse
instituten.
18.b
Vitaliteit en ecofysiologie van de boom
DLO-instituten
RBL, CABO
doel en inhoud
Maatschappelijk doel: Aangeven oorzakenvan deverminderde vitaliteitvanbomen enbossen. Beheerders vanbomen enbossen instrumentenverschaffen om de vitaliteit
en overlevingskansen tebeoordelen (diagnostiek).
Wetenschappelijk doel:
- Inzichtverwerven inde complexe relatie tussen kroon
enwortelstelsel van ouderebomen onderveldomstandigheden.
-Modellen ontwikkelenwaarmee de invloedvan gunstige en
ongunstige milieuomstandigheden kanworden ingezet.
- Inschattenvan de effectenvanmaatregelen indegroeiplaatsvan deboom.
Inde afgelopenjaren zijnwe geconfronteerd met eennog
steeds afnemende vitaliteit vanhet Nederlandse bos ende
bomen inhet landelijke gebied en de stad. Dezeverminderde vitaliteitvan debomenwas ook aanleiding tothet
additioneel programma verzuringsonderzoek. Inditprogramma zijn ook devergrassing van deheide de schade aan
agrarische gewassen en de emissie vanuit de landbouwbetrokken. Bij de analysevan deproblematiek van devitaliteitvan deboom isevenwel geconstateerd, datweliswaar deverontreiniging van de lucht eenbelangrijke factor isdie devitaliteit vanbomenbeïnvloedt,maar dat
voor hetverklarenvan de achteruitgang vanm.n. de loofbomennietvolstaan kanwordenmet alleen die factor in
beschouwing tenemen inhet onderzoek,maar in feite men
inzichtmoetverwerven inhet complexvan factoren datde
vitaliteit van deboombepaalt.
-114-
Dat complex van factorenomvat een groot aantal relaties:
bovengrondse delen (dekroon)en de luchtkwa- tussende
liteiten (luchtverontreiniging en klimaat)
- tussende
ondergrondse delen (dewortelstelsels) ende
bodemkwal iteit (verzuring en vochthuishouding)
-de fysiol ogische relatie tussen dekroon enhetwortelstelsel
-de condlt ievan deboom enhetvoorkomenvan schimmels
enbacter iën
-de condit ievan deboom enhetvoorkomenvan insekten
-de invloe d directvan de luchtkwaliteit op schimmels en
insekten
-de invloe d directvan debodemkwaliteit op schimmels in
debodem.
Dit complexe probleem vereist eenmodelmatige benadering
vandebalans inenrond deboomvan dekoolstofhuishouding, denutrientenhuishouding (mineralen)dewaterhuishouding, de stikstofhuishouding, de regulerende hormonale
processen, depopulatie dynamicavoor insekten endeinfectiebiologie vanpathogène schimmels.Alleenvanuit de
Luvo-benadering zal dit stelsel niet oplosbaar-zijn.Met
name deklimaatsfactoren moetenhierinbetrokkenworden.
De C02problematiek geeft ook redendaartoe.
doelgroepen
B&L,NMF,VROM,V&W,beheerders vanbossen ennatuurterreinen.
aanvangsjaar
afrondingverkenning: 1989
medefinanciering
Een soortgelijk programma is invoorbereiding in EG-kader
(voor Nederland: WB, VROM enEZbetrokken),vooruitvoeringvanaf 1990/91.De Dorschkamp isbelast met deprogramma-ontwikkeling. Financiering vanuit genoemde departementen enEG isnietbij voorbaat uitgesloten.
opmerkingen
Betreft ineerste instantie devoortzetting vanhet
onderzoek, dat al inhet kader vanhet Additioneel
Programma Verzuringsonderzoek plaatsvindt. Er zalmeer
aandacht wordenbesteed aan loofbomen en aande interactie met andere stress-factoren zoals "droogte" en
"ziekten enplagen".Alsbasisdocument dient het
Meerjarig Onderzoeksplan Ecofysiologie van de Boom.
-115-
19.
Beheerenontwikkelingvanaquatischeecosystemen
DLO-instituten
RIN
anderebetrokkenenLU-VgNb,VgEDC
NIOZ,DIHO,LI,RWS,TNO,UvA,KUN
doeleninhoud
Doelvanhetprogrammaishetverwervenvanwetenschappelijkekennisover(semi)natuurlijkeaquatischeecosystemen.Dezekennisdienthetbeheerendeeventueleontwikkelingvandezeecosystementeondersteunen.Hierbijspelenhetnatuurbeheereninsommigegevallenhetvisserijbeheerdebelangrijksterol.
Zowelinzeealsinhetzoetewaterspelen(organische)
mi-croverontreinigingeneenbelangrijkerol.HetonderzoekrichtzichondermeeropdeoorzakenvanhetuitstervenvandebruinvisindeNederlandsekustwateren,de
oorzaakvanvisziektenindeNoordzee,deeventueleinvloedvanveront-reinigingenopderecentezeehondensterfteendeprocessendieeenrolspelenbijdebeschikbaarheidvan(organische)microverontreinigingen.
Eutrofiëringishetproceswaarbijverhoogdegehaltenaan
voedingsstoffentotveranderingenindeaqautischelevensgemeenschappenleiden.Inditverbandwordtonderzoek
verrichtnaardeoorzakenvanhetverdwijnenvanzeegrassenuitdeWaddenzee.Ookdeatmosferischedepositievan
stikstofinvennenenanderevoedselarmewaterenvormt
onderwerpvanonderzoek.Indezewaterenistegelijkertijdverzuringeenbelangrijkprobleem.Hetonderzoek
richtzichophetbegrijpenvandeprocessenenhetontwikkelenvanbeheersmethodenvoorvoedselarmezoetewateren.
Eerderonderzoekaanprocessenenpatroneninslotenzal
wordenafgerondmetrapportering.
Slotenspelenookeenrolinhetonderzoekdatmoetleidentoteentypologievanwateren,welkemoetleidentot
beoordelingsmethodiekenvoordewaterkwaliteit.Hetonderzoekrichtzichenerzijdsopderegionaleschaalin
Nederland,anderszijdsopeentypologievandezoetewaterenvandehelewereldinopdrachtvanUNESCO.
Verstoringdoormenselijkeaktiviteitenvanvogelsen
zeezoogdierenspeeltvooraleenbelangrijkerolinde
kustwateren.Hetonderzoekrichtzichopkwantificering
vandeeffectenenaangevenvanbeheersmaatregelen.
Dekustwaterenwordenopvelewijzengeëxploiteerd.Het
onderzoekrichtzichopdeeffectenvandemosselcultuur
ten-eindeeenevenwichttevindentussenmosselcultuur
ennatuurbescherming.Anderonderzoekrichtzichopde
begrazingvankweldersinrelatietotvegetatie-ontwikkelingenbroedvogels.
Eenthemadatdekomendejarensteedsbelangrijkerzal
worden,isdeverwachterijzingvandezeespiegel.
Verkennendestudieswordenuitgevoerdnaardeteverwachteneffekten.Tegelijkertijdwordtonderzoekuitgevoerd
•116-
aan de effectenvanbodemdaling door aardgaswinning op
Ameland, diekanworden gezien als eenproces vergelijkbaar met zeespiegelrijzing.
Inhetkadervanhet actieprogramma voorhetherstel van
het ecosysteem indeRijnwordtnagegaanhoe de oorspronkelijke faunavanvissen enevertebratenwas samengesteld
enwat demogelijkheden zijntotherstel van deze fauna.
Het onderzoek indekustwaterenmoetuiteindelijk leiden
totvoorspellingsmethoden voor de effectenvan menselijk
handelen.Hierbij kunnenmathematische modellen eenbelangrijke rol spelen.Daarom zalhet doorhet NIOZontwikkelde EHOWAD-modelvanhet ecosysteem van dewestelijkeWaddenzee verderworden ontwikkeld.
Tenslotte wordt onderzoekverricht aan zeevogels inAntarctica teneinde eenmonitoringssysteem vanmilieuverontreiniging inditgrootstenatuurgebied op aarde teontwikkelen. Dit onderzoek ondersteunt medehetbeleid van
hetMinisterievanLandbouw enVisserij tot bescherming
van dit gebied.
doelgroepen
NMF, SBB,Viss, RWS, DGMH,RPD,Defensie,DGIS, Provincies,Gemeenten,Waterschappen, Gasunie,NAH, IUNC,
UNESCO,UNEP,RaadvanEuropa,EG.
aanvangsjaar
1988;voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
15mensjaar
medefinanciering
SOZ, DG10,DBW/RIZA,NAM, EG,UNESCO
opmerkingen
Geen
20.a*
Natuurtechnische milieubouw en natuurontwikkeling
(cqNatuurbouw en -ontwikkeling in landbouwgebieden)
DLO-instituten
RIN
doel en inhoud
Het leverenvankennis t.b.v. dekeuze,aanleg enontwikkelingvannieuwe natuurterreinen.
doelgroepen
capaciteit
Directies NMF, SBB enDBLvanMinisterie L&V;Natuurmonumenten enandere particuliere natuurbeschermingsorganisaties;Rijkswaterstaat; Rijksdienstvoor de IJsselmeerpolders.
7 mensjaar (RIN: 7)
-117-
20.b*
Ecofysiologie enbeheer van vegetaties *
DLO-instituten
CABO
andere betrokkenen LU
RUU
doel en inhoud
Natuurontwikkeling door eenaangepastbeheervan grasland- en slootvegetaties in landelijke gebieden.
Oecofysiologisch onderzoek en simulatie-onderzoek naar de
concurrentie tussen soorten,naar biomassaproduktie in
relatie totnutriëntenrijkdom ennaarhetbeheer vanterrestrische en aquatischevegetaties.
doelgroepen
LD, NMF
capaciteit
9 mensjaar
medefinanciers
RWS,UnievanWaterschappen,BION
opmerkingen
Georganiseerd overleg:Taakgroep KorteVegetaties,Taakgroep Water, Contactgroep Water- enOeverplantenonderzoek,BION-werkgemeenschap Plantenoecologie enVegetatiekunde, BION-werkgemeenschap Aquatische Oecologie.
* Betreft eenvoorlopige programmabeschrijving, overleg
methet RIN isgaande om tekomen tot één programma
'Natuurontwikkeling inLandbouwgebieden'. Zie ook programma 20a.
21.*
Evaluatie natuurbeheer
DLO-instituten
RIN
andere betrokkenen
doel en inhoud
Het ontwikkelenvanmethoden om de resultatenvannatuurbescherming, -beheer en -ontwikkeling tebeoordelen.
doelgroepen
NMF, SBB,Natuurmonumenten enandere particuliere
natuurbeschermingsorganisaties.
capaciteit
10mensjaar
opmerkingen
Ditprogramma is inde ontwikkelingsfase.
-118-
22.*
Beheer enontwikkeling van dierpopulaties in
terrestrische ecosystemen
DLO-instituten
RIN
andere betrokkenen LU
100, RUG
doel en inhoud
Het leverenvankennisvoor debescherming, hetbeheer en
de ontwikkeling van dierpopulaties in terrestrische ecosystemen (zoogdieren,vogels,reptielen, amfibieën, spinnen, insecten).
doelgroepen
NMF, SBB,B&L,Natuurmonumenten enandere particuliere
natuurbeschermingsorganisaties, Koninklijke Nederlandse
Jagersvereniging, Waterschappen, Electriciteitsbedrijven,
Internationale organisaties.
capaciteit
13mensjaar
medefinanciering
SBB,NMF,Electriciteitsbedrijven, DGIS, WNF
23.*
Landschapsontwikkeling
DLO-instituten
SC
doel en inhoud
Integrale planvorming op diverse schaalniveaus vraagt
kennis vanpatronen enprocessen in landschappen m.b.t.
deelfacetten (o.a.geomorfologie, cultuurhistorie, landschapsecologie,beleving), maarvooral inzicht insamenhangen. Concept- enmethode-ontwikkeling t.b.v. landschapsplanning enplantoetsing.
doelgroepen
Directies B&L,LD,DBL,NMF, SBB,RPD,LU,CML,RWS
capaciteit
23mensjaar
medefinanciering
RPD,RWS,SWNBL,B&L,SBB,LD, Provincies
-119-
24.
Ecologische processen inversnipperd landschap
DLO-instituten
RIN
andere betrokkenen LU-Vg Natuurbeheer/Plan./VPO
RU, CML, CarletonUniv., Ottawa, Can: SOVON; VZZ
doel en inhoud
Hetverkrijgenvan inzicht indewijzewaarop deruimtelijke samenhang van landschapselementen ennatuurgebieden
deverspreiding enoverleving van soortenplanten endieren inhetNederlandse,versnipperde landschap bepaalt,
zowelmetbehulp van empirisch veldonderzoek als met
theoretisch modelonderzoek opverschillende ruimtelijke
schalen.
HetNederlandse cultuurlandschap ontleent zijnnatuurwaarden inbelangrijke mate aandenietvoor agrarische
produktie gebruikte,meestal kleine landschapselementen
ennatuurgebieden. Deze elementen kenmerken zich door een
relatieve stabiliteit inmilieu-omstandigheden (althans
vergeleken met deproduktiegronden),endaardoor bieden
ze leermogelijkheden aanveel plante- endiersoorten, die
onderhet regiemvan de intensieve landbouwniet kunnen
overleven.
Hetvoorkomen enoverlevenvanpopulaties van een soort
hangtniet alleen afvan dekwaliteitvanhet landschapselement alsbiotoop voor die soort,maar ookvan deoppervlakte envan de ruimtelijke rangschikking van deze
elementen, die samenvoor een soort eenecologische infrastructuur uitmaken.Veranderingen inde ruimtelijke
samenhang inhet landschap hebben derhalve consequenties
voor de natuurwaarden.
De invloedvan landschappelijke veranderingen loopt via
tweebelangrijke processen: lokale extinctie van enherkolonisatie vanuit naburige nogbewoonde gebieden. Het
onderzoek is erop gericht de snelheid van deze processen
voor eenreeks van strategisch gekozen soorten inverband
tebrengen met de landschapsstructuur. Via de inzichten
diehierbij wordenverkregenkunnenuitsprakenwordengedaan over niet-onderzochte soorten, door deze op grond
van relevante eigenschappen eenplaats te geven tussende
onderzochte soorten.
Het onderzoekprogramma bevat empirische en theoretische
lijnen, diebeide dienen te convergeren. De theoretische
lijn isgericht ophet ontwikkelenvan stochastischemodellenvan ruimtelijke gestructureerde populaties (metapopulaties). Algemene modellenworden gedetailleerd voor
de soortenwaaraan empirisch onderzoek plaatsvindt (zoogdieren,vogels,amfibieën, evertebraten enhogereplanten),waarbij voorhet schattenvan de modelvariabelen
behalve literatuurgegevens metname resultatenvanhet
-120-
empirlsch onderzoeknodig zijn. Er zijndiverse typenmodellennodig, afhankelijk van de snelheid waarmee de processenvan lokale extinctie enrekolonisatie verlopen.
Alleenmetbehulp vanmodellenkan inzichtwordenverkregenover de samenhang tussen overlevingskans en (veranderingen in)de landschapsstructuur.
In samenwerking methet Staring Centrum (hoofdafdeling
Landschapsontwikkeling) kunnen demechanistische modellen
worden geïmplanteerd inmodellen die inde ruimtelijke
planvorming worden gehanteerd.
Eennoodzakelijk onderdeel vanhetprogramma betreft
voorts hetkwantificerenvan storende effectenvanuit de
omgeving op landschapselementen. Deze elementenbeïnvloedendekwaliteit alshabitat (het zogenaamde randeffect).
Deprocessen op landschapsniveau vormen de uiteindelijke
weerslagvan ruimtelijke processen opveel globalere
schalen,waarin ook extinctie en (her)kolonisatie de
sleutelfactoren vormen. Inzicht inde dynamiekvanverspreidingsarealen iseennoodzakelijk verlengstuk vanhet
werk op landschapsniveau. Hetwerk krijgt bovendien een
extra dimensie door dekleinschalige veranderingen die
kunnen optreden als gevolgvanklimaatsveranderingen ten
gevolge vanhetbroeikaseffect. Het onderzoek zal erop
gericht zijnvoorverscheidene typenvan soortenaante
gevenhoe hunuitbreiding overNederland zoukunnenverlopen, enhoe de ruimtelijke opbouwvan ons land daaraan
kanworden aangepast.Hier zalhet gebruikvan geografische informatiesystemen noodzakelijk zijn (samenwerking
SC,hoofdafdeling Landschapsontwikkeling).
Het onderzoek aanmetapopulaties inversnipperd cultuurlandschap is sterkvernieuwend. Hetvoegt aanhet klassieke ecologische denken een ruimtelijke (landschapsecologische)component toe.Verwachtwordt dat dithet tenslottemogelijk maakt teverklarenwaarom allerlei soorten inreservaten achteruit gaan, terwijl deze reservaten
opzich (dankzij zorgvuldigbeheer)niet ongunstiger zijn
geworden. Hetvormt ook eenbasis voor hetvormgeven van
ecologische infrastructuur in landschapsplannen enregionale plannen, zoals deRandstadgroenstructuur. Een goede
afstemming op debehoefte van gebruikers kanviasamenwerkingmethet Staring Centrum verderworden ontwikkeld.
Debehoefte bij planvormers vraagt om snelle,bruikbare
resultaten. Hetvernieuwende karakter van de benadering
vraagt tegelijk omvoldoende onderbouwingmet inzichten
over landschapsecologische processen. Het onderzoekprogrammaprobeert eenjuistebalans indit spanningsveld te
vinden door eenverantwoorde combinatie vanprocesonderzoek en ruimtelijk-correlatief onderzoek,waarbij hetmodelonderzoek deverbindende factorvormt. Fundamenteel
autecologische gegevens worden zoveel mogelijk uit deliteratuurverkregen.
Voorhet onderzoek dient een landschapstype gekozen te
-121-
wordendatvoldoende variatiemogelijkhedenbiedt voor
correlatief-ruimtelijk onderzoek,vooral ineen fase van
fundamentele verdiepingvan dekennis.Het zwaartepunt
ligt daarom indekzandschappen metbosjes enhoutwallen.
Tenbehoeve van toegepast onderzoek zal ook aandachtwordenbesteed aanandere landschapstypen, met namemoerassen.
doelgroepen
NMF,LD,BLB;
VROM, RWS; Provinciale planologische diensten, Provincialewaterstaten,Natuurmonumenten, Provinciale Landschappen.
aanvangsjaar
1986,voorgenomen looptijd: 8jaar
capaciteit
9 mensjaar
medefinanciering
25.*
RijkswaterstaatDWW 1989-1993
Ontwikkeling en toepassing van moleculairbiologische
technieken t.b.v.het plantenveredelingsonderzoek
DLO-instituten
CPO
andere betrokkenen LU
RUG, RUL
doel en inhoud
Toepasbaar maken enontwikkelenvanmoleculairbiologische technieken en inzichtenvoor de plantenveredeling.
Hetprogramma richt zichop:
-genkarteringm.b.v. RFLP markers tenbehoeve vanvroege
selectie op gewenste eigenschappen en isolatievangenenvoor gewenste eigenschappen;
-constructie vanvectorenvoor transformatie;
- isolatievan regelsignalenvoor orgaan c.q. conditie
specifieke genexpressie;
- transformatie van akker- en tuinbouwgewassen;
-analysevan fysische en genetische stabiliteit van
nieuw geïntroduceerde genen;
-ontwerpenvan Strategienomm.b.v. transposon tagging
landbouwkundig interessante genen te isoleren.
doelgroepen
Veredelingsbedrijfsleven
capaciteit
ca. 10mensjaar
medefinanciering
InPla, PcLB, STW
-122-
26.*
Ontwikkeling en toepassing van celbiologische technieken
o.a. t.b.v.asexuele overdracht van genenmateriaal (en
selectie op celniveau)
DLO-instituten
CPO
andere betrokkenen LU
VU
doel en inhoud
Toepasbaar makenenontwikkelenvan celbiologische technieken en inzichtenvoor deplantenveredeling. Het programma richt zich zowel op selectie op gewenste eigenschappen op celniveau als ophet ontwikkelenvanmethodenvoor het overdragenvanmitochondria, chloroplasten
en (delenvan)chromosomen. Gewerktwordt aan methoden
van overdracht zoalsvia fusie enmicroinjectie, waarbij
denieuw ingevoerde erfelijke informatie tot expressie
komt.
doelgroepen
Veredelingsbedrijfsleven
capaciteit
ca. 20mensjaar
medefinanciering
InPla, EEG,
27.*
Ontwikkelingsbiologisch plantenveredelingsonderzoek
DLO-instituten
CPO
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
Verwerven en toepasbaar makenvan inzicht inde processen
van gametogenese,bevruchting, differentiatie enregeneratie. Ditprogramma omvathet ontwikkelenvan technieken
voor:
-het omzeilen c.q. doorbrekenvankruisings-barrières,
produktie vanhaploidenvia androgenese of gynogenese
bij diverse gewassen;
- invitrobevruchting en anderevormenvan fusievangeslachtscellenvoorbeheerste combinatie van genetische
informatie;
-de regeneratie van land- en tuinbouwgewassen;
-de analyse enbeheersing van demorfogenese.
doelgroepen
Veredelingsbedrijfsleven
capaciteit
ca. 10mensjaar
medefinanciering
Inpla
-123-
28.*
Gewaskundig en chemisch/fysiologisch onderzoek naar
verbetering, vernieuwing en diversificatievan akkerbouwgewassen en -produkten
DLO-instituten
CPO,CABO
andere betrokkenen PAGV
doel en inhoud
Gewasverbetering enproduktvemieuwing inde akkerbouw.
Onderzoek naar gewas- enproduktkenmerken inrelatie tot
devernieuwing vande teelt enafzetvan akkerbouwproduktenvollegrondsgroenten. Inhetkadervanbouwplanverbreding en afbrokkelende prijzenhet ontwikkelen van
alternatieve akker- en tuinbouwgewassen. Behalve het
identificerenvanvoor Nederland interessante potentiële
akker- en tuinbouwgewassen ishetvindenvan afzetkanalen
enverwerkingsmogelijkhedeneenbelangrijk aspect.Het
programma richt zichvooral op gewassen die grondstoffen
kunnenproducerenvoor industiële verwerking (o.a.unieke
oliën,koolhydraten, eiwitten,vezels en eventuele
farmaceutische produkten).
doelgroepen
Landbouw, produktschappen, landbouwcoöperaties, olieverwerkende industrie, suiker- enzetmeelindustrie,Veevoederindustrie, Papier- enkartonindustrie.
capaciteit
ca. 18mensjaar (CPO:ca. 10,CABO: 8)
medefinanciering
MCB
29.*
Conservering van genetische variëteit
DLO-instituten
CPO
andere betrokkenen LU,ECP/GR-Europese genenDanken, IBPGR -Rome,FALBraunschweig, ICARDA (Syrië), CIP (Peru),.Vavilov
Instituut -Leningrad, Turkse genenbank (AARI) -Izmir
doel en inhoud
Bijdragen aanverzamelen,beschrijven, evalueren eninstandhoudenvan genetische variatie van cultuurgewassen
ineenmondiale samenwerking.
Bijdragen aan onderzoek gericht opkennis noodzakelijk
voor rationele collectie-opbouw en gebruikvan genetische
variatie.
Dienstverlening t.b.v.hetveredelingsonderzoek enbedrijfslevenvia advisering, opbouwvan strategische werkcollecties enbeschikbaarstelling genetisch materiaal.
Zorgdragenvoor efficiënte opslagvan informatie en toegang tot collecties en informatie van andere genenbanken.
-124-
doelgroepen
Toekomstige generaties, (Inter)nationaal plantenveredelingsbedrijfsleven, Genenbanken.
capaciteit
7 mensjaar
medefinanciering
International Board for PlantGenetic Resources (IBPGR)Rome, DGIS,bedrijfsleven, gemeenschappelijke programmafinanciering inhetkader van de Duits-Nederlandse samenwerking inlandbouwkundig onderzoekvan de Beta genenbank
(Wageningen) ende aardappelgenen- bank(Braunschweig).
30.*
Gewas- enwortelfysiologisch onderzoek naar biotische en
abiotische beperkingen voor opbrengstvorming enproduktkwaliteit
DLO-instituten
CABO
andere betrokkenen PAGV,
PTOG,LU
doel en inhoud
Identificatie enkwantificeringvan groeibeperkende en
-stimulerende factoren tenbehoeve van een doelgerichte
sturingvanveredeling, teelt,plantevoeding engewasbescherming. Bestudering van dewijzewaarop en de mate
waarinbiotische enabiotische omgevingsfactoren dewortelfunctie engewasgroei beperken. Kwantificeringvanbodem/substraat-gewas-klimaat relaties doormeting vangewasfysiologische (fotosynthese, transpiratie, etc.)en
wortelfysiologische (ionenopname, zuurstofverbruik) processen.
doelgroepen
Produktietakken akkerbouw envollegrondsgroenteteelt,
kasteelten, substraatteelt; AT,VKA, Landbouwschap
capaciteit
8 mensjaar
medefinanciering
AT, Nederlandse Aardappel Associatie,Nederlands Graancentrum,Hoofdproduktschapvoor de akkerbouw
opmerkingen
Georganiseerd overleg: Programma Bodembiologie, Taakgroep
Bouwplanvraagstukken, Taakgroep Substraatteelt, Werkgroep
Worteloecologie,Werkgroep Sturing Kasklimaat
Zie ookprogramma 3.
-125-
31.*
Biotisch en abiotisch stresstolerantieonderzoek gericht
opverbetering van de opbrengststabiliteit enproduktie
efficiëntie
DLO-instituten
CPO
andere betrokkenen PAGV,LU
RUU
doel en inhoud
Onderzoek isgericht op ontwikkeling van gewassen die
zuiniger engeïntegreerd kunnenworden geteeld en toch
eenrendabel rendement leveren. Datbetekent genotypen
metnaast resistentie tegenbiotische stressfactoren ook
tolerantie voor a-biotische stress enmet een efficiënt
gebruikvanvoedingsstoffen. Het onderzoek richt zichmet
name ophet opsporenvan genetische parametersvoor
stresstolerantie enontwikkeling van efficiënteveredelingsmethodenvoorverhoging vanhetniveau.
doelgroepen
Veredelingsbedrijven
capaciteit
ca. 5mensjaar
medefinanciering
NGC,Bedrijfsleven
32.*
Regulatie vanmorfogenese enveroudering van plantenweefsels en -organen
DLO-instituten
CABO, CPO
andere betrokkenen LBO, PBN, PBSG,LU
COWT
doel en inhoud
Kwalteits- enopbrengstverbetering bij land- en tuinbouwgewassen; inhetbijzonderbewortelingbij in-vitrovermeerdering, aanlegvan oogstbare organen en houdbaarheid
vanvoedings- ensieteeltprodukten. Bestudering vanbiochemische en fysiologischeprocessen die eenrol spelen
bij de introductie, initiatie,uitgroei enveroudering
van organen.Het opsporenvan specifieke eiwitten en/of
enzym-markers betrokkenbij orgaanvorming envan deregulatievan genetische expressie. Onderzoek naar dehormonale aspecten ende rolvanmembraanintegratie.
doelgroepen
Produktietakken: bloemisterij,boomkwekerij,bloembollencultuur, aardappelteelt,vollegrondsgroenteteelt.
capaciteit
ca. 12mensjaar (CABO: 10,CPO: ca. 2)
medefinanciering
Produktschap voor Siergewassen,
VBN, Landbouwschap
Groenten en Fruit, CBT,
-126-
opmerkingen
33.*
Georganiseerd overleg: Stuurgroep Houdbaarheid Sierteeltprodukten,NRLO taakgroep:Weefselkweek enregeneratie,
NRLO taakgroep: Produktiefysiologie.
Bodemecologische aspecten van gewasbescherming
DLO-instituten
IPO,CABO
andere betrokkenen LBO, PAGV, PBN, PTOG, LU
WCS
doel en inhoud
Terugdringenvan de schade doorbiotische gewasbelagers
envanhet gebruikvan chemische bestrijdingsmiddelen in
debodem door studie vande interacties tussendebiotische en abiotische factorendiebijdragen aanhet tot
standkomenvan schade aanofviahetwortelstelsel van
planten.
doelgroepen
Proefstations, Voorlichting
capaciteit
12mensjaar (IPO: 10,CABO: 2)
medefinanciering
Rhizomaniefonds,Mestfonds,NGC
opmerkingen
Er isaansluiting bijhet programma Bodembiologie(1).
34.*
Fysiologische aspecten gewasbescherming
DLO-instituten
IPO
andere betrokkenen LU
WCS, TNO
doel en inhoud
Ontwikkelenvannieuwemethoden inde gewasbescherming
door studievan de fysiologie van gewasbelagers envan
hun interacties metplanten alsvan de interacties tussen
luchtverontreinigingscomponenten enplanten. Studie van
waard-parasiet relaties zalcentraal staan.
doelgroepen
Veredelingsbedrijven
capaciteit
12mensjaar
medefinanciering
EG
•127-
35.*
Geïntegreerde bestrijding t.b.v. gewasbescherming
DLO-instituten
IPO
andere betrokkenen PAGV, PTOG,PFW, LU
RIVM
doel en inhoud
Het toepasbaar makenvankwantitatieve gegevens bij het
nemenvan gewasbeschermingsmaatregelen enmeerkwantitatief inzicht geven indeprocessen die tothet al dan
niet optredenvan schade leiden.Het onderzoek zalresulteren inde ontwikkeling van geleide- en geïntegreerde
bestrijdingssystemen, inhetbepalenvannormenvoor
emissievan luchtverontreinigingscomponenten.
doelgroepen
Proefstations,voorlichting, bedrijfsleven
agro-informatica.
capaciteit
7 mensjaar
medefinanciering
NAA,Additioneel Programma Verzuringsonderzoek.
Aansluiting metprogramma48.
36.*
Biologische bestrijding t.b.v. gewasbescherming
DLO-instituut
IPO, CABO
andere betrokkenen PAGV, PBN, PFW,PTOG,LU
LEE
doel en inhoud
Bestudering enontwikkeling vanbiologische bestrijdingsmethoden. Daarbij isdepraktische uitvoerbaarheid in
technisch, maatschappelijk eneconomisch opzicht een
noodzakelijke overweging. Opkorte termijn ishet onderzoekvooral gericht opbiologischebestrijding van insekten, nematoden enkruiden.
doelgroepen
Proefstations,voorlichting,bedrijfslevenbiol. bestr.
PD
capaciteit
10mensjaar (IPO: 8,CABO: 2)
medefinanciering
PcLB,Veilingen, Bedrijfsleven, EBG.
