Tweede Kamer der Staten Generaal

Download Report

Transcript Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal
Zitting 1977-1978
14 976
Wijziging van de Wet Autovervoer Personen
Nr.3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Op 12 november 1974 heeft de Raad der Europese Gemeenschappen een
richtlijn vastgesteld inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van
nationaal en internationaal personenvervoer over de weg (RL. 74/562/EEGPb.E.G. 19 november 1974, nr. L. 308/23). De richtlijn heeft ten doel gemeenschappelijke regels in te voeren inzake de toegang tot het beroep met betrekking tot betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid. Het
onderhavige ontwerp strekt in hoofdzaak tot wijziging van artikel 56a van de
Wet Autovervoer Personen ter uitvoering van bedoelde richtlijn (ad E). Artikel 56a bepaalt thans dat de ondernemer die tegen vergoeding personen
vervoert met een autobus of met een personenauto moet voldoen aan bij algemene maatregelen van bestuur vast te stellen eisen van kredietwaardigheid en vakbekwaamheid. Voorts kan krachtens artikel 56a worden bepaald
dat een vergunning voor vervoer van personen met taxi's slechts wordt verleend of verlengd indien een verklaring omtrent het gedrag wordt overgelegd. De voorgestelde wijziging van artikel 56a houdt onder meer in dat
overeenkomstig het bepaalde in de richtlijn voor de ondernemer van een
autobusdienst, groepsvervoer, toerwagenritten en ongeregeld vervoer ook
een betrouwbaarheidseis wordt gesteld. De eis van betrouwbaarheid voor
de taxi-ondernemer, thans omschreven in de tweede alinea van het eerste
lid van artikel 56a, wordt opgenomen in het nieuwe eerste lid. De uitwerking
van de eisen van betrouwbaarheid, kredietwaardigheid en de vakbekwaanv
heid kan geschieden in het Uitvoeringsbesluit Autovervoer Personen 1939
(UAP). Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor de taxi-ondernemer genoemde eisen wel reeds in het uitvoeringsbesluit zijn geregeld, welke echter
op een naderte bepalen tijdstip in werking zullen treden.
De eisen van kredietwaardigheid en vakbekwaamheid voor de overige ondernemers worden na overleg met het bedrijfsleven nader bepaald. Watbetreft de betrouwbaarheidseis zal ondergetekende voorstellen in het UAP
naast de reeds bestaande voor de taxi-ondernemer een bepaling op te nemen dat elke ondernemer van personenvervoer met autobussen in het bezit
dient te zijn van een verklaring omtrent het gedrag.
De bevoegdheid van de Minister ontheffing te verlenen blijft in principe
gehandhaafd, met dien verstande, dat alleen van de eis van vakbekwaarrv
heid ontheffing verleend kan worden onder bepaalde in het UAP nader omschreven voorwaarden. Deze zullen dienen aan te sluiten aan die, welke ter
zake in de richtlijn zijn vastgesteld.
Tweede Kamer, zitting 1977-1978,14 976, nrs. 1-3
5
Een nieuw vierde lid is ingevoegd, dat de medewerking regelt van de Kamers van Koophandel en Fabrieken, welke zij verlenen bij het onderzoek
naar de kredietwaardigheid van ondernemers. Een dergelijke bepaling is
noodzakelijk in verband met de Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken, waarin is bepaald dat de medewerking van de Kamers slechts bij of
krachtens een wet kan worden gevorderd. In hetzelfde lid is tevens de
grondslag gelegd voor de vaststelling van het voor het onderzoek verschuldigde bedrag.
In het zesde lid is thans bepaald dat de vergunning kan worden ingetrokken door de bevoegde autoriteit, indien niet meer wordt voldaan aan het bepaalde in het eerste lid. De richtlijn schrijft voor dat de bevoegde autoriteit in
dit geval de vergunning intrekt en dat daarbij een passende termijn in acht
dient te worden genomen. Het betreffend lid is hieraan aangepast.
Eveneens is noodzakelijk een wijziging van artikel 44, onder b, dat de mogelijkheid biedt het bedrijf van de vergunninghouder na diens overlijden
voort te zetten. Overeenkomstig de richtlijn wordt deze bepaling zodanig uitgebreid dat het bedrijf ook kan worden voortgezet in geval van geestelijke en
lichamelijke onbekwaamheid. Voor het overige wordt de tekst aangepast aan
de terminologie van de richtlijn. Toegevoegd wordt voorts een nieuw artikel
56b waardoor bepaalde soorten van personenvervoer kunnen worden aangewezen, waartoe een vergunning kan worden beperkt. Om het mogelijk te
maken dat daarbij zal worden bepaald dat in geval van aanwijzing op deze
soorten van vervoer het bepaalde in artikel 56a niet van toepassing is, wordt
in artikel 1 onder A voorgesteld het bestaande artikel 3, eerste lid, uit te breiden. Krachtens artikel 56b zullen overeenkomstig het bepaalde in de richtlijn
die soorten van vervoer kunnen worden genoemd, welke voor niet-commerciële doeleinden worden verricht of worden uitgeoefend naast een ander
hoofdberoep, voor zover dit vervoer een geringe weerslag op de vervoermarkt heeft. Het vierde lid van artikel 47 kan hiermede vervallen (ad D, F). Bestaande ondernemers zijn krachtens een overgangsregeling vrijgesteld van
de verplichting te voldoen aan het bepaalde in deze wet. Tevens is van de
gelegenheid gebruik gemaakt artikel 39, tweede lid, te schrappen (ad B).
Hierin wordt reeds voo' zien in artikel 44, onder f, van de wet. Voorts is artikel
59 aangepast aan artikel 4 van de Wet Autovervoer Personen (ad G).
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
D. S.Tuijnman
Tweede Kamer, zitting 1977-1978,14 976, nrs. 1-3
6