-128-
37.*
Onkruidecologisch enherbicldenonderzoek t.b.v.geïntegreerde onkruidbestrljding
DLO-instituten
CABO
andere betrokkenen PAGV, LU
doel en inhoud
Ontwikkelenvanbedrijfszekere enmilieuvriendelijkemethodenvoor onkruidbeheersiiig inplantaardige produktiesystemen.Vermindering vanhet gebruikvan herbiciden
doorhet ontwikkelenvanbiologische en geïntegreerdebestrijdingssystemenendoor de fysiologische effectiviteit
vanherbiciden tevergroten.
doelgroepen
PD, Tak- envak-CAD's, Bedrijfsleven.
capaciteit
8mensjaar
medefinanciering
VROM, Bedrijfsleven (o.a.AKZO)
opmerkingen
Georganiseerd overleg: Taakgroep Geïntegreerde Plantaardige Produktie,Taakgroep Werking enNevenwerking vanBestrijdigsmiddelen,Taakgroep Gewasbescherming, Werkgroep
Knolcyperus,Werkgroep Herbicidenresistentie
38.*
Detectiemethodent.b.v. gewasbescherming
DLO-instituten
IPO
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
Ontwikkelenvan goede kwalitatieve enkwantitatievedetectiemethoden tenbehoeve van fundamenteel en toegepast
gewasbeschermingsonderzoek en tenbehoeve van gebruik
doorkeurings- enbemonsteringsdiensten.
doelgroepen
PD, Keuringsdiensten.
capaciteit
12 mensjaar
medefinanciering
VKA, PcLB, IOPB
-129-
39.*
Ecologische aspecten gewasbescherming
DLO-instituten
IPO
andere betrokkenen PAGV, PBN, PFW, PTOG,LU
ECN
doel en inhoud
Terugdringenvan de schade doorbiotische gewasbelagers
enabiotische gewasbelagende factoren envanhet gebruik
van chemische bestrijdingsmiddelen door studievan alde
externe factoren en interacties daarvan, die bijdragen
aanhet tot standkomenvan schade aanplanten.
doelgroepen
Proefstations, voorlichting.
capaciteit
13mensjaar
medefinanciering
Additioneel ProgrammaVerzuringsonderzoek, PEO/NOVEM,
RIVM/VROM, DGIS, Bedrijfsleven,Veilingen.
40.*
Biotechnologie t.b.v. gewasbescherming
DLO-instituten
IPO
doel en inhoud
Onderzoek iser op gerichtbiotechnologie inte zetten
bijhet terugdringenvanhet gebruikvan gewasbeschermingsmiddelen. Via genetische manipulatie zal eenbijdrageworden geleverd aanhet resistentmakenvan planten
tegenpathogenen enplaagverwekkers, en zal dewerking
vanbiologische agentia ingeïntegreerde gewasbeschermingsprogramma'sworden verbeterd.
doelgroepen
Veredelingsbedrijven, biotechnologische bedrijven.
capaciteit
8mensjaar
medefinanciering
PcLB.
4.1.*
Genetische aspecten van gewasbescherming
DLO-instituten
IPO
andere betrokkenen LU, WCS
doel en inhoud
Bestuderen enverhogenvan denatuurlijke weerstand van
planten engewassen tegenbelagers,met name ten dienste
van de resistentieveredeling. Aandacht zalvooral worden
-130-
gegeven aanmorfologisch-anatomische studiesvanwaardparasiet relaties en aancomponentenvan resistentie in
deze relaties.
doelgroepen
Veredelingsbedrijven.
capaciteit
8mensjaar
medefinanciering
42.*
NGC, NAA, DGIS, CIMMYT,Veredelingsbedrijfsleven,agrochemische industrie.
Plantenveredelingscnderzoeknaar resistentie tegen
ziekten en plagen
DLO-instituten
CPO
andere betrokkenen PAGV,LU
WCS
doel en inhoud
Het onderzoek is gericht op de ontwikkeling van genotypen
met eenhoog niveauvan resistentie tegenparasieten en
pathogenen. Het intoenemende mateverboden gebruik van
pesticiden kanhiermee opgevangenworden en deontwikkelingvan epidemiënkanhiermee wordenvoorkomen. Opbasis
van studiesvan de genetische variatie t.a.v.parasiet x
plant interacties worden Strategien enmethoden ontwikkeldvoor efficiënte screening enveredeling van gewassen
met duurzame resistentie.
doelgroepen
Veredelingsbedrijven, IPO, proefstations
capaciteit
ca.40mensjaar
medefinanciering
HPA,MCB, NGC
43.*
Technische aspectenvan gewasbescherming
DLO-instituten
IMAG
andere betrokkenen PTOG, PFW, PB,PAGV, TNO
doel en inhoud
Verkrijgenvan inzicht indemogelijkheden voor enontwikkeling vanbetere toedieningstechnieken (spuitmethoden
en -apparatuur),mechanische en thermische onkruidbestrijding,bedrijfshygiëne enveiligheidsaspecten, teneindehet gebruikvan chemische middelen bij debestrij
-131-
dingvan ziekten enplagen tot eenminimum terug tekunnenbrengen, de emissie naar hetmilieu (drift) te kunnen
voorkomen endeveiligheid van demens tijdenshetgebruik tegaranderen.
doelgroepen
Bedrijfsleven, Gemeenten, Spuitfabrikanten,
Proefstations, Proeftuinen en -boerderijen
capaciteit
4 mensjaar
medefinanciering
VROM,Min.v.Sociale Zaken (Dir.v. Arbeid), Landbouwschap, Spuitfabrikanten, Chemische Industrie
opmerkingen
Onderzoekplannenworden opgesteld inhet kader van de
Contactcommissie Optimalisering Toedieningstechnieken.
Werkgroepen op dit terreinvallen onder NRLO Taakgroep
Werking -Nevenwerking bestrijdingsmiddelen.
44.
Plantevoeding en -bemesting
DLO-instituten
IB,CABO
andere betrokkenen PAGV, PR
doel en inhoud
Hetwetenschappelijk onderbouwenvan een adviesbasis voor
debe-mesting vanvollegrondsteelten. De adviesbasis dient
zodanig tezijn,datbij een rendabele bedrijfsvoering en
een economischverantwoord opbrengstniveau, een optimale
produktkwaliteitwordtbereikt endebelasting vanhet
milieu tot eenminimum wordtbeperkt.
Het onderzoek richt zich op (a)nutriëntenbalansen in
agrarische bodem/gewas-ecosystemenenhetverloop vannutriëntenstromen inruimte en tijd, en (b)dewijze waarop
meststoffen zo efficiëntmogelijk kunnenwordentoegediend, afgestemd op denutriëntenbehoeftevan gewassen.
Het onder (a)genoemde onderzoek (nutriëntendynamiek) is
deel onderbouwend voorhet onder (b)genoemde onderzoek
(bemesting)enricht zichverder op nutriëntenverliezen
naarhetmilieu.Hierbij wordt inhetbijzonder aandacht
besteed aan fundamentele aspecten inbodemecosystemen, in
relatie totde eigenschappenvan de uitgangsmaterialen
(kunstmest, dierlijke mest,gewasresiduen),fysische en
chemische bodemkenme'rken,debodembiosfeer, verdeling en
functionerenvanwortelstelsels, ende randvoorwaarden
gesteld door omgevingsfactoren.
Hetbemestingsonderzoek richt zichmet name op de afstemmingvanhet aanbodvoor nutriënten, inruimte en tijd,
op debehoefte vanhet gewas.Bij het aanbodvannutriëntenwordt onderscheid gemaakt tussen (1)debodemvoorraad, alsgevolgvanhet oplossenvanmineralen, ionen-
-132-
wisseling, desorptie of demineralisatievan organischgebondennutriënten, (2)de toegevoerde organischematerialen, zoals dierlijke mest of gewasresiduen,waaruit
doormineralisatie nutriëntenvrijkomen, en (3)kunstmest,waarinnutriënten doorgaans ingoed oplosbare vorm
aanwezig zijn.
Het op elkaar afstemmenvanhet nutriëntenaanbod uit deze
driebronnen, inruimte en tijd,kanworden gekenmerkt
als 'geïntegreerde'bemesting.
Nutriëntendynamiek.enbemesting wordenbeschreven m.b.v.
simulatieplandiehetperspectiefbieden datnutriëntenstromenkunnenworden 'beheerd' c.q. 'gestuurd'd.m.v.
teelt- enbeheersmaatregelen, waaronder tijdstip enwijze
van toedienenvanmeststoffen (organisch enmineraal) en
hoeveelheid en aardvan dematerialen (inclusief additieven).
doelgroepen
AT/VZ, CAD-BWB-AT, CAD-BWB-VZ, Commissie Deskundigen
Meststoffenbesluit, Landbouwschap,Meststoffensector.
capaciteit
24mensjaar (IB:20,CABO: 4)
medefinanciering
EG, COLA/FOMA
45.
Substraatteelt
DLO-instituten
IB,CABO,IMAG
andere betrokkenen PTG, PAGV, PBN,LU
doel en inhoud
Problemen oplossen enperspectieven realiseren t.a.v.
teeltvan glastuinbouwgewassen buiten de grond.
Hetprogramma iseen samenwerkingsverband tussenproefstations, DLO-institutenenvakgroepenvan LUW enRUU/UVA.
Het onderzoekwordt uitgevoerd indevolgendewerkgroepen:
1)Werkgroep Wortelactiviteit enGroei:onderzoek naar de
fysiologische activiteitvanwortels in substraatteelt
ende gevolgen daarvanvoor degewasgroei.
Deelnemende instellingen: CABO,WCS,CPO, IB,LU-Tuinbouwplantenteelt, PTG, PAGV, PBN,SC.
2)Werkgroep Wortelmedia: onderzoek naar demeestgeschikte fysische en chemische samenstelling van teeltsubstraten om optimale wortelactiviteit mogelijk te
maken. Het onderzoek concentreert zichmomenteel op de
ontwikkeling vanmeetmethoden terbepaling van deze
eigenschappen. Deelnemende instellingen: PBN, PTG,PB,
SG.
-133-
3)Werkgroep Meten enregelen inSubstraatteelt:
Inde onderzoek staat de toetsing en de gebruiksmogelijkhedenvan ion-specifieke sensoren centraal.Het
IMAG speelthierin eenhoofdrol en onderhoudt decontactenmet de ontwikkelaars (Centrumvoor Micro-electronica,Twente)enmet depotentiële toekomstige fabrikant.
Deelnemende instellingen: IMAG, IB,PTG.
Indit stadium vanhet onderzoek leveren PTG enIB
voornamelijk kennis enervaring aan t.b.v.het IMAGonderzoek.
4)Werkgroep Gewasbescherming inKasteelten:
Het onderzoek richt zich op demogelijkheden vanziektebestrijding insubstraatteelt enwel inhetbijzonder opbiologische bestrijding, ontsmetting vanvoedingsoplossingen methet oog ophergebruik,verspreidingvanpathogenen enhet lotvan toegediende gewasbeschermingsmiddelen in substraatteelt ende bepaling
van de emissievan dezemiddelen naar oppervlaktewater
ofvia geburikte materialen naar verwerkingsplaatsen
van deze.
Deelnemende instellingen: WCS,IMAG, PTG, PAGV, SG,
IPO, PD,RIKILT.
Dezewerkgroep vormt eenpersonele uniemet deVLwerkgroep van dezelfde naam, die de PD adviseert
t.a.v.het gebruikvan gewasbeschermingsmiddelen in
kasteelten.
5)Werkgroep Bedrilfssvstemen: dezewerkgroep zoekt naar
bedrijfssytement.b.v. substraatteelt, die de teelt
van alle glastuinbouwgewassen buiten degrondeconomischmogelijkmaakt.Het doelhiervan is Sortimentsverarming tevoorkomen en de teeltresultaten teverbeteren.
De aandacht isvooral geconcentreerd op laagblijvende
volveldsgeteelde gewassen, zoalsbladgroenten (betonvloeren, gootsystemen, ruimtebenutting e.d.). Verder
vindt onderzoekplaats naar technische en arbeidstechnische aspectenvanmobiele teeltsystemen. Ook isgetracht demeso-economische gevolgenvan de overgang
van de teelt ingrondnaar de teelt op substraat te
bepalen.
doelgroepen
aanvangsjaar
Glastuinders.overheid, tuinbouwtoeleveringsbedrijven. De
betrokkenheid vandebedrijfslevengroepen is/wordtverkregenviavoorlichtingsdiensten en telersorganisaties.
De overheid isvia onderzoekcoördinatie envia devoorzitter van de stuurgroep (AT)bij het programmabetrokken.
1986;voorgenomen looptijd: ?
-134-
capaciteit
15mensjaar (IB: 10, CABO: 2,IMAG: 3)
medefinanciering
MCB, Energiefonds
46.*
Grasland en voedergewassen
DLO-instituten
CABO, I W O
andere betrokkenen PR, LU
NMI
doel en inhoud
Verbetering van denutriëntenbenutting bij graslandexploitatie en teeltvanvoedergewassen enerzijds enhet
verhogenvan oogstzekerheid enproduktkwaliteit anderzijds. Onderzoek naar de relatie tussen gewasgroei en
stikstofopname inverband met deverbetering van stikstofbenutting envoederwaarde. Gewasfysiologisch onderzoeknaar de factoren die de achteruitgang inzodekwaliteitveroorzaken ennaar criteria en ingrepen omdekwaliteit instand tehouden of teverbeteren. Gewas- en
dierfysiologisch onderzoek naar de produkteigenschappen
die devoederopname vanhoog produktieve herkauwerskunnenverbeteren.
doelgroepen
Produktietak rundveehouderij,Kweekbedrijven,AT/VZ,Bedrijfsleven.
capaciteit
9mens
jaar (CABO: 6, I W O : 3)
medefinanciering
Financieringsoverleg Mestonderzoek
opmerkingen
Georganiseerd overleg: Taakgroep Grasland- enRuwvoederonderzoek,Werkgroep Zodekwaliteit,Werkgroep Benutting
Gras.
47.*
Optimalisering enkwaliteitsverbetering van graslandruwvoerproduktie
DLO-instituten
IMAG
andere betrokkenen PR,LU
FAL (Braunschweig/Volkenrode BRD),Universiteit Kiel
(BRD), DSM,VICON, Barenbrug
doel en inhoud
Het (gefaseerd)ontwikkelenvan een systeem waarmee het
mogelijk isde graslandproduktie zowel opbasis vanbedrijfseconomische factoren (verlagen input-kosten enverbeteren opbrengst enkwaliteit) alsmilieu factoren
-135-
(betere benutting meststoffen envocht) te optimaliseren.
Het programma isopgedeeld ineenaantal thema's:
-ontwikkelen en toetsenvan sensoren,
-ontwikkeling van een managementsysteem,
-ontwikkeling vannieuwe techniekenvoor de graslandverzorging envoederwinning.
doelgroepen
Bedrijfsleven,Melkveehouderij.
capaciteit
3mensjaar
opmerkingen
Er is samenwerking metprogramma's 46 en105.
48.a*
Geïntegreerde plantaardige produktiesystemen
DLO-instituten
CABO
andere betrokkenen LBO, PAGV, PB,PFW,LUNTPE;Landb.pi.tlt.,Fyt.
48.b*
Melkveehouderij enmilieu
DLO-instituten
CABO
andere betrokkenen PR
CLM, NMI
doel en inhoud
Beperkingvan gebruikvan emissies van schadelijke stoffen inde landbouw door de ontwikkeling van geïntegreerde
teelt- enproduktiesystemen. Optimalisatie vanmilieu- en
produktiedoelstellingen voor akkerbouwproduktiesystemen
envoor grasland/melkveehouderij produktiesystemen.
doelgroepen
L&V,VROM,bedrijfsleven, Landbouwschap
capaciteit
3 mensjaar*
medefinanciering
Financieringsoverleg Mestonderzoek, Verzuringsfonds,VROM
opmerkingen
* Op ditmoment ook 3mensjaar ext.gefinancierd, verdere
uitbreiding van de capaciteitsinzet wordt gerealiseerd-.
Georganiseerde samenwerking: Taakgroep Geïntegreerde
Plantaardig Produktie, Stuurgroep Melkveehouderij enMilieu, ThemagroepenMestbenutting enMilieu (COLA),Wetenschappelijke Begeleidingscommissie OBS
Zie ookprogramma35.
-136-
49.*
Plantenveredelingsonderzoek op populatieniveau
DLO-instituten
CPO
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
Ontwikkeling vanmodellen opbasisvanpopulatie dynamische en fysiologische deelprocessen,welke wordenbeschreven door experimenteel vastgestelde parameters.De
simulatiemodellenworden ontwikkeld t.b.v.bepaling van
veredelingsonderzoek strategie, optimalisering vanveredelingsprocedures en selectiesystemen, voorspellenvan de
selectieresponse. Tot ditprogramma behoort ookhetonderzoek ophet gebiedvan taxonomie, debiosystematiek en
debiométrie.
doelgroepen
Veredelingsbedrijfsleven
capaciteit
ca. 10mensjaar
medefinanciering
InPla
50.*
Simulatie en systeemanalyse van gewasgroei en produktie
DLO-instituten
CABO
andere betrokkenen PAGV.PTOG, LU
TNO
doel en inhoud
Optimalisering van teelt- enproduktiesystemenbevorderingvan duurzame landbouwmethoden door integratie van
multidisciplinaire kennis.Analyse en toetsingproduktieprocessen en -systemen tenbehoeve vanbedrijfs- en
teeltbegeleiding. Interactieve doelprogrammeringvoorbeleidsondersteuning gericfitop optimalisatie van landbouw
enmilieudoelstellingen. Ontwikkeling van geautomatiseerde data-acquisitie enverwerking van gewaswaarneming
m.b.v. simulatiemodellen. Koppeling simulatiemodellen en
remote sensing gegevens.
doelgroepen
Nederlandse land- en tuinbouw,
ontwikke1ings1anden.
capaciteit
5 mensjaar
medefinanciering
NWO (Werkgemeenshap op CO.-problematiek),EG (Joint Fiels
Bean Pea Trials), NGC (MBC), Financieringsoverleg, BCRS.
landbouw en landgebruik in
-137-
opmerklngen
51.*
Georganiseerd overleg: Taakgroep Informatica, Werkgroep
Sturing Kasklimaat,Werkgroep Gemeenschap C02-problematiek,Taakgroep Geïntegreerde Plantaardige Produktiesystemen,ROVE
Automatisering en sturing van kasklimaat
DLO-instituten
IMAG, CABO
andere betrokkenen PBN, PTG,LU
TUD, TNO,Nederlands Normalisatie Instituut
doel en inhoud
Ontwikkelenvan goed lichtdoorlatende en energie-arme
kassen.
Energiebesparing door schermtechnieken, toe te passen
materialen enapparatuur.
Optimalisering van deproductiecontrole door beheersing
van groeifactoren enklimaatregeling.
Modelering van stof- en energietransportprocessen.
doelgroepen
Glastuinders,Toeleverende Industrie,Voorlichting.
capaciteit
17mensjaar (IMAG: 13,CABO: 4)
medefinanciering
NOVEM, Industrie &Bedrijfstakken.
opmerkingen
Zie ookhetprogramma van deWerkgroep: "Kasklimaatbesturingvan dejaren '90",met een taakverdeling alsvolgt:
-ontwikkeling vaneen fysischkasklimaatmodel dat, in
afhankelijkheid vanhetbuitenweer,hetmomentane kasklimaatberekent (zwaartepunt:L U ) ,
-ontwikkeling vaneen gewasgroeimodel dat, afhankelijk
vankasklimaatfactoren, demomentane produktiesnelheid
vanhetkasgewas voorspelt (zwaartepunt: CABO),
-verzamelenvankengetallen en gegevens over gewasgebondeneigenschappen. Evaluerenvannieuw ontwikkelde algorithmen onderpraktijkcondities (zwaartepunt:
PTG/PBN),
-ontwikkeling van eengeïntegreerd modulair softwarepakketvoor eenoptimaliserende kasklimaatregeling (zwaartepunt: IMAG).
-138-
52.*
Plantenveredelingsonderzoeknaarvoedlngsveiligheid van
akker- en tuinbouwprodukten
DLO-lnstituten
CPO
andere betrokkenen LU
TNO
doel en Inhoud
Hetkwaliteitsonderzoek richt zich opverhoging van de
voedingsveiligheid enverbetering van de samenstelling en
het gehalte vanbelangrijke eigenschappen. Schadelijke
stoffen indeplant ofplantendelenworden geëlimineerd
enhet gehalte aanbelangrijke stoffenwordtverhoogd. Op
basisvan studiesvan de genetische variatie vankwaliteitsfactorenwordenveredelingsstrategiën en toetsmethodenontwikkeld voor produktverbetering zoals tarwe voor
bak- enpastagebruik, gerstmetbrouwkwaliteit, beter
verteerbare maïs, aardappel geschiktvoor koude bewaring
waardoor toepassingvankiemremmingsmiddelen tijdensbewaring overbodig kanworden.
doelgroepen
Consument,veredelingsbedrijven,verwerkende industrie.
capaciteit
ca. 15 mensjaar
medefinanciering
NGC,bedijfsleven
53.*
Identiteit, samenstelling enkwaliteit van
voedingsmiddelen, meststoffen en diervoeders van plantaardige oorsprong, incl. anti-nutritionele factoren
DLO-instituut
RIKILT, IB
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
doelgroepen
Verkrijgenvan inzicht indekwaliteitvanprodukten die
tenbehoeve van de landbouwproduktie worden gebruikt
(meststoffen, diervoeders) en die de landbouw aandeconsument levert (kwaliteit,voedingswaarde, veiligheid).
Verkrijgenvan inzicht ineffect teelt,bewaring,bewerking, toebereiding opkwaliteitplantaardige levensmiddelen(grondstoffen).
Resultatenvandit onderzoek zijnmede relevantvoor epidemiologisch-, toxicologisch-, diervoedings- enveredelingsonderzoek. Onderzoek invloedvoedseldoorstraling op
houdbaarheid, voedingswaarde etc. isuniek voor
Nederland.
Nederlandse Voedingsmiddelentabel, Veevoedertabel, LUW,
Producenten- enConsumentenorganisaties, LAC, CAD's,VoVo, EG, IFFIT
-139-
capacitelt
8mensjaar (RIKILT: 4, IB: 4)
medefinanciering
Eendeelvanhet onderzoek vloeitvoort uit overeenkomsten diehetMinisterie vanLandbouw enVisserij met
desbetreffende organisaties heeft gesloten.
54.
Voedselveiligheid, voedingswaarde, kwaliteit enverteerbaarheid van verse enverwerkte plantaardige produkten
DLO-instituten
ATO
andere betrokkenen TNO
doel en inhoud
Het onderzoek richt zichop de relatie tussen (inbeperktemate) teelt,oogst,Mbewaring, transport, endeverwerking enverder devoedselveiligheid enkwaliteit. Dat
impliceert studie naar een groot aantal primaire ensecundaire plantestoffen zoals alkaloid glycosiden,vitamine complexen,nitraat, lectines, tannines en diverse
andere ANF's. Debiosynthese enregulatiewordtbestudeerd afhankelijk van o.a. oogsttijdstip enbewaring,
evenals deverdeling van deze stoffen inhet plantprodukt
afhankelijkvanbehandeling en fysiologische toestand.
Diverse fysische enbiochemische/microbiologische verwerkingsmethoden worden ontwikkeld en getoetst omgewenste gehaltes zohoogmogelijk tehandhaven en ongewenste
gehaltes te reduceren. Dezemethodenvariërenvanprocesoptimalisatietechnieken voorblancheren en steriliseren
viaHTST, fysische scheidingenvia o.a. ontbliezen en
enzymatische omzettingenvia geïsoleerde en getransformeerde genen inmicro-organismen.
Naast debovengenoemde inhoudsstoffen zalhet onderzoek
zich richten opkwaliteit, stevigheid en verteerbaarheid
vandeverse ofverwerkte plantaardige produkten.
Celwandmodellen worden daartoe gemaakt en studies worden
gericht op synthese enomzetting c.q. afbraak. Via fysisch,biochemisch enmoleculair onderzoek zal de relatie
tussen CINverhouding, cytoplasma samenstelling, turgor,
membranen encelwandstructuurworden geanalyseerd. Dit
onderzoek zal resulteren in fysische en (bio)chemische
parameters vanverse c.q. vers geoogste produkten diede
kwaliteit naverwerking voorspellen. Bovendien leverthet
onderzoek snelle analyse en toetsmethodenm.b.v. onder
gebruikmaking van immunochemische methoden.
doelgroepen
Consument,Veilingen, Grootwinkelbedrijven, Verwerkende
Industrie,Veevoederindustrie.
capaciteit
ca. 7mensjaar
-140-
55.*
Agrotechnologie en agribusiness
DLO-instituut
LEI
doel en inhoud
Gevenvan inzicht aan overheid enbedrijfsleven overeffectenvan o.a. landbouwmarkt- enprijsbeleid,bedrijfsontwikkelingsbeleid, onderzoekbeleid, industrialisatiebeleid enregionaal ontwikkelingsbeleid en aan agrarische
ondernemers enwerknemers terzakevanperspectieven en
mogelijkheden van industriëleverwerking van doorNederlandse landbouwvoortgebrachte agrarische grondstoffen
binnen enbuiten devoedingsmiddelensector, envan de
daarmeeverbondenproblemenvan oogst,bewaring,verwerking en transport,afvalstoffen,milieueffecten enwerkgelegenheid.
doelgroepen
Georganiseerd bedrijfsleven, Bedrijven,publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties.
capaciteit
5mensjaar
medefinanciering
Via opdrachten.
opmerkingen
Het (mede-)voerenvanhet secretariaat van de Stuurgroep
Agrificatie van deNRLO.
56.
Agrificatie,verwerking enproduktontwikkeling gericht op
vezels, koolhydraten, eiwitten, vetzuren en secundaire
metabolleten
DLO-instituten
ATO, CABO
andere betrokkenen PAGV,LUWVg.Proceskunde
TUD, TUT
doel en inhoud
Het agrificatieonderzoek richt zich ophet grootschalig,
grotendeels industriematig gebruik vanvezels encellulose,koolhydraten, eiwitten,vetzuren,veevoeder ensecundaire metabolieten door ontwikkeling vanbewaar-,extractie- enverwerkingsmethoden. Het onderzoek bestaat
uit devolgende onderdelen:
-vezels encelluloseuit grotendeels éénjarige gewassen
* fysiologisch, (bio)chemisch enbiosynthese onderzoek
gericht op lignine,cellulose en hemicellulosevorming
bij o.a. hennep,vlas, grassen en gierstmelde
* fysisch-chemische en biochemische/microbiologische
(voor)behandeling vanhet lignocellulose complex en
bestudering van de reactiekinetiek.
* ontwikkeling entoepassingvanparameters voorkwaliteitvanpulp enpapier
-141-
* modellering van teelt,oogst,voorbewerking en
verwerking
-koolhydraat/eiwit complex in tarwe
* relatie tussen glutinines, gliadines,lipidenenzetmeelvormen enpasta en deegkwaliteiten enontwikkelingvanpasta en deegmodellen
* biochemische omzettingvan gluten
-koolhydraat-eiwit-vetzuur chemie
* computerchemie,voorspelling en realisatie vanreacties tussenvetzuren, eiwitten enkoolhydraten i.v.m.
deproduktie van cyclische verbindingen, polymeren
van inuline,vetzuur-koolhydraatkoppelingen ensynthesevan absorberende microfibrillen.
-verwijderingvanANF'suiteiwittenvan o.a. lupines en
veldbonenvia fysischemethoden enm.b.v. enzymen/micro-organismennabestudering van deANF-biosynthese.
- oliën
* biosynthese vanvetzuurvorming bij o.a. vlas enkleine oliegewassen als Eruca,Crambe en Crépis, enzymatische ontsluiting vanvluchtige oliën enwinning van
vetzurenmet lange ketens via o.a. superkritische
extractie
* enzymatische hydrolyse m.b.v. membraanreactoren en
produktievanmonoglyceriden.
-vergroting van de celwandverteerbaarheid vangroenvoeders/braakliggend gras door enzym/micro-organismebehandeling
doelgroepen
Chemische industrie, Papierindustrie, Levensmiddelenindustrie,Veevoederbedrijven.
capaciteit
ca. 19mensjaar (ATO: 14,CABO: 5)
57.
Bioconversie, afvalverwerking enproduktontwikkeling op
basis van plantaardige grondstoffen
DLO-instituten
ATO
andere betrokkenen LUVg. Industriële microbiologie;Vg.
TUD
doel en inhoud
Proceskunde
Het onderzoek concentreert zich opbiochemisch enmicrobiologisch onderzoek direct gericht op omzetting c.q.
ontsluitingvanvezels,cellulose,vetzuren,koolhydraten,ANF's, eiwitten, secundaire plantestoffen, ende
grotehoeveelheden organisch afvalvanprimaire ensecundaire produktie in land- en tuinbouw.
-142-
Het onderzoekprogramma bestaatuit devolgende onderdelen:
-ontwikkeling vanbiochemischeanalyse en fysischedetectiemethoden m.b.v. o.a. electrochemie enontwikkelingvanbiosensoren.
-biosynthese studiesvankoolhydraten,ANF's,vetzuren,
celwanden, lignine enz.enregulatie-onderzoek engenisolatie i.v.m.onder andere koolhydraatmetabolisme,
secundaire metabolietvorming enz.
- selectie, genetische recombinatie en genetische manipulatie/transformatie van schimmels enbacteriënvoor
eenefficiënte produktie c.q. omzettingvan derivaten
van gluten,koolhydraten,vetzuren, lignine enorganische reststoffenenafvalwater en selectie,recombinatie enmanipulatie vanbruinwierenvan een efficiënte
alginaatproduktle.
- isolatie,produktopwerking en produktzuivering
- toepassingvande diverse ontwikkelde en geselecteerde
micro-organismen op substraten enwinningvan nieuwe
Produkten als
* polymère koolhydraten
* vezels encellulose modificaties
* kleefstoffen/glutenmodiflcaties
* alginaten
-omzettingvanorganisch afval enafvalwaterzuivering en
Produktenvanwaardevolle stoffen incl. o.a.
* alfa-amylase
* fosfaatverwijdering
* zware metalen verwijdering
-winning en gebruikvan secundaire plantestoffen als
smaak- enkleurstoffen en steroidverbindingen.
doelgroepen
Groente-, fruit-,aardappelverwerkende Industrie,Veilingen, Chemische Industrie, Papierindustrie.
capaciteit
ca. 12mensjaar
58.
Bewaarmethoden en -systemen, verpakking, houdbaarheid en
kwaliteit vanvoedsel en siergewassen enafgeleide Produkten
DLO-instituten
ATO
andere betrokkenen LUWVg.Proceskunde
TUD
doel en inhoud
Het onderzoek richt zich opvoedselgewassen alsaardappelen, op groente en fruit enop siergewassen inclusief
boomkwekerijgewassen. De interactie tussenplant of
plantprodukteigenschappen enverschillende bewaar- of
transportmilieu'swordt bestudeerd.
-143-
Fysischemilieu/bewaarparameterszijn:
-gassamenstelling incl. 0„/C0„ verhouding,
- lichtkwaliteit enkwantiteit,
-water,
- temperatuur,
-verpakkingen encoatings,
-kiemremmingsfactorenen -stimulantia.
De onderlinge beïnvloeding van deze factorenwordtbestudeerdwaarbij effectenvan combinaties van gasdoseringen,
temperaturen enlichtkwaliteiten op ademhaling, alternatieve ademhaling, fytochroom kwaliteit en watertransport
worden geanalyseerd. De effectenvan milieuvriendelijke
verpakkingen en coatings al danniet gekoppeld met alternatievekiemremmingsmiddelenopvitaliteit, ademhaling en
verdamping worden onderzocht voor groene produkten maar
ookvoor versverwerkte produkten.
Dit onderzoek gaat gepaardmetbiochemisch en fysisch/fysiologisch onderzoek naar snelheid enmatevanveroudering,vitaliteitsverlies, groei,ontwikkeling enknopopening,hormoonbalans enhormooneffecten, fysiologische afwijkingen enherstelvermogen, smaak enkwaliteitsparameters, stevigheid, structuur enhoudbaarheid, en effecten
vanmicrobiologische contaminatie. Fysisch enbiochemisch
onderzoek aanmembranen, cytoplasma's,Vakuolen en celwandenwordt uitgevoerd, gecombineerd metbiosynthese en
regulatiestudies enbestudering van source-sink relaties.
Door de combinatie van techniek en fysiologie zal ditonderzoek resulteren inbetere bewaarmilieu's, optimalebewaar- en transportcontainers inclusief effectieve koelenCA-systemenvoor eengrootscalavan gewassen enverse
produkten evenals milieuvriendelijke verpakkingssystemen.
doelgroepen
Handel,Veilingen, Grootwinkelbedrijven, Verwerkende Industrie.
capaciteit
ca. 27mensjaar
59.
Sensoriek, inclusief kwaliteit, smaak, structuur enstevigheid van plantaardige grondstoffen en afgeleide produkten
DLO-instituten
ATO
andere betrokkenen Proefstations
doel en inhoud
Het onderzoek richtzichop de relatie tussen fysische en
(bio)chemische plantproduktparameters en sensorischeparameters als geur, smaak, taaiheid,brosheid, meligheid.
-144-
Het onderzoek iszowelmodelmatig als experimenteel van
aard. Dat impliceert studie aanaanvankelijk eenvoudige
modellenmet eenbeperkt aantalvariabelen die bijdragen
aan sensorischebeleving.Voorbeelden zijn structuur en
stevigheidsfactorenbij pommes frites enchampignons. Ook
gecompliceerde modellenwaarbij smaak,meligheid, bloemigheid enz.eenrol spelenbij tomaat,appelen en aardappelenwordenbestudeerd. Dit onderzoek zalvia eenintegratievan diverse onderzoekgroepen die zichbezighoudenmet oogst/bewaring, fysische verwerking enbiochemischeverwerkingstechnieken, wordenuitgevoerd. Datimpliceert studie naar de samenstelling van celwand encelinhouden, de emissie en transmissie van geur- en smaakstoffendoor enuitweefsels, effectenvan turgor,membraan
encelwandsamenstelling op elasticiteit, taaiheid en
brosheid, opbouwvanweefsels encelskelettenenz.
Het onderzoek zal zichook richten op steekproefontwerp
enanalyses, informaticasystemen, ontwikkeling en toepassingvanmultivariante technieken en specifieke vormen
vanmarktanalyses.
Het onderzoek dient te resulteren in:
-objectieve parameters voor sensorische toetsen,
- efficiënte statistische analyse en steekproefsystemen.
Deze sensorische parameters kunnenworden gebruiktbij
zowel consumenten- enmarktonderzoek alsbijhetbewaarenverwerkingsonderzoek voor sturing envoorspelling van
deproduktkwaliteit.
doelgroepen
CBT, Consumentenorganisaties, Verwerkende Industrie,
Handel,Grootwinkelbedrijfsleven.
capaciteit
ca. 7mensjaar
60.
Agrologistiek, geautomatiseerde beeldverwerking enprocesoptimalisatie
DLO-instituten
ATO
andere betrokkenen LUWVg.Logistiek;LUWVg. Procestechnologie
doel en inhoud
Het onderzoek richt zich op een groot aantal land- en
tuinbouwgewassenvariërendvan groenten, fruit,siergewassen, aardappelen enui totvezelleveranciers enolie,
eiwit,koolhydraat'envetzuurgewassen.
Het onderzoekbeoogt teelt-,oogst-, transport-,opslagenverwerkingsprocessen teanalyseren, daarvoor modellen
op te stellen envia gevoeligheidsanalyses de sterke en
zwakke onderdelen en de relatieve bijdragenvan zulke
componenten aanhet eindprodukt inkaart tebrengen.
-145-
Via een samenwerking met de experimentele ATO-onderzoekgroepenvoor bewaring enverwerking worden de zwakke
schakels indeketen danversterkt c.q. geoptimaliseerd.
Decision Support Systems (DSS)worden ontwikkeld voor
CA-bewaarsystemen, containervervoer enopslag endistributievoor o.a. aardappel, groenten enchampignons.
Procesoptimalisatiemodellen richten zich op o.a.verwerkingvan aardappel en groenten alsui.Ketenonderzoeken
DSShebbenbetrekking op dena-oogstketenvan aardappelen,bloemisterijProduktenen diepvriesprodukten.
Bovenstaand onderzoek zalworden gekoppeld aande ontwikkelingvan expertsystemen.
Computerbeeldanalyse en later daaraan gekoppeld robottiseringwordt gebruiktvoorhet snel en efficiënt analyseren enclassificerenen later ook selecterenvan Produkten gerelateerd aanvorm, afmeting, fysiologische
toestand enkwaliteit.Hiervoorworden diverse sensoren
getoetst en ontwikkeld.
Dit onderzoek moet resulteren in gebruikersvriendelijke
software voor DSS en expertsystemen.
doelgroepen
Veilingen,Handel,Verwerkende Industrie,Grootwinkelbedrijfsleven.
capaciteit
ca. 7mensjaar
61.
Verwerking enproduktontwikkeling van bestaande voedselgewassen m.b.t. biochemische enmicrobiologische technieken
DLO-instituten
ATO
andere betrokkenen LUWVg. Proceskunde
TUD, TUT
doel en inhoud
Het onderzoek richt zich opbiochemische enmicrobiologische aspectenvanverwerking enproduktontwikkeling bij
groenten, fruit en landbouwgewassen als aardappel.Deinteracties tussen diverse typen enkwaliteiten substraat
eneenvariatie van enzymen inmono ofmengpopulaties of
micro-organismenworden bestudeerd.
Voor ditdoelwordenmicro-organismen geselecteerd enook
genetisch gemanipuleerd.
Het effectvan enzymen op celwand of celwandbestanddelen
wordt geanalyseerd engestuurd evenals de toegankelijkheidvan diverse typenplanteweefsels voormacererende
enzymen.
-146-
Onderzoeknaar demoleculaire structurenvansubstraaten
van enzymenzal informatie geven over teverwachteninteracties endeeigenschappenvandeontstane produkten.
Belangrijke praktische doelenvanhetonderzoek zijn:
-relatie tussenbiochemische omzetting/veranderingvan
celwanden encelwandstructuren ensmaak en sensorische
belevingbijo.a.aardappel enchampignon,
-enzymatische voorbehandeling vanplantaardige produkten
i.v.m.
* toegankelijkheidvanmacererende enzymen
* enzymatisch schillenenontvezelen
* produktievandroge aardappelen
* ontsuikering
* modelleringvanmelkzure fermentatie
* vergrotingvandehydratiesnelheid vangedroogde
produkten
* nieuwe halfdroge groente en fruitsnacks
* optimalisatie groente enfruitsappen produktie
- selectieve inactivering vannatieve enzymen i.v.m.ongewensteverkleuring, smaakverandering oftextuurverlles,
-biochemische karakterisering vandekwaliteitvanproduktenna fysische verwerking.
doelgroepen
Groente, fruitenaardappelverwerkende industrie.
capaciteit
ca.9mensjaar
62.
Verwerking enproduktontwikkelingvanbestaande voedsel
envoedergewassen m.b.v. fysische technieken
DLO-instituut
ATO
andere betrokkenen LUWVg.Levensmiddelentechnologie; Vg. Procestechnologie
doel en inhoud
Het onderzoek richt zichopgroentegewassen alstomaat,
kool,ui,opfruit,champignons enlandbouwgewassenals
aardappelen engrassen enbeoogt door toepassingvanfysischever-enbewerkingsmethoden plantaardige produkten
beter teconserveren ofomtezetten indevormvanhalfof eindfabrikaten. Demethoden entechnieken dieworden
toegepast zijno.a.
-HTST-infrarood
-microwave
-Extrusie
- Blancheermethoden
- Stoombehandelingen
-Vriesconcentratie
-Fragmentatie-/centrifuge-/extractie-/persmethoden
-Aseptisch verwerken
-Frituren.
-147-
Deze technieken zullenworden ontwikkeld en toegepast met
als doelverwerkingsprocessen teoptimaliseren ennieuwe
Produkten te ontwikkelen.
Ditbetekent voor extrusie-onderzoek eenmodelmatige studievan de interactie tussenverschillende fysische procesparameters en substraatparameters inclusief druk, temperatuur, stroomsnelheid, koolhydraat en eiwitsamenstelling en -gehalteenz.
De extruder zalhierbij ookworden gebruiktvoor de ontwikkeling van diverse typenpasta's en als een reactor
bij enzymatische reacties en koolhydraatomzettingen.
HTST zalworden gebruikt voor de ontwikkeling vangedroogde groenten,hoogwaardige snacks,kant-en-klaar Produkten envoor optimalisatie van sterilisatie,pasteurisatie,blancheer enverwerkings- en verpakkingssystemen
inclusief aseptischverpakken.
Ook zalHTSTworden gebruikt voor onderzoek naar pyrolyse
vankoolhydraten. Eendeelvan dit onderzoek zalviamodel en simulatiestudies worden uitgevoerd.
Het frituuronderzoek zal gericht zijn op studievan de
relatie tussenkwaliteitsparameters vanverse enverwerkteprodukten, op deontwikkeling vanjoule-armeprodukten
enhet gebruikvanmeervoudig onverzadigde vetzuren enop
de ontwikkeling van geheel nieuweprodukten/snacks van
ook groenten en fruit.
Voor de ontwikkeling van efficiënte hoogwaardige en goed
verteerbare veevoeders zullen diverse droog- en fragmentatiemethodenworden ontwikkeld en toegepast waarbijcelwandenworden gescheidenvan celinhoud.
doelgroepen
Groente, fruit enaardappelverwerkende industrie,Veevoederindustrie.
capaciteit
ca. 7mensjaar
63.
Gezondheid enkwaliteit in de rundvee- en schapenhouderij
DLO-instituten
CDI
andere betrokkenen FD
RIVM, KÜM,UvA, St.Gezondheid vanDieren,KIT
doel en inhoud
Preventie enbestrijding vanvirale enbacteriële infectieziektenbijherkauwers.
Infectieziekten vormen eengrote schadepost indeveehouderij.De economische verliezen kunnen aanzienlijk worden
teruggedrongen doorhet ontwikkelenvan (betere)methoden
terpreventie enbestrijding van deze ziekten.
-148-
Hiervoor isonderzoek nodig op devolgende terreinen: de
(moleculair-)biologische karakterisering van deoorzakelijkemicro-organismen, dePathogenese, immunologie,
diagnostiek, therapie ende epidemiologie van de ziekten.
Dit onderzoekvereist eenOmultidisciplinaire aanpak,met
name ishiervoor eenbelangrijke moleculair-biologische,
biotechnologische inbrengvereist.
Inditprogrammawordt onderzoekverricht aandoorvirussen enbacteriënveroorzaakte infecties van
1. de respiratietractus;
2. de digestietractus;
3. de reproductietractus;
4.hetuier.
Onder thema 1. zalvooral aandachtwordenbesteed aan
herpesvirussen,bovine respiratory syncytialvirus en
anderevirussen endaarnaast aanmycoplasma infecties.
Bij thema 2. ligthet accent opbovine virus diarree en
paratuberculose, en onder thema 3.valt onderzoek aande
volgende agentia:herpesvirussen, mycoplasmata, Brucella
enLeptospira species,en Coxiellaburnetti en Chlamydia
psittaci. Onder thema4.wordt diagnostiek en immuniteit
vanmastitis onderzocht enmeer specifiek de etiologie en
transmissievanwrang.
Het accent zal indit onderzoek-programma liggen opverbetering,vereenvoudiging, optimalisering vandiagnostischemethoden ter detectie van agens enantilichaam enop
de ontwikkeling van (differentieerbare)vaccins terverbeteringvan gezondheid,welzijn enkwaliteit inderundvee- en schapenhouderij.
doelgroepen
VD,Veterinaire Hoofdinspectie van de Volksgezondheid,
Gezondheidsdienst voor Dieren,Dierlijke Produktie Sector.
aanvangsjaar
1989;voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
12 mensjaar
medefinanciering
Veterinaire Hoofdinspectie van deVolksgezondheid, PcLB,
Bedrijfsleven.
-149-
64.*
Gezondheid enkwaliteit in devarkens- enpaardenhouderij
DLO-instituten
CDI
andere betrokkenen FD
St.Gez.v.D.
doel en inhoud
Preventie enbestrijding van economisch belangrijke
infectieziektenbijvarkens enpaardendoor:
-verbetering van diagnostische en differentieel diagnostischemethoden;
-bestudering van dePathogenese en epidemiologie;
-ontwikkeling enverbetering vanvaccins en,waarrelevant,bestudering van alternatieve enmeer effectievere
vaccinâtie-methoden;
-karakterisatievanvoor debeschermingbelangrijkeonderdelenvan de immuunrespons.
Het onderzoekmaakt daarbij met name gebruikvan immunologische enmoleculair biologische inzichten entechnieken.
doelgroepen
VD,Veterinaire Hoofdinspectie, Gezondheidsdienst voor
Dieren,Dierlijke Produktie Sector.
capaciteit
23 mensjaar
65.*
Gezondheid enkwaliteit inde pluimveehouderij
DLO-instituten
CDI
andere betrokkenen FD
St.Gez.v.D.
doel en inhoud
Preventie enbestrijding van economisch belangrijkevirale infectieziekten bij pluimvee door:
-bestudering van dePathogenese en epidemiologie;
-verbeteringvan (differentieel)diagnostische methoden;
-deverbetering enontwikkeling vanbestrijdingsmethoden
(o.a. vaccin).
Het onderzoekmaakt gebruikvanvirologisch, immunologisch enmoleculair-biologische expertise. Het accent
ligt op infectieuzebronchitis, aviaire leukose,de ziektevanMarek, Influenza enparvovirus-infecties.
doelgroepen
VD, St.Gezondheidsdienst voor Dieren,Nederlandse en
internationale pluimveehouderij.
capaciteit
5mensjaar
-150-
medefinanelering
Bedrijfsleven.
opmerkingen
Erbestaat eenduidelijke samenhang methet onderdeel kip
vanhetprogramma Afweer vanhet dier aanhet grensvlak
methetmilieu.
66.
Afweermechanismen bij kippen en varkens
DLO-instituten
CDI
doel en inhoud
Bestuderenvan de afweermechanismen aan de slijmvliezen
van landbouwhuisdieren. De resultatenuit deze studie
verschaffenkennis,diebijdraagt aan een adequatebeschermingvan deze diergroep tegenpathogènemicro-organismen inhunmilieu. Daartoe kan deze kennis toegepast
wordenbij de regulatie van de specifieke afweer, o.a. in
moderne vaccinatiesystemen.
Vrijwel allepathogènemicro-organismenuithet milieu
bereikenhet diervia de slijmvliezen. Eendeelvan de
infecties diehiervanhet gevolg zijn,blijvenvoornamelijkbeperkt tot die slijmvliezen. Eenbetere kennis van
de afweersystemen,welke indeze slijmvliezen een rol
spelen (het mucosale immuunsysteem),
vergroot dekans op
adequate manipulatie van deze afweer. Daarmee ontstaan
beterevooruitzichten voor de dierziektepreventie inde
praktijk. Deunieke samenstelling, ligging en organisatie
van dit afweersysteem dragenbij aandewetenschappelijke
betekenis van dit onderzoek, ookvoor de ziektepreventie
bij de mens.
Inditprogramma zijn globaal tweehoofdthema's teonderscheiden. Het eerste themabestudeert debouw enhet
functionerenvanhetmucosale immuunsysteem, zowelhumoraal als cellulair endemogelijkheden totmanipulatie.
Het tweede thema richt zich speciaal op de interactie van
het afweersysteem metpathogènemicro-organismen. Beide
thema's zijnnauwverweven enprofiterenvan vorderingen
op eikaars terrein.Tussen devolgende CDI-projecten
wordt samengewerkt inhetkader vanditprogramma:
-Mucosaal immuunsysteem vanhet varken
-Onderzoek naar inductie,regulatie enexpressie van de
mucosale immuunrespons, gericht oppreventie engenezingvan dierziekten
-Onderzoek naar de invloedvan adjuvans op de immuunrespons
-Ziektevan Aujeszky
-Mucosaal immuunsysteem van dekip
-151-
-Mucosale immuniteit t.a.v.virale infecties bij het
varken (o.a.TGE en Ziekte van Aujeszky)
-Atrophische rhinitis bij hetvarken;
- Infectieuzebronchitis bij dekip.
doelgroepen
VD, Dierlijke Produktie Sector.
aanvangsjaar
1988;voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
7mensjaar
opmerkingen
Ditprogramma iso.a. gebaseerd op de onderzoekprioriteiten en taakverdeling zoals aangegeven inhet Masterplan
Veterinaire Immunologie.
67.*
Preventie enbestrijding van parasitaire infecties inde
veehouderij
DLO-instituten
CDI
andere betrokkenen FD
doel en inhoud
Definitie vanhetpathogènemoment inrelevanteparasitaire infecties bij landbouwhuisdieren. De ontwikkeling
van gevoelige detectiesystemenvoor de infectie-status op
dier- enbedrijfsniveau. Onderzoek metbetrekking tot een
verantwoord gebruikvanbestrijdingsmiddelen. Tevens
wordt inrelatie tot depreventie vanwormen- envliegenproblemen intoenemende mate aandachtbesteed aan de ontwikkeling van alternatievenmet positieve kwaliteitskenmerken t.a.v.het milieu enhet dierlijkprodukt.
doelgroepen
VD,VROM, St.Gez.v. Dieren, Dierlijke Produktie Sector.
capaciteit
6mensjaar
medefinanciering
Industrie, Produktschap voorVee enVlees,VROM, EG.
68.*
Veterinaire epidemiologie
DLO-instituten
CDI
andere betrokkenen PR, FD
St.Gez.v.Dieren
doel en inhoud
Hetbestuderenvanhet ontstaan, de distributie, debestrijding envoorkoming van zieken ineen dierpopulatie.
-152-
Dit omvat zowel onderzoek naar ultscheidings-,verspreidings- enbesmettingswijzenvanpathogènemicro-organismen als studievan de relatieve bijdrage hierop van
dier-,bedrijfs- enmilieufactoren. De aandacht isvoorts
gericht ophet ontwikkelenvan efficiënte epidemiologische tools inverbandmethet optredenvanveewetziekten,
zoönosen,bedrijfsgebondenziekten enmilieuproblemen van
ziektekundige aard.Afhankelijk vanhet probleem worden
daarvoorverschillende ingangen gekozen,waarbij deselectievan relevante steekproeven centraal staat.
doelgroepen
VD, St.Gez.v. Dieren.
capaciteit
1 mensjaar
medefinanciering
69.*
VD,VKA,VZ,NMF,Veterinaire Hoofdinspectie, Landbouwschap.
Synthetische peptiden enhun diergeneeskundige toepassing
DLO-instituten
CDI
andere betrokkenen FD
RIVM, AMC
doel en inhoud
De eiwit-ligand interactie vormt debasis van vrijwel
allebelangrijke biologische processen.Deze interactie
kanbestudeerd, nagebootst engemanipuleerd worden door
middel van synthetische peptiden; ditvormt debasis voor
de ontwikkeling vaneen derde generatie vaccins,nieuwe
diagnostica ennieuwemiddelen om endocrinologische processen tebeïnvloeden. Door eenunieke combinatie van de
klassieke peptide synthese engeheel nieuwe methoden
(PEPSCAN, anti-peptide'antilichamen)zijn demogelijkhedenop ditonderzoeksgebied zeer groot.Getrachtwordt om
o.a. eenalgemenemethode teontwikkelen ompeptidevaccins teontwerpen tegen eenaantal dierlijke pathogenen
enhormonen.
doelgroepen
VD, St.Gez.v. Dieren,Dierlijke Produktie Sector,
capaciteit
11mensjaar
medefinanciering
Medigon,Bedrijfsleven
-153-
70.*
Fokkerij enblotechnologie
DLO-instituten
IVO, COVP
andere betrokkenen PR,LU
KU-Leuven
doel en inhoud
Doormiddelvan integratie en toepassing vankennis van
demoleculairebiologie,depopulatie genetica endewiskundige statistiek de eigenschappenvan dieren zo teverbeteren dat eenmaatschappelijk eneconomisch verantwoorde dierlijke produktiemogelijk is.Metbiometrische en
statistische techniekenwordt de erfelijke aanlegvan een
dier geschat.Metbehulp van recombinant-DNA technologie
ishet inprincipemogelijkhet genotypevan eendier
voor eenbepaald kenmerk direct temeten. Ditkan tot een
belangrijke versnelling van de genetische verbetering
leiden. Daartoemoet echter kennis metbetrekking totde
moleculair genetische en fysiologische regulatie vanproduktiekenmerkenbeschikbaar komen. Daarnaast zullen ontwikkelingen inde reproduktie en informatietechnologie
tot ingrijpende wijzgingen indeproduktie en fokkerij
met zichmee kunnenbrengen. De toepasbaarheid vangenoemde ontwikkelingen indepraktijk zal daarom vooraf
met simulatiemodellen enexperimenteel getoetstworden.
doelgroepen
Fokbedrijven en fokkerij-organisaties.
capaciteit
13mensjaar (IVO: 9, COVP: 4)
medefinanciering
Produktschap voorVee enVlees,produktschap voor Pluimvee enEieren, fokkerij-organiaties en industriële opdrachtgevers.
opmerkingen
Er zijn relaties met deprogramma's 71 en77.
71.*
Voortplanting en biotechnologie
DLO-instituten
IVO
andere betrokkenen LU, FD
doel en inhoud
Uitbouwvanbiotechnologische voortplantingstechnieken
bij landbouwhuisdieren, zoals embryotransplantatie, in
vitro fertilisatie,kloneren engenen-transfer t.b.v. een
optimale produktie. Deproduktie van runderembryo's inde
meest ruime zinvanhetwoord staat daarbij centraal. In
datkaderwordt aandachtbesteed aan factoren die devariabiliteit inde superovulatierespons beïnvloeden. In
vitrobeoordeling enconservering van runder- envarkenssperma enrunderembryo's alsmede geslachtsbepaling van
•154-
embryo's zijn aansluitendbelangrijke aspectenvan onderzoek. Evenzowordt nagegaan ofmetmonoclonale antistoffen (evt.afkomstig van dezelfde species) d.m.v. passieve
immunisatiebepaalde fysiologische processen zijn tebeïnvloeden, zoals de geslachtsdifferentiatie.Actieve immunisatie krijgt eveneens aandacht, o.m. ter verhoging
vanhet aantal ovulaties bij het schaap. Tenbehoeve van
een goedmanagement inhet geheelvan de regulering van
devoortplanting wordt onderzoekverricht naar voor de
boerhandzame doe-het-zelf testenvoor hetbepalen van
het optimale inseminatietijdstip envan drachtigheid.
doelgroepen
Fokkerij•
meen.
KI-, enET-organisaties enveehouderij alge-
capaciteit
9mensjaar
medefinanciering
Bedrijfsleven, PcLB, BondVarkens-KI, NRS.
opmerkingen
Relatie metprogramma 70.
72.
Welzijn, huisvesting enverzorging van landbouwhuisdieren
DLO-instituten
IVO,COVP, IMAG
andere betrokkenen PR, PV,LU-Vg.Veeh., FD
RUL, St.Gezondheid vanDieren,
Dept. ofClinicalVeterinary Medicine (Univ. of Cambridge,U K ) ,Inst, ofAnimal Physiology and Genetics Research
(Rosslin,U K ) ,Inst. f. Tierzucht und Tierverhalten
(Mariensee,D ) .
doel en inhoud
Ontwikkeling van systemenvoor dehuisvesting enverzorgingvan landbouwhuisdieren dievoldoen uit oogpunt van
produktie, gezondheid en gedrag endiemaatschappelijk
aanvaardbaar zijn.
Dehuisvesting enverzorging van landbouwhuisdieren is
voortdurend onderhevig aanverandering. Nieuwe technische
ontwikkelingen (momenteelvooral automatisering),marktontwikkelingen, wijzigingen inde afzetmogelijkhedenen
ookmaatschappelijke discussies zijn o.a.hiervan deoorzaak. Inhet onderzoekwordt gestreefd naar een zodanige
aanpassing vanbestaande systemen of ontwikkeling van
nieuwe systemen, dat zevoldoen uithet oogpuntvanbedrijfsvoering (incl. produktie, gezondheid en gedrag),
maar ookmaatschappelijk aanvaardbaar zijn (welzijndier,
milieu, kwaliteitprodukt)Het onderzoek ismultidisciplinair (zoötechnisch,veterinair, ethologisch)van aard.
Het onderzoekprogramma heeft raakvlakkenmetverschillende andere programma's;m.n. ophet terreinvanautomatisering,milieu,kwaliteit.
-155-
Hetmeeste onderzoekwordt uitgevoerd aanrundvee,varkens enpluimvee.Daarnaastwordt ook onderzoek verricht
aangeiten,paarden,pelsdieren enkonijnen. Algemene
vraagstukken -over de diersoortenheen -betreffenonderzoeknaar:
-ontstaan en ontwikkeling van gedragingen (m.n. afwijkende en sociale gedragingen);
-activiteitsritmes bij landbouwhuisdieren enmogelijke
verstoringen daarvan door dehuisvesting enverzorging;
-achtergronden engevolgenvan stress inrelatie tot
huisvesting enverzorging.
Rundvee
Bijhetmelkvee worden fundamentele vragen ophet terrein
vanhet sociale gedrag, de rustbehoefte enhetactiviteitsritme onderzocht. Hierbij staat de aanpassing vande
dieren aannieuwe systemenvanhuisvesting enverzorging
centraal. Ditkomt ineerste instantie aande orde bij
automatisch voerenenmelken. Deuitkomstenvan ditonderzoekkunnen leiden totwijzigingen inde stalinrichting (o.a.lay-out,klimatisering),zowelbij melkkoeien
alsbijjongvee.
Bij devleeskalveren wordt onderzoek uitgevoerd naar
ruimtebehoefte ende oorzakenvan afwijkende gedragingen,
zoals stereotypieënenpreputiumzuigen. Een belangrijk
onderdeel vanhet onderzoek isde ontwikkeling van een
systeemvoor groepshuisvesting van devleeskalveren,
incl. de toepassingsmogelijkheden voor automatisering.
Hierbij krijgenvooralhet gedrag ende gezondheid (ziekte-detectie)de aandacht. Daarnaast wordt aandachtbesteed aandemogelijkheid vanhet toedienenvan andere
voersoorten.
Bij devleesstieren gaat de aandacht uitnaarmogelijkhedenvoorverbetering van de stalinrichting (o.a.
groepshuisvesting tijdens de opfokfase). Verderwordtoriënterend onderzoek naar dehouderij van zoogkoeien.
Voor de diverse categorieën runderenwordt onderzoek
voorbereid naarverbetering van de loopvloer (zachter en
minder glad)ennaar alternatievenvoor drinkwaterverstrekkingvia eendrinknippel. Ineerste instantie zal
daarbij aandachtbesteedworden aan devleesstieren ende
vleeskalveren.
Varkens
Onderzoek van fundamentele aardwordt uitgevoerd naar het
ontstaan ende ontwikkeling van agressief enbeschadigend
gedrag. Hierbij komt o.a. aan de orde de invloedvanbepaaldebehandelingen tijdens de opfok ophet lateresociale gedrag. Onderzoek naar de oorzaakvanbeenwerkproblemen -vooral optredend inverschillende vormen van
groepshuisvesting -krijgt eveneens veel aandacht.
De ontwikkeling van groepshuisvesting voor guste,dragende en zogende zeugenvormteenbelangrijk deelvanhet
onderzoek. Ditbetreft zowel de afzonderlijke fasenvan
-156-
het reproduktieproces als ophet geïntegreerde geheel.In
ditkader wordt aandacht besteed aan de inrichting van de
kraamstal ende groepsvorming van zeugenna spenen en
dekken.Het onderzoek richt zich op de gewenstehok-layout, de ruimteindeling, de ruimtebenutting en deonderlinge afstemming van deverschillende afdelingen ophet
bedrijf (kraamstal,dekstal, stalvoor drachtige zeugen).
De oorzakenvan gedragsafwijkingen,bijv. vulvabijten,
worden ook onder de loep genomen. Tevens wordt de invloed
vanhokinrichting enklimaat op gedrag engezondheid van
fokzeugenbestudeerd. Ten deleword dit onderzoek ookbij
mestvarkensuitgevoerd. Tenslotte wordt onderzoekverrichtnaar de effectenvanbeladingsdichtheid en klimaat
inde laadbak op gedrag envleeskwaliteit.
Pluimvee
Fundamenteel onderzoek naar de onderlinge samenhang ende
functionele betekenisvan ethologische en fysiologische
veranderingen wordt uitgevoerd bij dieren die onderbelastende omstandigheden (stress)worden gehouden. Inhet
kadervän depreventie vanverenpikkenwordt onderzoek
verricht naar ontstaan enontwikkeling vanverenpikken en
deverbetering van demethode van snavelkappen. Tevens
wordt onderzoekvoorbereid naar de faktoren dievaninvloed zijn ophet sexuele gedragvanouderdieren,met als
doelhetpercentage bevruchte eieren (bij natuurlijke
paring) teverhogen.
Eenaanzienlijk deelvanhet onderzoek isgericht opde
ontwikkeling en toetsingvan alternatieve huisvestingssystemenvoor leghennen. Een toetsingvanhet etagesysteem onderpraktijkomstandighedenwordt voorbereid. Ook
voorwatbetreft slachtkuikens isonderzoek in deze
richting gestart.Hierbij wordt aandachtbesteed aan
eisendievanuitwelzijnsoogpunt aanhuisvesting dienen
teworden gesteld, alsmede een specifieke problemen die
zich indeze nieuwe systemenkunnenvoordoen.
Bij zowel leghennen als slachtkuikens worden effecten van
lichtregime envoedering onderzocht.
aanvangsjaar
1989,voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
19mensjaar (IVO: 6, COVP: 7, IMAG: 6)
medefinanciering
FondsWelzijn Landbouwhuisdieren, Bedrijfsleven, EEG.
opmerkingen
Thansbestaan devolgende structurenvoor co- ordinatie
enafstemming van onderzoek: Taakgroep Huisvestings- en
Verzorgingsonderzoek, Werkgroep Automatisering enRobotiseringMelkveehouderij,Werkgroep Vleeskalverenonderzoek,
Werkgroep Groepshuisvesting Zeugen,Werkgroep AutomatiseringVarkenshouderij, Contactgroep gedrag;
-157-
CommissiononAnimalManagement andHealth -EAAP,
Working Group IX:Animal Welfare -WPSA, Section IICIGR.
Deprogrammaleiding bestaat uitvertegenwoordigers van
IVO (coördinatie),COVP en IMAG.De direkteurenvan deze
institutenvormen de Stuurgroep.
73.*
Voederwaardering en voederwaardeschatting
DLO-instituten
I W O , COVP
andere betrokkenen LU
TNO
doel en inhoud
Bepalingvan devoederwaarde vanveevoeders tenbehoeve
van deVeevoedertabel (CVB)door chemische of fysische
analyse endoorbepalingvandeverteerbaarheid. Het ontwikkelenvan alternatieve methodenvan voederwaardeschattingmet als doel een snellere en goedkopere bepaling,
door gebruik temakenvan dier-vervangende technieken
en/of efficiënter diergebruik.
doelgroepen
CentraalVeevoederbureau, Produktschap voor Veevoeder,
Veehouders enveevoederbedrijfsleven, CAD-Voedervoorziening enTakconsulentschappen, Bedrijfslaboratoria.
capaciteit
7 mens
jaar (IWO: 5,COVP: 2)
medefinanciering
Produktschap voorVeevoeder,particulierbedrijfsleven.
74.*
Voederbenutting
DLO-instituten
IWO
andere betrokkenen PR, PV,LU, FD
TNO
doel en inhoud
Hetbestuderenvanhetproces vanverwerking vanhetvoer
tot dierlijk produkt.Dit impliceert de optimalisatie van
rantsoensamenstelling, de factorenvanbelang voor de
voeropname, de efficiëntie van debenutting (o.a.defysiologie van devertering enm.n. de aminozuren stofwisseling en gebruikvankoolhydraten envettenbij deenergiehuishouding)endebepalingvan denutriëntenbehoefte
voor dierlijke produktie.
-158-
doelgroepen
CentraalVeevoederbureau, Produktschap voor Veevoeder,
veevoederbedrijfsleven,veehouders, Takconsulentschappen,
CAD-Voedervoorzienlng,proefstations.
capaciteit
10mensjaar
medefinanciering
Produktschap voorVeevoeder, industriële opdrachtgevers,
particuliere veevoederbedrijfsleven.
75.
Veevoeding en biotechnologie
DLO-instituten
I W O , COVP
andere betrokkenen LU-Vg Veevoeding
TNO
doel en inhoud
Toepassingvanbiotechnologische produkten indeveevoeding t.b.v.:
-beperking van demilieubelasting door de uitscheiding
vanniet-verteerde enniet-benutte stoffen (zowel
stikstof als mineralen)
-vermindering van deproduktiekosten doorhet opwaarderenvan laagwaardigmateriaal alsveevoeder enhet
bevorderenvanhet gebruikvanvoedermidedelenafkomstigvanhet eigen bedrijf
-hetverhogenvan dekwaliteitvanhet dierlijk produkt
doorhetvoorkomenvanhet gebruikvan antibiotica voor
ziektepreventie enals groeibevorderaar.
Het onderzoekvergroot inbelangrijke matehet inzicht in
het procesvanvertering enbenutting vannutriënten.
Tevenskanhetbijdragen aanhet inzicht inde factoren
van fysische (structurele) enchemische aardwelkebepalend zijnvoor deverteerbaarhied vanplantaardige celwanden.
Als gevolgvan de sterke ontwikkelingvan debiotechnologie kunnenbiologisch actieve stoffen (enzymen,bacterie-preparaten, aminozuren) inprincipe in relatief grote
hoeveelheden en tegenrelatief lagekosten beschikbaar
komen.
Indeveevoeding kunnen deze produkten een belangrijke
toepassingvindenvoor:
Verbetering van devoederwaarde.
Door toepassing van celwandafbrekende enzymenkan deverteerbaarheid vanvoeders (veelal laagwaardige bijproduktenvan devoedings- en genotmiddelenindustrie) worden
vergroot. Daardoor komtniet alleen (eendeelvan)het
celwandmateriaal terbeschikking vanhet dier,maar ook
denutriëntenwelke zijn ingesloten. Een belangrijk
effect is tevenshet ontsluitenvanhetmateriaal ineen
-159-
eerder stadium zodat opname vanvoedingsstoffen inde
dunne darmkanplaatsvinden, aangezienvertering inde
dikken darmmetbelangrijke verliezen gepaard gaat.
Deviscositeit van de darminhoud kan ondermeer door enzymatische behandeling worden verbeterd.
Het silageproces.
Toevoeging van celwandafbrekende enzymen en/ofbacteriepreparaten aan silage kanmogelijkhedenbieden totverbeteringvanhet conserveringsproces, totverhoging van de
voederwaarde enbeperking van deverliezen door aërobe
omzettingen. Waterbindende polymeren kunnenperssapverliezenbeperken.
Verbetering vanhetverteringsproces inhetdier.
Demicroflora inhet darmkanaal iszowelvanbelang voor
devertering alsookvoor de geozndheid vanhet dier
(ziekteresistentie). Deverwachting isdat doorhet toedienenvanbacteriepreparaten (probiotica) de flora in
hetverteringskanaal kanwordenbeïnvloed zodat defermentatiek.anworden gestuurd ineenpositieve richting
en/of deweerstand tegenhet zichvestigenvanpathogène
kiemenkanwordenvergroot.
Devolgende hoofdthema's van onderzoek wordenonderscheiden:
1.Karakterisering vanplantaardige celwanden naar enzymatische afbraak. Dit onderzoek omvat een analyse van
de structurele aspectenvanbelang voor zowel enzymatische afbraak alsook incombinatie met de afbraak in
het darmkanaalvanhet dier.
2.Verteringsfysiologische enbenuttingsaspecten inverbandmet debiotehnologische behandeling vanveevoeders. Dit thema omvat onderzoek omtrentvernaderingenwelke optreden inverteringsfysiologische parameters en digestie-kinetiek na enzymatische behandelingvanvoeders.Hieronder ookbegrepen depassagesnelheid van spijsbrok,pH,viscositeit,metabolietconcentraties, de overleving van toegevoegde enzymen
eneffectiviteitsstudies indepraktijk van enzymenpreparaten. Tevens ishierinbegrepen de waardering
van enzymatischvoeders.
3.Biotechnologisch onderzoek omtrent de fermentatieve
voederconservering. Onder dit themawordt het onderzoekbegrepen m.b.t. de effectenvan enzymtoevoeging
op conservering envoederwaarde, microbiologische
aspectenen effectenvan inocultanten en waterbindende
polymeren.
4. Karakterisering enbeïnvloeding van de fermentatieprocessen inhet digestiekanaal gericht op optimalisatie
van debenutting. Dit thema omvat studie naar demogelijkheden engevolgenvan zowel enzymatische alsprobiotische behandeling.
-160-
Dwarsverbanden bestaanmet deprogramma's Voederwaardering,Voederbenutting enMest.
Het onderzoek omtrent fytase isom redenvan de sterke
verwevenheid methet fosforonderzoek ondergebracht inhet
programma Mestonderzoek.
doelgroepen
Produktschap voorVeevoeder,mengvoerindustrie,veevoederhandel,veehouderij,fabrikantenvan biotechnologische
Produkten.
aanvangsjaar
1987,voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
13mensjaar (IWO: 10,COVP: 3)
medefinanciering
Produktschap voor veevoeder, Fonds Mestonderzoek, PcLB,
Bedrijfsleven
opmerkingen
Deelvanhet IWO-programmamaakt als projektdeeluit
van PcLB-programma.
Voor eenklein deelvanhet onderzoek onder dit programma
bestaan contractuele afspraken omtrent tijdelijke geheimhoudingvan resultaten.
76.*
Identiteit, samenstelling enkwaliteit vanvoedingsmiddelen en diervoeders van dierlijke oorsprong
DLO-instituut
RIKILT
andere betrokkenen
doel en inhoud
Verkrijgenvan inzicht inkwaliteit vanprodukten van
dierlijke oorsprong die direct door de consument danwel
als diervoeder worden gebruikt. Dit omvat zowel aspecten
alsvoedings- envoederwaarde als aspecten die deveiligheid betreffen.
doelgroepen
Ned.Voedingsmiddelentabel,WVC,VoVo,EG,LAC,
Producenten- enConsumentenorganisaties, IFFIT.
capaciteit
2mensjaar
opmerkingen
Een groot deelvanhet onderzoek dient alsbeleidsondersteunend onderzoek. Eendeel isnodigvoor de strategiebepaling m.b.t.deuitoefening van toezicht cq.opsporing.
Gezien de aardvan de onderzoekingen zijn de uitkomsten
ervan opkorte termijn soms contraproduktief voor deproduktiefase. Onderzoek invloedvoedseldoorstraling opmicrobiologische veiligheid enhoudbaarheid vormt onderdeel
van ditproject.
-161-
77.
Vleesonderzoek
DLO-instituten
COVP, IVO, I W O
andere betrokkenen PR, PV, P W , LU, Pluimveeteelt proefbedrijven
TNO,RIVM, CBS,W D O , VIB
doel en inhoud
Dit programma isgericht op debewaking enverbetering
van dekwaliteitvanvlees envleesprodukten ende
vergroting van de efficiëntie en maatschappelijke
acceptatie van devleesproduktie.
Bij de afzetvanvlees- envleesprodukten op verzadigde
markten iskwaliteitvan toenemend belang. Kwaliteit
heeft enerzijds betrekking op deveiligheid vanhet
produkt,d.w.z.deafwezigheidvan residuenvandierbehandelingsmiddelen,voederadditieven, milieucontaminanten
enpathogènekiemen.Anderzijds zijn ook de eetkwaliteit,
vetheid,malsheid,kleur,versheid enhoudbaarheidbelangrijke intrinsieke kwaliteitsmerken, vooral nu debelangstelling voorvlees alsmerkartikel stijgt. Indit
verbandmoet ookdewijzevanhuisvesting enverzorging
van de dieren als eenkwaltietiscriterium worden genoemd.
Ruime aandachtwordtbesteed aan genoemdekwaliteitsaspectenvanvlees envleesprodukten enhun relatie met
primaire produktiefactoren, transport,verdoving enbedwelming en deprocesgang inde slachterij. Daarnaast
worden demogelijkhedenvan automatisering endelogistieke aspectenvandeprocesgang inde slachterij onderzocht. Tenslotte komt ook de ontwikkeling van nieuwe
Produktenmetmoderne technologieën enhulpstoffen aande
orde. Denieuwbouwvan de slachthalbij het IVO en derenovatie van deproefslachterij bij het COVPbetekenen een
extra stimulansvoorhet DLO-vleesonderzoek, dat inde
komende jaren ook inpersonele capaciteit zalworden uitgebreid.
Produktveiligheid
De ontwikkeling van snelle analysemethoden voor decontrolevanvlees envleesprodukten op residuenvan therapeutica,voederadditieven,milieucontaminanten en anabole
stoffen tenbehoeve van de ingangscontrole op slachterijenblijft eenbelangrijk onderzoekterrein. Daarnaast
wordtveel aandachtbesteed aanfarmacokinetischen toxicologisch onderzoek, gericht op debepaling van tolerantiegrenzen,wachttermijnen enmonstername. (Zie ook
onderzoekprogramma's "Contaminatie inproduktle- envoedselketenen "Toxiciteit stoffen inagrarische Produkten".)
Het onderzoek naar deherkomst,preventie en bestrijding
vanpathogènekiemen (Salmonella, Campylobacten, Listera)
inroodvlees enpluimveevlees behoudthoge prioriteit.
Naar de ontwikkeling van detectiemethodenworden demogelijkhedenvoor kolonisatieresistentie beproefd en krijgt
de optimalisatie vanhetbroei- enplukproces aandacht.
-162-
Tevens wordencleaning inplace systemen ontwikkeld voor
de reinigings- enendisinfectie van slachtapparaten.
Tenslotte wordt aandachtbesteed aandemeting van de
versheid enhoudbaarheid vanprodukten opbasis van
snelle bepalingsmethoden.
Intrinsieke waarden
Dekwaliteitswensen van consumentenvormen een belangrijk
uitgangspunt ineenmarktgericht produktieproces. Voor
eenwaardering vanvleeskwaliteit in termenvansensorische eigenschappen (malsheid, kleur, geur, smaak)
gebruik gemaaktvanpanels van deskundigen. Eenvolgende
stap ishetherleidenvan sensorische produkteigenschappen in fysisch chemische kenmerken, o.a.. malsheid,
vochtbindend vermogen,kleur,vet-gehalte, zuurgraad en
aroma en debeapaling van deze kenmerkenmet objectieve
meetmethoden inde slachtlijn. De ontwikkelde classificatiesystemenvoor runder-,varkens- enpluimveekarkassenkunnen danmet deze kenmerkenworden uitgebreid.
Naasthet onderzoek naar dekwaliteitswensen van de
consument en de ontwikkeling van objectieve bepalingsmethodenvoor kwaliteitscriteria wordt uitgebreid aandachtbesteed aande factoren die de vleeskwaliteit
kunnenbeïnvloeden. In ditverband wordt de relatie
onderzocht tussen enerzijds vleeskwaliteit en anderzijds
primaire produktiefactoren (genetische aanleg, huisvesting enverzorging, klimaat envoedersamenstelling),
de omstandigheden tijdens transport, dewijzevanverdoven enbedwelmenvan de dieren endeprocesgang inde
slachterij. Debenodigde kennis van fysiologische enbiochemisch processen inhet levende en geslachte dier
wordenverkregen door fundamenteel onderzoek.
In deprimaire produktie wordt aandacht besteed aande
oorzaken enbestrijding van PSE-vleesbijvarkens ende
karkassamenstelling envleeskwaliteit bij scharrel- en
graanvarkens, debestrijding vanberegeur en degenetische selectie opvleesproduktie eigenschappen. Bij
slachtkuikens wordthet effectvanvoeding opvleeskwaliteit onderzocht, terwijl bij zwaardere vleeskalveren
de invloedvan ruwvoerverstukking op de vleeskwaliteit
wordt nagegaan.
Debehandeling vanhet dier directvoorafgaand aanhet
slachten, zoalsvoeronthouding vöör transport,wijze van
handling tijdensverzamelen en transportvan dedieren,
dewachttijd en -omstandigheden en demethode vanverdoving inrelatie tot devleeskwaliteit wordt uitvoerig
onderzocht. Bij de ontwikkeling van alternatieven voor
bestaande verdovingstechnieken wordt gestreefd naar een
snelbewustzijnsverlies zonderhet ontstaanvanbloedingen indekarkassen.
Inde slachtingsfase wordt onderzoek verricht naarpraktischemethodenvoor koelen en ontbenen die een zo groot
mogelijke Averwerkingssnelheid toelatenmetbehoud van de
-163-
vleeskwaliteit. Demogelijkheden voor sturing van het
koelproces opbasisvan oppervlakte-temperaturenworden
nagegaanmetbehulp vanmodelonderzoek naarwarmtetransport inkarkassen ende inzetvan infrarood thermografie.
Tevenswordt de invloed onderzocht van electrostimulatie,
rijping (invacuum)en invriezen op de kleurstabiliteit
van geportineerdvlees.
De automatiserings- en logistieke aspectenvanhetproduktieproces krijgen eveneens aandacht. De ontwikkeling
van electronische levensnummersvoor individuele dierherkennning aande slachtlijn, incombinatie met de
instrumentatie van dekwaliteitsmetingen inde slachtlijn
ende ontwikkeling van systemenvoor datatransfer vormt
debasisvoor integrale kwaliteitsbewaking. Bij de
automatisering vanverdoving enbedwelming gaatdeaandachtvooral uitnaar dragende restrainers voor vleeskalveren envarkens.Continue gewichtsmetingenen on-line
redementsmetingen leveren eenbelangrijke bijdrage aande
bewaking.van diversehandelingen tijdenshet slachten.
Tenslotte wordt onderzoekverricht naar de eigenschappen
vanvlees inrelatie tot deverwerking totnieuwe Produkten. Inditverbandworden demogelijkheden onderzocht
voor technologieën ennieuwe hulpstoffenbij devorming
van (verse)produkten uit restvlezen.
doelgroepen
VZ, VAAP,VKA, Produktschap voor Vee enVlees,Produktschapvoor Pluimvee en Eieren,Rijksdienst voor Keuring
vanVee enVlees,slachterijen,vleesverwerkende bedrijven,machinefabrikanten,veehouderijbedrijven, veevoederproducenten, fokkerij-organisaties, transportbedrijven,
grootwinkelbedrijven.
aanvangsjaar
1989,voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
26mensjaar (COVP: 13,IVO: 12,I W O : 1)
medefinanciering
Produktschap voor Vee envlees,Produktschap voor
Pluimvee en Eieren,Centraal Bureau Slachterijen,
machinefabrikanten.
78.
Toxiciteit van stoffen in agrarische produkten
DLO-instituten
RIKILT
andere betrokkenen LU-Vg. Toxicologie
FD, BgA (Berlijn), Inst. Sup.San. (Rome)
doel en inhoud
Bestuderenvanhetkinetisch gedrag ende toxicologische
eigenschappenvan diergeneesmiddelen enandere xenobiotica inlandbouwhuisdieren enproefdieren inrelatie
-164-
totproduktveiligheid.
Ontwikkelenvan in-vitro toxiciteitstestsystemenvoorbiotransformatie en toxiciteitsstudles envoor de produktie
van referentiematerialen.
Onderzoek van de toxicologische eigenschappen vannatuurlijkvoorkomende stoffen invoedingsmiddelen, al danniet
nabewerking ontstaan, inrelatie tot de gezondheid van
de mens.
1. Erwordtmulti-disciplinair in-vivo onderzoekuitgevoerdmetveterinaire farmacawaaraan eengrote behoefte
bestaat indepraktijk,maar waarvan depatenten zijn
verlopen. De in-vitro en in-vivo effectiviteitvan deze
middelenwordt onderzocht, alsmede deverdeling van de
oorspronkelijke stof en omzettingsprodukten over weefsels
enorganen ende snelheid vanuitscheiding na stopzetting
vandemedicatie.
Tevenswordt onderzoek uitgevoerd naar reacties vanfarmaca en andere xenobiotica met cellulaire componenten als
eiwitten en genetisch materiaal,daar deze interacties
aanleiding kunnen geven tot langdurige aanwezigheid van
residuen ineetbare produkten. Inditkader zal.ookaandachtwordenbesteed aandebiologische beschikbaarheid
van deze complexen.
Onderzoek zaluitgevoerd wordenbetreffende vaak toegepaste combinaties van geneesmiddelen of groeibevorderende
preparaten inrelatie tot reciproke beinvloedingvan de
biotransformatie enkinetiek. Tevens zal onderzoekuitgevoerdwordennaar dekwaliteitvan gedecontamineerde veevoeders inrelatie tothetvoorkomenvan schadelijke componenten inconsumeerbare produkten(aflatoxine-decontaminatie enmogelijke overdracht naar melk).
Bovengenoemd onderzoek ismodelmatig vankarakter en is
gericht op selectievan effectieve farmaca die resulteren
inminimale residu-niveaus ineetbare produkten. Dit is
vanhet grootste belang gezien dekwetsbare Nederlandse
exportpositie.Tevens draagt dit type onderzoek bij aan
het ontwikkelen enoppeilhoudenvan expertise die nodig
isbij debeoordeling van farmaca inhetkadervan de
registratie en inhet (inter)nationale kader vanhet
vaststellenvan residu-toleranties.
Bovengenoemd onderzoek zaluitgevoerd worden doorRIKILT,
I W O , FD en CDI.
2. Er zullen in-vitro toxiciteitstestsystemen wordenopgezet teneinde dierexperimenteel onderzoek zoveelmogelijk tebeperken.Hiervoor zullen celcultures gekweekt
worden afkomstig van organenvan landbouwhuisdieren, aangezien de consumentblootgesteld kanworden aanomzettingsprodukten van farmaca of additieven die specifiek
gevormdworden indebetreffende doeldieren. Ingeïsoleerde levercellen (hepatocyten) afkomstigvanvarkens of
runderen zal debiotransformatie en toxiciteit vanxenobiotica onderzocht worden,alsmede mogelijke interacties
met cellulaire componenten en reciproke interacties na
-165-
multipele blootstelling. Incocultivatie-systemen zal
specifiek dehormonale beïnvloeding van de biotransformatievanxenobioticawordenbestudeerd. Tevens zullen deze
celkweekcultures onderzocht worden opbruikbaarheid als
testsysteem ter detectie vanDNA-schade.
Er zal ook onderzoekworden uitgevoerd naar demogelijkheden omhepatocyten te gebruikenvoor het genereren van
specifieke omzettingsproducten van farmaca, additieven en
andere xenobiotica, die als referentiematerialen toegepastkunnenworden.
Het onderzoek zalwordenuitgevoerd door RIKILT, CDI en
FD.
3.Onderzoek zalwordenuitgevoerd betreffende de toxicologische eigenschappenvannatuurlijk voorkomende stoffen
invoedingsmiddelen, inclusiefverbindingen die kunnen
ontstaannabewerking alskoken,bakken ofbraden of door
interacties met andere componenten. De relatie tussen
voeding enkanker zalbestudeerd worden inproefdieren,
waarin darmtumoren experimenteel worden geinduceerd,
waarbij vervolgens eenmogelijke beïnvloeding hiervan
doorvoedselcomponentenmetname gebakkenprodukten en
groente of fruit,onderzocht zalworden. Vervolgonderzoek
zal gericht zijn op identificatievan factoren diebetrokken zijnbij hetprocesvan tumorinitiatie ofpromotie.
Bovengenoemd onderzoek zalwordenuitgevoerd doorRIKILT,
LUWToxicologie enCABO.
doelgroepen
LU,VoVo, Producentenorganisaties
aanvangsjaar
1989,Voorgenomen looptijd:
capaciteit
4 mensjaar
medefinanciering
79.
Stimuleringsprogramma Toxicologisch Onderzoek,
Farmaceutische Industrie, Produktschappen, EG
Mest- en ammoniakonderzoek
DLO-instituten
IMAG, CABO,CDI,COVP, I W O , IB,LEI,SC
andere betrokkenen PAGV, PV, PR, LU
TNO
doel en inhoud
Strategisch, fundamenteel en toegepast onderzoek, gericht
opm.n. centrale mestverwerking, mestbehandeling op de
boerderij, mestbenutting en -transport,veevoeding en
milieu-effektenvanmest,mede inhet kadervan de
ammoniakemissie-problematiek.
Mest is alsnevenprodukt van de agrarische produktie,van
-166-
oudsher onderwerp van onderzoek op diverse Instituten. De
laatste jaren is inNederland inbrede zinduidelijkgeworden dat demestproduktie enhet gebruik ervan totmilieuproblemen leidt.Hetbeleidheeft inditkaderregelgeving ingesteld t.a.v.het gebruikvan dierlijke mest,
het tijdstip van aanwending en ammoniakemissie.
Ter stimulering van onderzoek naar oplossingen voor de
mest- (vanaf 1985)enammoniakproblematiek (vanaf 1988)
zijnvanuithet landbouwbedrijfsleven en de overheidmiddelenbijeengebracht. Ditheeft geleid tot eenaanzienlijke toenamevanhetbetreffende onderzoek op deinstituten enproefstations. Tevenswordt inditkader samengewerkt methetbedrijfsleven.
Het totale programmaheeft als inhoudelijk, beleidsmatig
en financieel kaderhetRaamplanvoor Onderzoek inzake de
Mest- en Ammoniakproblematiek.
De relevantie voor depraktijkhoudt, gezien de urgentie
t.a.v. oplossingenvoor demest- en ammoniakproblematiek,
vooralverband methet strategisch en oplossingsgerichte
karakter vanhet onderzoekprogramma. Ditbetekent dat
gezochtwordt naar direkt toepasbare resultaten.Beleidsmatig gezien ishetprogramma toegespitst ophet zoeken
naar oplossingenbinnen doorhetbeleid geschetste kaders
(o.a. regelgeving),hoewel instrategische zin ook
beleidsvormend wordt gedacht.Wetenschappelijk gezien
wordthoofdzakelijk onderzoek gedaanmet een strategisch
en toegepast karakter.
Internationale samenwerking bestaatvooral inde zinvan
symposia, seminars e.d. Daarnaast wordenvooral opinstituutsniveau internationale kontakten onderhouden.
Hoofdthema's
-aanpakbij debronmiddels veevoedingsonderzoek
-verbetering vande mestbenutting
- onderzoek naar integrale aspektenvan centrale mestverwerking; technologisch onderzoek naar deelaspekten
-boerderij (hoofdthema na integratie methet programma
ammoniakemissie)
Daarnaast:
-milieu-effekten,huisvesting en opslag, economische
evaluatie, transport en compostering
-behandeling vanmest.
Ander i.v.m.demest- enammoniakproblematiek relevant
onderzoek:
-Biotechnologie i.n.t. veevoeding en compostering (COVP,
I W O , IB)
-Verzuringsonderzoek (IMAG, IB, CABO)
doelgroepen
VZ,veehouderij enakkerbouw,bedrijfsleven, industrie
aanvangsjaar
Mest: 1986;voorgenomen looptijd: 5jaar
NH : 1988;voorgenomen looptijd: 3jaar
-167-
capaciteit
62mensjaar (IMAG: 23,CABO:4,CDI:1, COVP: 8, I W O:8,
IB: 10, LEI:6, SC: 2)
medefinanciering
landbouwbedrijfsleven,VROM, FOMA
opmerkingen
Inprincipe is splitsing mogelijk ineenbasisprogramma,
waarinhet fundamenteel en strategisch onderzoek kanwordenopgenomen en een additioneel programma,waar het
strategisch/toegepast mest- en ammoniakonderzoek inkan
worden ondergebracht. Praktisch gezien iseenen ander
echter dermateverweven dat samenvoeging totéénprogramma inmeerdere opzichten devoorkeurheeft.
Terzakevan ditprogramma wordt devolgende publikatieplanning aangehouden:
-Jaarverslag Financieringsoverleg Mestonderzoek:jaarlijks
-Jaarverslag Taakgroep COLA: jaarlijks
-Raamplan: lxper 2jaar
-Voortgangsrapportage (beperkte verspreiding): 4xper
jaar
Inzake devertrouwelijkheid zijn afsprakenmethet uitvoerende bedrijfsleven instudie.
Additioneel budget:mest -13min./jaar
NH3 - 7min./jaar
Hiervan gaat ca. 65%naar DLO-instituten.
80.
Technisch visserij-onderzoek, inclusief arbeidsomstandighedenvisserijschepen
DLO-instituten
RIVO
andere betrokkenen TNO,TUD,
doel en inhoud
MARIN
Binnen devangstbeperk-ingendievoortvloeien uit deinternationale ennationalebeheersmaatregelen voor devisstapels ishetvanbelang datvissersvaartuigen envistechnieken ontwikkeldwordenwaarmee de toegestane
vangsthoeveelheden optimaal opgevist kunnenworden.
Hoofddoelstelling hierbij ishet introduceren van technischeverbeteringen waardoor per tijdseenheid deexploitatiekostenverminderen en/of devangstopbrengsten toenemen. Bij eenafnemende visserij-intensiteit kunnen beide elementenbijdragen aan zoveel mogelijk rendementsbehoudvoor devisserij. Voorts wordt in toenemende mate
aandachtbesteed aanverbetering van dewerkomstandighedenaanboord enaanergonomische vraagstukken.
Het onderzoek richt zichhoofdzakelijk op de Nederlandse
vissersvloot,bestaande uit diepvrieshektrawlers (ca.
15), platvis-,rondvis- engarnalenkotters (ca.600),
-168-
mosselschepen (ca. 80)enkokkelschepen (ca.40).
Inhet kortweergegeven zijn debelangrijkste werkterreinen:
- Scheepstechnisch onderzoek gericht opvooral aspekten
diebepalend zijnvoor de in- teraktie van schip en
vistuigen (hydrodynamica, energie-management,stabiliteit, e.d.).
-Vistechnische onderzoek gericht op inhetbijzonder het
ontwikkelenc.q.-verbeterenvanvistuigen in relatie
tothetvisgedrag (netontwerpen,weerstandsmetingen,
dimensioneringen, onderwaterobservatie visnamigheid).
-Ontwikkelenvan toepassingsmogelijkheden vanmikro-elektronika gericht op apparatuur aanboord enop onderzoekmethodieken (beheersing produktiekosten, automatiseringvisopsporing,visverwerking, monitoring,weerkondities enwatertemperaturen, lengte/gewichtsbepaling
vismonsters, e.d.).
Nieuwe ontwikkelingen
Parallel met de ontwikkeling voor andere zeegaandevaartuigen danvissersschepen neemthet onderzoek naarverbeteringvan dewerkomstandigheden inbelang toe.Voor vissersvaartuigen zalhet onderzoek zichwat ditbetreft
vooral eerst gaan richten ophet terugbrengenvangeluids- en trillingsniveaus enop ergonomische optimaliseringvanbrug layout,werkdek layout,bedieningvisverwerkingsapparatuur, tuigbehandeling, e.d.
Ophet gebiedvan demikro-elektronika zalmetbehulp van
de image-processsing techniekenworden getrachtbiologische onderzoekmethodieken teautomatiseren zoals otolieaflezing (leeftijdsbepalingvissen)enhet tellenvan eieren/larven inplankton tenbehoeve van de schatting van
debiomassa van depaaistock.
doelgroepen
Visserijbedrijfsleven
aanvangsjaar
n.v.t.,voorgenomen looptijd (10):10jaar
capaciteit
12mensjaar
medefinanciering
Visserij-toeleveringsbedrijven.
opmerkingen
Er is sprakevanveelvuldige samenwerking met instituten
en instellingen die zichbewegen ophet algemene technischevlak enophetmaritieme/scheepsbouw-technische
vlak.
-169-
81.a*
Visbestandsonderzoek
DLO-instituten
RIVO
doel en inhoud
Visbestandsonderzoek wordtverricht om devisvoorraden op
een zodanig peil tekunnenhouden dat de continuïteit van
devisserijbedrijfstak zo goedmogelijk gewaarborgd
wordt.
doelgroepen
EG,Visserijbedrijfsleven.
capaciteit
16mensjaar
medefinanciering
EG (evt.)
81.b*
Interspecifieke relaties zeevisserij
DLO-instituten
RIVO
andere betrokkenen UvA,RUG
doel en inhoud
Via onder anderevoedstelkonkurrentie enpredatie iser
sprakevan onderlinge kwantitatieve beïnvloeding vanvisbestanden. Hetverkennend onderzoek naar de funktionele
verbanden tussen de omvangvan devispopulaties zalvoor
de zeevissoorten dekomende jarenverder wordenuitgewerkt envoor de zoetwatervissoorten worden geïntroduceerd. Het doel isomwiskundige simulatiemodellen te
vervaardigen opbasisvan de gevonden interakties teneinde teproberen langs dezeweg debestandsbepalingen te
verbeteren erftevergemakkelijken.
doelgroepen
Viss., ICES,Visserijbedrijfsleven.
capaciteit
2mensjaar
-170-
82.a*
Commerciële teelt aquatische organismen
DLO-instituten
RIVO
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
De intensievevisteeltvindt inNederland plaats inkultures metverwarmd water waarbij gebruikwordt gemaakt
van recirculatiesystemen. Dergelijke systemen, diebetrekkelijk nieuw zijn,veroorzakenvaak nogproblemen op
zoötechnisch en technisch gebied. Het onderzoek richt
zichvooral op depalingteelt en inhetbijzonder op faktoren die de groeivan glasaal/pootaal in kweeksystemen
beïnvloeden en opmogelijkheden tervoorkoming c.q.bestrijding van zwemblaasparasiet bij gekweekte paling.
Voorts isonderzoek ingangnaar mogelijkheden tot teelt
enbewaringvanzeepierenvoor de sportvisser enwordt
eenbegin gemaaktmet eenkweekexperimentvan zoutwatervis inrecirkulatiesystemen (tarbot).
doelgroepen
Viss.,Visteeltbedrijfsleven, OVB, ICES.
capaciteit
3mensjaar
82.b*
Teeltrendement, omvang, mossel- en oesterkweek
DLO-instituten
RIVO
andere betrokkenen LU, RUU
doel en inhoud
Door zoötechnisch onderzoekwordt geprobeerd hetoogstrendementvanuitgezaaide mosselen enoesters tevergroten. Naast faktorendie de omvang en samenstelling vande
oester- enmosselpopulaties bepalenwordt onderzocht hoe
verbeteringen indebroedvalwinning kunnenwordenaangebracht enwelke de optimale uitzaaidichtheden zijn.
Verder wordt onderzoekverricht naar de invloedenvande
gereedgekomenwaterstaatkundige werken -met name vande
in1986 gereedgekomen stormvloedkering inde Oosterschelde -op de schelpdierkulturen.
doelgroepen
Viss., Schelpdierbedrijfsleven.
capaciteit
5mensjaar
medefinanciering
Viakontraktresearch doorMinisterie V&W.
-171-
83.*
Kwaliteit visstand envisserijprodukten.
DLO-instituten
RIVO, RIKILT
andere betrokkenen TNO
doel en inhoud
Bij ditprogrammakoncentreert het onderzoek zichenerzijds op debepalingvan de invloedvan inhet water
voorkomende organische enanorganische stoffen op de
leefbaarheid vanvissen, schaal- en schelpdieren, alsmede
hunvoedorganismen enanderzijds op debepalingvan de
invloedvan deze stoffen op dekwaliteit vanvisserijproduktenmethet oog op debescherming van de konsument.
Vanbelang zijnonder meerhetmetenvan effekten van
eutrofiërende stoffen encontaminanten,het vaststellen
van gevolgenvan fysischeverstoringen als delfstofwinning, dumping afvalstoffen,koelwaterlozingen, ophoping
van radioactieve stoffen enhetbepalenvan de betekenis
vanvisziektes,visparasieten en gifproducerende fytoplanktons'oortenvoor devisserij.
doelgroepen
Viss, WVC, ICES, DBW,DGW,Visserijbedrijfsleven.
capaciteit
10mensjaar (RIVO: 9,RIKILT: 1)
84.*
Ecologisch herstel Rijn enMaas
DLO-instituten
RIVO
andere betrokkenen DBW
doel en inhoud
In 1987heeft internationaal Ministersoverleg over de
Rijnvervuiling -mede naar aanleidingvan de Sandoz-affaire -geleid tothetRijnAktie Plan.Deuitvoering van
dit Plan zalmoeten leiden tothet ecologisch herstel van
de grote rivieren endebenedenrivieren. HetRIVOparticipeert inhet kadervan deuitvoering van dit Plan in
eenprogramma voor eenuitgebreid ecologisch onderzoek,
dat ineerste instantie gericht isop deRijn ende Maas.
Devisstand endekonsumeerbaarheid vanvis zijnbelangrijkeparameters voor dekwaliteit van eenaquatisch ecosysteem. Primair zal aandacht wordenbesteed aanhetherstelvan depopulatiesvan demilieukritische anadrome
vissoorten als zeeforel,zalm, fint,elft enhouting.
doelgroepen
Internationaal Ministersoverleg over deRijnvervuiling,
DBW.
capaciteit
mensjaar
•172-
medefInanciering
Via kontaktresearch doorMinisterie vanV&W.
85.*
Ontwikkeling envernieuwing van methodologie en expertise
van economisch onderzoek
DLO-instituten
LEI
doel en inhoud
Verhoging van de efficiency enkwaliteitvanhet eigen
onderzoek enontwikkelingvanmethodesvan onderzoek voor
de aanpakvanbestaande ennieuwe probleemstellingen,
o.a. d.m.v. ontwikkeling van database-programma's,modellen, analysemethoden en expertsystemen.
doelgroepen
Landbouweconomisch onderzoekbinnen enbuitenhetLEI.
capaciteit
6 mensjaar
opmerkingen
Veel methodenontwikkeling enopbouw en onderhoud vanexpertise is gekoppeld aanenondergebracht inde onderscheidenprogramma's. Ditprogramma betreft het hieraan
aanvullende werk,waarin ontwikkeling vanmethodologie en
vernieuwing van onderzoekaanpak duidelijk domineert.
86.
Voorbereidend en evaluerend (economisch) modelonderzoek
t.b.v.het eg- enoverige internationale landbouw-, handels-, en ontwikkelingsbeleid
DLO-instituten
LEI
andere betrokkenen LU
SOW
doel en inhoud
Het gevenvan inzicht datvanbelang isvoor beleidsvoorbereiding en standpuntbepaling vanNederlandse overheid
en georganiseerd bedrijfslevent.a.v. landbouwpolitiek,
internationaal handelsbeleid en ontwikkelingsbeleid, voor
debepalingvanperspectieven enmogelijkhedenvande
agrarische sector inNederland envoor hetbeleid van de
EG enandere internationale organisaties.
Inhetprogramma zijn drieniveau's te onderscheiden:
-De algemene economische ontwikkelingen op internationaalniveau diehun oorspronghebbenbuitenhet landbouwsysteem maar daarop via effecten opvraag en aanbod
van agrarische Produktenenprijsvorming op dewereldmarkt en op dehandelspolitieke verhoudingen wel van
-173-
invloed zijn. Bijvoorbeeld economische groei inverschillende delenvan dewereld, wisselkoersfluctuaties,
schuldenposities,betalingsbalansproblemen, prijsontwikkelingenvanniet-agrarische grondstoffen, inflatie,
begrotings- enhandelsbalanstekorten indeV.S.,
invloed van EG 1992etc.
De ontwikkelingenbinnenhet landbouwsysteem zoals ontwikkelingen invraag enaanbodvan landbouwprodukten
binnen de EG en inderde landen en ontwikkelingen in
het landbouwbeleid van derde landen.
Gezien de toenemende invloedvan wereldmarktverhoudingenop de landbouw inde EG en inNederland zal meer
aandachtwordenbesteed aan internationale concurrentieverhoudingen ende effectenvanhandelsbeleid en
marktvorm op de internationale handel enprijsvorming.
Ten aanzienvande concurrentieverhoudingen binnende
EG zal er een internationale produktiviteitsvergelijkingvan de sectorenvan agrarische verwerking en afzet
worden gemaakt.
Verder zalhet onderzoekbetreffennaar de factoren die
de technische ontwikkeling inde landbouwbepalenevenals de effectenvanhet EG-beleid op derde landen.
Dekernvan de activiteiten inditprogramma ligtevenwelbij debestudering van de ontwikkeling van ende
alternatievenvoor het EG-landbouw- enhandelsbeleid.
Ten aanzienvanhetbeleid inafzonderlijke sectoren
zijn eenaantal sectormodellen ontwikkeld of inontwikkeling. Zoalshetmelk- enzuivelbeleid (insamenwerkingmetVakgroep AlgemeenAgrarische Economie, LUW)
het graan-mengvoedermodel, enhet inontwikkeling zijnde rundvleesmodel,waarmede beleidsalternatieven voor
deze sectorenkunnenworden doorgerekend enontwikkelingenkunnenworden geanalyseerd.
Op eenhoger aggregatieniveau staathet SOW (Stichting
Wereldvoedselvoorziening) in samenwerking met LEI,Centraal Planbureau enLUW ontwikkelde EG-landbouwsectormodel, ECAM. Dit algemene evenwichtsmodelmet eendesaggregatie naar nationale niveaus enca. 10produktgroepen geeft tevens aansluiting ophetmondiale model
waarin sectormodellenvan debelangrijkste landen en
blokken aan elkaar worden gekoppeld. Datmodel is thans
operationeel en deverdere ontwikkeling en de exploitatieworden overgenomen door LEI in samenwerking met
CPB, ondersteuning van onderzoekers uit diverse EG-landen en (waarschijnlijk) LUW.
Inopdracht van de Europese commissie zal een methode
worden ontwikkeld en getest om depotenties van (energie)hout-produktie op landbouwbedrijven te evalueren.
Verder zal eendatabanksysteem worden opgezet vanregionale gegevens t.a.v.economische en landbouwkundige
aspectenvoor de EG.Dit is tendienste van eigenonderzoekmede ter aanvulling ophogere aggregatieniveaus
werkende modellenvan terbeoordeling van de regionale
concurrentieverhoudingen en inverband met verdergaande
-174-
differentiatievanhet Gemeenschappelijk landbouwbeleid.Hetkanbovendien gecombineerd wordenmet eenvan
deWRR teverwachten opdracht inhet kader van destudie "Landelijke gebieden inEuropa".
Vande EG isopdrachtverkregen totmedewerking aan een
onderzoekbetreffende de globale inkomenspositie van
landbouwers indeGemeenschap.
aanvangsjaar
1989;voorgenomen looptijd: onbepaald
capaciteit
10mensjaar
medefinanciering
Overheid enBedrijfslevenvia opdrachten.
opmerkingen
Als aanvangsjaar isopgegeven 1989,maar in feite isdit
programma inzijnhuidigevorm een samenvoegingvanlopende ennieuwe projecten op dit terrein.
87.*
Ondersteunend economisch onderzoek t.b.v.het nationaal
landbouwbeleid
DLO-instituten
LEI
doel en inhoud
Gevenvan inzicht inenconsequenties van ontwikkelingen
enbeleidsalternatieven t.b.v. overheid en georganiseerd
bedrijfsleven, d.m.v. onderzoek naar invloedenvanalgemeeneconomische en technische ontwikkelingen enbeleidsontwikkelingenopnationaal en internationaal niveau op
de economische situatie indeverschillende onderdelen
van deNederlandse landbouw endaarmeeverbondenbedrijfstakken. '
doelgroepen
Overheid engeorganiseerd bedrijfsleven,publiekrechtelijkebedrijfsorganisaties.
capaciteit
12mensjaar
medefinanciering
Opdrachten (incidenteel)
opmerkingen
Inditprogrammabestaanveel directe en indirecterelatiesnaar andere LEI-programma's.
88.*
Rentabiliteit, produktiviteit, inkomensvorming- enbesteding, financiële positie
DLO-instituten
LEI
-175-
doel en inhoud
Het gevenvan inzicht inde ontwikkeling van eeneconomische positievanbedrijven enbedrijfsonderdelen inde
diverse sectoren enproduktietakken op regionaal ennationaal niveau en in samenhang met structuurkenmerken ten
behoeve vanhetbeleidvan overheid, georganiseerdbedrijfsleven en landbouwkredietinstellingen en devoorlichting aanbedrijven.
doelgroepen
Overheid, Georganiseerd bedrijfsleven, Landbouwkredietinstellingen, Voorlichting.
capaciteit
18mensjaar
medefinanciering
Incidenteel via opdrachten.
89.*
Structuurbepalende factoren, positie agrarische beroepsbevolking enregionale ontwikkeling van primaire sectoren
DLO-instituten
LEI
doel en inhoud
Inzicht geven in structurele ontwikkelingen inde landbouw ter ondersteuning vanhetbeleid vannationale en
regionale overheidsinstanties enorganenvanhetgeorganiseerde bedrijfsleven tenaanzienvan onder andere regionaal ontwikkelingsbeleid, planologisch beleid, structuurbeleid en sociaal beleid doormiddelvan onderzoek
naar ontwikkelingen inde agrarische structuur opnationaal, regionaal en sectoraal niveau.
doelgroepen
Overheidsinstanties, Georganiseerde Bedrijfsleven.
capaciteit
14mensjaar
medefinanciering
Perproject.
90.*
Effecten vanveranderingen intechniek en (beslissings-)
omgeving voor bedrijven en sector
DLO-instituten
LEI
doel en inhoud
Hetverkrijgenvan inzicht inde effectenvanveranderingen indeomgevingsvariabelen o.i.v.exogene ontwikkelingen ofbeleidsmaatregelen opbeslissingen inbedrijfsverband ter ondersteuning vanhetbeleid van overheid en
georganiseerd bedrijfsleven, ondernemers enhunvoorlichters enhet onderzoekbeleid.
-176-
doelgroepen
Overheid, Georganiseerd Bedrijfsleven,Agrarische ondernemers,Voorlichting. Onderzoekleiders i.v.m. research
guidance.
capaciteit
6 mensjaar
medefinanciering
Op projectbasis (incidenteel),via Economische Verkenning
enevaluatie vannieuwe technische vindingen (b.v.BST).
opmerkingen
Demetmilieubeleid samenhangende effectenkomen in
andere programma's aandeorde.
91.*
Marktkundig onderzoek
DLO-instituten
LEI
doel en inhoud
Ondersteuning vanhetbeleidvan overheid, publiekrechtelijkebedrijfsorganisaties, sectororganisaties en (groepenvan)bedrijven t.a.v. afzetbevordering, versterking
van de concurrentiepositie enverbetering van de efficiency vanmarkt endistributie.
Het onderzoekbetreft:
-Analyse vanbedrijfstakken inverband met concurrentiepositie enprijsvorming; efficiency-beoordeling van
marktstructuren en -werking.
-Verkenning vanmarkten,marktsegmenten enproduktmarktcombinaties door consumentenonderzoek en analyse
van internationale handelsstromen.
-Concurrentieanalyse door onderzoek naar kansen enbedreigingen indemarktomgeving ennaar de sterke en
zwakke kanten ineen sector.
-Formulering van strategische marktproblemen als basis
vanhetmarketingplan van sectoren en/of (groepenvan)
bedrijven.
-Management-informatiesystemen ter ondersteuning vanhet
marketingbeleid.
doelgroepen
VAAP, Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisaties, Sectororganisaties (Produktschappen),Bedrijfsleven.
aanvangsjaar
1983; voorgenomen looptijd: onbepaald
capaciteit
16 mensjaar
medefinanciering
Bedrijfsleven
opmerkingen
Titelbasisdocument:MeerjarenplanMarktkundig Onderzoek
1987-1991 "HetMarktonderzoek ophet LEI" (vertrouwe-
-177-
lijk, intern). Hetprogrammaheeft een interafdelingskarakter,voor de coördinatie envertegenwoordiging naar
buiten iseen full-time coördinator aangesteld. Een
stuurgroep,bestaande uit capaciteitverschaffers,begeleidthet onderzoek.
92.
Sensorisch onderzoek ter bevordering van de afstemming
van dekwaliteit van land- entuinbouwprodukten opde
verwachtingen van de consument
DLO-instituut
RIKILT
andere betrokkenen PAGV, PFW, PTOG,LU
doel en inhoud
Optimale afstemming van dekwaliteitvan voedingsmiddelen
op deverwachtingen van de consument door:
-na tegaanwelke rol de sensorische eigenschappen
spelen indekwaliteitsbeleving door deconsument;
-na te gaanwat de invloeden zijnvan ras,produktiewijze,verwerking, bewaring, toebereiding etc. op de
sensorische eigenschappenvanvoedingsmiddelen (grondstoffen).
Het onderzoek isgericht op:
-het ontwikkelenvanbetrouwbare sensorischemeetmethoden omverschillen tussenproduktenwaar tenemen;
-het leggenvanverbanden tussen sensorische enfysisch/chemische kenmerken,mede om na te gaan ofhet
(snel)selecterenvanproduktenmet instrumentele
methodenmogelijkis;
-het onderzoekenvan de emotionele kwaliteitsbeleving
vanprodukten door de consument inafhankelijkheid van
de sensorische eigenschappen.
Structurele samenwerking bestaat reeds op devolgendegebieden:
-Werkgroep Thuispanel Onderzoek,waarin deelnemen
RIKILT, COVP,Sprenger Instituut,CBT.Onder leiding
van deze groepwordtmetbehulp vanhet thuispanel
empirisch onderzoekverricht om inzicht tekrijgen in
de emotionele kwaliteitsbeleving door de consument van
diverse voedingsmiddelen of sierteeltprodukten.
-Contactcommissie Sensorisch onderzoek -NRLO waarin
participerenRUU, CIVO-TNO, LUW,RIKILT, COVP, IVC,SI,
IBVL,NIZO,KvWAmsterdam, Unilever Research, Mars,
OPMP.
-Overleg RIKILT, COVP, Sprenger Instituut ten aanzien
vanmethodenontwikkelingvoor sensorisch onderzoek.
Binnen dit overleg ishet informatiesysteem sensorisch
onderzoek (ISSO)ontwikkeld met als doelhet centraal
opzettenvan de geautomatiseerde verwerkingvansensorisch onderzoek.
-178-
doelgroepen
Nederlandse Voedingsmiddelentabel, Producenten- enConsumentenorganisaties, CAD's,VoVo, IFFIT.
aanvangsjaar
1989,voorgenomen looptijd: ..
capaciteit
2mensjaar
medefinanciering
NIVAA (incidenteel).
opmerkingen
Nader isovereen tekomenmet COVP,ATO en IVO opwelke
wijze ditprogramma zalworden gestruktureerd.
93.*
Bedrijfsontwikkelingsonderzoek in diverse produktietakken
DLO-instituten
LEI
doel en inhoud
Richting geven aanbedrijfsontwikkeling en daaropgerichte technische onderzoek envoorlichting middelsonderzoek gericht op de economische evaluatie van nieuwe
mogelijkhedenvanbedrijfsontwikkelingm.b.t. aanpassing
vanbedrijfssystemen, invoeringvan automatiserings- en
mechanisatiemogelijkhedenennieuwe produkten endevoorwaardenwaaraanbij de toepassing daarvanmoet worden
voldaan.
doelgroepen
Tak directies L&V,Georganiseerd Bedrijfsleven,Voorlichtingsinstanties,Proefstations.
capaciteit
6 mensjaar
medefinanciering
Via opdrachten (incidenteel).
94.*
Sensorontwikkeling t.b.v.de agrarische bedrijfsvoering
DLO-instituut
IMAG, TFDL
doel en inhoud
Ontwikkeling vanmethodiekenvoor debepaling van deactuele situatievan groei- enprocesfactoren indeprimaireagrarische productie doormeten enmodelering van o.a.
vochthuishouding, bemesting,klimaat, groei,afwijkingen,
kwaliteit, dierindentificatie,voeropname, gedrag engezondheid, productiecontrôle.
doelgroepen
Bedrijfsleven,Voorlichting.
capaciteit
7 mensjaar (IMAG: 6, TFDL: 1)
-179-
95.
Ontwikkeling van electronenmicroscopische technieken en
uitvoering van opdrachten ophet gebied van het electronenmicroscopisch onderzoek
DLO-instituten
TFDL
andere betrokkenen LU
Unio Antwerpen
doel en inhoud
Hetwaarnemenvan (ultra-)structurenvanbiologische en
anorganische objekten enhet relaterenvan deze structuren aan de chemische samenstelling m.b.v. electronenmicroscopisch,microscopisch enmicro-analytischonderzoek (STEM/TEM, REM, SEM-EMA, CSLM). Het toepasbaar maken
enverder ontwikkelenvan systemen, (prepareer-)methoden
enproceduresvoor electronenmicroscopisch enmicro-analytisch onderzoek t.b.v. (verschillende terreinen van)
landbouwkundig onderzoek.
Het onderzoek omvatvier onderwerpen:
1.Deware (ultra)structuurvan systemen
Dit onderzoek heeft tot doel, om de (ultra)structuur
van eenbiologisch of anorganisch object artefactvrij
tekunnenwaarnemen.Hiertoe moet de zgn. cryo-benadering indeultra-structurele analyseverder worden
uitgewerkt eneventueel aangepast aan de specifieke
eisenvan debetreffende objecten.
De cryo-benaderingbestaat uit een aantal prepareerenanalyseerstappen, die gebruikmakenvan cryogene
media. Hierbij wordthet eventueel aanwezige 'vrije'
water amorfbevroren (gevitrificeerd), zodat inprincipe artefactvrije objectenverkregenworden. Inde
volgende stappen tot debeeldwaarneming worden de
objecten steedswatbetreft de omringende atmosfeer en
temperatuur zoveelmogelijkbeheerst. Zokunnen uiteindelijk oppervlakte- ofdoorsnedebeelden worden
waargenomen,waarbij hetwater (gevitrificeerd)nog
steeds aanwezig is.De evaluatie van deze beelden en
vooral devergelijking daarvanmet de op conventionele
wijze verkregen objecten enbeeldenvormt eenbelangrijk onderdeelvanhet onderzoek, omdat door decryobenadering inwezen een geheel nieuwe kijk opultrastructuurmogelijkwordt gemaakt.
2. Relatie chemie -'(ultra-)structuur
Dit onderzoekheeft tot doel, om de (ultra-)structuur
van objecten te relateren aan een chemische samenstelling. Inde elektronenmicroscopen, zoals thans in
deTFDLopgesteld, is indemogelijkheid daartoevoorzien door de inbouwvan energiedispersieve röntgendetectoren, diehet door de electronenbundel geïnitieerde röntgenspectrum opvangen enweergeven. Dit
spectrum, datafkomstig isvan een microcompartiment
-180-
vaneen (biologisch ofanorganisch) object bevat
elementkarakteristieke encontinue straling. Voor de
verwerking van de spectra zijn reeds diverse computerprogramma's ontwikkeld. De analysevan deverschillende soorten objecten isechter inveel gevallennog
steeds 'maatwerk'. Daarbij wordt al danniet gebruik
gemaaktvan goed gedefinieerde standaarden,waarbij al
ofniet ingewikkelde prepareerprocedures moetenworden
toegepast ofwaarbij afwijkende kwantificatieproceduresmoetenworden ontwikkeld. Het resultaat wordt uiteindelijk bekend als eenkwalitatieve, semikwantitatieve ofvolledig kwantitatieve elementairsamenstelling. Deze resultatenmoetenvaak geëvalueerd worden
tegen de achtergrond vanwat op andere manier reeds
bekend wasvan debetreffende objecten.
Sporenelementanalyse
Inhet onderzoek naar sporenelementen neemt de sinds
kort geïnstalleerde golflengtedispersieve röntgenspectrometer gekoppeld aan de Philips 535 Scanning
Electronenmicroscoop eenbijzondere plaats in.Als
aanvulling op andere reeds elders inWageningenaanwezige sporenelementdetectiemogelijkheden ishet met
deze combinatie mogelijk, ombepaalde concentraties te
lokaliseren inof ophet object.Het doelvanhet
onderzoek is ineerste instantie vast te stellenwelke
deprestaties van devoorWageningen nieuwe methode
zijn, indien toegepast op specifieke objecten.
Confocale ScanningLaser Microscoop
Het insamenwerking met onderzoekers van instituten en
vakgroepenverder ontwikkelenvan dewaarneming van
biologische Objektenmet de Confocale Scanning Laser
Microscoop (CSLM)envanmethodenvan beeldverwerking
enbeeldinterpretatie. Het insamenwerking met experts
ophet terreinvan de informatietechnologie (TFDLen
andere)bijdragen aande ontwikkeling van 3D-analyseprogrammatuur, o.m. metAIO's inhetkader van
INSP-LO.
Dienstverlening, uitvoering van opdrachten
Naast dit zelfstandige onderzoekverleent deTFDLafdeling EMdiensten aanandere instellingen, inde
vormvanhet inopdracht uitvoerenvan EM-afbeeldingstechnieken,bepalingen enanalyses,enhet gevenvan
adviezenbij EM-onderzoek enbij investeringen en
d.m.v. het gevenvan cursussen encolleges.
doelgroepen
DLO-instituten, Proefstations, LU,NIZO.
aanvangsjaar
1986;Voorgenomen looptijd: min. t/m 1991
capaciteit
7mensjaar
medefinanciering
De TFDL-afdeling EMbeheert enexploiteert instrumenten
voor ultrastructureel enmicro-analytisch onderzoek
t.b.v. DLO-instituten, proefstations en LUW-vakgroepen.
-181-
Tevens worden cursussen encolleges gegeven. De omvang
van de dienstverleningwordt tegenuurtarief doorberekend.
Incidenteel worden opdrachtenvoor andere dan voornoemden
uitgevoerd. Daarvoor vindt doorberekening van de
integrale kostenplaats.
opmerkingen
Basisdocumenten voor ditprogramma zijn:
-MeerjarenplanElectronenmicroscopie 1986-1991
- Samenwerkingsovereenkomst DLO -LUW.
De programmastruktuur isalsvolgt: Inhetkader van de
samenwerkingsovereenkomst en de opstellingvanmeerjarenplannen EMworden gebruik/bezetting van de verschillende
Wageningse EM-opstellingenen investeringen inEM-apparatuur gecoördineerd. Dit isvooral gericht op defaciliteiten,minder op de inhoudvanhet onderzoek. Voor deze
coördinatie bestaat een Commissie Electronenmicroscopie,
die departners adviseert over EM-investeringenenknelpuntenbespreekt, eneenzgn. 'hoofdencommissie', diehet
gebruik coördineert.
96.*
Innovatief onderzoek enontwikkelingswerk t.b.v. instrumentatie enmeetmethoden inhet landbouwkundig onderzoek
DLO-instituut
TFDL
doel en inhoud
Het opbouwen enonderhoudenvan expertise m.b.t.electronica, fysica enwerktuigbouwkunde enhet door (toegepast)
onderzoek toepasbaar makenvan (nieuwste) technologische
ontwikkelingen op dezevakgebieden t.b.v. de ontwikkeling
van instrumentatie enmeetmethoden inhet landbouwkundig
onderzoek.Hetbijdragen aanontwikkelingen ophet terreinvanbeeldverwerking, programmatuurontwikkeling,
registratieopslag en -bewerking vanmeetgegevens,robotica,procesbesturing geavanceerde fysiche apparatuur.
doelgroepen
DLO-instituten, Proefstations,LU.
capaciteit
11mensjaar
medefinanciering
Doorberekening vindt plaats
opmerkingen
Ditprogramma isnauwverweven met de dienstverlening van
deTFDLophet gebiedvan de instrumentatie enmeetmethoden (zie aldaar).
-182-
97.*
Biotechnologische detectie van stoffen enmicroorganismen inprodukten van plantaardige en dierlijke
oorsprong
DLO-instituten
RIKILT
andere betrokkenen LMA,VU,TU-Eindhoven, TU-Enschede
doel en inhoud
De ontwikkeling van (snelle)methodenvoor hetbepalen en
eventueel karakteriserenvan residuenvan, en effecten
veroorzaakt door lichaamseigen en lichaamsvreemde stoffen
enmicro-organismen in land- en tuinbouwprodukten, o.a.
voor controledoeleinden. Deze methodenberusten opmoleculair biologische werkingsmechanismen.
doelgroepen
Keurings- encontrole instanties ( R W , AID),IVO, I W O ,
LUW,CDI
capaciteit
3mensjaar
opmerkingen
Hetprogramma omvat ookwetenschappelijk onderzoek naar
deproduktie vanDNA-probes ennaar deverbetering en
vernieuwing vanmethodenvoor deproduktie vanmonoclonale enpolyclonale antilichamen (i.s.m. LMA).Hierbij
wordt speciale aandacht geschonken aan invitro technieken,waardoor het gebruikvanproefdieren kan worden
verminderd.
98.
Overdracht van.contaminanten inproduktie- en
voedselketen
DLO-instituten
RIKILT,COVP, I W O
andere betrokkenen UvA,RUU,TUT,TUE,RUL, BGA (BRD), BAFF (BRD), IHE
(Belg,Lux),RIVM
doel en inhoud
Onderzoek vanhet transport van contaminanten inproduktie- envoedselketenmet als doelhetbeheersen enzo
mogelijk terugdringenvan contaminanten die inlandbouwenvisserijprodukten voorkomen. Dit tenbehoeve van de
kwaliteit enveiligheid vanprodukten enhet daardoorbevorderenvan de afzet.
Het onderzoek richt zich op de gehele produktieketen,beginnendbijbodem-gewasrelaties eneindigendbij de
blootstelling van demens. Onder contaminantenwordt in
dit kaderverstaan:
- landbouwhulpstoffen, zoals diergeneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen
-milieucontaminanten, incl. radioactiviteit
-183-
-natuurlijke toxines
- micro-organismen
Centrale thema'sbinnenhetprogramma zijn:
-relatiemilieukwaliteit-produktkwaliteit
-onderzoek naar overdrachtsfactoren
-biologische beschikbaarheid, m.n.van schadelijke
stoffen invoeding
-onderzoek naarmethoden om de overdacht te remmen
-onderzoek inhetkadervan kwaliteitsbeheersingssystemen (Integrale Ketenbewaking).
Ten aanzienvan de dierlijke produktie (landbouwhuisdieren) liggen de zwaartepuntenbijRIKILT, CDI, I W O en
COVP. In 1989uit tevoeren cq. op te starten projecten
betreffen o.a. debestudering van de overdracht enhet
metabolisme vanverschillende diergeneesmiddelen.
V.w.b. de diergeneesmiddelen zal doorhetRIKILT tevens
aandacht besteed worden aanhet optreden c.q. voorkomen
vankruiscontaminatie bij debereiding van diervoeders.
Overdrachtsonderzoek t.a.v.milieucontaminanten is,zowel
voor deplantaardige als de dierlijke produktie,vooral
gericht opverontreinigde situaties. Belangrijke vraag
hierbij is:hoe ishetmogelijk om in verontreinigde
situaties landbouwprodukten met een acceptabele kwaliteit
voor humanevoeding te produceren?
T.a.v.aflatoxines indiervoeders zal tevens aandachtbesteedworden aandetoxificatie-onderzoek.
Het RIVOhoudt zichbezigmet de relatie tussenwaterkwaliteit enviskwaliteit. HetRIKILTverleent hierbij analytisch-chemische ondersteuning. In 1989 zal doorhet
RIVOvooral aandacht besteed worden aankwik.
Het IBricht zichop onderzoeknaarbodem-gewasrelaties,
voor eendeel insamenwerking met andere instituten zoals
hetRIKILT.
Het radio-activiteitsonderzoek (RIKILT)richt zichvooral
op de ontwikkeling vanmodellenvoor risicoschatting voor
demens, bescherming vande export enhet veiligstellen
van devoedselvoorziening ingevalvan radio-actieve
besmetting.
Het onderzoeksprogramma heeft een sterke relatiemet een
aantal andere programma's.Het gaathierbij o.a. om de
programma's bodemverontreiniging, kwaliteitvisstand en
visserijprodukten,vleesonderzoek, plantaardigevoedingsmiddelen/veevoer, toxische effecten,milieu-onderzoek en
toxicologie en chemisch-analytische en biotechnologische
detectiemethoden.Het laatste isvooral gebaseerd op
kwantitatieve structuur-activiteitsrelaties.
doelgroepen
VKA,VZ,AT,VD, Producenten- en Consumentenorganisaties,
WVC,VROM, EG
aanvangsjaar
1989,Voorgenomen looptijd: > 5jaar
-184-
capaciteit
7mensjaar (RIKILT: 5,COVP: 1, I W O : 1)
medefinanciering
Eventueel via Produktschappen, Bedrijfsleven.
opmerkingen
Omdat de onderzoeksonderwerpen zeer divers zijn,wordt
gewerktmet grotendeels zelfstandige projecten. Een
onderverdeling naar stofgroepen is te overwegen. Eenprojectcoördinator ziet toe op een goede afstemming, zowel
binnenhet programma alsmet andere programma's enbevordert,waar mogelijk, eenmulti-disciplinaire aanpak.
99.*
Chemisch-analytische detectie van stoffen inprodukten en
grondstoffen
DLO-instituut
RIKILT
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
Ontwikkelen en toepassenvan snelle en goedkope screeningsmethoden (biosensoren,veldtesten). Ontwikkelen van
hoogwaardige instrumentele techniekenvoor structuuropheldering (MS,NMR).Ontwikkelenvanmethodenvoorbepalingvankwaliteitsparameters (parameters voor de samenstellingvanprodukten en grondstoffen).
doelgroepen
Producentenorganisaties, DLO-instituten.
capaciteit
8mensjaar
medefinanciering
Incidenteel Produktschappen, EG.
opmerkingen
Steunt sterk opuniversitair onderzoek.
100.*
Produktkwaliteit en mechanisatie
DLO-instituten
IMAG
andere betrokkenen LU
Hilbrandslab
doel en inhoud
Hetverkrijgenvanbetere eindprodukten door werktuigen
enbewerkingenbeter af te stemmen op de eigenschappen
vanhetprodukt enop dekwaliteitseisen, die aanhet
produktworden gesteld. Daartoeworden produktieeigenschappenof aspecten,die deproduktkwaliteitbeïnvloeden,bepaald inrelatie totdemechanisatiehandelingen
van oogst, transport, sorteren enbewaring.
-185-
doelgroep
Telers, (Verwerkend) Bedrijfsleven, Werktuigenindustrie.
capaciteit
4 mensjaar
medefinanciering
101.*
Ministerie van Landbouw enVisserij, Ministerie van Economische Zaken,bedrijfsleven
Arbeidsomstandigheden in de land- en tuinbouw en inde
verwerkende industrie
DL0-instituut
IMAG
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
Analyseren, normeren enverbeterenvan de werkuitvoering
en dewerksituatie vanuit de gezichtspunten veiligheid,
gezondheid,welzijn,produktiviteit enkwaliteit.
Erwordthierbij aandacht geschonken aan faktoren die
voor dewerkende mensbelastend zijn. Zekunnenvoortkomenuit dewerkmethode,dewerkplek, de fysieke en
organisatorische werkomgeving,vanverschillende aard
zijn (fysisch, chemisch,biologisch) en verschillend
inwerken (fysiologisch, perceptief, mentaal).
doelgroepen
Beleidsinstanties,Bedrijfsgeneeskundige diensten,Werkgevers- enwerknemersorganisaties, Individuele agrarische
en industriële bedrijven.
capaciteit
9 mensjaar
medefinanciering
R W , FondsWelzijn, Sociale Zaken, Stichting GezondheidszorgAgrarische Sector (STIGAS), Gemeenschappelijk
Medische Dienst (GMD).
102.
Landbouwwiskunde en statistiek
DLO-instituten
GLW, alle DLO-instituten
andere betrokkenen Proefstations
doel en inhoud
Beschikbaar makenvanbestaande ennieuwe methoden die
vanbelang zijnvoor de doelmatigheid vanhet landbouwkundig onderzoekbij instituten enproefstations.
T.b.v.het onderhoudenvan de expertisefunktie wordtonderzoekverricht ophet terreinvan dekwantitatievemethoden. Daaraankan doormedewerkers van instellingen
worden deelgenomen, eveneens opbasis van te sluiten
overeenkomsten.
-186-
Dehoofdonderdelen vanhetprogramma zijn:
Ondersteuning
Participatie inde onderzoekprogramma's van de instellingenvia directe ondersteuning, nl. ophet terreinvan
de toepassingvanwiskundige methoden. De ondersteuning
betreft thanshoofdzakelijk statistische begeleiding van
het landbouwkundig onderzoek.
Onderzoek
Onderzoek gericht ophetverwerven, toepasbaar maken en
beschikbaar makenvanbestaande ennieuwemethoden die
voorhet landbouwkundig onderzoekvanbelang zijn.
Het op de expertise gerichte onderzoek omvat devolgende
aandachtsgebiedenmetkorte omschrijving van de aard
daarvan.
- Systeemmodellen:beschikbaar makenvan methodologie
voor ontwikkelen enevaluerenvan systeemmodellen (metamodellen, gevoeligheidsanalyse, validatie, schatten
van parameters).
- Statistische modellen:uitgaande van algemeen gangbare
enbeschikbare methodologie systematisch uitbouwen van
kennis naar situaties met andere dannormale verdelingen, afhankelijke waarnemingen,meer error strata,niet
lineairemodellen,multivariate gegevens.
-Experimenteertechniek: ontwikkelenvan doelmatigemethodenvoorheftkiezenvanoptimale of suboptimale
proefopzetten en steekproefopzetten met als randvoorwaarden de gegevenmodellen en parameterindicaties
enerzijds ende experimentele beperkingen anderzijds.
-Rekentechniek enprogrammatuur: hetbeschikbaar maken
vandoelmatige programmatuur voorhet opzettenvanonderzoek,voorhetverwerkenvan gegevens,voor hetuitvoerenvan statistische analyses envoorhetpresenterenvan de resultaten.
-Operationele analyse:hetbeschikbaar makenvanmethodenom onderzoeksresultaten tebenuttenvoor ondersteuningvan besluitvormingsprocessen.
Voorlichting
Devoorlichting ophet terreinvan de kwantitatievemethoden isgericht ophetverzorgenvan een permanente
doorstroming vanbestaande ennieuwe kennis enmethodologienaar onderzoek enonderzoekmedewerkers.
Hetprogramma omvat devolgende onderdelen:
-Algemene voorlichting
Hieronder vallen de GLW-Berichten, dewerkbijeenkosmten
voorhbo-statistici, de conferentie voor landbouwstatistici, de organisatie van demaandelijkse colloquia en
voorts voorlichtingsbijeenkomstengericht op speciale
thema's ofopbepaalde instellingen enacquisitie-aktiviteiten.
- Cursussen
Ter ondersteuning van de toepassing van kwantitatieve
methodenwordt cursusmateriaal ontwikkeld enworden
cursussen gegeven op algemene of speciale thema's.
-187-
-Centraal applicatiebeheer software
Centraal applicatiebeheer vanprogrammatuur ophetgebiedvan de statistiek.
doelgroepen
DLO-instituten, Proefstations.
aanvangsjaar
1989; voorgenomen looptijd: onbepaald
capaciteit
GLW: 14
opmerkingen
De relatiesvanGLWmet de instellingenwordenv.w.b.
omvang en financiële consequenties beheerst door te
sluiten samenwerkingsovereenkomsten.
103.*
Expertiseontwikkeling informatietechnologie
DLO-instituut
TFDL, IMAG
doel en inhoud
Het opbouwen enonderhoudenvan expertise m.b.t. complexe
informatiesystemensystemen, nieuweveelbelovende programmatuur en apparatuur, datacommunicatie, expertsystemen,
sensoren enbeeldverwerking enbeeldanalyse tenbehoeve
vanhet op zohoogmogelijk niveauverrichten encontinuerenvan de dienstverlening van deTFDLophet gebied
van informatietechnologie.
doelgroepen
Directies en dienstenL &V,
tions.
capaciteit
7mensjaar (TFDL: 5, IMAG: 2)
medefinanciering
Onderzoek endienstverlening worden geheel uit de
L&V-subsidiebekostigd;^INSP-LO.
opmerkingen
Het onderzoeks- en ontwikkelingswerk is sterk verweven
met de dienstverlening van deTFDL ophet gebiedvande
informatietechnologie (ziebeschrijving aldaar)enheeft
een groeiende betekenis,allereerst om de dienstverlening
opvoldoende niveau tekunnenblijvenvervullen.
Daarnaast zalhet onderzoek steedsmeer eeneigen doel
gaandienen.
DLO-instituten, Proefsta-
-188-
104.a
Ontwikkeling van systemen voor informatisering en
management van bedrijven
DLO-instituten
LEI
doel en inhoud
De ontwikkeling van systemenvoor informatisering enmanagementvoor toepassing indepraktijk met inachtneming
van de landelijke standaardisatie vanbegrippen,terminologie ennormen alsmede deverbetering van de kwaliteit
vanhetmanagementvanbedrijven.
De ontwikkeling van op informatica gebaseerde systemen
van informatievoorziening, bedrijfsadministratie, efficiencybewaking enbedrijfsbeheer enplanning t.b.v.
bedrijfsvoering en sectorbeleid, alsmede onderzoek t.a.v.
doelstellingen, functies enefficiency vanhet agrarisch
management.Medewerking aan de invulling en uitvoering
vanhet Informatica Stimulerings Planvoor de agrarische
sector.
doelgroepen
Primaire agrarische bedrijven, Takorganisaties,Voorlichting van toeleverende enverwerkende agribusiness,
Overheidsvoorlichting, Landbouwonderwijs, Boekhoudbureaus, Banken, Dienstverlenende Bedrijven.
aanvangsjaar
1986,voorgenomen looptijd: 1991.
capaciteit
13mensjaar
medefinanciering
Produktenwordenviahet verstrekkenvan licentiesuitgebaat; Produktschap Veevoeding, Produktschap Vee enVlees.
opmerkingen
Afstemming met 104.bvolgt.
104.b
Ontwikkeling van managementsystemen
enbedrijfsinformatie-
DLO-instituten
IMAG
andere betrokkenen PR, PV,LU
NRS,KMV, BLGG, takorganisaties,agrarischbedrijfsleven
doel en inhoud
Het opbasisvan analysevanprocessen en systemen ontwikkelenvan computergestuurde middelen ter ondersteuning
enverbetering vanhetbeslissingnemend management ophet
individuele land- en tuinbouwbedrijf,maar ookvoorbedrijfsoverschrijdende systemen zowelhorizontaal alsverticaal.
-189-
doelgroepen
Toeleveranciers vanprodukten endiensten aan deagrarische sektor (b.v. adviesburo's,boekhoudburo's,voorlichting), Takorganisaties, Bedrijfsoverschrijdende organisaties (veilingen,mestbanken), Afnemende enverwerkende
bedrijven,handel.
capaciteit
6 mensjaar
medefinanciering
INSP-LO. Inkomstenuitverkoop software,
taalde opdrachten.
opmerkingen
105.
specifiekebe-
Ditprogrammavaltvoor eenbelangrijk deelbinnen desamenwerking inhetkader vanhet INSP.
Er zijn sterkeverbindingen met andere IMAG-programma's,
m.n. de automatiserings- en sensoronderzoekaktiviteiten.
Zie 104.a.
Automatisering enrobotisering in de melkveehouderij
(B2000)
DLO-instituten
IMAG, IVO
andere betrokkenen PR, FD,B2000-partners: VICON,NEDAP, NRS, Philips; CMMB,
CAD-BV, Faculteitvoor Diergeneeskunde RUU,AHOF
Leeuwarden; Stichting KMV, Lab.voor Grond- enGewasonderzoek (Oosterbeek), TAURUS.
doel en inhoud
De ontwikkeling van eengeautomatiseerd melkveehouderijsysteem dat eenkostprijsverlaging alsmede eenkwaliteitsverbetering van de dierlijke produktie tot gevolg
heeft. Daarbij isverdervanbelang, dat deze produktie
ook inde toekomst op eenzodanige wijzekanplaatsvinden, dathet acceptabel isuit oogpuntvan zowelmenselijk als dierlijkwelzijn enmilieu.
Het uiteindelijke systeemvoor een geautomatiseerd melkveehouderijbedrijfzal naarverwachting bestaanuit:
-eenManagement Informatie Systeem dat gegevens vanuit
hetbedrijf envan externe organisaties verzamelt en
verwerkt tot relevante informatie voorhetbedrijfsbeleid;
-modules voorhetbesturenvanprocessenbinnenhetbedrijf. Debelangrijkste processen daarin zijnhet melken,hetvoeren ende opfokvanjongvee.Binnen deze
processen zullenveelvuldig sensorenworden toegepast.
Denieuwe technische mogelijkheden omprocessen zoalshet
melken envoerenverregaand teautomatiseren (robotiseren)zullen tevens leiden totnieuwehuisvestings- en
inrichtingsvormen, waarbij veel aandacht aanhet welzijn
der dieren enhetmilieuwordt geschonken.
-190-
Het onderzoekprogramma isopgedeeld ineen zeventalonderdelen, t.w.:
1. ontwikkeling van eenbedrijfsmanagement systeem
2. ontwikkelen en toetsenvan sensoren
3.ontwikkeling en toetsing automatisch melksysteem
4. onderzoek naar de optimale melkfrequentie
5. ontwikkeling en toetsing automatischvoersysteem
6. testenvannieuwe identificatiesystemen
7. automatisering van dejongvee-opfok.
doelgroepen
Bedrijfsleven, Melkveehouderij
aanvangsjaar
1985,Voorgenomen looptijd: 6jaar
capaciteit
6mensjaar (IMAG: 5, IVO: 1)
medefinanciering
EZ (PBTS), NRS/KMV/Bedrijfslab.
opmerkingen
Basisdocument:Melkveehouderij van de toekomst: B2000.
De leidingvanhetprogramma is inhandenvan eenstuurgroep, diebestaat uit de direkteuren enprojektleiders
van de B2000-partners en devoorzitter van deNRLOwerkgroep "Automatisering en robotisering".
Voor de onderdelen 2,3,4 en 6vanhetprogramma zijn
reedswerkgroepen opgericht die de onderzoekplannen,
-uitvoering en -resultatenbespreken.
106.
Automatisering in devarkenshouderij (V2000)
DLO-instituten
IMAG
andere betrokkenen PV, LU, FD
doel en inhoud
Vanuit de filosofie van de integrale beheersing wordtgewerkt om automatiseringskennis ineen toegepaste vorm aan
depraktijk, indit geval devarkenshouderijsector, aan
tebieden. Het onderzoekheeft tot doel dekwaliteit van
debedrijfsvoering teverbeteren,hetwelzijnvan de dieren tebevorderen en dekosten tebeheersen.
Hetprogramma isverdeeld ineenveertiental projecten
die ieder eenmaximale looptijdhebbenvan 4jaar. Het
programma isdynamisch vanaard,watbetekent dat zich in
de tijdwijzigingenvoor kunnen doen.Het onderzoek wordt
uitgevoerd invierwerkgroepen:
Techniek
Denadrukbinnen deze werkgroep zal liggen op de ontwikkelingvan sensoren, die relevante gegevens voor deprocesbeheersing opleveren. De sensoren zullen inverschillende situaties uitgetest moetenworden op duurzaamheid
enbetrouwbaarheid. Dewaargenomen gegevens moeten worden
-191-
overgedragen aanhetprocesbesturlngsgedeelte,waar ze
geïnterpreteerd worden. Belangrijk hierbij is eenherkenningssysteem, waarmee hetmogelijk is,ombepaalde gegevens aanbepaalde dieren ofplaatsen toe te rekenen.
Onderdelen:
. ontwikkelen en toetsenvan sensoren,
. testenvan een herkenningssysteem,
. ontwikkeling van een gecontroleerd voersysteem voor
opgroeiend dieren.
Huisvesting
Dewerkgroep huisvesting zal zichbezighouden met de
vormgeving ende inrichtingvandebedrijfsgebouwen.Nagegaan zalworden,watvoor invloed automatisering heeft
ophet gebruikvan de stallen.Verschillende vormenvan
groepshuisvestingsystemenzijn inonderzoek. Zij zullen
eerst inpilotstudies geoptimaliseerdworden,waarna ze
inpraktijksituaties verder uitgetest zullenworden.
Onderdelen:
. optimalisatie voer- en waterstationgebruik,
. ontwikkelen en toetsenvan eendoelmatige stalinrich
ting
. pilotsudie van groepshuisvestingsystemen,
. evaluatie onder praktijkomsstandigheden.
Management
Dewerkgroep management concentreert zich op debedrijfsvoering. Nagegaan zalwordenwelkebeslissingen, die door
eenvarkenshouder genomenmoetenworden,kunnen worden
ondersteund door een geautomatiseerd systeem. De resultatenvan dit onderzoekwordenverwerkt ineenmanagementinformatie-systeem. Integratie tussenhet managementsysteem en processturing (b.v.klimaat,voeding) zal ook
onderzocht worden.
Onderdelen:
. ontwikkelenvan een management-informatie-systeem,
.planning ruimtegebrurk,
. ontwikkelen en testenvan eenvoedingsmodel.
Gedrag en gezondheid.
Devierdewerkgroep let speciaal op de reacties van de
dieren opnieuwe huisvestingtypes en op automatiseringstoepassingen. Uitganspunt ishierbij, dathetwelzijn van
de dierenbevorderdwordt.
Onderdelen:
. automatische bronstdetectie,
. gezondheidsbewaking,
. realisatie van eengoede dier-techniek interactie.
doelgroepen
Bedrijfsleven, Stichting Informatieverwerking Varkenshouderij.
aanvangsjaar
1988,Voorgenomen looptijd: 4jaar
-192-
capacltelt
5mensjaar
opmerkingen
De leiding vanhetprogramma is inhandenvan eenstuurgroep, diebestaat uit de directeurenvan de betrokken
instanties en devoorzitter uit dewerkgroep automatiseringvarkenshouderij. Deze werkgroep coördineert deuitvoering vanhet onderzoek. Hiertoe zijn de4 eerdergenoemde werkgroepen opgericht die ieder eeneigen terrein
bestrijken.
107.
Automatisering enoptimalisering open teelt (L2000)
DLO-instituten
IMAG
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
Integrale beheersing van deplantaardige produktie inafhankelijkheid van deparameters weer en grond. Vanuit
deze filosofie wordt gewerkt om automatiseringskennis in
een toegepaste vorm aan tebieden aan deprakrijk, indit
geval aan de akkerbouw ende groenteteelt invollegrond.
Het onderzoekheeft zich tendoel gesteld om de kwaliteit
van debedrijfsvoering enhetvoortgebrachte produkt te
verbeteren, de zorgvoor deproduktiefactoren grond en
kapitaal tebevorderen enhet milieu tebeschermen.
Voorhet op industriëlewijze producerenvan gewassen die
numet inzetvanveel arbeid inde open lucht worden
geteeld, iseenver doorgevoerde mechanisatie enautomatisering noodzakelijk. De daarmee gepaard gaandeinvesteringen zullen deels uit arbeidsbesparende mechanisatie
endeels uit eenverhoging van de produktie en deproduktkwaliteit moetenworden terugverdiend. Dit vereist
eenoptimale benuttingvan deproduktiefactoren en een
minimalisatie van de afhankelijkheid vanweer- enveldcondities.
Bijhet onderzoek gaathet om:
-Ontwikkeling van (semi-)automatische monitoringsystemen
die informatie verschaffen omtrent de momentane
situatie van grond (nutritiënten,vocht, temperatuur),
atmosferische condities (straling, temperatuur,wind,
etc.)en gewas (LeafArea Index,bladtemperatuur,
etc.);
-Ontwikkeling van gemechnaiseerde systemen die opbasis
van de ingevoerde gegevens eenoptimale doseringvan de
produktiefactoren mogelijk maken;
- Integratie van gewasgroeimodellen ende bovengenoemde
onderwerpen.
Het onderzoek isverdeeld indrie sectoren, die elkonderverdeeld zijn ineen aantal projekten welke eenlooptijd zullenhebbenvanmeerdere jaren. Deze sectoren
-193-
zijn:
-Hetwaarnemenvandemomentane situatievangronden
gewas (deperceptieve fase), ditinsamenwerkingmet
o.a. TFDL;
-Degegevensverwerkende enberekenende sector (degeneratieve fase), waarmetbehulpvan (groei)modellen
(CABO, SC)aanbevelingenvoor handelingen opoperationeel, tactisch ofstrategisch nivo wordengegenereerd;
-Deuitvoerende sector (deinductieve fase), waarhandelingsmethodes enmechanisatiesystemen worden onderzocht
teneinde deverkregen adviezenopde gewenstewijze,
bv. geautomatiseerd,uittekunnenvoeren.
De integratievandesectoren,waarbij deresultatenvan
dewaarnemingen eenautomatische sturingvande teelttechnische maatregelenvormen ligtnogenige tijdvoor
ons.
De aandacht spitst zich ineerste instantie toeophet
testenvanenkelemeetmethodieken opde bruikbaarheid
voor ditdoel. Daarnaastworden door toepassingvaneen
berijdingssysteem gebaseerd opdeeerder genoemde uitgangspunt, gerealiseerd doorhetuitvoerenvandeteeltmaatregelen ("secundairehandelingen")metbehulpvaneen
(gesimuleerde) gantry, de teeltmogelijkhedenonderzocht.
Voor 1989staandevolgende onderwerpen centraal:
-Eenbouwplanmetarbeidsintensieve (groente-)gewassen,
naast debodem ontziende gewassen zoals graanofgraszaad, endebepalingvanhettheoretische opbrengstpotentieelvandeze gewassen.
- Inventarisatie vandebruikbaarheid van groeimodellen
envochtbalansmodellen alsautomatische gegevensbron
-Heteffektvankiemvervroegende maatregelen, incl.vergelijkingvanhetuitgaanvanplantmateriaal tegenover
zaaigoed.
-De invloedvandetemperatuur opdekiemsnelheidvan
groentegewassen.
-Hetverzamelenvangegevens betreffende weer, gronden
gewas enhetkoppelenvandeze aaneengroeimodel.
-Optimalisering vanéénofenkele groeifactorenper
groeiplekbijpleksgewijze gewasbenadering.
-Gewasbenadering inde teeltfase m.b.v. eengantry,die
oppermanent gelocaliseerde rijsporen rijdt, incl.automatiseringvandegewasbenadering via geleidingssystemen
voor voertuigen enwerkende organen.
-Methodenvoor "field-mapping", aldanniet gekoppeld
aandeoogstgegevens vangraan.
doelgroepen
Bedrijfsleven
aanvangsjaar
1989, voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
5 mensjaar
-194-
medefinanciering
opmerkingen
Eventueelvia ECLAIR-programma.
Basisdocument: Automatisering enoptimalisering open
teelten.
Deprogrammaleiding komt inhandenvan eenprogrammastuurgroep diebestaat uitvertegenwoordigers van de
betrokken instanties.Deprojektgroep L2000 coördineert
deuitvoering vanhet onderzoek.
108.
Ontwikkelingssamenwerking m.b.t. land enwater
DLO-instituten
ander betrokkenen
SC
LU
ILRI, ISRIC
doel en inhoud
Vaktechnische enorganisatorische ondersteuning vaninstellingen inontwikkelingslanden ophet gebiedvan landenwateronderzoek, metname de land- enwaterinventarisatie en landevaluatie.
Specifiek onderzoek ophet gebiedvan land enwater,gericht opmethodenontwikkeling,modelonderzoek entoepassingen.Advisering adhoc, informatievoorziening en training;projectidentificatie, -evaluatie en -formulering.
doelgroepen
(Stafledenvan) instellingenvoor land- en wateronderzoek
inde ontwikkelingslanden; (indirect: planningsorganisaties in ontwikkelingslanden.
capaciteit
6 mensjaar
medefinanciering
DGIS, GTZ (Westduitse organisatie voor
Ontwikelingssamenwerking), TROPENBOS
opmerkingen
Erbestaat eenduidelijke relatiemet de andere programma'svanhet Staring Centrum.Veelvanhet specifiekeonderzoekvermeld onder DOEL,wordt uitgevoerd binnen de
Hoofdafdelingen voor onderzoekvanhet SC (Landinventarisatie en landevaluatie, Fysischbodembeheer, Waterbeheer,
Milieubescherming). De ondersteunende groep Ontwikkelingssamenwerking treedt daarbij coördinerend op.
-195-
109.
Bosbouwonderzoek -tropen
DLO-instituten
RBL
andere betrokkenen LU
doel en inhoud
Maatschappelijk doel:
-Kennisoverdracht naar tropische bosbouwonderzoekinstellingen
-Bijdragen aandekennis t.b.v. bosbouw-ontwikkelingssamenwerking enaanontwikkeling vanverantwoorde tropische bosbeheerssystemen
Wetenschappelijk doel:
-Ontwikkeling van tropische bosverjongingssystemen
-Betere kennis van de groei en ontwikkeling vantropische bossen
-Kennisontwikkeling t.b.v.verbeterd tropisch bosbeheer
Tropenbos-onderzoekprogrammaKalimantan.
Inhetkadervan dit in samenwerking met Indonesische
bosbouworganisaties uitgevoerde onderzoekprogramma, dat
plaats vindt inhet kader vanhetnationale Tropenbosprogramma, zal onderzoek plaatsvinden naar mogelijkheden
voor kunstmatige verjonging van de inheemse waardehoutsoorten,hun aanplant onder diverse terreinomstandigheden
enover de groei enproduktie van geëxploiteerde bodden,
waarin diversemaatregelen tot stimulering van dehergroeivan gewenste boomsoorten zijnuitgevoerd. Bij het
onderzoek naar mogelijkheden totnatuurlijke verjonging
is speciale aandacht nodigvoor de symbiose tussenmycorrhiza enboomsoorten. Om aan tekunnen geven onder
welke omstandigheden welkebosverjongingssystementoegepastkunnenworden,zal er eenboslandklassifikatie ontworpenworden,waarbij,gebruik gemaaktwordt van zowel
fysische alsvegetatiekundige kenmerken.
Samenwerking boszaaizaadcentrum Burkina Faso.
Inhetkadervan deze samenwerking zal onderzoek gedaan
wordennaar de geschiktheid van inheemse en exotische
boomsoorten enherkomstenvoor aanplant onder diverse
groeiplaatsomstandigheden inBurkina Faso. Tevens zal aan
demeestveelbelovende inheemse soorten selektie-onderzoekverrichtworden en zullen de ziekten enplagen van
zaadopstanden en zaaizaad bestudeerd worden, incl.mogelijkhedenvoorhunbestrijding. Via kwekerij-onderzoek
zullen lokaal aangepaste technieken ontwikkeld worden
voor een efficiënte toepassingvanhet zaad terverkrijgingvanhoog-kwalitatiefverjongingsmateriaal.
In samenwerking met deLandbouwuniversiteit zal eeninhoudelijke begeleiding van de door SNVuitgevoerdebosbouw-projekten inde Sahelverzorgd worden, incl. atten-
-196-
dering op envoorziening van relevante literatuur. Op
aanvraag van DGIS enandere ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties zal deelgenomenworden aan geselekteerde
identificatie-,begeleidings- enevaluatiemissies van
bosbouwontwikkelingsprojekten. Inhetkadervan de samenwerkingsprojektenmet tropische bosbouwonderzoekinstitutenzullen individuele trainingsstages voor tropische
bosbouwonderzoekers georganiseerd worden.
Voorts zal er eenbijdrage geleverd worden aanNederlandsewerkgroepen enoverlegstrukturen ophet gebied van
bosbouwontwikkelingssamenwerking, bv. Sectoraal Verband
Bosbouw,Natuurbeheer enRurale Energie, Stichting Bosbouw Ontwikkelingssamenwerking (BOS),enz.
doelgroepen
Tropische bosbouwonderzoekinstituten, tropischebeheersorganisaties,DGIS, SNV
aanvangsjaar
1986;voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
1mensjaar
medefinanciering
DGIS, SNV
opmerkingen
Dorschkamp Isprogrammacoördinator voor hetTropenbosprogrammaKalimantan. Debegeleiding van de SNV-Sahelprojekten geschiedt door eenwerkgroep met de LUW.
110.
Duurzame produktiesystemen in de tropen
DLO-instituten
CABO, IB
andere betrokkenen LU
KIT, ICARDA
doel en inhoud
Hetbevorderenvan de duurzaamheid en de produktiviteit
van landbouwsystemen inde tropen, doorhet optimaliseren
van dewater-,nutriëntenvoorziening, de organische-stofhuishouding enbiologische- en gewasfactoren. Het introducerenvan aangepaste technologieën,waarbij optimaal
gebruikwordt gemaaktvan locaal aanwezige hulpbronnen.
Het onderzoek richt zich ineerste instantie op eenanalysevan de factoren die deproduktiviteit en deduurzaamheidvanproduktiesystemen inde tropenbepalen en
beperken.
Het gaathierbij onder meer om ziekten,plagen en andere
biologische "stress"-faktoren, onkruiden,water- ennutriëntenvoorziening, degradatie van debodemstructuur, de
rolvan organische stof,endekeuzevan gewassen en
teeltsystemen. Kennis omtrent de invloedvan 'stress'factoren enoorzakenvan opbrengstvariabiliteitwordtge-
-197-
synthetiseerd m.b.v. systeemanalyse en simulatietechnieken. Inzicht indepotenties en limiteringen vanproduktiesystemenende draagkracht van (kwetsbare)landbouwgebieden, draagtbij aandewetenschappelijke onderbouwing
van alternatieve landbouwsystemen enmethoden, gericht op
duurzaamheid en opbrengststabiliteit.
doelgroepen
CGIAR, IAC, IRRI, ICRISAT, U T A , SARP-Network, OSL,SectoraleVerbanden, Landbouwresearch Werkgroep Duurzaam
Landbouwgebruik indeTropen.
aanvangsjaar
1988;voorgenomen looptijd: 5jaar
capaciteit
10mensjaar (CABO: 6, IB: 4)
medefinanciering DGIS, EG-DGXII,World Bank, OECO, FAO
111.
Beleidsonderbouwing enontwikkelingssamenwerking ophet
gebied van visserij
DLO-instituten
RIVO
andere betrokkenen TNO
doel en inhoud
Er iseenregelmatige stroomvan adviesaanvragen vanmet
name dekantvanhetMinisterie van Landbouw &Visserij
ter onderbouwing van tenemenbeslissingen en te introducerenmaatregelen ophet terreinvanhet visserijbeleid.
Uit tebrengen adviezen liggen inwisselende kombinatie
opbiologisch, economisch, technisch,marikultuur en
milieugebied. Voortswordt biologisch en technisch-economisch onderzoek uitgevoerd tenbehoeve van devisserij
envisteelt inontwikkelingslanden. Het zeevisserij onderzoek spitst zichmet name toe op advisering omtrent de
exploitatie,opslag enverwerkingsmogelijkhedenvan de
vis- engarnalenbestanden inde 200-mijls zonesvan ontwikkelingslanden. Tevenswordt geassisteerd bij het zoekennaarbetere bezettingsmogelijkheden van visbestanden
inbinnenwateren enverbetering vanvisteelt mogelijkhedenaldaar.
doelgroepen
Viss., Overhedenvan ontwikkelingslanden.
capaciteit
4 mensjaar
medefinanciering
DGIS, somsbilaterale financering rechtstreeks doorbetreffend ontwikkelingsland.
-198-
112.
Landbouweconomlsch onderzoek t.b.v. ontwikkelingssamenwerking
DLO-instituten
LEI
doel en inhoud
Ondersteunenvan de landbouw inontwikkelingslanden en
het daarop gerichtebeleid vannationale overheden en
instellingen, internationale organisaties, Nederlandse
overheid endonororganisaties.
doelgroepen
Donororganisaties, Nationale overheden en instellingen
ontwikkelingslanden, Internationale organisaties.
capaciteit
5 mensjaar
medefinanciering
DGIS, donororganisaties
113.
Landbouwtechnisch onderzoek tenbehoeve van de tropen en
de subtropen
DLO-instituut
IMAG
andere betrokkenen LU
RU Gent
doel en inhoud
De inbrengvanLandbouwtechnische kennis ineigen -en/of
interdiciplinaire projecten t.b.v. de ontwikkeling van de
kleinschalige landbouwmechanisatie ende dierlijke trekkracht inontwikkelingslanden. Deze inbreng isgerichtop
de ontwikkeling enverbetering vanhet landbouwtechnisch
onderzoek, de lokale produktiemethodieken ende lokaal
geproduceerde werktuigen, de inpassingvan de werktuigen
indebedrijfssystemenof combinaties hiervan.
doelgroepen
Onderzoekers endirekties van onderzoekinstituten, fabrikantenvan landbouwwerktuigen, medewerkers vanvoorlichtingsdiensten enkleineboeren.
capaciteit
4 mensjaar
medefinanciering
DGIS, Lokale Overheden ontwikkelingslanden, FAO,Komité
Wetenschap enTechniek, Stichting Oecumenische Hulp,
"Brot fur dieWelt",Christopher Reynolds Foundation,Nederlandse VastenAktie.
opmerkingen
Samengewerkt wordt met o.a. hetMinisterie van Landbouw
enVisserij,hetMinisterie van Buitenlandse Zaken
(DGIS), het IAC, de LU, deRijksUniversiteit Gent,de
HAS Deventer, de Praktijkschool voor Landbouwmechanisatie
Ede,Nederlandse landbouwwerktuigen fabrikanten,
-199-
Nederlandse particuliere adviesinstellingen, lokale
beleids-, onderwijs-,voorlichtings-, en onderzoekinstellingen en lokale fabrikanten.
-201-
DLO-Instituten en activiteiten
Algemeen
In dithoofdstuk wordtvan de DLO-instituten, zoals die na de realisatie
van de inhet ontwikkelingsplan Landbouwkundig Onderzoek in Perspectief
1987-1990 aangekondigde heropstelling bestaan,eenkorte schets gegeven
van doelstelling en taken. De opgegeven capaciteit betreft die volgens
de taakstelling 1989,alsmede devia externemiddelen gefinancierdecapaciteit.
Centrum voorAgrobiologisch Onderzoek (CABO)
Bornsesteeg 65,postbus 14,6700AA WAGENINGEN
telefoon: 08370-19012
Directeur: dr.ir.J.H.J. Spiertz
Omvang formatie: 160plaatsen,waarvan 149A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetbevorderenvan de landbouwproduktie, de kwaliteit vanhet landelijk
gebied enhet milieu endekwaliteitvanhet plantaardige produkt door
middel vanhetvermeerderen en toepasbaar makenvankennis en inzicht in
het funktionerenvanplanten, gewassen,vegetaties en agro-ecosystemen.
Taken
-Plantenfysiologisch, biochemisch eng'ewaskundigonderzoek gericht op
hetverkrijgenvankennis omtrenthetverloopvan processen inplant
en gewas,om daarmee eenbetere kwaliteitvanhet eindprodukt envan
het teeltproces mogelijk temaken.
-Fysiologisch enecologisch onderzoek tenbehoeve van een geïntegreerde
onkruidbestrijding envan debeheersing vanvegetaties, afgestemd op
het toegepast ecologisch onderzoek'voor natuurbeheer.
- Systeemanalytisch onderzoek, inhetbijzonder tenbehoeve van de ontwikkeling en toetsing van simulatiemodellen voor gewasgroei,vanconcurrentiemodellen envanproduktie- enbeheersmodellen opbedrijfs- en
gebiedsniveau.
-202-
-Ontwikkelingsonderzoek ophet gebiedvanbiochemische, fysiologische,
gewaskundige envegetatiekundige methoden en technieken.
Doelgroepen
-Ministerie vanLandbouw enVisserij, metname tenbehoeve van debeleidsondersteuning
-Ministeries enorganisaties gericht op milieubeheer
-Ministerie van Buitenlandse Zaken/DGIS; organisaties gericht op ontwikkelingssamenwerking
-Deplantaardige endierlijke produktietakken; Landbouwschap,produktschappen, telersvereniging (NTS). Contactenmet deze groepen lopenvia
deproefstations ende landbouwvoorlichting
- Internationale organisaties ophet terreinvan landbouwkundig enmilieukundig onderzoek envanvoedselvoorziening (FAO,EG,OECD,Wereldbank)
-Maatschappelijke organisaties opnatuur- enmilieuterrein, onderandereNatuur enMilieu
Organisatie onderzoekafdelingen:
Biochemie & Fysiologie
Gewas- en Graslandkunde
Vegetatie- en Onkruidkunde
Agrosysteemkunde
-203-
Centraal Diergeneeskundig Instituut (CDI)
Edelhertweg 15,postbus 65,8200AB LELYSTAD
telefoon: 03200-73911
Directeur: prof.dr. C.J.G. Wensing
Omvang formatie: 340plaatsen,waarvan 298 A-formatie
Doelstelling;
Hetbevorderen enbewakenvan de gezondheidstoestand van landbouwhuisdieren tenbehoeve van eenrendabele,maatschappelijkverantwoorde veehouderij endehiermede verbandhoudende bewaking van de volksgezondheid.
Taken
Onderzoeknaar:
-oorzaak,preventie,herkenning,wering enbestrijding van dierziekten;
-ontwikkeling van diagnostische technieken, diagnostica, sera envaccins;
-milieuproblemen (milieutechnologie)
Daarnaast takenbetreffende:
-onderzoek tenbehoeve vanexportcertificering enimport;
-diagnostiek enbeleidbijbestrijding enwering van zogenoemdeveewetziekten en zoönosen;
-produktie van diagnostica envaccins voor landbouwhuisdieren envissen;
- diagnostische ondersteuning vande tweede-lijnsgezondheidszorg;
-diergeneesmiddelenregistratie endossierbeoordeling; onderzoek enpartijkeuringen;
Ondersteuning vanhet overheidsbeleid door uitvoering van bovenstaande
taken.
Doelgroepen
-Ministerie van Landbouw enVisserij
-Ministerie vanWelzijn,Volkgezondheid en Cultuur, enhet Ministerie
vanVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
-Provincies en gemeenten
-204-
-Landbouwbedrijfsleven,waaronder Stichting Gezondheidszorg voor Dieren,vee-exporteurs, mengvoederindustrie
-Farmaceutisch bedrijfsleven
-Ontwikkelingslanden en organisaties gericht op ontwikkelingssamenwerking
Organisatie onderzoekafdelingen:
Analytische Chemie en Toxicologie
Aviaire Virologie en Tumorvirussen
Bacteriologie
Bedrijfsdiergeneeskunde en Pathologie
Immunologie
Moleculaire biologie, Electronenmicroscopie en Pathologie
Open afdeling Virologie
Parasitologie
Zoogdiervirologie
Controle en Standaardisatie
Produktie enVoedingsmedia
Proefdiervoorziening en Techniek
Vaccinontwikkeling en Produktie
Centrum voor Landbouwpublikaties en landbouwdocumentatie (PUDOC)
Gen. Foulkesweg 19,postbus 4, 6700AA WAGENINGEN
telefoon: 08370-84440
Directeur: drs.J.M. Schippers
Omvang formatie: 38 plaatsen
Doelstelling
Hetbevorderenvan de landbouw doorhet coördineren enverzorgenvan een
landelijk landbouwkundig literatuurdocumentatie- en -informatienetwerk,
doorhetverlenenvanhulp bijhet ontwerpen,verzorgen enuitgeven van
wetenschappelijke publikaties, endoorhet (doen)drukkenvanpublikaties.
-205-
Het openstellenvanhetmondidalekennisaanbod (inal zijnvormen)voor
het landbouwkundig onderzoek, enhet internationaal verspreidenvan de
resultaten vanhet Nederlandse landbouwkundig onderzoek.
Taken
-Dekerntaak is dienstverlening tenbehoeve van de wetenschappelijke
informatievoorziening, literatuuronderzoek endocumentatie,met nadruk
op de coördinatie van enadvisering over de opbouw van informatienetwerkenbinnenhet landbouwkundig onderzoek enhet departement.
-Neventaken zijnhet adviseren over en (doen)verzorgenvan landbouwkundige wetenschappelijke publikaties,het uitgevenvanpublikaties,
en reprografische dienstverlening.
Doelgroepen
-Ministerie van Landbouw enVisserij endaaronder ressorterende instellingen
-Instellingenvoor landbouwkundig onderzoek
-Instellingen voor landbouwonderwijs,metname diewelke een onderzoekcomponent kennen
-Landbouwbedrijfslevenendebe- enverwerkende industrie
Organisatie:
Afdeling Automatisering
Afdeling Publicaties
Afdeling Documentatie en Informatie
Vakgebiedsbibliotheken
-206-
Centrumvoor Plantenveredelingsonderoek (CPO)
Voorlopig via
CGN, Droevendaalsesteeg 1, Postbus 224,6700AE Wageningen
ITAL, Keyenbergseweg 6, Postbus 48,6700AA Wageningen
telefoon: 08370-91911
Aangewezen directeur: Dr.ir. N.G.Hogenboom
IVT, Mansholtlaan 15,Postbus 16,6700AA Wageningen
telefoon: 08370-19123
SVP, Droevendaalsesteeg 1, Postbus 117,6700AC Wageningen
telefoon: 08370-19112
Doelstelling
Debevordering doormiddelvanwetenschappelijk onderzoekvan deverbeteringvanhet rassenassortiment inde land-, tuin- enbosbouw, alsmede
tenbehoeve van stedelijk groenennatuurbeheer.
Taken
-De exploratievanbestaande enproduktievannieuwe genetischevariatie, alsmede de ontwikkeling van daartoe geschikte technieken.
-De ontwikkeling en introduktie van selectiemethodieken op cel-,plantenpopulatieniveau om fysiologische, (bio)chemische en morfologische
parameters voor kwaliteit enproduktiviteit van gewenste rassen op te
sporen.
-De ontwikkeling enbeproeving van veredelingsstrategieën.
-De synthese en/of ontwikkeling van géniteurs.
-De ontwikkeling en toepassing vanmethodenvoor eenadequate conserveringvanbestaande,bedreigde genetischevariatie.
-Beleidsondersteuning voorhetverrichtenvan onderzoek op bovengenoemde terreinen.
-207-
Doelgroepen
-HetMinisterie van Landbouw enVisserij, metname tenbehoeve van de
beleidsondersteuning
-Deplantaardige produktletakken;het Landbouwschap; produktschappen en
telersverenigingen; contactenmet deze doelgroepen lopenvia deproefstations ende landbouwvoorlichting
-Het zaad- enkweekbedrijfslevenrechtstreeks ofvertegenwoordigd door
hun organen (NKB,NTZ, Ciopora)
Centrum voor Rassenonderzoek enZaadtechnologie (CRZ)
p.m.
Doelstelling
Hetbevorderenvan dekwaliteit,bruikbaarheid envermeerdering vanzaden endelenvanplanten, rassen engewassen in land- en tuinbouw, en
tenbehoeve van stedelijk groen ennatuurbeheer. Dehieruitvoortvloeiende takenwordenbezien inrelatie totmaatschappelijkeen economische
ontwikkelingen, afzet,milieu ennatuur.
Taken
-Beleidsondersteuning, mede door onderzoek,metbetrekking tot de (internationale regelgeving enafspraken ondermeer inUPOV-, inISTAverband enmetbetrekking totnationale wetgeving (ZPW). Ondersteuning
vanhetbeleid door onderzoek naar deverbetering van dekwaliteit van
plantaardige produkten.
-Het funktioneren als expertisecentrum metbetrekking tot
. de registratie ennaamgeving van rassen en gewassen
. dewaardebepalingvan rassenen zaden
. de zaadtechnologie
. denationale en internationale regelgeving
-208-
-Het coördinerenvan,het leiding geven aanenhet zorgdragenvoor de
uitvoering vanhet rassenonderzoek tenbehoeve van de registratie van
rassen,hetverlenenvan rechten enhetvaststellenvan degebruiksencultuurwaarde.
-Het opstellenvannationaal aanbevelende c.q. bindende rassenlijsten.
-Het ontwikkelenvan efficiënte enbetrouwbare methoden en technieken
tenbehoeve vankeuringvanplantaardig uitgangsmateriaal, enhet
vaststellen enhandhaven ofverbeterenvan dekwaliteit vanuitgangsmateriaal.
-Het onderzoek naar de achtergrondenvan rasverschillen, naar hetgedrag enkwaliteitvanuitgangsmateriaal ennaar interakties met het
milieu.
-Onderzoek terverbetering enontwikkeling van de zaadtechnologie.
-Onderzoek c.q. supervisie encoördinatie vanhet onderzoek tenbehoeve
van certificeringvan zaad.
Doelgroepen
-HetMinisterie vanLandbouw enVisserij
-Nederlandse en internationale registratie-autoriteiten
- Keuringsdiensten
-Proefstations en consulentschappen
-De zaad- enkweekbedrijven enhun organisaties, telers,het Landbouwschap en andere agrarische belangenorganisaties en industrie
-Plantsoenendiensten enbeheerders van openbaar groen
Groep Landbouwwiskunde (GLW)
Marijkeweg 11,Postbus 100,6700AC Wageningen
telefoon: 08370-19100
Hoofd: Ir.A.A.M. Jansen
Omvang formatie: 15A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetbeschikbaar maken en toepassenvanbestaande ennieuwe wiskundige
methoden dievanbelang zijnvoor de doelmatigheid vanhet landbouwkundig onderzoek.
-209-
Taken
-Participatie inde onderzoekprogramma's van de instellingenvoor landbouwkundig onderzoekvia directe ondersteuning ophet terreinvan de
toepassing vanwiskundige methoden.
-Onderzoek gericht ophetverwerven, toepasbaar maken enbeschikbaar
makenvanbestaande ennieuwemethoden.
-Voorlichting gericht op doorstroming vankennis enmethodologie naar
onderzoek en onderzoekmedewerkersvia cursussen of anderszins, inclusief ondersteuning van gebruikte programmatuur.
Doelgroepen
-DLO-instituten
-Proefstations vanDAT enDVZ
De Dorschkamp, Instituut voor Bosbouw en Groenbeheer
Bosrandweg 20,Postbus 23,6700AA WAGENINGEN
telefoon: 08370-95111
Directeur: ir.J. vandenBos
Omvang formatie: 92plaatsen,waarvan 88A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetverrichtenvan toepassings- enpraktijkgericht wetenschappelijk onderzoek tenbehoeve van eenecologisch, technisch en economischverantwoord beheer en gebruikvan stedelijk groen, (half-)natuurlijke terreinen envan bos.
Taken
-Het ontwikkelenvanbeheers- enbedrijfssystemen,waarmee bedrijfstechnisch,bedrijfseconomisch en ecologischverantwoord terreinbeheer
enbosbouw mogelijkworden.
-Kennisontwikkeling tenbehoevevanhet overheidsbeleid enhetbedrijfsleven inde sektor Bosbouw.
•210-
-Hetverrichtenvan toepassingsgericht enpraktijkgericht onderzoek op
terreinvan groenbeheer en gebruikvan stedelijk groen en (half)natuurlijke terreinen.
-Ondersteuning voorlichting aanbedrijven en debedrijfstakorganisaties
binnen debosbouw enhetbeheervan (half-)natuurlijke terreinen en
stedelijk groen.
-Kennisontwikkeling tenbehoeve vanhet gebruikvanbos,hierbij inbegrepen teeltgericht onderzoek naar groeiplaatsfactoren.
Doelgroepen
-Ministerie vanLandbouw enVisserij
-Ministerie van Economische Zaken tenbehoeve vanhoutvoorziening, -afzet en -verwering
-Ministerie van Buitenlandse Zaken/DGIS
- Voorlichtingsdiensten
-Terreinbeherende instanties,zoals SBB,Natuurmonumenten, provinciale
landschappen, gemeenten, recreatieschappen, Rijkswaterstaat,waterschappen,Ministerie van Defensie
-Hetbosbouwbedrijfsleven,het Bosschap en departiculiere uitvoerende
sector
- Ingenieursbureaus en architectenbureaus
- Stedelijk groenbeheerders, zoals gemeentelijke plantsoenendiensten en
particuliere groenvoorzieningsbedrijven.
Organisatie onderzoekafdelingen:
Bos enbeplantingen
Stedelijk Groen
Planning, Gebruik en Beheer
-211-
Instituutvoor Agrotechnologlsch Onderzoek (ATO)
Voorlopig adres:
IBVL,Bornsesteeg 59,Postbus 18,6700AAWageningen
telefoon: 08370-19043
Sprenger Instituut,Haagsteeg 6, Postbus 17,6700AA Wageningen
telefoon: 08370-19013
Aangewezen directeur: dr.ir.A.H. Eenink
Doelstelling
Het ontwikkelenvanmethodes enhetvermeerderenvankennis omtrent de
(agro)technologische schakels inde afzetketens van land- en tuinbouwprodukten,met name tenaanzienvanbewaring,be- enverwerking enlogistiek. Het uitdragenvan deze kennis om daarmede kwaliteitvanProdukten teverhogen, de toegevoegde waarde tevergroten en eenbetereafstemmingvan de agrarische produktie op demarkt te verwezenlijken.
Taken
-Kennis enexpertise ontwikkelen en toepasbaar maken ophet gebied van
debe- enverwerking, transport,bewaring, opslag, presentatie enafzetvan deprimaire plantaardige produkten.
-Onderzoekverrichten op de gebiedenbe- enverwerkingstechnologie,bewaar- enconserveringstechnologie enagrologistiek; en,op deze gebieden afgestemde,marktverkenning enmarktonderzoek (doen)verrichten.
Doelgroepen
-HetMinisterie vanLandbouw enVisserij
-Deprimaire plantaardige produktietakken, teweten akker-,weide-,en
tuinbouw; produktschappen; het georganiseerde bedrijfsleven.
Contactenmethetbedrijfsleven lopenvia deproefstations en de landbouwvoorlichting
-Deverwerkende agrarische industrie, direkt ofviabetreffende organisaties zoalsVGF,VAI
-Organisaties enondernemingen ophet gebiedvanhandel en distributie:
veilingen, exporteurs,groot- en detailhandel,vervoersbedrijfsleven
-Toeleverende industrie voor verwerking, verpakking, transport en
koeling
-212-
Instltuutvoor Bodemvruchtbaarheid (IB)
Oosterweg 92,postbus 30003,9750RA HAREN
telefoon: 050-337777
Directeur: dr.ir. K. Harmsen
Omvang formatie: 165plaatsen,waarvan 153A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetverrichtenvan onderzoek tenbehoeve van eendoelmatig, duurzaam en
maatschappelijk verantwoord bodemgebruik.
Taken
Onderzoek naar:
-karakterisering van debodemkwaliteit mede inverband met denormstelling inhet kadervan deWet Bodembescherming;
- advisering overbemesting enplantenvoeding en fertigatie bij deagrarische produktie,waaronder ookbegrepen de substraatteelt;
-bodemvruchtbaarheids- en -inrelatiehiermee -vruchtwisselingsvraagstukken;
-het gebruikvan omzettingenvan afvalstoffen, zoalsbaggerspecie, zuiveringsslib, dierlijke mest encompost;
- de invloedvan grondbewerking, teeltsystemen,bemesting, gewasbeschermingsmiddelen endiffuse emissies op debodembiosfeer;
- de invloedvanbodemfactoren op de ontwikkeling enhet funktioneren
vanwortelstelsels inrelatie tot debodembiologie, de plantenvoeding,
fertigatie en substraatteelt;
-bodembiologische aspekten tenbehoeve van deprimaire produktie ennatuurbeheer;
- systeemanalytisch onderzoek tenbehoeve van de ontwikkeling vansimulatiemodellenvoor het gedragvan stoffen indebodem.
Inbreng bij deuitvoering vanhetmeststoffenbesluit. Overige taken ten
behoeve vanbeleidsondersteuning en -advisering.
Doelgroepen
-Ministerie van Landbouw enVisserij;tenbehoeve vanhetbeleid (milieu,bodembescherming, bodemgebruik);
-213-
-Ministerie van Buitenlandse Zaken/DGIS; organisaties voor ontwikke1ingssamenwerking;
-Landelijke,provinciale en gemeentelijke instellingen (milieubeheer,
bodembescherming);
-De primaire produktie;het georganiseerd bedrijfsleven. De contacten
met deze doelgroepen lopenvia deproefstations en de landbouwvoorlichting;
-Toeleverende industrie,waaronder producentenvankunstmest,gewasbestrijdingsmiddelenenafvalstoffen (compost);
-Bedrijfslaboratoriavoor grond- en gewasonderzoek.
-Waterbeheerders, zoals dewaterschappen, Rijkswaterstaat
-Recreatiebedrijfslevenen recreantenorganisaties
-Landbouwschap; plantaardige endierlijke bedrijfstakken
-Agro-chemische industrie
-Maatschappelijkebelangengroeperingen; milieu- ennatuurorganisaties,
zoals Natuur enMilieu
-Ontwerp- en ingenieursbureaus, cultuurmaatschappijen.
Organisatie onderzoekafdelingen:
Bemesting & Plantevoeding
Bodemchemie
Bodembiologie
Bodemfysica & Wortelecologie
-214-
Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (IMAG)
Mansholtlaan 10-12, postbus 43,6700AA WAGENINGEN
telefoon: 08370-94911
Directeur (per 1oktober 1989): Ir.A.A. Jongebreur
Omvang formatie: 213plaatsen,waarvan 195A-formatieplaatsen
Doelstelling
Door middelvanhet uitvoerenvan strategisch en op toepassing gericht
wetenschappelijk onderzoek ophet gebiedvande landbouwtechniek bij te
dragenaan de optimale combinatie vanproduktiefactoren ophet agrarisch
bedrijf en aanhet optimaalbeherenvannatuurlijke hulpbronnen.
Taken
Onderzoek wordt verricht ophet terreinvan landbouwwerktuigkunde, procestechniek, procesautomatisering, micro-electronica, informatica, informatietechnologie,bouwkunde enkennisvanbouwmaterialen, arbeidskunde enmanagement.
Het IMAG heeftbinnenhet landbouwkundig onderzoek deprimaireverantwoordelijkheid voor:
-het aanpassen en geschiktmakenvannieuwe technische hulpmiddelen,
produktie- enbewerkingssystemen en -processen,metnadruk op de toepassing van informatica en informatietechnologie voor de landbouw;
-het in samewerkingmet anderen zelf ontwerpen en laten ontwerpen van
technische hulpmiddelen, systemen enprocessen (robots, sensoren);
- informatietechnologisch onderzoek tenbehoeve van deprimaire sector;
-het mestonderzoek, de opslag enverwerking vanmest opbedrijfs- en
centraal niveau; distributie vanmest;hetvaststellen en tegengaan
van emissies,onder andere van ammoniak.
Daarnaastheeft het IMAG tot taakhet opzetten enbeherenvan databestanden ophet terreinvanmechanisatie enhetbijdragen aannormalisatie-aktiviteiten.
Doelgroepen
-Ministerie vanLandbouw enVisserij;Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer; lagere overheden
-HetMinisterie vanBuitenlandse Zaken/DGIS; ontwikkelingslanden
-215-
-Deprimaire agrarischebedrijfstakken; instellingenvoorhetbeheer
vannatuurlijke enhalfnatuurlijke gebieden;het Landbouwschap;vaken takorganisaties. Contacten met de takorganisaties lopenvia de
landbouwvoorlichting endeproefstations
-Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties
-Ondernemingen ophet gebiedvanbedrijfsgebouwen, landbouwwerktuigen,
technische apparatuur ensoftware.
Organisatie onderzoekafdelingen:
Mechanisatie
Arbeid en Organisatie
Bedrijfsgebouwen
Procestechniek
Onderzoekondersteuning enTechnische dienstverlening
Proefbedrijven en Proeftuinen
Instituut voor Plantenziektenkundig Onderzoek (IPO)
Binnenhaven 12,postbus 9060, 6700GW WAGENINGEN
telefoon: 08370-19151
Directeur: dr.ir. O.M.B, de Ponti
Omvang formatie: 153plaatsen,waarvan 123A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetbevorderenvan eeneconomisch enmaatschappelijk verantwoordebeschermingvanplanten tegenplantenziektenen -plagen, en tegennegatieve invloedenvan abiotische factoren. Debewaking van dekwaliteit van
het milieu,voor zover gerelateerd aan gewasbescherming.
Taken
- Plantenziektenkundig onderzoek gericht opmoleculair, cellulair, individu- enpopulatieniveau om eenbeter inzicht inhet optreden,voorkómen enbeheersenvanplantenbelagende organismen en factoren teverkrijgen. De resultatenworden gebruikt bij de agrarische produktie en
voor groen- ennatuurbeheer.
-216-
Onderzoek naarbodempathogenen ishierin opgenomen. De resultatenworden gebruikt bij de agrarische produktie envoor groenbeheer.
-De ondersteuning vanhet fytosanitair enmilieuhygiënisch beleid voor
debestudering van de effectenvan beleidsmaatregelen.
-De ontwikkeling en toetsingvan simulatiemodellen voor gewasbelagende
organismen en factoren tenbehoeve vanhetverantwoord inzettenvan
bestrijdingsmiddelen.
-Verdere ontwikkeling van debiologische bestrijding van ziekten en
plagen envan de geïntegreerde gewasbescherming.
-De studie vanplant-parasietrelaties tenbehoeve van de ontwikkeling
van gewasbeschermings- enveredelingsstrategieën. Onderzoek naargebruikvan signaalstoffen, waaronder feromonen.
-De ontwikkeling vanmethoden enpreparatenvoor de diagnose vanziekten inplantmateriaal ofeindprodukten.
-Deverdere ontwikkeling ofoptimalisering vanbiologische bestrijding
en resistentieveredeling metbehulp vanbiotechnologisch onderzoek.
-De effectenvan abiotische gewasbelagende factoren in interaktie met
biotische gewasbelagers nader tebestuderen (fytotoxicologisch onderzoek; zure depositie).
-Toepassingsmogelijkheden aanreiken aanpraktijkonderzoek,keuringsdiensten enbedrijfsleven.
-Onderzoek naar eenduurzame voedselvoorziening en eenverantwoordnatuur- enmilieubeheer in ontwikkelingslanden.
Doelgroepen
-HetMinisterie van Landbouw enVisserij, met name tenbehoeve van de
beleidsondersteuning
-Ministeries enorganisaties gericht op milieubeheer
-HetMinisterievanBuitenlandse Zaken/DGIS; organisaties gericht op
ontwikkelingssamenwerking
-Deprimaire agrarische produktietakken; Landbouwschap; produktschappen
en telersverenigingen; beheerders vanbossen, opbaar groen en (half)natuurlijke terreinen; contactenmet deze doelgroepen lopenvia de
proefstations ende landbouwvoorlichting
-Dekeuringsdiensten,veiling- en handelsorganisaties
-Hetveredelingsbedrijfsleven
-217-
Organisatie onderzoekafdelingen:
Ecologie enbodembiologie
Fysiologie en Resistentie
Detectie en Biotechnologie
Biologische enGeïntegreerde bestrijding
Instituut voor Veehouderij enVleesonderzoek (IVO)
Driebergseweg lOd,postbus 501,3700AM ZEIST
telefoon: 03404-29611
Directeur: dr.W. Sybesma
Omvang formatie: 111plaatsen,waarvan 99A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetbevorderenvan economisch enmaatschappelijk verantwoorde veehouderijmethoden doorhetverrichtenvan onderzoek ophet gebiedvan dedierlijke produktie enprodukten (exclusiefpluimvee,pluimveeprodukten en
melk).
Taken
Onderzoek naar:
- slachtkwaliteit en -technologie envleesverwerking;
- de zoötechnische fokkerij-envoortplantingsmethodenonder anderemet
behulp van dierlijke biotechnologie;
-houderijsystemen inrelatie totwelzijnvan dieren,produktie enproduktkwaliteit.
Ondersteuning vanhet overheidsbeleid dooruitvoering van bovengenoemde
taken.
Doelgroepen
-Ministerie vanLandbouw enVisserij
-Ministerie vanWelzijn,Volkgezondheid en Cultuur
- Voorlichtingsdiensten
-Landbouwbedrijfsleven,waaronder het Landbouwschap enhet Produktschap
voor Vee enVlees
-218-
-Fokkerij-organisaties
- Slachthuizen envleesverwerkende bedrijven
-Toeleverende industrie
-Ontwikkelingslanden enorganisaties gericht op ontwikkelingssamenwerking
Organisatie onderzoekafdelingen:
Fokkerij
Huisvesting enverzorging
Slachtkwaliteit
Voortplanting
Instituut voor Veevoedingsonderzoek (IVVO)
Runderweg 2,postbus 160,8200AD LELYSTAD
telefoon: 03200-22514
Directeur: dr.ir. Y.van der Honing
Omvang formatie: 88plaatsen,waarvan 74A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetverrichtenvanwetenschappelijk onderzoek ophet gebiedvan voeding
van landbouwhuisdieren (exclusief pluimvee)om tot een optimale samenstelling vanhet rantsoen eneenefficiënte benutting vanhetvoer,een
goede gezondheid enwelzijnvanhet dier enoptimale produktkwaliteit te
komen.
Taken
Onderzoek naar:
- de optimale benuttingvanhet ruwvoer;
-voederwaardering van ruwvoer enkrachtvoeders opbasis van deeiwit-,
energie- enmineralenhuishouding inhet dier;bepaling van debehoefte
aan enbenutting vannutriënten; ontwikkeling van adequate analysemethodenhiervoor;
-219-
-kwaliteitsverbetering vanveevoeder door toepassing van enzymtechnologie; optimale samenstelling vanmengvoeders inrelatie totkostprijs,
produktkwaliteit ende milieuproblematiek;
-relatie tussenvoeding, gezondheid enwelzijnvanhet dier;
-relatie tussenveevoeding enmilieuproblematiek (onder andere residuen).
Ondersteuning vanhet overheidsbeleid tenaanzienvan de relatievan de
veevoeding met demilieuproblematiek door uitvoering van bovengenoemde
onderzoektaken.
Doelgroepen
-Ministerie van Landbouw enVisserij
- Voorlichtingsdiensten
-Landbouwbedrijfsleven;het Landbouwschap; Produktschap voor.Veevoeder;
Produktschap voorVee enVlees
- Mengvoederindustrie
-Ontwikkelingslanden enorganisaties gericht op ontwikkelingssamenwerking
Organisatie onderzoekafdelingen:
Fysiologie enbiochemie
Herkauwers
Varkens
Landbouw-Economisch Instituut (LEI)
Conradkade 175,postbus 29703,2502LS DEN HAAG
telefoon: 070-614161
Directeur: prof.drs. J. de Veer
Omvang formatie: 278plaatsen,waarvan 258A-formatieplaatsen
Doelstelling
Het doormiddelvanwetenschappelijk onderzoek bevorderenvankennis van
economische en socialeverschijnselenenvraagstukken, betrekkinghebbende op en/ofvanbetekenis zijnde voor deNederlandse landbouw envis-
-220-
serij, natuurbeleid enhetbeheer en inrichting vanhet landelijkgebied, envanhet daarop betrekking hebbende beleid voor de overheid, het
georganiseerde bedrijfsleven en internationale organisaties.
Taken
-Economisch en sociaal-wetenschappelijk onderzoek opmicro-,meso- en
macroniveau.
-Beleidsonderbouwende economische en sociaal-wetenschappelijke studies
ophoog integratie- engeneralisatieniveau ter ondersteuning vanhet
landbouwbeleid.
-Onderzoek naar voor deNederlandse landbouw relevante ontwikkelingen
inhet gemeenschappelijk landbouwbeleid enhet internationalehandelsen ontwikkelingsbeleid.
-Modelzonderoek tebehoeve van integrale enpartiële systemen.Economische analyses vannieuwe produkten enproduktiemethoden (research guidance).
- Structuuronderzoek, gericht op toekomstige ontwikkelingenenveranderingenvan structuur vanbedrijven envanhet platteland.
Scenario's voor ontwikkeling vanhet landelijk gebied.
-Marktkundig onderzoek inverband metveranderende consumptiepatronen,
zichwijzigende marktposities, de ontwikkeling vannieuwe produkten,
produkteisen enproduktiemethoden enhet openenvannieuwe afzetmarkten. Onderzoek naarvereiste aanpassingen inde structuurvan toelevering,produktie,verwerking enafzet.
-Het opzettenvan informatie- enmanagementsystemenvoor agrarischebedrijven; ontwikkeling van informatiesystemen tenaanzienvanproduktie, verwerking en afzet tendienstevan eigen onderzoek, overheid en
bedrijfsleven.
-Economisch eneconometrisch onderzoek; methodiekontwikkeling tenbehoevevan informatieverwerking, documentatie en statistiek.
-Hetverzamelen,be- enverwerkenvan enpubliceren over macro-economische,bedrijfseconomische en sociologische gegevens.
- Statistische informatievoorziening.
-Met debeschikbare kennis endoor eigen onderzoek hetbeleid van het
ministerie van Landbouw enVisserij ondersteunen.
-221-
Doelgroepen
-Ministerie van Landbouw enVisserij en (dienstenvan)andere departementen; lagere overheden
-Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties; agrarisch bedrijfsleven;afnemende, toeleverende enverwerkende sektor;vak- en takorganisaties
-Andere maatschappelijke organisaties,waaronder milieu-,natuur- en
consumentenorganisaties
- Internationale organisaties ophet terreinvan de landbouwpolitiek en
economische samenwerking
-Ontwikkelingslanden enorganisaties ophet terreinvan ontwikkelingssamenwerking.
Organisatie onderzoekafdelingen:
Algemeen Economisch Onderzoek en Statistiek
Centrale Informatieverwerking
Landbouw
Structuuronderzoek
Tuinbouw
Visserij
Rijks-Kwaliteitsinstituut voor land- en tuinbouwprodukten (RIKILT)
Bornsesteeg 45,postbus 230,6700AE WAGENINGEN
telefoon: 08370-19110
Directeur: ir.G.S. Roosje
Omvang formatie: 139plaatsen,waarvan 138A-formatieplaatsen
Doelstelling
Het leverenvanbijdragen aan debeheersing,bewaking enverhoging van
dekwaliteitvan agrarische envisserijprodukten doorhetverrichten van
onderzoek enhet anderszins verwervenvankennis.
-222-
Taken
-Hetverrichtenvan onderzoek ophet gebiedvan de chemie,biochemie,
microbiologie, sensoriek,microscopie, toxicologie envoedseldoorstraling tenbehoeve van
a)debevordering vanproduktkwaliteit en -veiligheid en
b) de ontwikkeling vanbetrouwbare, efficiënte en snelle analysemethodenen referentiemethoden.
-Hetvaliderenvan analysemethoden, onder andere door de organisatie en
coördinatie van interlaboratoriumonderzoek (ringtesten).
-Harmonisatie ennormalisatie van analysemethoden.
-Het functioneren als ontwikkelings- enreferentielaboratorium tenbehoevevankeuringen en controles die door overheidsdiensten en door
anderepubliekrechtelijke enprivaatrechtelijke instanties worden uitgevoerd.
-Hetbehulpzaam zijnbij het Rijkstoezicht.
-Het functioneren als gerechtelijk laboratorium voor deAlgemene Inspectiedienst.
-Het opbouwen enbeherenvan een systeem vankwaliteitsgegevens van
voedingsmiddelen en -grondstoffen (databank).
-Residutoxicologisch onderzoek endossierbeoordeling van diergeneesmiddelen enmeststoffen.
Doelgroepen
-Rijksoverheid, waaronder hetministerie vanLandbouw enVisserij;lagere overheden
- Produktschappen
- Instellingenvoor landbouwkundig onderzoek
-Kwaliteitscontrolerende instanties en instituten
- Consumentenorganisaties
-Belangenorganisaties van producenten
-223-
Organisatie onderzoekafdelingen:
Hoofdafdeling Produktkwaliteit:Microscopie, Sensoriek, Micronutriënten
enNatuurlijk Toxische Stoffen,Algemene Chemie.
Hoofdafdeling Produktveiligheid: Diergeneesmiddelen, Biofarmaceutische
analyse,Microbiologie, Organische Contaminanten,Anorganische Contaminanten, Toxicologie, Straling enVoedsel.
Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN)
Kemperbergerweg 67,postbus 9201,6800HB ARNHEM
telefoon: 085-452995
Directeur: dr.A.B.J. Sepers
Omvang formatie: 155plaatsen,waarvan 132A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetverrichtenvan strategisch en toepassingsgericht ecologisch onderzoek tendienstevanhet natuurbehoud, de landschapsbescherming enhet
behoud van denatuurlijke hulpbronnen.
Taken
-Ecologisch onderzoek aanplanten, dieren envegetaties, tenbehoeve
vanhetbehoud, debescherming, ontwikkeling enhetherstelvansoorten, levensgemeenschappen enbiotopen, inhetbijzonder die waarvoor
Nederland een specifieke (internationale)verantwoordelijkheiddraagt.
-Onderzoek naar ecologische aspekten,metname de biologische/ecologische infrastructuur,vanhet landelijk gebied tenbehoeve van debestemming, de inrichting enhetbeheer van dit gebied.
-Onderzoek naar terrestrische enaquatische ecosystemen enecotoxicologisch onderzoek dienaangaande.
-Bosecologisch onderzoek,'gerichtop denatuurfunktie.
-Onderzoek tenbehoevevan faunabeheer enexotenbestrijding.
-224-
-Methodiekontwikkeling voor natuur- enmilieu-inventarisaties enkarteringen.
-Onderzoek tenbehoeve vanbeleidsondersteuning voor hetMinisterie van
Landbouw enVisserij.
Doelgroepen
-Ministerie vanLandbouw enVisserij
-Ministerie vanVerkeer enWaterstaat enMinisterie vanVolkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer
-Ministerie van Buitenlandse Zaken/DGIS; organisaties voor ontwikke1ingssamenwerking
-Particuliere natuurbescherming- en terreinbeherende instanties
-Maatschappelijke organisaties ophet gebiedvannatuur enmilieu,
waaronder deVereniging totBehoudvanNatuurmonumenten, StichtingNatuur enMilieu enProvinciale Landschappen, Koninklijke Nederlandse
Jagersvereniging
- Internationale organisaties m.b.t. natuur- enmilieubeheer.
Organisatie onderzoekafdelingen:
Botanie
Dierecologie
Ecotoxicologie
Estuariene ecologie
Hydrobiologie
Landschapsecologie
Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (RIVO)
Haringkade 1,postbus 68,1970AB IJMÜIDEN
telefoon: 02550-64646
Directeur:mr. B.B.van der Meer
Omvang formatie: 82plaatsen,waarvan 79A-formatieplaatsen
Doelstelling
Onderzoek tenbehoeve van eendoelmatige visserij enbestandbeheer van
vis-, schaal- en schelpdieren inde zee,kust- enbinnenwateren.
-225-
Taken
-Biologisch onderzoek naar bestandsontwikkeling van zeevis, teneinde
hetbeleid vanhetMinisterie van Landbouw enVisserij, metname het
quotabeleid, te onderbouwen.
-Onderzoek naar demogelijkheden van commerciële vangst van (niet-)traditionele vissoortenbuiten detradionele visgebieden.
-Technisch enmanagementonderzoek terverbetering van de doelmatigheid
vanhetvisserijbedrijf.
-Onderzoek naarvismethodieken,werkmethoden envaartuigen.
-Biologisch onderzoek enbestandbepalingen tenbehoeve vanberoeps- en
sportvisserij op debinnenwateren; advisering tenaanzienvan deregelgeving.
-Onderzoek naar migratiemogelijkhedenvoor vis inhet landelijk gebied.
-Onderzoek naar de schaal- en schelpdierencultuur. Sanitaire controle
van schaal- en schelpdieren.
-Onderzoek naar debedrijfsmatigebeoefening van de intensievevisteelt.
-Onderzoek naar dewaterkwaliteit inverband met dekwaliteitvanvis.
-Kwaliteitszorg indeproduktieketenvanaf devangst totenmet afleveringvan eindprodukten.
Doelgroepen
-Ministerie van Landbouw enVisserij
-Ministeries diebetrokken zijnbij milieubeleid (waterkwaliteit)
-Ministerie van Buitenlandse Zaken/DGIS; organisaties voor ontwikkelingssamenwerking
-Visserijbedrijfsleven,handel enverwerking, enhun landelijke organisaties (inclusief sportvisserij)
-Toeleverende industrie
Organisatie onderzoekafdelingen:
Aquacultuuronderzoek
Biologisch Visserij-onderzoek
Milieu-onderzoek
Technisch onderzoek
-226-
Centrum voor Onderzoek enVoorlichting voor de Pluimveehouderij
"Het Spelderholt"
Spelderholt 9, postbus 15,7360AA BEEKBERGEN
telefoon: 05766-6111
Directeur: dr.ir.W. deWit
Omvang formatie: 107plaatsen,waarvan 95A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetuitvoerenvan onderzoek gericht op eendoelmatige en maatschappelijk
verantwoorde produktie enproduktverwerking indebedrijfssectoren
pluimvee,konijnen enpelsdieren.
Taken
Onderzoeknaar:
- fokkerij envoortplanting bij pluimvee,konijnen enpelsdieren;
- pluimveevoeding;
-produktkwaliteit van dierlijke,be- enverwerkte produkten;
-verwerkingstechnologie tenbehoeve vanvlees eneieren;
-huisvesting,welzijn enverzorging;
Het onderzoek iszowel strategisch en toepassingsgericht als op depraktijk gerichtvoorpluimvee-,konijnen- enpelsdierenhouderij.
Eenbijdrage leveren aan dekennisoverdracht aandeprimaire producenten
en dehandel en industrie ophet gebiedvan debe- enverwerking van
produkten.
Ondersteuning vanhet overheidsbeleid ophet terreinvankwaliteitsbeoordeling enkeuringenmede dooruitvoering vanbovengenoemde onderzoektaken.
Doelgroepen
-Ministerie vanLandbouw enVisserij envanVolksgezondheid, Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer;
- Voorlichtingsdiensten
-HetLandbouwschap,primaire producenten, tak- envakorganisaties,Produktschap voor Pluimvee enEieren, Produktschap voor Veevoeder
-227-
Toeleverende enverwerkende industrie
Mengvoederindustrie
Ontwikkelingslanden enorganisaties gericht op ontwikkelingssamenwerking.
Organisatie onderzoekafdelingen:
Bedrijf
ssynthese
Kwaliteit en technologie
Staring Centrum, Instituut voor Onderzoekvan het Landelijk Gebied
Marijkeweg 11,postbus 125,6700AC WAGENINGEN
telefoon: 08370-19100
Directeur: ir.G.A. Oosterbaan
Omvang formatie: 296plaatsen,waarvan 258A-formatieplaatsen
Doelstelling
Hetverrichtenvan onderzoek tenbehoeve van een doelmatige, duurzame en
maatschappelijk verantwoorde bestemming, inrichting enbeheer vanhet
landelijk gebied.
Taken
Onderzoek naar:
-ontwerp- enevaluatiemethodieken voor eenmultifunktionele bestemming,
inrichting enbeheervanhet landelijk gebied;
- landschapsplanning, -bouw en -ontwikkeling, inclusiefvisuele enbelevingsaspekten;
-ruimtelijke patronenvan (bodem)gesteldheid en geschiktheid voordiversebestemmingen (agrarisch, openluchtrecreatie en natuur);
- specifieke aspektenvanbodemonderzoek;
- cultuurhistorische aspekten enhistorische geografie;
-waterkwantiteits- enkwaliteitsbeheer; integraal waterbeheer;
-ecotoxicologische aspektenvanorganische stoffen,metname gewasbeschermingsmiddelen, tenbehoeve van de evaluatie vanmilieurisico's;
-228-
-de optimalisering van de toedieningvan gewasbeschermingsmiddelen, gericht ophet terugdringenvanemissies;
- openluchtrecreatie;
-ruimtelijke aspektenvan de bodembescherming;
-mogelijkheden voor remote-sensing technieken;
-methodiekontwikkeling tenbehoeve van geografische informatiesystemen.
Onderzoektaken tenbehoeve van debeleidsondersteuning ten aanzienvan
bestemming, inrichting enbeheervanhet landelijk gebied, envanbodembescherming.
Doelgroepen
-Ministerie vanLandbouw enVisserij
-Ministeries vanVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
(waaronder RIVM,RPD) envanVerkeer enWaterstaat
-Ministerie van Buitenlandse Zaken/DGIS; organisaties voor ontwikkelingssamenwerking
-Provincies enGemeenten,provinciale landschappen
Organisatie onderzoekafdelingen:
Landinventarisatie & Landevaluatie
Fysisch Bodembeheer
Waterbeheer
Milieubescherming
Landschapsontwikkeling
Landinrichting & Openluchtrecreatie
-229-
Technische enFysische Dienst voor de Landbouw (TFDL)
Mansholtlaan 12,postbus 356,6700AJ WAGENINGEN
telefoon: 08370-19143
Directeur: drs.A.M.K.van Beek
Omvang formatie:104 plaatsen
Doelstelling
Het aanreikenvan techn(olog)ische oplossingenvoor vragen voortvloeiend
uit activiteitenvan onderzoek enonderwijs ophet gebiedvan land- en
tuinbouw, landinrichting, natuur enmilieu,visserij, bosbouw envoedselvoorziening, alsmede de raakvlakkenvan deze gebieden.
Taken
-De TFDL dienthet centrum voor tech(nolog)ischevernieuwing te zijnop
het gebiedvan instrumentatie, technische apparatuur,hulpmiddelen en
installaties tenbehoeve vanhet gehele landbouwkundig onderzoek.
-Dekerntaak ligtbij de innovatie van instrumentatie,d.w.z.:
.het inpassenvannieuwe ontwikkelingen ophet gebiedvan fysica,
(micro-)electronica,werktuigbouw en informatietechnologie;
.het inopdracht ontwerpen, ontwikkelen envervaardigen vanwetenschappelijke instrumenten en apparatuur (prototypebouw, sensorontwikkeling, robotisering, patroonherkenning enbeeldverwerking);
. de ontwikkeling, advisering en introduktie vannieuwe meetmethoden.
-Overige takenzijn:
. ontwerp inopdracht enonderhoud vanvaste technische en technischwetenschappelijk installaties;
. advisering en ondersteuning ophet gebiedvan automatisering eninformatietechnologie, datatransmissie en -communicatie;
.het aanbiedenvan expertise en faciliteitenvoor de electronenmicroscopie.
-230-
Doelgroepen
-Ministerie van Landbouw enVisserij endaaronder ressorterende instellingen
- Instellingenvoor landbouwkundig onderzoek
- Landbouwuniversiteit
- Instanties inde toeleverende enondersteunende sector.
Organisatie (onderzoek)afdelingen:
Afdeling Instrumentatie
Afdeling Electronenmicroscopie
Afdeling Automatisering
Expertisecentrum Informatietechnologie
Onderhouds- enAdviesdienst
232
Bijlape
L Ustmet afkortingen
Inde tekstvermelde afkortingen enhunbetekenis.
ACV
AGRALIN
AHOF
AID
AMC
ANF
APV
AT
ATO
BCRS/NRSP
BAFF
BGA
BION
BIS
BKCF
B&L
BLGG
CABO
CAD
CAD-BV
CAD-BWB
CBS
CBT
CDI
CGN
CIGR
CIMMYT
CIP
CIVO-TNO
CLO
CMMB
CML
COLA
COH
Conex
COVP
COWT
COZ
CPO
CRZ
CVB
Stichting AfnemersControle opVeevoer
Agrarisch Literatuur Informatiesysteem Nederland
Agrarische Hogeschool Friesland
Algemene Inspectie Dienst
Amsterdams Medisch Centrum
Anti Nutrionele Factoren
Additioneel Programma Verzuringsonderzoek
Directie Akker- en Tuinbouw
Instituutvoor Agrotechnologisch Onderzoek
BeleidsCommissie Remote Sensing/NationaalRemoteSensing Programma
BundesAnstalt für Fleisch Forschung (BRD)
Bundes Gesundheits Amt (BRD)
Stichting Biologisch Onderzoek Nederland
Bodemkundig Informatie Systeem
Boter- enKaas Controlestation Friesland
Directie Bos-en Landschapsbouw
Bedrijfslaboratoriumvoor Grond- en Gewasonderzoek
Centrum voor Agrobiologisch Onderzoek
Consulentschap inAlgemene Dienst
CADvoor de Bedrijfsuitrusting inde Veehouderij
CADvoor Bodem,Water- enBernestingszaken indeAkkeren Tuinbouw
Centraal Bureauvoor de Statistiek
Centraal Bureauvoor Tuinbouwveilingen inNederland
Centraal Diergeneeskundig Instituut
Centrum voor Genetische Hulpbronnen Nederland
Commission Internationale duGenie Rurale
International Center forMaize andWheat Research
International Center for Potato research
Centraal InstituutvoorVoedingsonderzoek-TNO
Centrale Landbouw Organisaties
Consulentschap voorMelkwinning,Melkhygiëne en
Boerenkaasbereiding
CentrumvoorMilieuonderzoek inde Landbouw
Coördinatiecommissie voor Onderzoek aanLandbouwafvallen
Centraal Orgaanvoor Melkhygiëne
Stichting Conserven Export
Centrum voor Onderzoek enVoorlichting indePluimveehouderij "Het Spelderholt"
Centrumvoor Onderzoek vanWeefselkweek inde Tuinbouw
Centraal Orgaan Zuivelcontrole
Centrum voor Plantenveredelingsonderzoek
Centrum voor Rassenonderzoek en Zaadtechnologie
Centraal Veevoederbureau
233
DAT
DBL
DBW-RIZA
DGIS
DGMH
DG-X
DGW
DIHO
DLO
DSM
DWW
EBC
EBG
ECLAIR
ECN
EG
EZ
FAL
FAO
FD
FOMA
GIALG
GIS
GLW
HPA
IAC
IB
IBPGR
ICARDA
ICES
ICRISAT
IFFIT
IHE
UTA
ILRI
IMAG
InPla
INSPLO
100
IOPB
IOPG
IPO
IRRI
ISRIC
ISTA
ITC
Directie Akkerbouw en Tuinbouw
Directie Beheer Landbouwgronden
Directie Binnenwateren-Rijksinstituutvoor de
Zuivering van Afvalwater
Directoraat Generaal Internationale Samenwerking
Directoraat Generaal Milieu Hygiëne/VROM
EG Directoraat Generaal Informatie, Communicatie en
Cultuur
Dienst Getijdewateren
Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek
Dienst Landbouwkundig Onderzoek
De Staatsmijnen
DienstWeg enWaterbouwkunde-RWS
Energie Beleids Commissie
Energie Besparings Gelden
European Collaborative Linkage ofAgriculture and
Industry through Research
Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland
Europese Gemeenschap
Ministerie van Economische Zaken
Forschungsanstalt für Landwirtschaft
Food andAgricultural Organization
Faculteit Diergeneeskunde/RUU
Financieringsoverleg Mest enAmmoniakonderzoek
Globale Informatie Architectuur Landelijk Gebied
Geografisch Informatie Systeem
Groep Landbouwwiskunde
Hoofdproduktschap voor Akkerbouwgewassen
International Agricultural Centre
Instituutvoor Bodemvruchtbaarheid
International Board for PlantGenetic Research
Internation Center forAgricultural Research inthe
Dry Areas
International Council for the Exploration of the Sea
International Center forResearch in the Semi-Arid
Tropics
International Facility on Food Irradiation Technology
International Institute forHydraulic and Environmental Engineering
International Institute for Tropical Agriculture
International Institute for Land reclamation and
Improvement
Instituut voorMechanisatie,Arbeid en Gebouwen
Innovatieprogramma Plantenbiotechnologie
Informatica Stimulerlngs Plan Landbouwkundig Onderzoek
Instituut voor Oecologisch Onderzoek
Innovatiegericht Onderzoek Programma Biotechnologie
Innovatiegericht Onderzoek Programma Gewasbescherming
Instituutvoor Plantenziektenkundig Onderzoek
International Rice Research Institute
International SoilReference Information Centre
International SeedTest Association
International Institute forAerospace Survey and Earth
Sciences
234
IUCN
IVO
IWO
JRC
KIT
KUM
KUN
LAC
LBO
LD
LEI
LI
LMA
LU
-VgBedr
- Bodem
- Bost
- EDC
- Inform
-Landsch.arch
-Luchth.
-NB
-Recr
-VPO
-WZ
MARIN
MCB
MLV
MT-TNO
NAA
NAM
NCB
NEDAP
NGC
NIOZ
NIVAA
NIZO
NKB
NM
NMF
NMI
NNI
NRLO
NRS
NTS
NTZ
NWO
International Union for Conservation ofNature andnatural resources
Instituutvoor Veeteeltkundig Onderzoek
Instituut voor Veevoedingsonderzoek
Joint Research Center
Koninklijk Instituut voor de Tropen
Koninklijke Universiteit Maastricht
KoninklijkeUniversiteit Nijmegen
LandbouwAdvies Commissie
Laboratorium voor Bloembollenonderzoek
Landinrichtingsdienst
Landbouw Economisch Instituut
Limnologisch Instituut
Laboratorium voor Monoklonale Antistoffen
Landbouwuniversiteit
Vakgroepen:
Bedrijfskunde
Bodemkunde en Geologie
Bosteeltrenbosoecologie
Experimentele Diermorfologie en celbiologie
Informaticia
Landschapsarchitectuur
Luchthygiëne en Verontreiniging
Natuurbeheer
Recreatie
Vegetatiekunde, Plantenoecologie en Onkruidkunde
Waterzuivering
Maritiem Research Instituut Nederland
Monetaire Compensatie Bedragen
Ministerie vanLandbouw enVisserij
Milieutechnologie-TNO
Nederlandse Aardappel Associatie
Nederlandse Aardolie Maatschappij
Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond
Nederlandse Apparatenfabriek
Nederlands Graan Centrum
Nederlands Instituutvoor Onderzoek der Zeeën
Nederlands Instituut voor Afzetbevordering van
Akkerbouwprodukten
Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek
Nederlandse Kwekers Bond
Vereniging totBehoudvanNatuurmonumenten in
Nederland
Directie Natuur,Milieu en Faunabeheer
Nederlands Mest Instituut
Nederlands Normalisatie Instituut
Nationale Raadvoor Landbouwkundig Onderzoek
Nederlands Rundvee Syndicaat
Nederlandse Tuinbouw Studieclubs
Nederlandse Vereniging Voor Producenten/Kwekers van
Tuinbouwzaden alsmedevanHandelaren in Tuinbouwzaden
en overige Tuinmarktartikelen
Nederlandse Organisatie voorWetenschappelijk
Onderzoek
- 235
OBS
OECD
OESO
OR
ORLA
OSL
0S0
OVB
PAGV
PBB
PB/PBN
PBSG
PcLB
PD
PEO/NOVEM
PF/PFW
PGF
PR
PSG/RMNO
PTOG
PV
PVS
PWS
RBL
RGD
RIKILT
RIN
RIVM
RIVO
RMNO
ROC
ROM
ROVE
RPD
RS
R&T
RUG
RUL
RUU
RW
RWS
SAMWAT
SARP-network
SBB
SBI
Organisch Biologische Systemen
Organisation for Economic Cooperation and Development
(zie OESO)
Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling
Directie Openluchtrecreatie
Optische Remote Sensing Land
Directie Ontwikkelingssamenwerking Landbouw
Overleg Samenwerkingsorganen Openluchtrecreatie
Organisatie terVerbetering van de Binnenvisserij
Proefstationvoor deAkkerbouw ende Groenteteelt in de
Vollegrond
Proefstationvoor de Boomteelt Boskoop
Proefstationvoor de Bloemisterij inNederland
Proefstationvoor deBoomteelt en Stedelijk Groen
Programmacommissie Landbouw Biotechnologie
Plantenziektenkundige Dienst
Progamma Energieonderzoek/NOVEM
Proefstationvoor de Fruitteelt Wilhelminadorp
Produktschap voor Groente en Fruit
Proefstationvoor de Rundveehouderij
Programmerings- en Studie Groep/RMNO
Proefstationvoor de Tuinbouw Onder Glas
Proefstationvoor de Varkenshouderij
Produktschap voor Siergewassen
Provinciale Waterstaat
Rijksinstituutvoor deBos-en Landschapsbouw
De Dorschkamp
wordt: Instituutvoor Bosbouw en Groenbeheer
De Dorschkamp
Rijks Geologische Dienst
Rijksinstituut voor Land- en Tuinbouwprodukten
Rijksinstituut voor Natuurbeheer
Rijksinstituut voor Milieuonderzoek
Rijksinstituut voorVisserijonderzoek
Raadvoor Natuur en Milieuonderzoek
Regionaal Onderzoekscentrum
Raamplan Onderzoek Mestproblematiek
Radaronderzoek Vegetatie
Rijks Planologische Dienst
Remote Sensing
Recreatie en Toerisme
RijksUniversiteit Groningen
RijksUniversiteit Leiden
RijksUniversiteit Utrecht
Rijksdienst voor deKeuring vanVee enVlees
Rijkswaterstaat
Samenwerking ophet gebied tenbehoeve vanvanWaterbeheer
Simulation en SystemAnalysis inRice-based Production
Systems
Staatsbosbeheer
Systematische Bodemkundige Informatie
236
SC
SEP
SNV
SOVON
SOW
SOZ
St. KMV
STO
STW
SWNBL
TAURUS
TCGB
TNO
TUD
TUE
TUT
UNEP
UNESCO
UvA
VAAP
VAI
VBN
VD
VGF
VIB
VNG
VICON
VoVo
WPSA
VROM
WDO
V&W
VZ
VZZ
WCS
WL
WNF
WRR
WRSLN-MLV
WVC
ZPW
Staring Centrum, Instituutvoor de Inrichting vanhet
Landelijk Gebied
Stichting Economische Publikaties
Stichting Nederlandse Vrijwilligers of,
Stichting Nederlandse Voedingsmiddelenbestanden
Samenwerkende Organisaties Vogelonderzoek
Stichting Wereldvoedselvoorziening
Stichtingvoor Onderzoek der Zee
Stichting Koppeling Melkcontrole Veevoeding
Stimuleringsactie Toxicologisch Onderzoek
Stichting Toegepaste Wetenschappen
Studiecommissie Waterbeheer Natuur,Bos en Landschap
Takorganisatie voorAutomatisering enUniformering in
deRundveehouderijsektor
Technische Commissie Grondwater Beheer
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
Technische Universiteit Delft
Technische Universiteit Enschede
Technische Universiteit Twente
United Nations Evironment Programme
United Nations Educational Scientific and Cultural
Organisation
Universiteit van Amsterdam
Directie Verwerking enAfzetAgrarische Produkten
Vereniging voor Aardappelverwerkende Industrie of,
Verenigde NederlandseVoedsel- enAgrarische Industrie
Vereniging voor Bloemenveilingen inNederland
Veterinaire Dienst
Vereniging Nederlandse Groenten- en Fruitverwerkende
Industrie
Voedselvoorzienings In- enverkoop Bureau
Vereniging voor Nederlandse Groenbeheerders
Was:Vissers Constructie Nieuw-Vennep, nu firmanaam
Voorlichtingsbureau Voeding
World's Poultry Science Association
Ministerie voorVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
enMilieu
Vakgroep Voedingsmiddelen vanDierlijke Oorsprong/RUU
Ministerie voorVerkeer en Waterstaat
Directie Veehouderij en Zuivel
Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming
Laboratorium Willy Commelin Scholten
Waterloopkundig Laboratorium
Wereld Natuur Fonds
Wetenschappelijke Raad Regeringsbeleid
Werkgemeenschap Remote Sensing Landbouw enNatuurbeheer-MLV
Ministerie voor Welzijn,Volksgezondheid en Cultuur
Zaaizaad en Plantgoed Wet